Voor wie is die middenschool eigenlijk? Er komt ontzettend veel op je af In echte Jenaplan school is hand hei werktuig van het denken ZATERDAG 29 MEI 1976 EXTRA Voor wie ls die middenschool non ei genlijk? En wat beoogt de minister met de introductie van deae nieuwe vorm van onderwijs nu velen in Ne derland nog maar nauwelijks beko men djn van de turbulente taferelen rond de invoering van de Mammoet wet in 1968. Hoewel het onderwijs van een voorzie ning voor weinigen geworden is tot een voorziening voor velen betekent dat nog steeds niet dat er gelijke kansen zijn voor iedereen, vindt de minister Kinderen uit arbeidersgezinnen heb ben minder kansen dan kinderen uit "met meer middelen bevoorrechte mi lieu's". Meiges hebben minder kansen dan jongens, en kinderen van buiten landse werknemers hebben minder kansen dan Nederlandse kinderen. Wat cijfers ter illustratie van die stelling: De groep "werkende jongeren" be staat voor het grootste deel uit arbei derskinderen. Hun leeftijdgenoten uit meer welgestelde milieu's krijgen op die leeftijd nog bijna allemaal dagon derwijs. Ruim 60 procent van de jongens uit het hogere milieu gaat naar atheneum en gymnasium, tegenover slechts 12 procent van de zoons van geschoolde arbeiders en 7 procent van onge schoolde arbeiders En andersom- ruim 50 procent van de zoons van onge schoolde arbeiders gaat direct na de la gere school naar de L.T.S., tegenover slechts 2 3 procent van jongens uit het "hogere milieu". In wetenschappelijk onderwijs komt slechts 10 procent van de studenten uit het "lagere milieu", tegenover iO procent uit het "hogere milieu". Daarbij zij aangetekend dat bij deze indeling "hoger" en "lager" milieu ruim 50 procent van de Nederlandse bevolking tot de „lagere" milieu's be hoort en 5 procent tot de "hogere" mi lieu's. Kortom, 10 concludeert de mi nister: Een kind uit een welgesteld mi lieu heeft dertig tot veertig keer zo veel kansen om in het vwo, op de hoge school of een universiteit terecht te komen. Natuurlijk zijn er verschillen in aanleg, erkent de minister. Maar die verklaren toch niet de zeer grote verschillen in onderwijskansen. De komst van de scholengemeenschappen (met de in voering van de Mammoetwet) en het brugjaar betekende zeker een verbete ring, maar desondanks blijft de onge lijkheid van onderwijskansen nog altijd onaanvaardbaar groot, vindt hij. Zijn uitgangspunt is dat het zogeheten funderend onderwijs voor iedereen ge lijkelijk toegankelijk moet zijn en ruimte moet bieden voor onderlinge verschillen in begaafdheid, belangstel ling en tempo. Het funderend onder wijs - dat volgens de nieuwe plannen wordt verlengd met de middenschool voor 12 tot 16 jarigen - moet dan .niet opnieuw worden opgedeeld in verschil lende schooltypen om een te vroege voorsortering te voorkomen. In de middenschool hoeven nog geen definitieve keuzen te worden gedaan voor latere studie of beroep. Die wor den uitgesteld van het elfde (nu) naar het vijftiende jaar. Voor een aantal vakken blijven de leer lingen, net als op de basisschool, bij el kaar in groepen zonder dat daarbij. wordt gelet op aanleg, milieu of presta tie. Voor andere vakken wordt wel in niveau's gewerkt. Daarnaast is 'n ander heel belangrijk uitgangspunt een gro tere spreiding van vakken zodat moge lijkheden worden geschapen om alle ta lenten van een kind te ontwikkelen. Want het gaat bij "gelijkheid van kan sen" niet alleen om technische kwali teiten, vindt de minister. Maar ook om kwaliteiten op creatief, organisato risch en sociaal gebied. De nadruk moet worden gelegd op een eigen oor deel, een kritische houding, en op so ciale en organisatorische vaardighe den. De eerste Jenaplan school-die in 1919 in Hamburg van start ging -wordt door sommigen