Wat me echt dwars
zat was die baret
Hoe Nico Scheepmaker in 1950
de militaire dienst ervaarde
ln gemoede: het maakt me wel
vrolijk, en het vervult me zelfs
met een zekere mate van trots dat
het mogelijk is in Nederland,
maar die lange bossen haar onder
zo'n baret of helm uit, dat is toch
eigenlijk geen gezicht! Laten we
wel wezen! Natuurlijk is ieders
haar in de laatste 10 j. gegroeid,
kijk er maar eens oude toto's
op na van televisiepersoonlijk
heden, sportlieden, politici en dat
soort mensen waar al jaren lang
foto's van worden genomen,
maar er zijn natuurlijk grenzen.
Zowel aan de lengte van het haar,
als aan de beroepen waarin je het
zo lang en uitbundig kunt dragen.
- Zeg zelf! Hoe kan je nou goed ge
richt schieten als het haar steeds
voor je ogen hangt? Ik had toch al
zo gruwelijk de pest aan schieten,
in de jaren 1950-1952 dat ik in
dienst was, en ik had helemaal
een hekel aan luitenant B.. die
kersvers uit Korea kwam, zijn
caramboles scoorde door de
stootbal zo ongenadig hard over
het biljart te jagen dat hij in zijn
vele omwentelingen allicht een
keertje die andere twee ballen
tegenkwam, en die in de Hars
kamp op de schietbaan voor zich
zelf naast de officiële banen een
prive-schietbaantje improvi
seerde. Hij zette een meegeno
men leeg conservenblikje op een
stokje, ging tientallen meters
verderop op zijn buik liggen en
vuurde een ongelimiteerd aantal
schoten op het blikje af, terwijl
hij ons aan de zorgen ven de ser
geant overliet.
Dom gezicht
Ik zeg nu wel dat ik een hekel aan
hem had, maar dat is eigenlijk
niet zo. Hij was nog een kind,
ferme jongen stoere knaap, hij
was tenminste niet zo'n etterlijer
als die korporaal met dat dom
me gezicht, die altijd "pelo-
tooooon halt!" riep op een
plaats waar plassen lagen, en dan
moesten we ons voorover op de
grond werpen om aan onze on
zichtbare vijand te ontsnappen.
In werkelijkheid was hij na
tuurlijk onze vijand, en ontsnap
pen was er niet bij.
Maar om op dat schieten terug te
komen: ik had er geen talent
voor. Ik had er al een hekel aan,
en ik heb dat altijd gehouden:
nooit heb ik in een schiettent op
de kermis het geweer geschou
derd om een stenen pijpje kapot
te schieten. Ik werd ook altijd zo
moe van dat schieten. Ik miste de
vaste hand. ik haalde de haan al
tijd maar over op het moment dat
het puntje van de vizier het
puntje van de loop passeerde,
want die twee essentiële puntjes
zwalkten in mijn handen altijd
heen en weer. Daarom geloof ik
niet in dat lange haar van solda
ten, want die moeten niet alleen
met hun rechterhand de kolf en
de haan vasthouden, en met hun
linkerhand, de elleboog steunend
op de grond, de loop zo'n beetje
recht houden, maar zij moeten bij
enigszins winderig weer onder
tussen ook nog met een derde
hand het haar voor hun ogen weg
halen. Die Russische soldaten
hebben niet voor niets van die
kaalgeknipte koppen!
Haarnetje
U zult zeggen: dat bezwaar van
die lange haren kan gemakkelijk
met een haarnetje worden opge
vangen. Ook dat nog! Ik had he
lemaal geen hekel aan mijn mili
taire dienst, ik beken het eerlijk,
maar wat me wel ontzettend
dwars zat was die baret (en soms
de helm) die je bij elke weersges
teldheid diende te dragen. In
films over het dagelijks leven in
Afrika zie je vaak vrouwen die
grote lasten op hun hoofd dragen,
zonder daarbij hun handen te ge
bruiken. Zo voelde ik mij ook met
die baret gedurende mijn twee
jaar diensttijd. Op de tweede
plaats van erge dingen kwamen
die klompvoetachtige hoge
schoenen of kwartlaarsjes, die
voornamelijk dienden om het
aanstampen van de grond bij het
marcheren te vergemakkelijken.
