Peutercentra brachten de ouderparticipatie op gang Sumatra-reünie Meer meisjes leren langer Vechten voor image Hartige hap PAGINA 16 MAANDAG 23 FEBRUARI 197^ Nederlandse vrouwen, die tijdens de oorlogsjaren op Noord-Sumatra in Japanse concentratiekampen werden geinterneerd, houden op zaterdag 20 maart hun jaarlijkse reünie in het Nederlands Congresgebouw in Den Haag. Tijdens de bijeenkomst, die een informeel karakter draagt, zul len tijdens een ogenblik stilte de 1100 Nederlanders worden herdacht, die tijdens de oorlogsjaren in Ja panse kampen in Sumatra om het leven kwamen. Vrouwen, die als ex-geïnterneerende van Sumatra eventueel met echtge noot aan de reünie willen deelnemen kunnen zich tot 1 maart oreeven bij mevrouw A. W. Haafkens-van Bees ten, Kleverparkweg 42, Haarlem, tel. 023-250482. DEN HAAG Steeds meer meisjes gaan naar het algemeen voortgezet onderwijs (voorbereidend weten schappelijk en hoger en middelbaar algemeen voortgezet onderwijs). Dat blijkt uit cijfers van het centraal bu reau voor de statistiek. Op 1 september vorig jaar bedroeg het aantal leerlingen 767.000 tegen 740.000 in 1974, een toename van 3,6 procent. De percentages Jongens en meisjes waren respectievelijk 50,4 en 49.6. Het aantal toegelatenen tot het eerste leerjaar (brugklas) bedroeg 158.500 tegen 153.500 in 1974, een stijging met 3,2 procent (Jongens 3,1, meisjes 3,2). De deelneming aan het avo, geme ten naar het aantal toegelatenen tot het eerste leerjaar, steeg vooral bij de meisjes. <In 1975 65.6%, vorig Jaar 67,6 procent, de percentages bij de Jongens bedroegen respectievelijk 59,9 en 61,3). Samenstelling Henriëtte v. d. Hoeven Je hoeft het maar over peuterspeelzalen te hebben en er zijn altijd weer mensen die denken oh ja dat is iets voor moeders die van hun kinderen af willen zijn. Maar het sprookje van de ontaarde moeders is al lang door de feiten achterhaald. Volgens Els Lindner bestuurslid van de Nederlandse Werkgemeen schap Kindercentra en altredend voorzitter van de Haagse Stichting Peuterspeelzalen heeft 90% van de moeders die hun kinderen twee keer per week naar een speelgroep brengen geen baan. Het belang rijkste argument voor hen om hu.n peuter in een speelgroep te plaat sen is het kontakt met andere kinderen. Als een ouder broertje of zusje naar school gaat, vereenzaamt een achterblijvende peuter vaak. vooral ook omdat onze piepkleine drie- kamerflatjes weinig mogelijkheden bieden om te spelen. Vroeger ivas het allemaal anders, toen hadden de meeste mensen een ruime zolder, waar kinderen naar hartelust konden ravotten. Maar tegenwoordig beginnen kinderen op een driekamer flatje niet veel. En volgens Els Lindner zijn er heel wat jonge moeders, die het zo verschrikkelijk vinden om door kinderen rommel in huis te heb ben, dat ze hun peuters tot hun vierde jaar en soms zelfs nog langer in de box houden. Ze hebben er geen idee van hoeveel schade ze daarmee bij hun kinderen aanrichten. En juist voor die peuters, die thuis niet de kans krijgen om lekker met waterverf te kliederen, zijn de peuterzalen een uitkomst. Zes jaar geleden woonde Els Lindner zelf met haar man en twee peuters in een piepklein flatje in de Haagse nieuwbouwwijk Mariahoeve. „Je vloog zo wat tegen de muren op. want alles was zo vreselijk koel en onpersoonlijk. Als Je bij de lift stond te wachten en mijn zoontje, die toen net kon praten hakkelend „Dag"zei tegen een van de medebewoners, gaven ze hem meestal niet eens antwoord. Niet uit onvriendelijkheid of zo... maar uit een soort onbegrijpelijke gereser veerdheid. Dat gaf voor mij eigenlijk de doorslag om voor mijn