beschouwd als een principiële aanzet voor de huidige ideeën over de middenschool. Een Jenaplanschool laat zich vooral karakte- I riseren als een leef-werkgemeenschapDe grote man achter de ideeën voor deze nieuwe vorm van totaal-onderivijs was Peter Petersen die in 1919 j teamleider werd van de eerste "school als leefgemeenschap" in Hamburg i en vijfjaar later in Jena hoogleraar werd in de "opvoedingswetenschap" Zijn streven was vooral een streven naar een stuk totaal-opvoeding: ,Jioe de wereld er over dertig jaar uit zal zien weet geen mens. Het enige dat met zekerheid gezegd kan worden is dat de wereld ook dan door zorgen en - noden zal worden gekweldZo zal steeds weer elke periode in de ge- j schiedenis van de mensheid met geheel nieuwe, geheel eigen problemen hebben te kampen. Wil het onder de mensen ooit anders worden dan zal ook de school er toe moeten bijdragen jonge mensen te vormen die niet alleen I competent zijn voor hun vak. maar vóór alles bereid zijn om vrijwillig I meer taken op zich te nemen dan anderen en zo een constructieve bijdrage I te leveren tot de oplossing van de problemen van hun tijd". Het gaat daarbij niet alleen om een verandering van leerstof, vond Peter sen, want samenleven leer je niet uit een boekje, maar om een totale veran dering van leef- en werkklimaat, waarbij de verhouding tussen onderwij zers c.q. leraren en leerlingen en die tussen leerlingen en leraren onderling anders wordt en waarbij ook de ouders als gelijkwaardige partners in de leef werkgemeenschap zijn opgenomen. Een heel belangrijk aspect van de Jenaplanschool is dat de dingen in de ruimte niet alleen in gedachten worden geanalyseerd .maar dat ze met de hand worden ontleed (zie foto rechts). In een echte Jenaplan school is de hand het "werktuig van het denken". De Jenaplanschoolleerling wordt als het even kan niet afgescheept met uitsluitend boekjes als het ook anders kan bijvoorbeeld door excursies of het vertellen uit eigen beleven. Veel belang j wordt gehecht aan de creatieve vakken. Klassen, zittenblijven en straf kent men in de Jenaplanschool niet. De I leerlingen maken deel uit van stamgroepen die een aantal dingen (kring gesprek, Nderlands, aardrijkskundegeschiedenis en de creatieve vakken I samen doen. Voer andere vakken zijn niveaucursussen ingevoerd (zoals rekenen .talen .wis- en natuurkundescheikunde etc.waarmee men denkt het probleem van het zittenblijven te hebben opgelost.. Tekst: Christa van Hees Foto's: Edwin Westhoff ALPHEN AAN DEN RIJN - Directeur Herman Passchier had het al eerder betoogd: U zult op mijn school niet eén seconde de indruk krijgen van: wat zijn ze hier aan het experimenteren, of: wat doen ze nu met mijn kind?". Het is die zinsnede die me onmid dellijk weer in gedachten springt bij het betreden van de Jenaplan-IVO-school van Herman Passchier aan de Utrechtse Barnsteenlaan, die bevestigt "Hoe eenvoudiger alles eruit ziet en hoe gewoner het lijkt, hoe liever het ons is. Het is echt niet zo dat we 's nachts wakker liggen en als maar aan die kinderen den ken. We proberen vanuit de kinderen te denken en naar de kinderen toe te denken. Dat is onze grondslag en die is niet zo makkelijk zichtbaar te maken" Fiat Begin deze maand heeft minis ter van Onderwijs Jos Keme- nade officieel zijn fiat gege ven aan deze Utrechtse School voor Individueel Voortgezet Onderwijs om in augustus 1977 als eén van de vijf scholen in Nederland te beginnen met een midden- schoolexperiment. Het Alp- hense Ashramcollege aan het Marsdiep gaat de school in Utrecht van nabij volgen als "bijwagen", die vooral steun zou moeten bieden op het vwo/havo gebied. Of, zoals 't in officiële termen heet het Ashramcollege wordt reso- nantschool. Schriftelijke be richten