staal bi) I voorop' 'Winnen mij niel Taekwon-do: het 'stenen' tijdperk is voorbij DOCOS: zonder sponsor toch aan de weg timmeren Annemieke Bouma: Hoogspringster ZATERDAG 21 FEBRUARI 1976 HAARLEM Een van de opvallendste eigenschappen van hoogspringster Annemieke Bouma is dat zij de kunst van het relativeren uitstekend verstaat. Haar overwinning in het Ne derlands indoorkampioenschap noemt zij bijvoorbeeld „stom geluk": „Ik raakte de lat bij 1.83 meter aan. Bij anderen zou die zijn gevallen, maar bij mij bleef die toevallig liggen". De 19- jarige Haarlemse suft bepaald niet weg door de successen. Ze beschouwt zich ondanks het goud in Arnhem als derde spring- ster van Nederland (achter Mieke van Doorn en Ria Ahlers) en past er voor de dagen alleen met atletiek te vullen. In 1974 volgde zij een stage van twee weken bij de Westduitse trai ner Dragan Tancic niet Mieke en Mirjam van Laar. Mieke van Doorn zou later in Erlangen terugkeren om met Tancic toe te werken naar de Olympische Spelen, daarbij de nationale en Europese kampioen schappen indoor als vervelende tussenstations beschouwend. Voor het „grote doel" wilde Mieke zelfs het Europese titelgevecht negesen. Minder eerzuchtige Annemieke vond de kennismaking met Tan cic en diens oefenstof „nut ig", maar langer dan die twee weken hoefde het voor haar niet te duren. Zij wil graag een wat gevarieerder menu voorgezet krijgen dan alleen maar atletiek, welk gerecht Mieke van Doorn zo gretig verorbert. Vorig jaar stond het "eenzijdige voedsel" Annemieke in ieder geval behoorlijk tegen. Ze baalde van haar sport, de motivatie ontbrak om haar conditie via duintrainin gen op peil te houden, om steeds weer alleen te trainen. De prestatiecurve, die een jaar eerder nog een natio naal record in de open lucht te zien had gegeven <1.84 m) zocht prompt aanmerkelijk bescheidener hoogten op. Annemieke: „Ik geloofde het alle maal wel. Ik moest mijn aandacht ook meer ridhten op mijn studie fysio-therapie. Later zakte ik nog voor het examen ook. Al met al een erg slecht seizoen". Met de overgang van het Haarlemse Atmodes naar De Spartaan in Lis- se keerde de animo geleidelijk aan weer terug. De studie werd tijde lijk stopgezet en onder leiding van Jan van Heek werd het aantal trai ningen per week weer opgevoerd van 4 a 5 tot 8 a 9. „De tijd dat ik niet zo intensief heb getraind is echt geen verloren tijd Door Jan Preenen geweest. Ik moest psychisch tot rust komen. Atletiek kwam op een gege ven moment bij wijze van spreken mijn keel uit. Ik geloof dat het daarom juist positief is geweest om tijdelijk wat rustiger aan te doen". Dat zij zich vorig jaar oktober aan meldde bij De Spartaan is niet zo vreemd. Atmodes had haar weinig meer te bieden, in ieder geval geen Jan v. d Heek, met wie Annemieke tijdens de centrale trainingen op Papendal al had samengewerkt. „Ik trainde al eerder als gaste bij De Spartaan. Ik vond dat een beetje vervelend. Je maakt ge bruik van alle faciliteiten, maar bent geen lid. Bovendien vond ik het belangrijk dat ik vaker met Van Heek zou kunnen wer ken. Hij is niet alleen theo retisch goed, maar hij weet het ook goed over te brengen. Het is jam mer dat hij de mogelijkheden mist om optimaal te kunnen wer ken. De Spartaan heeft bijvoorbeeld maar een klein krachthok. Jammer, omdat krachtsport erg belangrijk is voor atletiek. Je moet stevige spieren hebben, omdat je anders niet voor die explosie kan zorgen die nodig is bij het hoogspringen". Annemieke Bouma, die via turnen en kogelstoten tot hoogspringen is gekomen verwerkt per keer 120 kilo bij de kniebuigingen, 135 kilo bij de beenstrekkingen en 50 kilo bij de enkelstrekkingen. „Het komt je van pas bij het afzetten. Ik ben er in 1972 mee begonnen. Je moet niet te vroeg met te veel kilo's willen werken. Je moet het langzaam op bouwen. Doe je dat niet, dan loop je het risico, zeker als je nog in de groei bent, dat je last van je rug krijgt". Voor de broodnodige variatie werkt zij halve dagen als assistent-fjrsio- therapeute. Tot volgend jaar wan neer zij in Arnhem een opleiding aan het CIOS wil gaan volgen. Het Olympisch seizoen beschouwt zij als 'n overbruggingsjaar waarin zij haar buitenrecord op 1.86 meter wil