Zoeken naar de
woorden die
je nodig hebt
Doelmatig woekeren met de middelen
„Een vruchtbaar gesprek"
Leidse universiteit en stelsel van meerjarenafspraken:
«mUIIMMMJII
Meer onmacht dan ongeloof.
secretariaat voor de niet-gelovigen
j in Rome, dat de bisschoppenconfe
renties in alle landen heeft gevraagd
dergelijke rapporten in te zenden
om zo een inzicht te krijgen in wat
er onder de jongeren in de wereld
gaande is.
De bisschoppen hebben nu een
aantal organisaties en personen ge
vraagd of het -apport, dat gemaakt
is door dr. B. van Hoof (weten
schappelijk medewerker van het
secretariaat der rk kerkprovincie)
en de heer F. de Bruyn (werkzaam
in het jongerenpastoraat), de situa
tie onder de jongeren juist beschrijft.
Het verslag is het resultaat van vele
I gesprekken met jongeren, jeugdlei
ders en wetenschapsmensen. De sa
menstellers zeggen, dat hun rappe
Heel veel Jongeren halen de schou
ders op als het gaat over de kerk als
gemeenschap met eigen structuren
van gezag en ambt. Kerkelijke
vraagstukken vinden zij niet inte
ressant, omdat deze geen antwoord
geven op de wezenlijke vragen
waarmee de jeugd bezig is. Destruc-
tuur van de rk kerk komt de meeste
Jongeren dan ook als "zeer uit de
tijd" voor, als de meest verouderde
van alle gevestigde structuren. De
kerk is hun te belerend, te veel "van
bovenaf", te machtig en te zeer ver
bonden met de belangen van de
machtigen in de samenleving. Men
vindt de kerk hiërarchisch en bu
reaucratisch. Kortom: velen vinden
haar volstrekt ongeloofwaardig.
Deze kritiek leeft scherper bij de
werkende Jongeren. De machten
waaraan men ondergeschikt is,
staan op één rij: chef-baas-pastoor-
bisschop-paus. Het rapport schrijft
de onkerkelijkheid onder de werken
de jeugd dan ook niet zozeer toe aan
ongeloof als wel aan onmacht.
Een tweede oorzaak van de af
stand is de taal. Men ervaart die als
puur geestelijk, als een andere wer
kelijkheid die op geen enkele ma
nier in verbinding staat met de po
sitie waarin zij verkeren. "Men
mag zich zelfs afvragen of de kerk
niet reeds de arbeidende jeugd
heeft verloren, omdat zij te weinig
zichzelf heeft durven verliezen", al
dus het rapport.
De Franse Jongeren voelen
steeds minder voor een kerkelijk
huwelijk. Een enquête in de paro
chies van Parijs heeft uitgewezen,
dat van de 100 huwelijken eir 40 in
de kerk gesloten worden. Volgens
de priesters zal het percentage ker
kelijke huwelijken nog verder da
len, en in steeds sneller tempo. Veel
van hen die kerkelijk trouwen blij
ken kritisch of afwijzend te staan
tegenover het kerkelijke standpunt
dat het huwelijk onontbindbaar is.
Zij menen dat als hun huwelijk
niet slaagt, zij moeten scheiden en
een ander trouwen. Het is al voor
gekomen dat een priester om die
reden inzegening van het huwelijk
Dominee kool katwijkin het goud
0 Van de Nederlandse jongeren
van 16 tot 20 jaar wilde in 1974 50
procent tot een kerk gerekend wor
den. Zes jaar eerder was dat nog 65
procent. Van die helft van de Ne
derlandse jongeren die nog een
band met de kerk heeft, ging ruim
40 procent geregeld naar de kerk,
ruim 20 procent nu en dan en ruim
30 procent nooit.
Deze cijfers, ontleend aan een on
derzoek van de Wageningse socioloog
A. H. Kooy, zijn te vinden in het
rapport dat de Nederlandse bis
schoppen hebben gestuurd naar het
niet de neerslag is van wetenschap
pelijke onderzoekingen op grote
schaal. Het beschrijft "een klimaat".