„Liiiinks om!" En dan draaide
je hopelijk naar links en stampte
met je rechtervoet in die klomp
schoen hard op de straatstenen.
Onderzoekingen hebben uitge
wezen dat het kazerneplein van
de Oranje Nassau Kazerne ii)
Harderwijk de best aange
stampte bestrating van heel Ne
derland heeft. Zelfs onkruid ziet
geen kans meer zich door de ste
nen heen omhoog te werken!
Mijn bezwaar, besef ik nu, tegen
die lange haren onder die baret
uit berust dus meer op die baret
dan op die lange haren. Ik ben
ervan overtuigd dat al die mode
bewuste jongens die laarzen dra
gen en een alternatief hoofddek
sel opzetten als ze de stad ingaan,
in potentie militairistisch zijn.
Dat moet goed nieuws zijn voor
Luns. Weliswaar oogt de Neder
landse landmacht, een beetje on
evenwichtig doordat er op al die
beboste hoofden een baret wie
belt die nog in het kortharige
tijdperk op zijn doelmatigheid
werd ontworpen, maar als hij de
stad ingaat en een discotheek
binnenstapt, zal hij zoveel jon
gens ontmoeten die GEHEEL
VRIJWILLIG hoofddeksels dra
gen en knellende laarzen, dat hij
er in geval van nood ongetwijfeld
een goed gemotiveerd leger uit
kan samenstellen.
Bloeddruk
Zoals gezegd: ik had geen hekel
aan mijn militaire dienst. Maar ik
zat in een bevoorrechte positie.
Laat ik beginnen met te vertellen
dat ik niet tot het type jongens
behoorde die op de keuring eerst
een half uur in de WC op hun
hoofd gingen staan om een hoge
bloeddruk te forceren. Ook be
hoorde ik niet tot de jongens die
op de keuring op de dienst
doende officier toestapten, zijn
revers tussen hun vingers be
voelden en enthousiast uitriepen:
„Gut wat 'n beeldig stofje, krijg
ik dat nu straks pok??" Iemand
heeft me eens verteld dat hij na
zo'n homofiele toer werd afge
keurd, waarbij hem somber werd
meegedeeld dat men donders
goed besefte dat hij absoluut
geen homofiel was, maar dat uit
zijn manier van optreden wel was
gebleken dat hij een bijzonder
onhandelbare militair zou wor
den, zodat men hem liever kwijt
dan rijk was. Nee, ik deed mijn
uiterste best alle vragen op alle
quizformulieren zo goed en snel
en puntig mogelijk te beant
woorden, zonder in flauwiteiten
te vervallen („bij welk onderdeel
wilt u het liefst worden inge
deeld?" - bij de MARVA!"),
want ik was opgevoed in het be
sef dat je maar het beste gezond
van geest, lijf en leden kon zijn. Ik
zou me dan ook knap lullig heb
ben gevoeld als ik was afgekeurd,
maar gelukkig, ik werd geheel
normaal bevonden en werd inge
deeld bij de zoeklichtbatterij van
het regiment Kornwerderzand.
Toevallig wist ik, doordat ik altijd
bij mijn oma op Wieringen had
gelogeerd, dat Kornwerderzand
op de Afsluitdijk lag, waar in de
meidagen van 1940 alle vlieg
tuigbommen van de Duitsers op
het strategische ford aldaar wa
ren afgestuit op de meters dikke
laag modder die de gewiekste
commandant op de bunker had
laten aanbrengen. De groene
zeep, die Michiel Adriaenszoon
de Ruyter op het dek liet aan
brengen tegen de enteraars, ver
taald m de middelen van de
twintigste eeuw! Het leek me 'n
hele eer om op zo'n legendari
sche plaats te mogen dienen,
maar ook wel ver weg, als je in
Amsterdam geworteld bent.
Gelukkig bleek
achteraf, dat het regiment
„Kornwerderzand" in Naarden
was gelegerd. De zoeklichtenbat
terij beschikte over alles behalve
over een zoeklicht (ik zweer het
u!), en op de hele kamer waarin ik
gelegerd werd, was ik met nog
een jongen de enige die HBS had.