brengen. Met haar lengte van 1.79 m („Eigenlijk ben ik een beetje te klein voor een hoogspringster") is zij tot nu toe vijf centimeter boven zichzelf uitgekomen. De 1.84 m die zij in 1974 sprong ligt nog altijd één centimeter boven haar indoorrecord. Toch is Anne mieke juist in overdekte ruimten het succesvolst. Het Europees kam pioenschap voor de jeugd in 1973 in Duisburg leverde haar zilver op en vorig jaar verliet zij met brons het Europees senioren-kampioen schap in Katowice. Dat zij ook vandaag aan het gevecht op Euro pees niveau in München een derge lijke prijs zal overhouden acht zij zelf niet voor de hand liggend. „Die nationale titel kwam al onver wacht. Ik was pas 4 weken inten sief bezig. In München reken ik oP niets. Het is meegenomen dat ik kan meedoen. Ik kan teraninsto zien hoever ik gevorderd ben. Ik ga niet op de eerste plaats naar een wedstrijd om te w innen, 't Is aardig als je eerste wordt maar het is niet primair". Het zou een Olympische ge dachte kunnen zijn. Annemieke Bouma lacht als haar opmerking met de doelstelling van Pierre de Coubertin wordt vergeleken. „Ik vtad het leuk om in Mon treal te zijn. om ook eens in zo n stad rond te kijken, maar het moet niet zo zijn dat de Spelen koste wat kost worden voortgezet, zoals in München is ge beurd. Dan zou ik precies hetzelfde doen wat Jos Hermens toen heeft gedaan en naar huis gaan". LEIDEN Het „stenen"-tijdperk in het Taekwon-do is voorbij. „Nog maar een p#ar jaar geleden", roept Aad van der Luit uit zijn herinnering op, „was dat het enige wat je ervan zag. Om Taekwon-do in de belangstelling te brengen, moest je wel demonstratie breektesten geven. Stenen en planken doorslaan, dat was het meest spectaculair. Dat wil de het publiek zien, dus dat deed je. Daarmee trok je ook de meeste jeugd aan, die dan kwam met de gedachte; kom we gaan eens lekker een paar stenen doorrammen. Tegen woordig is dat niet meer nodig. Taekwon-do is zo ingebur gerd dat steeds meer mensen alleen naar een partijtje spar ren komen kijken". Door Paul de Tombe [j De waas van mysterie die zich I zolang om de van oorsprong Ko reaanse vechtsport krulde is inmid dels opgetrokken. Bizarre fabels als van de man die met één slag een koe doodde en meer van dat soort vertellingen hebben afgedaan; de huivering waarmee naar Taekwon do werd geoogd is verdrongen door groeiend enthousiasme. Moeilijk achterhaalbaar is nog het door Van der Lult verschafte gegeven dat de sport inmiddels zelfs incidenteel op doktersadvies zou worden beoefend: realiteit anno 1976 is echter wel dat het aantal „vechters" in Ne derland is gestegen tot een aantal dat zich tussen de 7500 en 10.000 beweegt. „Volkomen onverwacht", beseft V. d. Luit, voortgekomen uit de groep van twaalf die tien jaar terug de door ene Park Young Soo geïmporteerde sport adopteerde. „In het begin zag niemand het zitten; werden we uitgelachen. We zijn ook niet zonder slag of stoot de BBN (Budo Bond Nederland) binnenge komen, al was dat meer onze eigen schuld. Er heerste namelijk ver deeldheid in de Taekwon-do wereld, pas toen er sprake was van samen werking waren we acceptabel. Een werkcommissie in Zuid-Holland waar het Taekwon-do in het begin gecentraliseerd was, is daarna gaan werken aan de publiciteit met die onverwachte groei als gevolg. Bra bant en Limburg zijn nu grote dis tricten". De opwaardering van de sport die intussen volkomen is gelegaliseerd, (onlangs werd de eerste officiële interland afgewerkt) werd in niet geringe mate gestimuleerd door films van Bruce Lee, zegt V. d. Luit. De Leidse sportschoolhouder is vol bewondering voor wijlen die film ster die tegenstanders placht om te kegelen als waren het etalage-pop- pen. „Een fenomeen. Hij heeft veel bijgedragen tot de belangstelling voor die sport, want veel jongens gingen niet kijken hoeveel tegen standers hij nou wel zou neerhalen, maar om zijn techniek te volgen". Geheel in zijn eigen stijl welis waar, maar de basistechnieken wa ren toch ontleend aan de oervorm, ontwikkeld in oosterse kloosters waar een massa van dat soort spor ten zijn voorsprong vond. Monnikenwerk lijkt vooral het aanleren van de beheersing en de coördinatie tussen de diverse lichaamsdelen die in de strijd