Het rapport waarschuwt er na
drukkelijk voor, de jeugd apart te zet
ten. Er bestaat geen geïsoleerd jeugd
land. Het zijn de volwassenen die
een aparte jeugdwereld scheppen cm
daarop alle mogelijke crises, teleur
stellingen, spanningen en vernieu
wingen te kunnen projecteren, waar
aan men in de "volwassenenwereld"
geen plaats wenst te geven, wel
kunnen de jongeren gevoeliger zijn
voor verandering, kritiek en teleur
stelling in de maatschappij en de
kerk van nu, voor hoop op het nieu
we en voor nieuwe vormen van gelo
ven. Zij zijn de alarmklok voor de
kerk.
KATWIJK AAN ZEE Domi
nee W. Kool stond in Woerden
merkwaardig dat dit vroeger zo
verheven beroep zijn beoefena
ren ergens laat "staan" toen
hij het emeritaat op zich zag af
kom ?n. Hij had daar weinig zin
in. Vond zichzelf veel te actief.
"Uit voorzorg" ging hij daarom al
een jaar vóór het verplichte af
scheid in het Goudse Diacones-
senhuis werken. Eén dag in de
week maar. Dan had hij na die
datum - 1 oktober 1966 - ten
minste iets om handen. Tijdro
vende hobby's had hij ook niet.
Maar het is Gouda niet ge
bleven. Het echtpaar Kool kon
in Woerden moeilijk een ge
schikt huis vinden. En toen domi-
nee's Katwijkse collega De Vos.
die hij al van vroeger kende, hem
vroeg of hij in het pastoraat in
het zeedorp niet wilde komen as
sisteren. heeft hij ja gezegd.
De wijk-in-ontwikkeling Hoor-
nes werd zijn werkterrein. Daar
is inmiddels een predikantsplaats
gesticht, maar ds. Kool is nog
altijd bijstand in het pastoraat
van de wijkgemeervte-in-wording
Hoomes-Oost; volgend jaar
hoopt die een eigen predikant te
krijgen. Tot zolang blijft hij er
nog "hangen", zoals hij zelf zegt.
"Ze willen me nog even houden,
en daar ben ik blij om, zowel voor
de wijk als voor mezelf. Ik ben
nooit echt ziek geweest en ben
graag nog bezig. En bovendien:
wie wil hier nou voor een jaar
gaan zitten?"
Na het middageten
Aangezien deze ds. Kool op
31 januari 1926 predikant werd
in de Noordhollandse dorpen
aan de andere kant van het IJ
Rans<jorp en Schellingwoude,
staat hij dit jaar, waarin, hij ook
75 hoopt te worden, een halve
eeuw in het ambt. Er is alle re
den, dat te vieren, omdat hij nog
elke dag zijn werk doet en zon-
dags nog regelmatig preekt. Afge
lopen zondag nog heeft hij twee
verschillende preken gehouden,
's morgens in de Katwijkse
Pniëlkerk en 's middags in
IJmuiden. Dat had natuurlijk
dezelfde preek kunnen zijn, maar
om een of andere reden bevredig
de hem dat ndet, en toen heeft
hij na het middageten nog een
andere voorbereid.
Het leven ds. Kool in het kort.
Hij is Rotterdammer; op 16
mei 1901 werd hij daar gebo
ren. Na het Marnix-gymna-
sium in de Maasstad studeer
de hij theologie in Utrecht.
Ransdorp was zijn eerste ge
meente. Daar had zijn voorgan
ger maai' liefst 26 jaar gewerkt.
Over één ding hoefde de jonge
Kool zich daarom geen zorgen te
maken: of hij in die gemeente
wel welkom was. Het waren twee
dorpen met in elk een kerk. Elke
zondag moest, hij twee keer pre
ken en in een van de dorpen ook
nog een zondagsschool leiden. Het
was er allemaal niet zo degelijk-
kerkelijk, maar wie meedeed
stónd ook voor de zaak.
Enig aanzien
In die tijd moest een dominee
twee jaar «nu vier) in een ge
meente zijn geweest, voordat hij
weer beroepbaar was. Ds. Kool
ging na drie Jaar naar Beesd in
de Betuwe. Hij woonde daar in
de pastorie waar de bekende A-
braham Kuyper als hervormd pre
dikant zijn loopbaan is begon
nen. Die gemeente telde veel
landarbeiders. Vijf in sociaal op
zicht moeilijke jaren heeft hij
daar doorgebracht. Hij kon er nog
de stoot geven tot de oprichting
van een afdeling van de Christe
lijke Landarbeidersbond.