Om de anderen te bewijzen dat ik
desondanks geen lulletje lampe
katoen was, liet ik het clubblad
van „Blauw-Wit" opzichtig
rondslingeren, maar 's avonds in
de stapelbedden op de heuse
stromatrassen lag ik toch erg on
wennig te luisteren naar de vuil
bekkende verhalen van al die an
dere jongens, die de jaren die zij
op HBS-bezoek hadden uitge
spaard op geheel andere maar bij
zonder nuttige wijze besteed ble
ken te hebben. Ik herinner me
nog dat, in het duister, van bed tot
bed een mening gegeven diende
te worden over de strijdvraag
wat nu eigenlijk lekkerder neuk
te, een oud wijf of een jonge meid,
een vraag die op een hoogst onge
lukkig moment kwam, omdat ik
toen alleen nog maar zeker wist
dat ik liever rechtsbuiten speel
de dan linksbuiten. Het waren,
kortom, zware weken, met veel
gemarcheer en geschreeuw, met
de introductie in mijn woorden
schat van „picobello" en de uit
drukking: „Sta niet met je pot
loodje te spelen!" als je per onge
luk je handen in.je zak had, en
met Het drama van de tros drui
ven. Dat zat zo. Ik had kamer-
dienst, samen met een geklofte
Amsterdammer, ik moest voor
ons tweeën in zo'n tinnetje het
voer gaan halen in de eetzaal, dat
deed ik, ik vergat de kostelijke
tros druiven, later hoorde hij van
anderen dat zij voor het eerst van
hun leven druiven hadden gege
ten. en vervolgens werd mij de
huid volgescholden omdat ik zijn
volgende lichtingen die van onze
fouten leerden) nog niet goed
door. We moesten beurtelings de
tijgersluipgang leren en de Rus
sische grammatica. Voor het laat
ste was een gestencild boek over
genomen van het Amerikaanse
leger, waarin op moderne wijze
om de zoveel bladzijden in een
hoekje stond aangegeven hoe
veel woorden je nu kende: "Tep-
jer vi znajetje 50 slov" stond er
dan: "U kent nu 50 woorden".
Mijn slapie kan nü nog steeds
deze ene zin reproduceren, maar
alle andere woorden is hij inmid
dels vergeten...
druiven had vergeten, terwijl hij
daar toevallig juist zo'n ontzet
tende trek in had!
Stropdas
De eerste twee of drie weken
moest je als bijkomende straf de
kraag van je uniform hoog dicht
geknoopt houden, voor iemand
als ik die uit principe geen strop
das draag (mijn religie verbiedt
mij dit) een extra kwelling waar
van de portee mij nooit duidelijk
is geworden. Na die twee of drie
weken mocht je ook buiten de
kazerne, als ik mij goed herinner,
en met speciale permissie zelfs
buiten het garnizoen. Ik vroeg
dus in drievoud aan of ik drie
avonden per week naar Amster
dam mocht voor het bezoeken
van de lessen in grieks en latijn
aan het Avondlyceum van dr.
Knorringa. Weliswaar werd er
slechts op twee avonden les ge
geven, maar dan kon ik de derde
avond in de competitie blijven
meespelen van ons volleybal
team. Een dag na het indienen
van dit verzoek werd ik met nog
enkele anderen uit de kazerne
naar Amersfoort getransporteerd
voor een speciale test. Ik moest
weer allerlei vragen beantwoor
den, door een aan een touw opge
hangen autoband kruipen, en aan
het slot van een vermoeiende dag
moesten we in groepjes discus
siëren, met een legerpsycholoog
die onopvallend als observator in
een hoekje erbij zat. Op een gege
ven moment stelde ik dat een in
tellectueel nog niet intelligent
hoefde te zijn, en na afloop van
deze seance werd ik door de psy
choloog apart genomen omdat hij
me deze stelling wel eens wilde
horen verdedigen. Ik wist zo
gauw niets anders te bedenken
dan 't voorbeeld van onze toen
malige buurman prof. dr.