daarover zijn over igens tot op heden toe niet gearriveerd aan het Marsdiep. De resonantfunctie is slechts in een telefonisch gesprek aangekondigd. De Utrechtse school, het Ash ramcollege, de L.T.S. in Den Bosch (de tweede "bijwa gen"), het waren bepaald niet de enige die zich aanmeldden voor het middenschool experiment. In totaal waren dat in Nederland zo'n 225 scholen. Daaruit zijn er uit eindelijk 45 geselecteerd die zich - de één meer, de ander minder - daadwerkelijk met middenschoolideeën gaan bezig houden: Vijf scholen gaan een compleet middenschool-experiment aan, tien een gedeeltelijk, terwyl dertig scholen in Ne derland zijn aangewezen als resonant- of volgschool, waarvan het Alphense Ash ramcollege er éen is. Beide schelen, de Utrechtse P. F van Overbeekeschool, op gericht in 1958 en het nog jonge Ashramcollege (1971) hebben zeker niet het gevoel J J Rector Wim Chamuleau. dat zij zich in een compleet nieuw avontuur storten. Met name Herman Passchier is van mening dat in zijn Jenaplan-school (zie ook el ders deze pagina) al vele aan zetten aanwezig zijn voor de middenschool, zoals die de minister voor ogen staat. "Ei genlijk behoeft onze school niet meer dan een uitbouw met mensen en middelen". Principieel het Ashramcollege heeft bij de oprichting in 1971 al princi pieel gekozen voor een zo breed mogelijk opgezette scholengemeenschap. Een eerste stap op weg daar naar toe is de uitbreiding met een LTS die komend schooljaar van start gaat. Pogingen om daar ook een huishoudschool aan toe te voegen lijken voor lopig mislukt nu besprekin gen daarover met het school bestuur van de L.T.B. (met twee huishoudscholen in Langeraar en Boskoop) zijn afgebroken. Daarnaast heeft het Ashramcol lege nu al gekozen voor zo gemêleerd mogelijke (brug)klassen, waar poten tiële havo mavo en athe neum (en straks ook Lager Be roeps Onderwijs) leerlingen naast elkaar zitten zonder dat er sprake is van enige concur rentiestrijd of rivaliteit, maar juist met het dbel een sociale integratie tot stand te bren gen. Hoewel het Ashramcollege nog steeds een school is die "op de eerste plaats opleidt voor een diploma havo, mavo of athe neum", vindt men dat de school niet alleen een "scho ling van verstand" moet zijn. "Dat zozeer begeerde en ge waardeerde einddiploma is niet alles. Belangrijker is dat die intelligente ingénieur of arts, die verpleegster, techni cus, receptioniste of kinder verzorgster straks ook een goed mens zal zijn die andere waarden kent die ver uit gaan boven feitelijke kennis." In de scholing van "hart en hand" nemen ook hier, juist als op de school van Herman Passchier, de expressievak ken een wezenlijke plaats in. "Geen aardig toegiftje. Er be staan geen "hoofd- en bijvak- Belangrijkste Wat men op het Ashramcollege probeert, is de school te ont wikkelen tot een leefgemeen schap, waarbij mensen elkaar aanvullen en waardering krijgen voor eikaars moge lijkheden. Waar men probeert de kinderen bij te brengen dat het er niet om gaat "hoe hoger het diploma hoe beter de baan, hoe meer macht en geld", maar dat het belang rijkste is om zichzelf te leren kennen en te ontwikkelen: dat hetleven gericht moet zijn op het WELZIJN van zichzelf en van de ander." (In de school van Passchier geldt die formulering overigens precies andersom: het welzijn van de ander en zichzelf, red.). Een van de uitgangspunten is dat de klassen zo gemengd mogelijk moeten zijn samen gesteld. Potentiële mavo havo- en atheneumleerlingen worden gelijkelijk over een aantal klassen verdeeld. Dat gebeurt op basis van de ad viezen van de lagere school. Adviezen die alleen bekend zijn aan de conrector van de brugklassen. "Geen enkele docent kent die adviezen ver der", aldus rector Wim Cha muleau. Wanneer