Vraagtekens als antwoord Lever r elders in hel t heelal Terugblik op begin is niet mogelijk - V'4 - - Door P. Bok ZATERDAG 7 AUGUSTUS 1976 In Blankenberge wilden ze weer eens iets heel anders. Knokke heeft zijn songfesti val. Heist houdt een Kartoe- nale. Oostende -verblijdt de wereld met de Gouden Zeez waluw. Welke kant kun je dan nog uit? Clowns, hebben ze daar in die blonde bocht van de Belgi sche kunst gedacht-een Gala van de Clown; drie avonden dolle pret en melancholiek vertier door professionele piassen, want na een dag zon en zee wil er toch wel eens ge lachen worden. Welnu, het is een geduchte tegenzet geble ken in de concurrentiestrijd met al die andere elkaar op de landkaart bijna verdringende Belgische badplaatsen. Blankenberge bezit, uiteraard, net als de buren een Casino- Kursaal, een soort Stalinisti sche optrek waar niet alleen geld verliezen aan de orde is, maar ook het culturele leven onderdak vindt. Omdat Toni Boltini toch naar Blanken berge kwam, lag het echter voor feestbestuurder Decock voor de hand om zijn clow neske gala onder te brengen in de naast de jachthaven op gestelde tent. Omdat een echte clown nou eenmaal thuishoort in het zaagsel van de piste, waar de wederzijdse "aanraakbaarheid" zoveel groter is dan op een in een lijst gevat toneel. Driemaal drie clowns, van el kaar gescheiden door aanvul lende nummers uit de cir cussfeer: een competitie waarin ruimte werd geboden aan uitbundige slapstick, maar ook aan de ingetogen zwaarmoedigheid van de klassieke clown. VW en het schepencollege van Blan kenberge hadden het maar meteen fors aangevat - er was, onder voorzitterschap van de vermaarde circusdirecteur Jozef Bouglione, een heuse jury, vervolgens trad er ook een persjurv op cn ten slotte mocht het publiek, aan de hand van een stembiljet, nog eens meedenken. Dat het daarbij officieel toegaat blijkt uit deze zinsnede in de stembrief: "De samenstelling der punten, onder toezicht van een deurwaarder, moet toelaten de clown aan te dui den die de Prijs van het Pu bliek in ontvangst zal ne men". Maar heb je nou, met al die begeleidingsverschijnse len, een echt feest bij elkaar"1 Ik weet niet, met negen clowns die in doorsnee uit gaan van variaties op een misverstand, treedt al gauw een herhalingseffect op zodat werkelijke verrassingen uit blijven. Een clown, tenslotte, is een man die vrolijk doet omdat hij verdriet heeft en de scala van mogelijkheden om dit basis gegeven uit te buiten is be trekkelijk beperkt. Je kunt August of Pierrot spelen, aangeven of afmaken: begin- en eindpunt blijven het la chen met een gebroken hart Achter het witte masker, ach ter de rode knopneus, onder de puntmuts, onder de rode pruik steekt een man met uit vergrote emoties die vanuit de anonimiteit van zijn gro teske vermomming het pu bliek een lach-en-een- traanspiegel voorhoudt. breid getoetst. Voor zonges- toofde toeschouwers die bij zonder gul met lachen waren. Maar misschien geeft dat stadje zelf wel aanleiding tot die genereuze uitgelatenheid. het peel se sa menleving die onzwaarwich tig want permanent in vakan tiestemming, haar kleurig be staan aan de rand van de zee leidt. Iets te dikke dames met Vlaamse ondeugd in ogen eten er ijscoupes die met geen twee handen te omspannen zijn, bekroond met een toef slagroom waar diëtisten van zouden gruwen, en aan de boulevard staan de wonder lijkste, aan alle voorschriften ontsnapte bouwsels innig tegen elkaar geleund. Blankenberge - dat is Scheven- ingen in een onderrok met frivole kantjes. Oostende heeft de wat getaande sjiek van een destijds voorname dame: Knokke is een nogal luidkeels nouveau-riche die allures begint te leren, maar Blankenberge is een boertige knipoog vol beloften die eventueel niet waar gemaakt worden. Clowns - het blijkt uit de reacties vallen goed in deze atmosfeer. Het Nederlands duo Rexis en