De Betuwe spaarde in die tijd
zijn predikanten niet. Er waren
toen heel wat vacatures; wie een
dominee had. mocht zich geluk-
kigprijzen. Ook voor ds. Kool
gold dat de omliggende dorpen
hem soms even hard nodig had
den als Beesd zelf. „Ik ben eigen
lijk ook dominee van Rumpt ge
weest. Beesd kreeg een CJV maar
Rumpt ook. En in Deil heb ik
een winter de CJV moeten lei
den. Zowel van Rumpt als van
Acquoi was ik consulent".
In 1934 werd het Gramsbergen
(achterin Overijssel). Daar ging
het gezin Kool pas in 1946 weg.
Ds. Kool typeerde de mensen
daar als een "gewillige, soepele
bevolking". Kerkelijker ook dan
in de Betuwe. Hij bracht er de
oorlogstijd door. De pastorie heeft
zowel onderduikers als Rotterdam
mers, die de honger ontvluchtten,
geherbergd. "Ik ben op kritieke
ogenoiikken meermalen gewaaar-
schuwd. Omdat ik enig aanzien
had, neoben ze me ontzien".
Een jaar na de oorlog keerde
ds. Kool als ervaren predikant
naar zijn vaderstad terug: Rotter
dam-Vreewijk. Hij kreeg er een
dubbele functie: een nieuwe wijk
rond de Kruisvaankapel en het
Zuiderziekenhuis.
"We hebben er gewerkt temid
den van mensen die ons kenden.
Het was geen grote-stadswerk;
Vreewijk werd dorpsgewijze ge
bouwd. Kerkelijk was de opzet
heel enthousiast (vier predikan
ten), maar ik voorvoelde wel dat
ze dat op den duur niet konden
volhouden. Dit is ook een van de*
redenen geweest om in 1950 naar
Woerden te gaan". Daar was ds.
Kool oo kvoorzitter van de her
vormde jeugdraad en van een
grote schoolvereniging. In 1966
verkreeg hij er emeritaat.
Hunkering blijft
De Katwijkse pastor-Jubilaris is
in dien zin een voorzichtig man
dat hij zijn woorden heel zorg
vuldig kiest. Hij wil vermijden dat
ze verkeerd zouden uitwerken.
Toch was hij bereid op een paar
niet,levensbeschrijvende vragen in
te gaan.
Hebt ti zorgen over de toe
komst van de kerk?
"Er komt wel weer een terug
slag uit het negativisme. De
hunkering naar wat van God is
blijft of komt terug.
Men kan toch niet leven zon
der liefde, heil, uitzicht en lei
ding. Het geloof kan nooit te
veel verwachten".
U hebt nu een halve eeuw
pastoraat achter de rug. Kunt
u een paar verschillen noemen
tussen toen en nu?
"Vroeger werden de kandida
ten min of meer op de gemeen
te losgelaten. De voorbereiding
op de ambtsuitoefening is wel
anders geworden. En vroeger
sprak de kerk nooit. Ze heeft
zich ontwikkeld tot een getui
gende kerk. Soms schiet ze daar
in wat ver door. Daar heb ik dan
wel mijn twijfel over. Maar
waar ik kan, zal ik bijvoorbeeld
een instelling als de Wereldraad
verdedigen. Als de werkelijkheid
om ons heen dwingt tot spreken,
moet de kerk dat doen. Het voor
bijgaan aan het sociale vraag
stuk is een oorzaak van .erger
nis en onkerkelijkheid geweest".
Is uw eigen instelling ook ver
anderd?
"Vroeger hield ik meer subjec
tieve preken. Later zijn ze meer
objectief geworden. Belijdenis
en dogma probeer ik zoveel'mo
gelijk in eigen bewoordingen te
vertalen. Met vermijding van cli
chétermen.
Ik schrijf m'n preken ook niet
uit. Natuurlijk neem ik wel aan
tekeningen meè. Maar ik blijf er
tot in de preek-zelf mee bezig.
Als Je het helemaal opschrijft,
ligt het daar. Is het af. Maar in
mijn gevoel is het dan niet af.
Daarom improviseer ik liever.
Niet dat ik me niet voorbereid.