Stomps, een geëerd man in de
biologie, maar op allerlei ter
reinen erg onpractisch en onhan
dig. Ik kon daarvan een paar
sprekende voorbeelden geven.
Het bleek toen dat hij college had
gehad van Stomps, het hartroe
rend met mij eens was, en mij
derhalve geschikt bevond voor
de M.I.D., de Militaire Inlichtin
gen Dienst in Harderwijk, waar ik
de eerste beginselen van het
Russisch zou leren, zodat we die
jongens, als zij kwamen (en de le
gertop wist zeker, dat zij ieder
ogenblik konden komen!) in ie
der geval de weg zouden kunnen
wijzen. De mededeling dat ik in
derdaad naar Harderwijk werd
overgeplaatst kreeg ik op typisch
legeriaanse wijze te horen. Ik
werd bij de commandant geroe
pen, hij scharrelde in zijn papie
ren, o ja, het verzoek om drie
avonden per week naar Amster
dam te gaan voor lessen aan het
Avondgymnasium was toege
staan, en dan was er nog iets, o ja.
ik werd diezelfde avond nog
overgeplaatst naar Harderwijk...
Pool
In Harderwijk leerden we, zo
goed en zo kwaad als dat ging,
Russisch. Eerst van een Pool, dr.
Lubienski, een schat van een
man, anthroposoof of zoiets,
wiens lezingen over dat soort
semi-religieuze zaken enkelen
van ons wel eens in burger bij
woonden. Ik herinner me dat hij
tijdens zo'n lezing in het vuur van
zijn betoog even niet op het
woord "meeuw" kon komen,
waarop zijn vrouw, die net als hij
al dik in de zestig moest zijn, uit
het publiek nep: "Meeuw, pap
pie". Als iemand op de televisie
even naar een woord zoekt,
mompel ik nog altijd "meeuw,,
pappie", bij wijze van aanmoedi
ging.
De tweede leraar was de heer
Pantekoek, een dikke ex-tolk van
het leger in Indonesië, die de in
druk maakte niet veel méér van
Russisch af te weten dan wij,
maar die boeiend kon vertellen
over legendarische boksmatches,
en over de verschillende manie
ren waarop de Nederlandse in
lichtingendienst de "ploppers"
aan het praten had weten te krij
gen. Mijn verbazing over de op
schudding die in Nederland vele
jaren later ontstond over de ont
hullingen van dr. R. Hueting, was
dan ook groot'. Ik wist die dingen
al in 1950.
Kinderlijk
Over de nogal kinderlijke ma
nier waarop die Russische lessen
waren opgezet (en die ondenk
baar is in 1975, althans dat hoop
ik maar), zal ik niet te lang uitwij
den, maar kenmerkend was, dat
we geheimhouding kregen opge
legd. Je mocht het zelfs thuis niet
vertellen, en de leraren hielden
even op met lesgeven als een
burgerwerkman de prullemand
kwam legen. Hoe die lessen
moesten worden aangepakt had
den ze in die beginperiode (wij
behoorden tot M.I.D. 1, en voel
den ons de stoottroepers voor de
Rechtoploper
De algehele commandant van
het garnizoen Harderwijk, een ri
gide rechtoploper die zijn huis
"De Wachtpost" of iets dergelijks
had genoemd, maar wiens naam
ik hc'aas vergeten ben, vond al
dat gedoe van ons maar flauwe
kul, dus als de echte soldaten uit
de andere kazernes op oefening
moesten, vond hij ons de ge
schikte personen (omdat we toch
niets deden) om wacht te lopen
bij de munitiebunker Kranen
burg. ,Een uur op, twee uur af. Ik
vond het nuttige uren, ik heb toen
voor het eerst de sterrenhemel le
ren waarderen. Ook heb ik, toen
de hele omgeving van de bunker
onder een decimeter dikke laag
sneeuw lag, in het maanlicht de
vermoedelijke grootste sneeuw-
reproductie van een gedicht
gemaakt, door Marsmans korte
vers: "Schuimende morgen/ en
mijn vuren lachdrinkt uit ont
zaggelijke schalen/ van lucht en
aarde/ den opalen dag" voetje
voor voetje in de sneeuw te bei
telen. Maar op een gegeven ogen
