Tijd van boertige kluchten is voorbij Na 350 jaar weer "opghehangen ende inghericht" Leidse "Litteris Sacrum" verdedigt titel in Haarlem Amateurtoneel werkt aan eigen gezicht ZATERDAG 29 MEI 1976 Het is met toneel hetzelfde als in de sport zolang er beroepsspelers zijn, zullen er amateurs blijven. Is niet het beroepsto neel en de beroepssport ontstaan uit mensen, die uit liefhebberij waren be gonnen? Bloei Het amateurtoneel is op het ogenblik zijn zoveelste bloei ingegaan, na een periode waarin het als een pudding ineen dreigde te zakken. Al kenden de amateurs dan geen Acties-Tomaat, men was toch in een dermate grote impasse geraakt dat het hele bestel bijna door zijn grondvesten zakte. De clubs die vlak na de Tweede Wereldoorlog als paddestoelen uit de grond waren verrezen, moesten aan het eind van de jaren zestig, begin zevenüg net zo hard voor een groot deel afhaken. Er was geen belangstelling, de donateurs lieten het afweten en de jeugd liep maar moeilijk warm voor deze vorm van lief hebberij, die bij velen toch als dilettante rig overkwam en bij sommigen nog Steeds als Zodanig staat aangeschreven. Als een donkere wolk hing het Aillisse- ment de nog overeind gebleve/ vereni gingen boven het hoofd. Moeilijkheden met de financiën, maar vooral ook de re pertoirekeuze schenen schier onover komelijk. "Oude rotten" Niettemin begint het amateur-toneel op het ogenblik op te bloeien, alsof er nooit moeilijkheden zijn geweest. En dat is niet alleen te danken aan een stel "oude rotten" in het vak, maar evenzeer aan het enthousiasme van de jeugd, die het mid del van het theater aanwendt om haar eigen betrokkenheid met de huidige maatschappij te uiten. Daartoe grijpen de verenigingen, evenals het beroepstoneel, steeds meer naar nieuwe vormen van deze kunst vor mingstheater, kindertheater, muziek theater, totaal-theater. Het Nederlands Centrum voor het Ama teurtoneel (NCA) mag zich dan ook ver heugen in een gestaag groeiend ledental. Er zijn bij dit overkoepelend orgaan, dat in veel grote en kleinere steden onderaf delingen heeft, op het ogenblik zo'n 1500 van de in totaal 3500 actieve toneelver enigingen aangesloten. Het NCA heeft zich onder meer tot taak gesteld de mogelijkheid tot het volgen van cursussen te geven. Zo zijn er regie cursussen, improvisatie- en expressie cursussen en cursussen bewegingstech niek, die geregeld door het NCA worden georganiseerd en door vakmensen wor den geleid. Voorts stelt het NCA haar uitgebreide bibliotheek ter beschikking, waaruit de verenigingen kunnen putten voor hun repertoirekeuze. In 1956 heeft het NCA, op initiatief van Jan Kraakman, de organisatie van het Landjuweel op zich genomen. Een initia tief dat met grote geestdrift is ontvangen, zo blijkt uit het aantal deelnemende ver enigingen. Dit jaar wordt voor de vierde maal dit Landjuweel "opgehangen", zoals dat in officiële termen heet. Na de Haarlemsche Toneel Club en ADO-DVS uit Den Haag, die de vorige twee Landjuwelen wonnen, zal op 5 juni de Leidse toneelvereniging "Litteris Sacrum", haar in 1969 ver overde trofee moeten verdedigen tegen vijf andere verenigingen, die bij de voor ronden als winnaars uit de bus zijn ge komen. Eindronde .Aan do vooravond van deze "strijd" - maandag begint de eindronde, die de hele week zal duren - leek 't zinvol in de geschiedenis van de Landjuwelen te duiken, om een beeld te geven van wat dat Landjuweel nu eigenlijk betekent. Deze zomer is het precies twintig jaar geleden dat na driehonderd- vijftig jaar, een schijnbaar •eeuwigdurende periode van ver stilling in Haarlem weer een Landjuweel werd opgehangen ende inghericht". Bokaal Een nationale toneelwedstrijd met als inzet 'n bundel met 1000 zil veren guldens en een zilveren bokaal, door koningin Juliana beschikbaar gesteld. Dat ge beurde op 30 juni 1956, de dag waarop de tweehonderdste sterf dag van Rederijker Pieter Lan- gendijk met een kranslegging op zijn graf in de Nieuwe Kerk van Haarlem gevierd zou worden. Een dergelijke, veelal weinig zeggende ceremonie, kwam de Haarlemmer Jan Kraakman als een wat al te magere herdenking voor. Langendijk, dichter, to neelschrijver en bovendien één van de eerste geschiedschrijvers van Haarlem verdiende in zijn ogen een grotere hulde. Het op nieuw instellen van het Landju weel betekende in wezen een eerbetoon aan alle Rederijkers, want zij zijn het tenslotte geweest die destijds het initiatief namen tot de organisatie van een even ement dat