je die principiële keuze hebt gedaan is het voor ons als docenten ook niet meer verantwoord te mikken op het gemiddelde. Indivi dueel onderwijs'zou dan het meest ideaal zijn, maar is technisch niet haalbaar. Je zult dus moeten zoeken naar een compromis: het werken in niveau's. Daarvoor moetje dan in de eerste plaats komen tot de verdeling van je leerstof voor een jaar in een aantal overzichtelijke en afgeronde stukken. Binnen zo'n "een heid" valt er onderscheid te maken tussen een minimum basisstof die elke leerling moet beheersen om met suc ces aan een volgende stap te beginnen. Daarnaast zijn er "verrijkings- of verdiepings programma's die niet elke leerling hoeft te doen. Toets In die minimum basisstof wor den de leerlingen getraind, waarna een toets volgt. Het resultaat daarvan kan zijn: meer dam voldoende (wat be tekent dat een leerling aan een "verrijkingsprogramma" kan beginnen), onvoldoende (wat betekent dat het onder deel in zijn geheel moet wor den herhaald) of iets daartus senin wat kan duiden op ge deeltelijk herhalen. Daarna volgt dan opnieuw een toets waarna aan een nieuwe leer stofeenheid kan Worden be gonnen. Bovengeschetst pro ces duurt gemiddeld vier we ken. Dat niveau-onderwijs is nu al leen nog maar ingevoerd in de brugklassen. De school heeft gekozen voor drie niveau's. Dat omdat er drie parallel klassen zijn met ieder een ei gen docent, waardoor er voor ieder van de drie niveau's een docent beschikbaar is. Daar naast is men bezig om de lijn van het niveau-ondenyijs voor volgend jaar door te trekken, zodat ook de tweede klassen straks niveau- onderwijs krijgen. "Het grote probleem echter", aldus rector W. Chamuleau, "is dat als je dat niveau- onderwijs consequent door voert, je afmoet van het tradi tionele einddiploVna zoals we dat nu kennen. Dan moet het zo zijn'dat een leerling zijn examens voor de verschil lende vakken op verschil lende niveau's én op verschil lende tijdstippen kan afwer ken (Zoals dat nu al gebeurt op de P. F. van Overbeeke school in Utrecht). Als een leerling op een bepaald moment klaar is voor een be paald vak zou hij examen moeten kunnen doen om zich vervolgens met meer tijd met de resterende vakken te gaan bezighouden. Om maar een willekeurig voorbeeld op te noemen: op die manier moet het mogelijk zijn dat een leer ling voor de talen eindexa men doet op vwo-niveau, voor wiskunde op havo niveau en voor scheikunde op Eén been Zolang de school echter nog met één been in het oude en met het andere been in een nieuw systeem staat, levert dat grote problemen op. Zo lang de school wettelijk be hoort op te leiden voor het mavo-, havo- of atheneumdi ploma zul je op het eind van -de derde klas het niveau- onderwijs moeten laten schieten om over te gaan op het oude klassikale systeem waarin de leerlingen worden klaargestoomd voor hun di ploma. "We zullen dan ook al het mogelijke doen om een ontheffing te krijgen op de geldende examenregeling", maakt rector Wim Chamu leau duidelijk. Over het probleem van de ont heffing hoeft Herman Pas schier zich geen zorgen meer te maken. Op zijn school is een uitgekiend proevensys- teem ontwikkeld. Het eindre sultaat daarvan is niet vervat in een einddiploma, maar in een certificaat waarin staat hoever een leerling in de ver schillende vakken is geko men en dat ook aanwijzingen geeft voor verdere studie- en beroepsmogelijkheden. In het proevensysteem heeft elk vak een aftekenkaart. Engels is dan bijvoorbeeld opge deeld in vijftig kleine brok ken leerstof. Op de kaart komt dan voor elk stukje leer stof, wanneer dat is afge werkt, een handtekening en datum te staan. Voor elk vak heeft een leerling zo'n afte kenkaart, waardoor docenten in eén oogopslag kunnen zien hoever een