blik zaten we om de dag bij die
bunker, de studie schoot er deer
lijk bij in, en daarom verzonnen
we, in navolging van de toen
maals populaire en pas ont
dekte aardappelmoeheid, de
"studiemoeheid". De rebellie die
op het ogenblik af en toe het Por
tugese leger onklaar maakt, werd
eigenlijk door ons in 1951 uitge
vonden, hoewel ik de "Zeven
Provinciën" gaarne als voorloper
erken. We verdomden het verder
te studeren als dat wachtlopen
niet verminderd of opgeheven
werd, de garnizoenscommandant
werd gealarmeerd, we moesten
aantreden, hij hield een gloedvol
betoog over de Nederlandse vlag,
volk, vorstin en vaderland, we za
ten er met verbijstering naar te
luisteren, en toen hij klaar was
stond Eddy van der Poel op,
wiens vriendjes in het burgerle
ven allemaal dubbele namen
droegen, en vroeg of we voortaan
niet inplaats van zondagsavonds
pas op maandagmorgen van ver
lof mochten terugkomen, omdat
dat beter uitkwam met het thea
terbezoek. "Theater?", donderde
de kolonel, "daar veeg ik mijn gat
aan af!" - Eddy van der Poel stond
weer op en zei: "Pardon, kolo
nel?" "Daar veeg ik mijn gat aan
af!" herhaalde de- kolonel onze
ker. Het wachtlopen bij Kranen
burg werd vervolgens drastisch
verminderd.
Lift
Een paar maanden geleden gaf
ik een jongen een lift die als
VVDM-bestuurder de kranten
bleek te hebben gehaald, omdat
hij en wat collega's met de BVD
in botsing waren gekomen, of
zoiets. Verontwaardiging alom.
Ik glimlach dan en denk: Och... In
de jaren 1950-1952 was het zo dat
wij, alhoewel we van te voren wel
behoorlijk op onze politieke ach
tergronden (die je zelf toen nog
niet had, maar je had je ouders
soms wel) zullen zijn gescreend,
automatisch verdacht werden
omdat we Russissch leerden. Dat
deed je dan wel onder het patro
nage van het vaderland, en ten
behoeve van het vaderland, maar
toch! De sfeer in de (vrij kleine)
Oranje Nassau Kazerne was na-
tuurliljk anders dan bij de infan
terie, we hadden een wandkrant
die wekelijks ververst werd en
waarin, verhuld weliswaar in de
vorm van sprookjes, kritiek werd
uitgeoefend op allerlei militaire
zaken, waar dan. buiten de redac
tie om, weer een tegenkritiek in
de vorm van een fabel naast werd
gehangen die van een der luite
nants afkomstig was. Met groep
jes van vier tegelijk werden we
ook een keer uitgenodigd om 's
avonds op visite te komen bij lui
tenant K. en zijn vrouw. Dat was
best gezellig, niet minder gezellig
dan het Protestants Militair Te
huis waaivan de "vader" de af
scheidsgroet "veel zien!" bezig
de. Ik herinner me nog dat op dat
avondje bij de luitenant het ac
tuele onderwerp ter sprake
kwam van de mars die Paul Henri
Spaak c.s. tegen koning Leopold
hadden gehouden, en ik viel het
standpunt van Spaak bij. Toen
enige tijd later de benoemingen
tot tweede luitenant (we waren al
lemaal sergeant geworden, in de
loop der tijd) bekend werden,
bleek ik er niet bij te zijn. Ik had
zwaar de pest in, want die luite
nants werden overgeplaatst naar
Den Haag, wat toen vergeleken
met Harderwijk een hele stad
was, bovendien kreeg je je eten
dan op een bord inplaats van in
een tinnetje. Informatie bij de le
raren Russisch leerde, dat mijn
cijfers allerminst een beletsel
voor bevordering konden zijn
geweest, en nadere informatie bij
enkele officieren leerde vervol
gens dat ik, ja, hoe zouden ze het
zeggen, te -istisch was: socialis
tisch, existentialistisch, alles be
halve militaristisch zal ik maar
zeggen. Neem nou bijvoorbeeld
dat standpunt over Spaak en
Leopold, zei luitenant v *-"»n...