Dat heeft ook wel z'n keerzijde.
Soms verwacht ik van deze me
thode méér dan ze geeft. Je moet
soms zoeken naar het woord dat
Je nu nét nodig hebt om te zeg
gen wat Je wilt. En toch word ik
overal gevraagd. Misschien komt
dat ook wel omdat ik, als ik het
zeggen mag, min of meer ent
housiast preek".
Levende gemeente
Hoe zou de kerk het verloren
gegane terrein kunnen herwin-
Ds. Kool aarzelde lang. Het
gaat hier om méér dan mensen
werk. Bovendien is voor het op
werpen van een dam tegen het
verwereldlijkingsproces binnen
de kerken ook de plaatselijke
kerkelijke situatie niet zonder
belang. Aan die afbrokkeling
ontkomt ook christelijk Katwijk
niet.
Ds. Kool zei er alleen dit van:
"Wat wij heel sterk nodig heb
ben, is een levende en getuigen
de gemeente. Het evangelisatie
werk zou gestimuleerd moeten
worden".
De kerkeraden van tegenwoor
dig komen er bij ds. Kool op een
bepaald punt goed van af. "Je
krijgt er als dominee veel meer
steun van dan vroeger het geval
was, en Je kunt ook meer aan ze
kwijt, wat zij op hun beurt dan
weer aan de gemeente kunnen
doorgeven".
Donderdagavond 22 Januari is
er in de wijkzaal van de Pniël
kerk gelegenheid dominee en
mevrouw Kool (die vijf kinderen
hebben, vier dochters en_ een
zoon) geluk te wensen. Zondag
morgen 25 januari om half 10
hoopt de jubilerende pastor in
dezelfde kerk voor te gaan in een
dienst van dankbaarheid.
DE GR.
LEIDEN Sinds enkele jaren
wordt er in het wetenschappelijk
onderwijs stevig gewoekerd met
geld en personeelsplaatsen. Elk
jaar opnieuw worden er door do
rijksoverheid relatief minder
middelen ter beschikking gesteld
en het ziet er naar uit dat die
tendens zich ook nog wel enige
tijd zal voortzetten. Vorig jaar
bijvoorbeeld bedroeg het aandeel
van de universiteiten en hoge
scholen in het totale overheids
budget nog 5,5 procent, voor 1978
wijzen de cijfers echter al in de
richting van 4,7. En dat betekent
dat de broekriem in de komende
jaren nog wel een paar keer flink
zal worden aangehaald.
Leidse vakcentrales na overleg met B. en W.:
LEIDEN "Een vruchtbaar ge
sprek". Zo omschreef een woord
voerder van het overlegorgaan
van de Leidse vakcentrales gister
avond een eerste gedachtenwisse-
ling met het Leidse college. De be
doeling van de gezamenlijke vak
bonden is, dat er een regelmatig
contact met B. en W. ontstaat om
van gedachten te wisselen over ac
tuele problemen, die met name be
trekking hebben op de werkge
legenheid in Leiden.
Basis voor het gesprek vormde
gisteravond een "praatpapier" van
de vakbonden, waarin grote zorg
wordt uitgesproken over de werk
loosheidssituatie in Leiden. Verder
wordt daarin gewezen op het feit
dat er in Leiden nog geen Raad
voor Economische Aangelegenhe
den bestaat, terwijl in het kern
programma van de partijen, die dit
programcollege steunen, vermeld
staat, dat daarnaar gestreefd zal
worden.
De Leidse vakbeweging heeft ook
een pleidooi gehouden voor huisves
ting van bijzondere categorieën als
bejaarden en buitenlandse werkne
mers. Wat die eerste categorie be
treft, werd de voorkeur uitgespro
ken voor complexen bejaardenwo
ningen, verspreid over de stad, en
geen massale bejaardenoorden.
Kritische woorden werden in het
praatpapier van de vakbeweging
gewijd aan de plannen om het
voordrachtsrecht van woningen te
wijzigen. De gemeene zou dan na
melijk een voordrachtsrecht krij
gen voor 75 pet. van de woningen
en de woningbouwverenigingen 25
pet. Tot dusver is dat 5050. Vol
gens het overlegorgaan spreekt
daaruit een onvoldoende vertrou
wen in het verdelingsgebied van de
woningbouwverenigingen.