inmiddels is uitge groeid tot een wedstryd, com pleet met voorronden. Halve fina les en een finale, waaraan alle Nederlandse amateurtoneelver enigingen kunnen deelnemen. De Rederijkerskamers zijn ont staan in de Zuidelijke Nederlan den. Naar Frans voorbeeld, dient daar altijd direct te worden bijge zegd, al hoewel het zonder meer tot de tastbare feiten behoort dat de Rederijkerskamers binnen zeer korte tijd tot de typisch Ne derlandse verschijnselen konden worden gerekend. ZottengildeVeremgjngen die de geestelijkheid behulpzaam waren bij de opvoering van ker- kplyk toneel, zo moet het zijn be gonnen. Naarmate echter het to neel zich meer los ging maken van de kerk, ontwikkelden de re derijkerskamers zich ook tot meer zelfstandige organen met een bredere taak: hun kennis zo wel op het gebied van populair vermaak (vastenavond- zottengilde) als op het gebied van de toneel- en voordrachtskunst, ten dienste stellen van de ge meenschap. De overheid stelde dat aanvankelijk op hoge prijs. Rederijkers kregen aanzienlijke privileges en subsidies en wer den by de organisatie van tal van feesten ingeschakeld. Hun voor drachten en spelen behielden in eerste instantie evenwel nog steeds een positief religieus ka rakter en bleven opbouwend van aard. Aan het hoofd van iedere Rederij kerskamer stond een 'prins' of 'keizer', veelal een niet onbemid deld notabel persoon. In vaste dienst was de "factor", de man die de stukken schreef, de rol verdeling bepaalde en de regie voerde. Zoals een kok bepalend is voor het succes van een restau rant, zo was de factor van groot belang voor het artistiek niveau van het Rederijkersspel. Mede door de instelling van het Landjuweel lag de produktie van Rederijkerstoneel bijzonder hoog. Veel stukken bleken slechts tijdelijk van waarde, ter wijl werken als "Marieken van Nieumeghen" en "Elckerlyck" nog generaties lang in de belang stelling bleven. De naam juweel (afgeleid van het Oudfranse "joël", dat ook spel betekent) duidde op het voorwerp (altijd iets van zilver) dat als prijs werd uitgeloofd. Van een Landjuweel werd pas gesproken op het mo ment dat de wedstrijd een gewes telijk karakter begon te dragen. Die toneelwedstrijden zijn er zeker al vanaf het begin van de vijftiende eeuw geweest Ze vormden qua opzet een kopie van de wedstrijden die tijdens de feesten van de schuttersgilden werden gehouden. De schutters gilden, hadden in veel gevallen een afdeling die zich met litera tuur en toneel bezighield en die zich vaak liet adviseren door een Rederijkerskamer. De Rede rijkers kozen voor een Landju weel, aan de ene kant om ook pu bliek van buiten hun stad met hun werk te confronteren, maar aan de andere kant ook wel dege lijk vanwege het competitie element Een knaap of bode van een Rederijkerskamer trok met een "chaerte" (uitnodiging) naar kamers in de omgeving om deze uit te nodigen om op een tevoren bepaalde plaats en tijdstip in het toneelstrijdperk te treden. Op zo'n chaerte stond dan ook de "sin", het onderwerp, dat in het te spelen stuk centraal moest staan. Dat kon zoiets zijn ais "wat den mensche aldermeest tot conste verweckt". Hoogtepunten zijn ongetwijfeld de Landjuwelen die in Gent (1539) en Antwerpen (1496) zijn gehouden. Het principe van deze grootst opge zette feesten was als volgt De winnaar van het eerste Landju weel organiseerde het tweede en die formule werkte door tot het zevende juweel. De winnaars van de zeven Landjuwelen kwamen tegen elkaar uit in het achtste en de beste daarvan werd dan uitge roepen tot een soort "winnaar der Nog niet zo lang geleden werd ont dekt dat Landjuwelen toen alleen maar in Brabant werden gehou den en dat de deelnemers ook bijna allen uit dit gebied afkom stig waren. Vast staat dat het Landjuweel gezien moet worden als een groots feest voor alle lagen van de bevolking. In de zestiende eeuw groeide het uit tot een ma nifestatie die soms enkele dagen duurde. Voor de organisatie was toestemming nodig van de over heid, die een flink gedeelte van de kosten betaalde. De bijdragen va rieerden van honderden tot dui zenden guldens. Consequentie van de subsidiëring was echter een steeds grotere invloed van de overheid op de Rederijkerska mers die de vrijheid van schrij ven en spelen steeds meer be perkte. De overheid wilde te allen tijde voorkomen dat hun gezag door de activiteiten van de Rede rijkerskamers, die immers grote invloed op de bevolking hadden, werd ondermijnd. Het Landjuweel is