wor den geworpen. Aan de basis daar van staat de methodiek van het perfectioneren van de bewegingen, die veel jeugdigen afschrikt. Het „sparren" komt de eerste 3 maan den nog niet aan de orde en wie het geduld niet kan opbrengen die tijd enkel trainend vol te maken, kan het maar beter helemaal voor ge zien houden. Taekwon-do immers is de sport van de uitsterste beheer sing, die ook maar beter present kan zijn ails beentechnieken naar het gezicht worden gemaakt. In alle opzichten is het dan te prefe reren dat Je tegenstander in een roes niet doorhaalt. „Gebeurt niet", zegt V. d. Luit, „als iemand over een gebrekkige techniek zou be schikken, springt de scheidsrechter ertussen. Ben je gelijk uit die roes. Bij de meesten is de beheersing zo danig dat het been (je doet 80 pro cent met je benen en 20 procent met je armen) maar zelden door schiet. Je „spart" ook alleen met je tegenstander en dat is boven dien bijzonder gereglementeerd. Sco ren doe je door het toucheren met een strakke beweging, een verslap ping wordt niet gehonoreerd. Ook als Je een punt hebt gemaakt ga Je door, de volle vier minuten. Dat is het verschil met karate en judo. Als je daarbij een vol punt scoort is de partij afgelopen. Bij Taek won-do vergeleken is judo dan ook saai". Hier en daar een gebroken vin ger of arm moet worden onderge bracht in de categorie pijnlijke on gelukjes, blauwe plekken aan de en kels „kleuren" de sport veel vaker. Toch kwalificeert jeugdkampioen middengewicht Ronald Segaar (16) zijn sport als „erg gezellig". „Je blijft lenig en het maakt Je zelf verzekerderzegt de Leidse Mavo- scholier. Argumenten daarvoor vindt hij op school. „Neem mijn spreekbeurten in de klas. Vroeger stond ik te stotteren, tegenwoordig kan ik me veel beter beheersen. Dat heb lk aan Taek won-do te danken". Aanneme lijk lijkt dat daarbij van een psy chologisch effect sprake is, gekop peld aan de uitwerking van de ademhalingsoefeningen waarvan 't produkt de korte, rauwe kreet is die „been- of armexplosies" bege leidt. Van der Luit: „Op het Juiste moment alles erin gooien, daan-oor is die kreet. Een onderdeel van de ademhalingsoefeningen en voor de juiste coördinatie van de bewegin gen". Segaar weer: „Zenuwachtig kan ik me niet meer maken sinds ik met Taekwon-do bezig ben. Je leert Je beheersen". Ook in het dagelijks leven, al zou hij „als het nodig is iemand kunnen uitschakelen, maar dan wel zo dat hij er verder niets van voelt". De gevoelloosheid gaat ook op voor óe beoefenaren sinds in Ne derland de zg. Hoogoo is geïntro duceerd: een borstbeschermer ge maakt uit een combinatie van schuimrubber en bamboe. V. d. Luit „Erg belangrijk dat die er is, ook voor mensen die pas beginnen. Die hebben dan altijd een stuk zeker heid". Het schuimrubberen tijdperk, waar in het Taekwon-do nu is aange land, zal de progressie in de be langstelling opnieuw injecteren, zo wordt verwacht. V. d. Luit: „Het is alleen te hopen dat straks niet Jan en alleman ee nzaaltje kan huren en les kan gaan geven. Dat in de hand gehouden wordt omdat alleen de mensen met de Juiste kennis en bevoegdheid dat kunnen doen. Als dat gebeurt heeft Taekwon-do een grote toekomst. Ook voor de jeugd". De Jongste categorie hbeft overi gens niet te komen vanuit de bra- nie-achtige behoefte nu ook eens stenen of planken met de hand te gaan splijten. „Heb ik nooit gedaan en zal ik nooit doen ook", zegt Ro nald Segaar. „Als ik een plank doormidden wil hebben, neem lk wel een zaag". Door Ad van Kaam Loek van Deventer: ..DOCOS is een gezonde club en dat moet zo blijven ook". LEIDEN Het motto is nog altijd „houd 't netjes" bij DOCOS tafel tennis. Dat was toen al zo, in mei '51 bij de oprichting, en die stel regel is in de loop van cie daarop volgende jaren onveranderd gehand haafd. Dat was moeilijk soms in het roerige wereldje van het vader landse tafeltennis. Vooral toen het fenomeen „sponsor" zijn intrede deed en DOCOS een forse stap te rug moest doen. Maar het was een bewuste stap, want DOCOS voelde er weinig voor om aan de grote „uitverkoop" mee te doen. Nam de consequentie van een snel dalende prestatie curve op de koop toe. Liever dan de naam van de club en het welzijn van haar leden op het spel te