Aandacht werd voorts gevraagd
voor het feit, dat vrouwen zich niet
meer veilig voelen in Leiden wan
neer ze 's avonds alleen over straat
moeten en dat verkeersregels in de
stad zeer slecht worden nageleefd.
Er werd op gewezen, dat fietsers en
Door
Wim Wirtz
bromfietsers vaak rijden op win
kelpromenades en dat snelheidsbe
perkingen en rode verkeerslichten
worden gerfegeerd.
Overeengekomen werd, dat geza
menlijk zal worden gestreefd naar
een verbetering van het imago van
de Leidse werknemer. Op dat punt
wordt er volgens de Leidse vakbe
weging "zwaar gegeneraliseerd", 't
Overlegorgaan zegde toe bij de
centrale raad van vakcentrales in
Utrecht te zullen bepleiten om bij
CRM aan te dringen op bespoedi
ging van de uitkering van subsidies
aan .Leiden. Het uitblijven daarvan
werkt vertragend op een aantal
plannen waarmee ook een flink stuk
werkgelegenheid gemoeid is.
Besloten werd tenslotte een der
gelijk overleg, waarbij namens de
gemeente de wethouders Van Aken,
Oosterman, Waal en Verboom aan
wezig waren, over twee k drie
maanden te herhalen.
In het verre verleden was het we
tenschappelijk onderwijs rijk be
deeld: de hoeveelheid middelen die
het rijk jaarlijks naar de universi
teiten en hogescholen liet toevloeien,
hield steeds gelijke tred met het als
maar groeiende aantal studenten.
Groei en vrije toegang tot de uni
versiteit werden toen in het beleid
van de rijksoverheid nog gerespec
teerd. Maar in 1967 begon daar een
beetje de klad in te komen toen dui
delijk werd dat de rijksbijdragen zich
niet zouden aanpassen bij de groei
van het aantal studenten. Het in
vesteringsniveau begon in 1971 zelfs
reëel te dalen en in 1972 klonk de
bezuinigingsdrift helemaal goed
door. Toen ook verrees de zg. Machti
gingswet inschrijving Studenten. In
gevolge deze wet konden er - waar
dat nodig was - voor bepaalde studie
richtingen studentenstops worden in
gesteld. En dat gebeurde dan ook,
want, zo redeneerden de verant
woordelijke bewindslieden, waar
geen ruimte ls kunnen ook geen
studenten zijn.
Afgezien van de groeiende weer
stand op de universiteiten en hoge
scholen tegen de toenemende be
knibbeling op de middelen, ontstond
er ook ontevredenheid over de wijze
waarop hot rijk de pot verdeelde.
Weliswaar werd er een zg. propor
tionele verdeling gemaakt (d.w.z.
kreeg elke instelling waar zij over
eenkomstig haar omvang recht op
had), maar daarbij werd uitsluitend
uitgegaan van het aantal studenten
dat op een bepaald moment bij de
instelling was ingeschreven.
Inmiddels is dit systeem van bud
gettering met ingang van dit jaar
enigszins veranderd: elke instelling
krijgt nu een vast bedrag met daar
bovenop nog eens een vergoeding van
de kosten per student. Maar ook hier
is de grondslag van het aantal in
geschreven studenten nog niet losge
laten. "En dat is verkeerd", meent
dr. R. J. in 't Veld, hoofd van de af
deling Planning, Informatie-Syste
men en Allocatie (PISA) van de
Leidse universiteit. "Je kunt het
vergelijken met een cognac-produ
cent.
Deze man ontleent zijn inkomen
ook niet aan het aanital flessen dat
hij in z'n kelder heeft zitten, maar
aan wat er binnenkomt en wat er
uitgaat. Zo is het ook by een uni
versiteit. Het huidige systeem van
budgettering is daarom onlogisch. En
het zal zeker geen impulsen geven
tot een kortere studieduur. Integen
deel, het stimuleert Juist om de stu
denten langer te houden".