Zoon zal die avond de compe titie openen Vooralsnog tuurt Jozef Bouglione een tikje nurks, ongeïnteresseerd voor zich uit. Hij heeft het al lemaal al gezien in zijn fami liecircus: voor hem moeten deze avonden een afspiege ling zijn van de audities die hij een halve eeuw lang heeft móeten afnemen. Hij toont, temidden van een bij voor baat gewonnen publiek, een onverstoorbaar masker wie hem nog aan het lachen wil krijgen moet wel erg uit de band springen. Maar het is solide vakwerk dat Rexis in de piste brengt; voor vele Belgen kennelijk nieuw, want ook zijn belegen, door decennia gerijpte en ver stokte fratsen lokken een schaterlach uit. Het klassieke werk komt van Oliver en Charly uit Frankrijk: traag vermaak op het traditionele patroon van schelden en schrikken, pakken en afne men, bedotten en gefopt wor den. Francois Mauriac heeft ge schreven: "Het circus is de laatste toevlucht van de zui verheid". In die zin verte genwoordigen Oliver en Charly de circensische zui verheid. Maar het is een ver jaarde zuiverheid. Maar het is een zuiverheid die het tempo van dit tijdperk niet heeft kunnen bijbenen. Om toch nog iets anders aan te dragen had de organisatie ook een damesgroepje uit Gent uitgenodigd, de Sabbatini's die hun act een mime- clownsnummer noemen. De vier meisjes hadden ooit met een half oog naar Marcel Mar- ceau gekeken en vertaalden hun huiswerk in de piste in pretentieuze huppeltjes en loodzware gebaren: de clown tot kunst verheven. En dat was natuurlijk helemaal fout. Want de clown kan per defini tie niet aan kunst doen; hij is van en voor het volk dat een broertje (in dit geval vier zus jes) dood heeft aan elitair borduurwerk waarin de kleu ren de verbroddelde steken moeten maskeren. Jozef Bouglione gaapte dan ook beschaafd achter de hand. Het idee was aardig, clowns in competitie. Maar ik geloof dat de schotel voor deze drie dagen te ge vuld was. En het was natuur lijk een merkwaardig ver schijnsel dat de Nederlandse muzikale clown Toby Rix met zijn pijlsnelle act, besloten met de waanzinnige Toeterix-uitsmijter. het grootste succes had. Hij deed dan ook niet mee aan de com- In de serie "leven elders in het heelal" hebben wij de meest fundamentele vraag onaan geroerd moeten laten, stom weg omdat we er geen ant woord op kunnen geven doordat onze kennis daarvoor niet toereikend is en mis schien zelfs nooit worden zal: hoe is leven ontstaan? We hebben het wel gehad over het ontstaan van de bouwste nen, maar van die bouwste nen dus van dode materie naar leven is een stap die wij experimenteel niet in labora toria hebben kunnen zetten en die wij ook. in de natuur nergens hebben waargeno men. Toch is een antwoord op die fundamentele ^raag mede bepalend voor de frequentie waarin leven elders in het heelal voorkomt. Tot besluit van de serie willen wij deze (halve) pagina wijden aan enkele aspecten van het vraagstuk omtrent het begin van het leven. Helaas zullen wij daarin iets moeilijker ge- dachtengangen moeten vol gen dan in de rest van de serie. Hypothesen Er betsaan verschillende hypo thesen omtrent het ontstaan van het leven elders en opaar- de waarvan wij de voornaam ste willen noemen. Enkele van die hypothesen overlap pen elkaar althans gedeelte lijk, maar zij zijn toch wezen lijk verschillend. Bovendien betreffen sommige hypothe sen uitsluitend 't ontstaan van leven op aarde, andere heb ben betrekking op het ont staan of de herkomst van le ven waar dan ook. 1. Het leven is niet ontstaan maar heeft altijd bestaan. 2. De theorie van het "pansper- ma": overal door het heelal zwermen levenskiemen, die (overdrachtelijk) "wortel schieten" wanneer zij terecht komen op een hemellichaam met een voor leven en evolu tie gunstig milieu. 3. Het leven is ontstaan dooreen bovennatuurlijke ingreep. 4. Leven kan onder bepaalde omstandigheden ontstaan uit dode stof, de generatio spon tanea. 