kinderen een wat bredere horizon te zoeken dan het winkelcentrum en ons flatgebouw. Maar ik ontdekte al gauw, dat er in die tijd voor kinderen niets was, waar Je even met ze naar toe kon. Toevallig werd in die tijd in onze wijk net voor het 'eerst een buurtfeest gegeven, waardoor ik in kontakt kwam met een paar andere moeders die met hetzelfde probleem zaten als ik. WIJ slaagden er in om een paar gemeenteraadsleden voor het idee van een peuterspeelzaal te interesse ren, een ruimte die uiteindelijk in een blokhut bij een voetbalterreintje gevonden werd. En daarmee ging in Den Haag de eerste peuterspeelzaal van start. Spoedig volgden er meer. En op het ogenblik zijn er in de Residentie al 21." Volgens Els Lindner lukte dat, omdat de gemeente Den Haag in vergelijking met andere gemeenten het meeste geld aan kinderopvang centra uitgeeft. „Toen wij in 1970 begonnen, was een peuterspeelzaal nog iets unieks, maar tegenwoordig hebben zelfs de kleinste Brabantse dorpjes er een. Wat opzet betreft zijn ze allemaal hetzelfde, want ze werden vrijwel zonder uitzondering op initiatief van ouders opgericht. En het leuke is, aldus Els Lindner, dat verreweg de meeste ruimten, die voor de peuterspeelzalen ter be schikking worden gesteld, door de ouders zelf werden opgeknapt. Vaders met de meest uiteenlopende beroepen timmeren op hun vrije avonden met plezier poppenkasten, tafels, stoeltjes en klimrekken in elkaar, terwijl de moeders zich vaak in overleg met de leidsters aktief bezig houden met de vraag welk speelgoed zal worden aangeschaft. Door de peuterspeelzalen is die ouderparticipatie in het onderwijs ineens in een stroomversnelling gekomen. „Je merkt heel vaak" aldus Els Lindner „dat ouders die aktief betrokken waren bij het bestuur van een peuterspeelzaal, later ook hun mond durven open te doen als hun kind op de lagere school zit en dan vaak ook daar met plezier lid worden van een oudercommissie. Er wordt daar echt niet alleen maar beslist over puur organisatorische zaken, op speciaal verzoek worden er ook op koffieochtenden en ouder avonden lezingen door artsen, kinderpsychologen en onderwijsdes kundigen georganiseerd, waarbij de Werkgemeenschap Kindercentra vaak medewerking verleent. In heel Nederland zijn nu ongeveer drieduizend peuterspeelzalen, die vrijwel zonder uitzondering beschik ken over een aktief meewerkende ouderkring. En het komt er daardoor heel vaak op neer, dat moeders, die hun peuters twee ochtenden in de week naar een speelgroep brengen, van de zes uur dat hun kroost daar verblijft uiteindelijk maar twee en half uur vrije tijd in de week overhouden. Nog maar net genoeg om even een paar boodschappen te doen of in een boek te lezen. Het plaatsen van een peuter in een speelgroep is voor veel ouders dan ook eigenlijk meer een opoffering, dan een middel om op een gemakkelijke manier een paar uur van een kind af te zijn. Maar psychologen zijn het er wel over eens dat de mogelijkheid om jonge kinderen van tijd tot tijd naar een speelgroep te brengen van enorme psychologische betekenis voor de ouders zelf kan zijn. Voor jonge gezinnen, die net naar een nieuwbouwwijk of naar een andere gemeente zijn verhuisd, is de peuterspeelzaal vaak het eerste kontaktpunt met mensen uit de eigen omgeving. Vooral moeders, die pas een kind hebben, en zich zorgen maken omdat hun kind „zo stilletjes" of „in eens zo anders is" vinden veel steun bij andere moeders, die hen uit eigen ervaring kunnen vertellen, dat zo'n periode bij een kind vanzelf weer over kan gaan. als het kan spelen met leeftijdgenootjes. Het vinden van weerklank bij het