tenslotte ten on der gegaan aan de hoge kosten. Het juweel werd vervangen door "haagspelen" en refremenspe len", wedstrijden waar alleen nog poëzie werd voorgedragen. Het in 1620 gehouden Mechelse refe reinfeest betekende het einde van de bloei van de Rederijkers kamers. In de Noordelijke Nederlanden was aan het begin van de zeventiende eeuw nog sprake van een kleine opleving van de Rederykers- kunst In sommige steden, zoals Amsterdam en Haarlem, werden kamers opgericht en in 1606 werd in Haarlem een Landjuweel ge houden, hoewel met een duide lijk minder uitbundig karakter dan de Bourgondische feesten van vroeger. Mede door de op komst van het Humanisme en de Renaissance, stromingen waarbij de Rederykers geen aansluiting konden vinden, zijn rond 1700 de meeste Rederijkerskamers op geheven. Toneelwedstrijden werden in de eeuwen daarna nog wel gehouden, maar nauwelijks in een vorm die met die van het Landjuweel te vergelijken is. Het is de verdienste van Jan Kraakman en in een later sta dium ook die van de stichting "Haarlems Bloei" en het Neder lands Centrum voor Amateurto neel, dat het Landjuweel weer nieuw leven is ingeblazen. Wel een totaal ander leven, want, cm alle misverstanden te voorko men, van een groots opgezet feest voor de hele bevolking is helaas geen sprake meer. En of in het spel van ons nuchtere noorder lingen nog iets van de "edele con ste der rethorike" zal doorklin ken, blijft de vraag". r Frenkel frank De tijd, dat boertige kluchten en drakerige volksdrama's bij het amateurtoneel de boven toon voerden, lijkt voorgoed voorbij. Als we tenminste kijken naar de keuze van het repertoire, waarmee de 95 verenigingen, die in de voorronden en tus- senronden hebben gestreden voor een plaats in de eind ronde van het Landjuweel, op de proppen lijn gekomen. Pinter Daaronder vindt men namen als Albee, Anouilh, Ayck- bourn, Böll, Claus, Dürren- matt, Frenkel Frank, Frisch, Lorca, O'Neill, Pinter, Schnttx- ler en Strindberg. Grote schrijvers, wier produkten door de amateurs heel ver dienstelijk op de planken wor den gebracht. Zoals gezegd, van die 95 ver enigingen, vertegenwoordig gers van alle provincies, rijn 5 groepen uitverkoren om vol gende week de eindstrijd uit te vechten: het "Klein Slotthea- ter" uit Zeist speelt "De vrouw met het rode haar" van Sam Locke en Paul Roberts (31 mei), "Obaldiade 1, 2, 3, 4" van Rene de Obaldia wordt door "WAK" uit Arnhem op 1 juni ten tonele gevoerd, "TOG" uit Leeuwar den brengt "Vlinders zijn vrij" van Leonard Gershe op 2 juni, de dag erna brengt "De nieuwe toneelgroep" uit Rotterdam "Een dag uit de dood van ver domde Lowietje" van Peter Nichols en "Line" van Israël ques Heljer, toneelrecensent van het Haarlems Dagblad, Jan Paul Bresser, redacteur van De Volkskrant, Jan Velze- boer, directeur van het NCA en Egbert van Paridon, artistiek directeur van de toneelgroep Centrum. Jury De jury zal - in tegenstelling tot vorige keren - bij de beoor deling uitgaan van het geheel. Er sullen geen individuele prijzen worden uitgereikt voor - bijvoorbeeld - de beste ac teursprestatie, het beste décor, de technische begeleiding. Het totaal is belangrijk en een koppeling naar het beroeps theater zal zeker niet worden gemaakt. Tenslotte Is en blijft het een manifestatie van een aantal mensen, die weliswaar met hart en ziel aan de planken zijn verknocht, maar die nooit het beroepstoneel sullen evena ren. Daarom heeft het ama teurtoneel het streven naar het imiteren van het beroepsto neel de laatste tijd gelukkig ook steeds meer losgelaten en verruild voor het werken aan een eigen gezicht. Geschiedenis En juist dit nc past uitstekend in het kader van de toch rijke geschiedenis van de Landju welen, die in de loop der tijden zo vaak sijn opgehangen "ter leringh ende vermaecke" van acteurs en publiek. Horovitz, wordt door "De Zeeuwse Comedie" uit Vlis- singen op 4 juni opgevoerd. "Litteris Sacrum" sluit zater dag de rij met "Andorra" van Max Frisch. De bekendmaking van de win naar van dit vierde Landju weel zal het hoogtepunt vor men van deze landelijke mani festatie. Op 12 juni zal in de Gravenzaal van het Haarlemse stadhuis de winnaar worden aangewezen door een jury, waarin zitting hebben: Jac- Rederijkerstoneel bij het Landjuweel datinl606 in Haarlem werd gehouden,met de wapens van de deelnemende steden. Op het boventoneel Rhetorica, die de gasten welkom heet.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1976 | | pagina 15