Behoefte aan onderwijs
Volgens In t Veld zou er veel ge
wonnen zijn als de regering a) meer
per afgestudeerde (in plaats van per
student) zou toewijzen, b) de finan
ciering van het wetenschappeiyk on
derzoek meer los zou maken van het
aantal studenten en c) er op mid
dellange termijn bewust naar zou
streven om de onderwijscapaciteit
(aantal opleidingsplaatsen per stu
dierichting) en de vraag naar on
der-wijs met elkaar in overeenstem
ming te brengen, zodat studenten
stops kunnen verdwijnen. "Zolang het
budgetteringssysteem is gebaseerd op
de al aanwezige studentenaantallen,
lukt dat niet, omdat je dan geen
rekening houdt met de mensen die
straks aan de poort staan en die wil
len studeren. Je stemt je dan niet
wezenlijk af op de behoefte aan on
derwijs".
Binnen de Leidse universiteit is
men wat dat betreft een stuk verder,
meent In t Veld. Hier is met in
gang van vorig jaar een nieuw stel
sel van planning op middellange
termyn in gebruik genomen, waar
bij zowel honorering van de toe
komstige vraag naar onderwijs als
een onafhankelijke onderzoekfinan
ciering is ingebouwd. Voor het pei
len van de toekomstige vraag naar
onderwijs wordt gebruik gemaakt van
landelijke cijfers die onlangs door
'n speciaal daarvoor ingestelde werk
groep op tafel zijn gelegd. "Met dit
planningssysteem proberen we onder
meer de ontwikkeling van de onder
wijscapaciteit meer aan de hand
van de vraag naar onderwijs ite la
ten plaatsvinden", zegt In 't Veld,
die als hoofd van de afdeling PISA
zeer nauw bij de totstandkoming van
het systeem betrokken is geweest.
"We houden dus rekening met de
mensen die straks willen gaan stu
deren. Daarom is er nu ook meer
dan vroeger een relatie met de wer
kelijkheid".
Enkele jaren geleden (1972) werd
er in Leiden door de afdeling PISA
al een "plaimingsmodel" uitgedokterd
om aan de beknibbeling op geld en
personeelsplaatsen zo doelmatig mo
gelijk het hoofd te bieden. Er kwam
een ontwerp uit de bus voor - wat
in de taal der ingewijden heet - een
„modelmatige planningaanpak". Maar
al spoedig bleek dat plannen en wer
kelijkheid te ver uit elkaar lagen en
daarom probeerde men het in 1974
opnieuw. Het "modelmatige" aspect
van de planning werd naar de ach
tergrond verschoven en vervangen
door een „procesmatige" benadering.
Nog hetzelfde Jaar gingen het
college van bestuur aan de ene
kant en enkele faculteiten en cen
trale diensten aan de andere kant
meerjarenafspraken aan. Deze
week werden de meerjarenafspra
ken voor 1976—1979 door alle facul
teiten, diensten en het univer
siteitsbestuur plechtig ondertekend.
Verplichtingen
De essentie van de meerjarenaf
spraken is nu dat de ene partij
(faculteit of dienst) zföh verplicht
om voor 'een periode van vier jaar
een bepaald takenpakket uit te voe
ren en dat de andere partij (het
universiteitsbestuur) zich verplicht
om de middelen die nodig zijn voor
de uitvoering van dat takenpakket,
te financieren. Het ligt daarby voor
de hand dat voor het maken van
een dergelijke afspraak de partijen
het volledig met elkaar eens moeten
zijn voor wat taken (onderwijs, on
derzoek, gezondheidszorg etc.) en
financiering betreft.
In vergelijking met het "oude"
systeem van een éénjaarlijkse be
groting wordt nu veel meer aan
dacht besteed aan de ontwikkeling
van universitaire taken op middel
lange termijn, waardoor dus ook
de toekomstige kosten meer naar
voren komen. Het jaarlijkse budget
dat het rijk aan de Leidse univer
siteit ter beschikking stelt (nu ruim
f300 miljoen) kan hierdoor doel
matiger worden besteed..
In weerwil van een enkele kriti
sche noot wordt het stelsel van de
meerjarenperspectief en dat is toch
Veld in het algemeen wel als
positief ervaren. "Je hebt nu ten
slotte een duidelijk open communi
catiecircuit. Je kunt nu op behoor
lijk niveau binnen de universiteit
overleg voeren en je stelt naar bui
ten toe orde op zaken. Bovendien
heeft ook de individuele mens bin
nen die universitaire organisatie 'n
maarjarenperspectief en dat is toch
een belangrijk gegeven