zetten. Derhalve een zilveren Ju bileum met een gouden randje. Bij DOCOS hebben ze het altijd ge zellig willen houden. Tenminste dat stond die paar mensen die, in 1951, vanuit de voetbalvereniging het batje ter hand namen nadrukkelijk voor ogen. De voetbalschoenen wer den verruild voor de gympies, het Boshuizerkade-complex voor de Potgieterlaan. In dat ge- improviseerde zaaltje werd DOCOS tafeltennis geboren. Geen afscheiding van de voetbalclub, want dat hoorde en hoefde niet. Ondanks die gebrekkige da tie, maar dankzij die onvolpre zen gezelligheid groeide het clubje liefhebbers gestaag. Toen Gerard Bakker, het voetballen moe, zich geheel ging concentreren op het tafeltennis steeg het prestatiepeil opzienbarend en verwierf DOCOS zich een plaatsje bij de top van Nederland. Niet voor lang, want Bakker, die la ter zou uitgroeien tot één van de meest markante figuren van het Nederlandse tafeltennis. ver trok naar Scylla, omdat daar de mogelijkheden om tóp-tafeltennis te beoefe nen aanzienlijk beter waren. In middels stroopten de sponsors de markt af en DOCOS verdween ge ruisloos van het hoogste podium. Pas vijf jaar geleden klaarde de situatie op. DOSOS-man Loek van Deventer: „Ondanks het feit, dat DOCOS zich niet wilde verkopen en de presta ties daarom verminderden was er intern behoorlijk wat aan de gang. Hoewel de tafeltennissectie nauwe lijks nog bindingen had met de voetbalclub was het nog steeds één vereniging, maar aan die situatie kwam tóch nog onverwacht snel, een einde. DOCOS voetbal richtte zich op het Morskwartier, wij ons eveneens op een nieuwe accommo datie en financieel werd het ge woon een moeilijk te verteren zaak voor de voetballers, want zij moes ten garant staan voor een sec tie die, wat alle andere dingen betrof, volkomen onafhankelijk was. Op de Jaarvergadering be sloten we daarom uit el kaar te gaan. DOCOS tafeltennis stond op eigen benen, plannen wer den er gemaakt, initiatieven ont plooid", aldus Van Deventer. Centraal in de planning stond de nieuwe accommodatie, want in de Potgieterlaan kon DOCOS niet meer voor of ach teruit. De initiatieven die genomen werden resulteerden tenslotte in de toewijzing door de Sportstichting van een clubhuis in de voormalige sociale werk plaats aan de Groenesteeg. Dankzij allerlei acties en een enorm e inbreng van de leden veranderde, wat eens een puinhoop was, in een schitterend clublokaal dat ruim genoeg was om de te verwachten toeloop op te vangen. En die kwam. Binnen drie Jaar verdubbelde het le dental van 70 naar 140. „Onmid dellijk daarna", zegt Loek van De venter, „zijn we gestart met fase twee: een meerjarenplan voor de jeugd. Want DOCOS mag dan vóór alles een gezellig clubje lijken; we zijn en blijven een tafelten nisvereniging en geen dames kransje. Onder leiding van ereklasse-speler Ed van de Berg wordt er had gewerkt om de jeugd „op niveau" te brengen. Om dat doel te bereiken zouden we ook best een sponsor willen hebben. Maar dan wel een goeie en niet iemand die het alleen om de re clame te doen is. Onze naam zullen we er ook nooit voor wijzigen. Nee, DOCOS is een gezonde club en dat willen we we) zo houden ook. Maar ik voorzie binnen afzienbare tijd toch wel een duidelijke stijging in de prestaties. Met een beetje goede wil kan je toch een eind komen. Kijk maar naar Avanti". DOCOS bestaat 1 mei vijfentwintig jaar en dat zal gevierd worden ook. Loek van Deventer: „Op 2 mei is er een grote feestdag voor leden en donateurs. Het programma van die dag is nog geheim; de contactcom missie wil niets loslaten. En verder organiseert de club een groot toer- nool 11 en Ostomy Krefeld en Lei den. Dat evenement zal rond de Pinksterdagen plaatsvinden. In totaal zullen er zo'n dertig bui tenlanders vier dagen in Leiden verblijven. De mensen zullen ondergebracht worden bij de leden van onze club. Er zal èen individueel en een toernooi voor teams word' n gehouden. Ik vermoed, dat DOCOS wellicht „versterkt" moet worden, want met name het peil van de Duitsers ligt vrij hoog. Het kan in ieder geval een gezellige bedoening worden", aldus Van Deventer. Voor de zoveelste maal is dat woord ge vallen".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1976 | | pagina 21