5. Ontstaan van het leven is een natuurlijk proces dat altijd op gang komt de omstandigheden gunstig zijn. Zo' op het eerste gezicht doen een paar van deze hypothesen bijzonder onwaarschijnlijk aan, maar bij nadere be schouwing mogen zij toch niet worden uitgesloten. De tijdloosheid, het nimmer zijn ontstaan maar altijd heb ben bestaan van leven (nr. 1) schept nogal wat filosofische problemen waar we niet uit kunnen komen. Wat is "al tijd"? Wanneer wé (in een voorgaand artikel) stellen dat het heelal waarin wij leven 18 miljard jaar oud is, watwa^er dan vóórdat het heelal ont stond? Kunnen we zelfs pra ten over "voordat" wanneer we het hebben over het ont staan van het heelal9 Want "voordat" veronderstelt, dat er tijd was, al verstreken was toen het heelal ontstond. Maar wat is tijd? Dat weten we niet, maar we weten wel dat het een grootheid is in de wereld waarin wij leven, het heelal. Een zeer belangrijk element zelfs, want tijd is een onmiskenbare factor in ont wikkeling en evolutie Moet er een "begin" zijn ge weest? Ook van de tijd? Wat betekent in dit licht het "al tijd" bestaan hebben van het Parallel Die laatste vraag loopt enigs zins parallel met de vraag of er "altijd" materie en energie zijn geweest, naast tijd en wel licht leven, de voornaamste andere componenten van de kosmos. We moeten er wel van uitgaan, dat "op een gegeven mo ment" d.w.z. op een bepaald "tijd"-stip iets is ontstaan wat er "tevoren" niet was. Het vervelende is, dat ons be vattingsvermogen tekort schiet voor de beantwoording van deze fundamentele vra gen, maar desondanks kun nen we er op voortborduren. Wanneer ooit iets is "ontstaan" dan is er geen enkele reden om (ondefinieerbaar) leven niet dezelfde kans als primeur te geven als dode materie. In welke vorm dat oorspronke lijke leven dan gegoten was doet niet ter zake. In deze richting van denken ligt ook de twee hypothese, die van het pansperma. Het heelal zou dan permanent vervuld zijn geweest van le venskiemen, die zich vestig den en evolueerden waar een gunstige plaats gevonden werd cn wordt. Dit zou inder daad tot een zeer frequent op treden van herkenbare leven svormen overal in het heelal moeten leiden. Er zijn deskundigen, die veel bedenkingen opwerpen tegen de pansperma- hvpothese, op grond van het "levensvijandige" milieu van de interstellaire ruimte: nau welijks materie om leven in welke vorm dan ook in stand te houden, gevaarlijke stra ling, onvoorstelbaar lage temperatuur en geen atmos feer, dus geen atmosferische druk om constructies bijeen te houden. Deze bedenkingen zijn echter nogal zwak bij verder doordenken. Zelfs aardse bacteriën hebben zich jarenlang op de maan in leven weten te houden onder om standigheden die in sommige opzichten moeilijker waren dan die in de ruimte, bv door de zeer grote temperatuur schommelingen op de van tijd tot tijd belichte en dan weer onbelichte delen van de Bovendien gaan de bedenkingen tegen het pan sperma voorbij aan de fun damentele kwestie van het mogelijke karakter van dit pansperma. De kosmische le venskiemen moeten nie't noodzakelijk gebonden zijn aan complexe materiële con structies. Zoals eerder ge zegd: we weten niet wat leven is, en leven kan ook heel goed immaterieel zijn, zoals som mige componenten van aards leven dit zijn. De onstoffe lijkheid van kosmische le venskiemen, die wij "pan sperma" noemen, zou ook verklaren, waarom dit pan sperma nimmer is aange toond. Het is de vraag of het, wanneer het onstoffelijk zou zijn, ooit met stoffelijk geba seerde natuurwetenschappe lijke middelen aantoonbaar zou zijn. Min of meer passend in het denkbeeld van het "altijd" bestaan hebben van leven is een naar ons weten nog niet gepubliceerde theorie, die het leven primair stelt vóór het bestaan van levenloze mate rie. Onder de na zijn dood in 1964 overlederï