bepaalde leerling is. Ook deze school kent, net als het Ashram per vak drie De zeven expressievakken die de school op het rooster heeft staan worden per mentor- groep (op het Ashram in groepen die samengesteld zijn uit leerlingen van alle drie de afdelingen) gedaan, even als Nederlands, aardrijks kunde, geschiedenis, biolo gie, maatschappijleer, gym nastiek, cultuurgeschiedenis etc. Oriënterend Waar het Ashramcollege een L.T.S. en een huishoudschool aan de scholengemeenschap wil toevoegen, wil (krijgt) Herman Passchier in zijn school zelf een huishoudelijk, technisch en agrarisch prac ticum. Dat, omdat de minister ook vindt dat de midden school vooral beroepsoriën terend (niet beroepsoplei dend) moet zijn. De drie bo vengenoemde practica zullen overigens uitgebreid moeten worden: het huishoudelijk practicum bestaat nu nog uit het VAK" dienstploeg (opge nomen in het proevensys teem). In de praktijk houdt dat in dat ieder leerling in zijn schooltijd een veertigtal kar weitjes in de school moet hebben gedaan als ramen lappen, vloeren dweilen, thee zetten etc. Het agrarisch prac ticum bestaat nu alleen nog uit een biologisch practicum en een botanische tuin (De leerlingen van het Ashram college zijn al enige tijd vrij willig bezig gezamenlijk een ecologische tuin aan te leggen op aanwijzingen van de eco loog Louis Leroy). Het wense lijke technisch practicum is voor een deel terug te vinden in de handenarbeid lessen (hout en metaal). Verwachting Wat de Utrechtse en Alphense school van de samenwerking verwachten? Herman Pas schier "Onze doelstellingen liggen in ieder geval zodanig in eikaars verlengde dat we het over allerlei dingen eens zijn. We hopen juist voor de verrijkingsprogramma,s voor potentiële havo- en athe neumkandidaten een beroep te kunnen doen". een regelmatig uitwisselend contact plaats vindt Wat doen we met de problemen? Als het mogelijk is zouden docenten via een uitwisseling bij elkaar in het team moeten worden opgenomen. Ik kan me ook voorstellen dat we bij de examens worden betrok ken, hetzij als examinator, hetzij bij het opstellen van de opgaven, zodat we niet alleen de organisatorische kant in de vingers krijgen, maar ook de niveau-bepaling. En tenslot te: In hoeverre kunnen we bij het opstellen van een werk plan daadwerkelijk betrok ken worden? Of krijgen we al leen de spullen thuisges tuurd", zo vraagt Wim Cha muleau zich af. Theoretisch "Er komt ontzettend veel op je af, al denk ik dat we wel wat gewend zijn. Maar er zullen zeker spanningen ontstaan, conflicten zijn. Je kunt de problemen wel theoretisch inbouwen, maar je kunt niet voorspellen op welk moment in de praktijk die uit zullen barsten. Een ding staat vast Elke vakdocent, individueel, moet voldoende ruimte blij ven om vorm te geven aan zijn idealen. We zullen onder geen voorwaarde onze identiteit prijsgeven." "In principe hebben we de resonant-functie aangeno men. De vraag is nog Waar de faciliteiten uit bestaan. Het gaat erom: Is er een even wicht tussen de taak op dracht die je krijgt en de mid delen die je daarvoor krijgt, zonder dat je nog meer vrije tijd en energie moet claimen van de docenten die nir al twee tot drie keer zoveel uren draaien als i genomen zijn.' "Als er een begeleider komt (veelal vanuit Pedagogische centra of van een universiteit) vinden we dat die moet pas sen in datgenen wat we met deze school willen. Dat moet zeker niet iemand zijn die vrijblijvend één keer in de veertien dagen een theoreti sche verhandeling komt hou den. Het moet iemand zijn die mée ervaart waarom een t paalde oplossing in theorie, de praktijk niet haalbaar Iemand die aan den lyve fl vaart wat onze problemen zijn

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1976 | | pagina 13