bespreken van alle mogelijke problemen, stelt veel ouders in staat om hun kinderen veel bewuster en met veel meer motivatie op te voeden. Maar de peuterspeelzalen hebben ook een belangrijke functie omdat ze moeders, die net over de opwindende fase van trouwen en kinderen krijgen heen zijn, even een adempauze geven om bij zich zelf te rade te gaan wat ze met de rest van hun leven willen gaan doen. Sommige vrouwen voelen zich door het werk dat ze in de ouderkring voor een peuterspeelzaal doen, in eens aangetrokken tot het maat schappelijk opbouwwerk en wor aktief bestuurslid van allerlei verenigingen, andere vrouwen me nen dat er in hun gemeente veel meer voor kinderen zou moeten worden gedaan en slagen er in om gemeenteraadslid te worden. Weer andere vrouwen ontdekken dat een aantal moeders van andere kinderen uit de speelgroep toevallig dezelfde hobby hebben als zij en zo worden er gezamelijk grote wand kleden en muurschüderingen ge maakt. Terwijl er tenslotte ook nog een categorie vrouwen is, die door kontakten met andere moeders van de speelgroep er toe wordt aangespoord om een afgebroken opleiding af te maken of om verder te studeren. Wat dat laatste betreft ls Els, Lindner zo iemand. Voordat ze op. haar negentiende jaar trouwde was ze doktersassistente. Haar dochter en zoontje zijn nu tien en acht. En als oprichtster van de Haagse Stichting Peuterspeelzalen vindt ze dat ze nu wel lang genoeg met de praktijk bezig is geweest. Binnen kort gaat ze aan een sociale academie opbouwwerk studeren om de theorie onder de knie te krijgen. Maar voorlopig blijft ze hoofdbe stuurslid van de Werkgemeenschap Kindercentra. Bij de sociale academies in ons land kijken de leerkrachten tegenwoordig niet meer op van leerlingen, die op latere leeftijd met een studie, beginnen, want zo nu en dan komt het zelfs voor dat er dames van zeventig jaar af studeren omdat ze een bejaardensociëteit willen gaan leiden. 1 BREESTRAAT I08a-ll2 LEIDEN „Ik'heb een secretaresse nodig die koffie haalt, korte rokken draagt, een charmante glimlach heeft en glashard liegt als dat nodig is om mij te beschermen", zei een Ameri kaanse wekgever, gevraagd naar de status van zijn secretaresse. Het Amerikaanse feminisenmaandblad Ms. ontleent deze uitspraak aan een in Amerika verschenen rapport, re sultaat van een enquete naar de wen sen die secretaressen in overheids dienst ten aanzien van hun werk kring hebben. Daaruit komt naar vo ren dat de vrouwen in dit beroep behandeld willen worden als serieuze, getalenteerde werksters, en niet als statussymbool en werkkamerstoffe ring voor de baas. Ze willen ook een beter promotiebeleid en zouden het nuttig vinden als al hun bazen een verplichte cursus zouden volgen: „Hoe werk ik doeltreffend met een secretaresse". We zijn duidelijk frikadellen en krokettenetersVan de meer dan 62 miljoen kilo hartige happen die de Nederlandse snackindustrie jaarlijks produceert, bestaat na melijk bijna 60 procent uit frika dellen en kroketten. Dit blijkt uit een onderzoek van de afdeling statistiek van het mi nisterie van landbouw en visserij, gepubliceerd in het Detailhan- delsbuüetin. We eten ook nog 2,5 miljoen kilo gehaktballen en 3.5 miljoen kilo bami- en nasiballen, om eens een paar voorbeelden te noemen, en ook nog eens 3,5 miljoen kilo sa lades. Uit het onderzoek blijkt voorts dat gehaktballen, frikadellen, hamburgers en saté voor gemid deld 66% uit vlees bestaan. Het vleesaandeel in kroketten, bitterballen, bami- en naphallen en bijvoorbeeld salades, is gemid deld 13%.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1976 | | pagina 16