prof. dr. S. T. Bok nagelaten papieren trof fen wij een kennelijk voor publicatie bedoeld artikel aan onder de titel "Het leven pri mair", welk artikel min of meer als een aanvulling en zelfs verbetering van zijn in 1963 in de Aula-reeks ver schenen boek "Het ontstaan van het leven" kan worden beschouwd Prof Bok was hoogleraar in Leiden van 1929 tot 1952, waar hij microscopi sche anatomie doceerde en na laatstgenoemd jaar tot zijn pensioengerechtigde leeftijd in 1962 directeur van het Ned. Centraal Instituut voor Her senonderzoek te Amsterdam en buitengewoon hoogleraar aan de Amsterdamse Univer siteit. Stap Over het algemeen zoekt men tegenwoordig naar de stap, die de natuur indertijd gezet zou moeten hebben van dode stof naar leven. Zoals eerder gezegd heeft men het moge lijke ontstaansprocedé van de bouwstenen van het leven, de amino-zuren, reeds in het la boratorium nagebootst. De hypothese van prof. Bok, die te complex is om hier in detail te worden uiteengezet, omvat juist een ontwikkeling in an dere richting. Op grond van algemeen geldende natuur wetten omtrent energieverde ling en bindingen conclu deert hij dat het ontstaan van minder complexe materiële constructies zoals de dode stof uit de meer complexe als de levende een natuurlijker gang van zaken is dan de om gekeerde weg. Hij noemt deze theorie tevens een uitweg uit de al eeuwen heersende schijnbare tegenstrijdigheid tussen godsdienst en na tuurwetenschap, omdat met de aanname, dat leven pri mair zou zijn geweest de godsdienstige opvattingen omtrent de schepping geen geweld zouden behoeven te worden aangedaan door de natuurwetenschap, aange zien dan die schepping in al lereerste plaats in welke vorm ook het leven omvat zou moe ten hebben, zelfs als primaire vrucht zou moeten hebben afwerpen. Over het feit, dat er hoe dan ook ooit iets moet zij n "ontstaan" is men het wel eens, omdat wij het begrip "altijd" niet kunnen bevatten. 'Bovennatuurlijk' Waarmee we dan tegelijkertijd gekomen zijn op de derde van de vijf hypothesen, die wij aan het begin van onze be schouwing noemden, name lijk dat leven is ontstaan door een bovennatuurlijk ingreep. Dat "bovennatuurlijk" kan dan opgevat worden als een procédé dat wij niet kunnen begrijpen of een goddelijke ingreep, wat eigenlijk op het zelfde zou neerkomen. Vol gens de bijbelse opvattingen zou echter eerst de materiële wereld tot stand zijn geko men en pas naderhand daar aan leven als element zijn toegevoegd, hetgeen een tweevoudige bovennatuur lijke ingreep zou vereist heb ben. In vroeger eeuwen, toen men zich ook al bezig hield, heb ben velen geloofd in de gene ratio spontanea (hypothese 4), het ontstaan van leven uit dode stof. Daarmede werd dan niet het leven als ver schijnsel bedoeld, maar be paalde al betrekkelijk hoog ontwikkelde levensvormen, zoals muizen uit afvalhopen etc. Men is er thans wel van overtuigd, dat dit procédé onmogelijk is. Het ontstaan van leven in zijn eenvoudig ste vorm moge dan nog een groot vraagteken zijn, de ho gere vormen blijken steeds uit lagere te zijn geëvolueerd. Tenslotte is er nog de hypothe se, volgens welke leven ont staat altijd en overal via een natuurlijk procédé de omstandigheden c gunstig zijn. Deze hypothese is echter nauwelijks anders dan die van het pansperma, die van het altijd aanwezig zijn geweest van levenskie men en die van de prioriteit var) het leven met alle dode materie als afvalstof van het leven. Het lijkt uitermate onwaar schijnlijk, dat wij ooit een antwoord zullen vinden op deze fundamentele vragen, ook al treffen wij elders in de kosmos hoog ontwikkeld in tellectueel leven aan. Wij zijn de lezer nog een andere verklaring schuldig van de term "waarneembaar heelal", die wij eerder in deze serie gebruikten met de opmerking, dat wij daarop nog zouden terugkomen. "Big-Bang" Aangenomen wordt tegenwoordig, dat het