Trots
U ziet het. Drees was toen aan
de macht, ik nam een keurig re
geringsstandpunt in, maar voor
ons leger was dat niet voldoende.
Later, bij herhalingsoefeningen,
bleken de enige drie die in Rus
sisch waren verder gegaan en nog
van nut waren ingeval van een
Russische inval, ook alle drie in
dertijd sergeant te zijn gebleven.
Mijn trots is nu ook, dat ik be
halve bij de Russische K.G.B.
ook genoteerd sta bij de BVD, de
inlichtingenafdeling van de
HKGS (Hoofdkwartier .Generale
Staf) en dezelfde afdeling van de
Amsterdamse politie. Want de
opschudding die niet zo lang ge
leden in de Tweede Kamer ont
stond toen bleek dat ook de ge
wone politie inlichtingenwerk
doet, deed mij aan mijzelf de
vraag stellen of die mensen wel
capabel zijn voor hun werk, want
dat was mij al twintig jaar be
kend. Ik heb eens zo'n Amster
damse rechercheur over de vloer
gehad die getipt was door een
dame dat ik voor de communisti
sche uitgeverij Pegasus het boek
"Niet bij brood alleen" vertaald
had, terwijl ik dit boek (zoals in
iedere boekhandel had kunnen
worden nagegaan) in werkelijk
heid vertaald had voor eerst de
Bezige Bij, en daarna een man
teluitgeverijtje, na een verbitterd
juridisch gevecht met
Padvinderij
Maar ik zal u niet vermoeien
met de verregaande padvinderij
van onze inlichtingendiensten,
althans in de jaren vijftig. Ik heb
de laatste jaren niets meer van ze
gemerkt, waaruit ik opmaak dat
ze gelukkig professioneler zijn
gaan werken. Dat is dan ook de
conclusie van dit verhaal. Er is,
vergeleken met het jaar 1950 en
daaromtrent, in wezen erg weinig
veranderd, krijg ik de indruk.
Weinig veranderd, maar veel ver
beterd. Ik bedoel dit: we rijden
nog steeds in auto's die nog
steëds een gevaar op de weg zijn,
maar ze zijn natuurlijk wel ge
ducht verbeterd en doör middel
van allerlei maatregelen (mid
denbermbeveiliging, snelheids
verboden, veiligheidsriemen) is
er toch ook aan die veiligheid ge
sleuteld. Zo is het ook met het
leger. Er deugt natuurlijk niets
van, maar de dienstplichtigen
hebben nu wel het minimum
loon, terwijl wij werden afge
scheept met f 1,10 tot f 1,35 per
dag. Er zijn veel ondoelmatige
onzinnigheden gebleven, maar er
zijn er sinds 1950 ook heel veel
afgeschaft (de idiotie van het da
gelijks blanco-en van de koppel
bijvoorbeeld). De BVD en alle
andere aanverwante inlichtin
gendiensten ("Rijd door naar café
De la Paix, want hier zitten lui
van een ons tegenwerkend bu
reau", waren de historische
woorden die een dienstvriend
van me kreeg toegefluisterd door
een inlichtingenofficier van de
HKGS die uitgerekend van hem,
die ik zelden meer sprak, wilde
weten langs welke kanalen ik
erin geslaagd was een half jaar in
Belgrado te studeren, wat hij ook
op de afdeling uitwisselings
beurzen van het ministerie van
onderwijs te weten had kunnen
komen) zullen ongetwijfeld op
nog veel vollere toeren werken
dan in 1950, maar efficiënter,
denk ik, en minder debiel. En de
cursus Russisch duurt ook nog
steeds voort, maar is in de loop
der jaren dusdanig geperfectio
neerd, dat degenen die er na an
derhalfjaar af komen in de prak
tische toepassing van de taal veel
verder zijn dan zij die aes jaar op
de universiteit hebben gezeten.
Nico Scheepmaker