uitdijende heelal van vandaag achttien miljard jaar geleden is ontstaan uit de gigantische explosie van een betrekkelijk kleine bal opeengehoopte materie en energie. De gevolgen van die explosie zijn nog steeds waarneem baar de bestanddelen van het heelal vliegen met grote snelheid uit elkaar, hoe verder weg hoe groter de snelheid van een Willekeurig ander punt af. We weten niet, of dit een voortdurend proces is, of dat de onderlinge aantrekkingskracht tussen de onderdelen zoals sterrenstelsels op den duur weer tot een "implosie" en samenbal ling zal leiden met de mogelijkheid van een nieuwe "big-bang" of oer-explosie en een herhaling van het huidige proces, een soort pulserend of ossilerend heelal derhalve. We weten ook niet, wat we ons moeten voorstellen als "grens" van het heelal. Wat moeten er buiten dit uitdijende heelal zijn? Ruimte om in te groeien, maar komt die ruimte dan ook niet tot het heelal? We weten* het niet. Maar we weten wel, dat we, kijkend naar heel verre kosmische objecten, ook terug kijken in het verleden, zoals bij die sterrenstel sels op bijgaande foto. Kunnen we ooit, met betere instrumenten, helemaal achttien mil jard jaar terugkijken naar het "ontstaan" van het heelal uit de big-bang? Dan zouden wij ook, als onze waarnemingen maar scherp genoeg waren, kunnen terugkijken naar het ontstaan van het leven. Maar waarschijnlijk kan dat niet. Fysische grenzen aan het waarnemingsvermogen en paradoxen zullen ons dat beletten, waardoor wij met de term "waarneembaar heelal" moeten gaan werken. We hebben al geconstateerd, dat kosmische objecten zich sneller van ons verwijderen naarmate zij verder verwijderd zijn. Zou die verwijderingssnelheid zo groot zijn als die van het licht (wat over igens onmogelijk) lijkt omdat de oorspronkelijke uitstotingssnel heid bij de oerexplosie dan groter dan die van het licht zou zijn geweest en dat is volgens de ons bekende natuurwetten niet moge lijk) dan kunnen wij die objecten niet waarnemen, want alle stra ling die zij uitzenden gaat dan zet zo hard of langzamer dan hun verwijderingssnelheid, zodat die signalen ons niet kunnen berei ken. Er is dus een onherroepelijke bovenste grens aan ons waar nemingsvermogen. Er treedt bovendien een merkwaardige paradox op. Zouden wij alleen maar die 18 miljard jaar terug kunnen kijken naar de oor sprong van het heelal, dan zouden wij objecten op die afstand van 18 miljard lichtjaar moeten kunnen zien. Maar op dat moment waren die objecten niet zover verwijderd, maar allemaal nog opeengepakt in de oorspronkelijke oer-bal van materie en energie die toen explodeerde. Dat moet voor ons "naast de deur" zijn ge weest, zodat de straling uit die tijd ons al miljarden jaren geleden moet zijn gepasseerd. Men is er nog niet helerriaal.uit, hoe die paradox te overwinnen valt. Wel heeft men in het heelal alom tegenwoordige straling van zeer constante golflengte en intensiteit gevonden waarvan men ver moedt dat het restanten zijn van de straling ten tijde van de big- bang of oerexplosie. Dit alles samenvattend moeten wij wel concluderen, dat de term "waarneembaar heelal" een zeer gerechtvaardigde is, en dat wij nooit het "hele" heelal zullen kunnen bestuderen. Onneembare horden De termen "dus", "natuurlijk", "nooit" en "onmogelijk" zijn zeer gevaarlijk en dikwijls onjuist. Het is niet onmogelijk, dat zich nieuwe technieken aandienen en vooral nieuwe filosofische denkmethoden, die ons over veel van de thans onneembare horden in de kosmos heen blijken te kunnen helpen. Alleen al dat vooruit zicht rechtvaardigt onze pogingen, om niet langer "alleen" te willen zijn in die raadselachtige wereld om ons heen en te zoeken naar leven elders en vooral ook hoger ontwikkeld intellect, dat er naar alle waarschijnlijkheid in overvloed is.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1976 | | pagina 19