We houden
er in elk
geval een
frissere
kerk aan over
Veel nieuwe
woorden in
onze taal,
maar pas op
Door
C. J. Rotteveel
*8* www <te twmd. dat de taal, als
spiegel wwi bet leven, in de afgelopen
kwert eeuw verrijkt is met een
groot aantel nieuwe woorden, waar
van er veie gemeengoed zijn gewor
den. "Verrijkt" heb ik van een vraag-
tekentje voorzien, want lang niet elk
neologisme is een verbetering.
Kwantitatief heeft het Nederlands,
niet het minst door de tech
niek, zijn vleugels breed uitge
slagen, maar bf dat altijd een kwalita
tieve vooruitgang is geweest?
Zeker, er zijn nieuwe woorden, die van
vindingrijkheid getuigen, zoals (ik
noem ze maar door elkaar): duwvaart,
booreiland, maanlander, hoorbril, au
tosteaptrein, vluchtstrook, vouw
fiets, witkar, praatpaal, snuffelpaal,
bulderbaan, smaakmaker, bermtoe
risme, hoorzitting, kraakpand,
broekpak, enz. enz.
Maar daar staat weer een brok taalar-
moede tegenover door gebruik van
vreemde woorden als stewardess (in
België en Zuid-Afrika: luchtwaar-
din, resp. lugwaardin), camping
(kampeerterrein), hovercraft (gllj-
boot), coaten (ontspiegelen), cover
story (omslagartikel), e.d. Maar er is
méér, want wie aan een deskundige
als dr. C. Kruyskamp, redacteur van
het Woordenboek der Nederlandsche
Taal en van de "dikke Van Dale", de
vraag voorlegt wat er naar zijn me
ning in een kwart eeuw wezenlijk in
de taal veranderd is, krijgt als ant
woord: "Wat mij, vooral in de laatste
tien jaar, steeds meer treft, is het ver
lies van begrip voor het taalkundig
geslacht".
Dr. C. Kruvskamp
van de
„dikke Van Dale"
"De voorbeelden zijn legio: de gemeen
schap in zijn geheel, de regering en
zijn ambassadeur, de mensheid in
zijn ontwikkeling, de "Aurora" werd
van zijn ligplaats versleept, de Gothi-
sche bouwkunst in al zijn schoon
heid, en ga zo maar door. Toch is de
Nederlandse taal rijk aan formele
kenmerken om het geslacht vast te
stellen: woorden op "heid" zijn
vrouwelijk, evenals die op "ing", enz.,
al moet men het geslacht van be
paalde woorden yonder meer w e-
ten. Bond en raad zijn mannelijk,
maar schepen staan te boek als vrou
welijk. Dergelijke eenvoudige regels
worden steeds meer verwaarloosd.
Men spreekt zelfs al over "het ma
tras" mi "het flat" inplaats van de ma
tras en de flat".
Deze kritische opmerking van dr.
Kruyskamp is terecht. Het is erger
lijk, dat zelfs bekende Nederlanders
het begrip voor het woordgeslacht
zijn kwijtgeraakt. Zo sprak enkele ja
ren geleden de toenmalige Commis
saris der Koningin in Zeeland over
"Zeeland mi haar toekomst", of
schoon hij als provinciaal hoofd van
hèt mooie Zeeland "zijn" had moeten
gebruiken.
Er is nog een ander verschijnsel dat dr.
Kruyskamp heeft getroffen: dat van
de afwijkende betekenis, zoals in "dat
is een lacherflje), een giller". "La
cher" is oorspronkelijk iemand die
lacht en "giller" is iemand die gilt. En
zo is een "meenemer" niet meer ie
mand die iets meeneemt, maar een
artikel, dat meegenomen wordt.
Opmerkelijk acht de Leidse deskun
dige ook het steeds meer verdwijnen
van de dialecten, terwijl omgekeerd
dialectische woorden in de algemene
spreektaal worden opgenomen, zoals
"struinen" (rondsnuffelen). Er is dus
een opschuiving van het speciale
naar het algemene woordgebruik.
Men denke ook aan "vertrekpunt" -
inplaats van uitgangspunt - dat via
het zuiden afkomstig is uit het Frans:
"point de départ".
Sommige woorden hebben er een
meuwe betekenis bijgekregen, zoals
"buis" als aanduiding van het t.v.-
toeetei: zy zaten voor de buis. Weer
andere woorden, in het bijzonder sa
mengestelde, zijn niet helemaal
Nieuw ae ayn samengevoegd uit be
staande, maar brengen in hun samen-
steking toch iets nieuws: besliskun
de, hersenspoeling
Allerminst gelukkig is dr. Kruyskamp
met de verruwing van de "nieuwe"
taal, niet alleen door het gebruik van
voorheen tot de schutting beperkte
woorden, maar ook door woorden als
miskleun inplaats van misslag. Jam
mer is ook het klakkeloos overnemen
van buitenlandse uitdrukkingen
zoals "in" uit het Engels. Allerlei za
ken zijn tegenwoordig "in". Zelfs
hele vakgebieden leunen in hun
woordgebruik tegen het Engels aan,
zoals informatica en de vakreclame.
Toch vindt men dikwijls in het Vlaams
en het Zuidafrikaans goede alterna
tieven, maar dat komt omdat die ta
len, om haar zelfstandigheid te bewa
ren, zich als het ware moeten afzetten
tegen resp. het Frans en het Engels.
Overigens is het dan wel eens de
vraag in hoeverre bepaalde fraaie
vondsten in die talen inderdaad
gangbaar zijn of alleen maar een
keuze bieden die in feite weinig ge
bruikt wordt.
Tot zover dr. Kruyskamp. Naast de
woorden, die geheel of gedeeltelijk
nieuw zijn, zijn er ook die snel verou
deren of reeds verouderd zijn. Toen ik
dezer dagen naar een t.v.-uitzending
zat te kijken en te luisteren, ontviel
mij de opmerking: die heeft ook een
stem om cokes mee te kloppen (een
harde, onaangename stem). Waarop
eën jeugdige huisgenoot zei: Wat zegt
u nou? Ik moest hem uitleggen wat
cokes is: een bijprodukt van steen
kool, tot voor weinige jaren gebruikt
om er de kolenkachel mee te stoken.
Een eigenaardig verschijnsel is ook de
afkorting: broodbeleg inplaats van
belegging, vergis naast vergissing,
vergelijk naast vergelijking. In het
laatste geval doel ik op de uitdruk
king: dat is geen vergelijk (opgeno
men in Van Dale!). Voor mijn gevoel
is vergelijk heel wat anders dan ver
gelijking, n.l. regeling, overeen
komst, schikking. En beleg is ook wat
anders dan (brood)belegging.
Desgevraagd wees dr. Kruyskamp mij
op hasj inplaats van hasjiesj, en tramp
voor trampoline. Aan aie zucht naar
kortheid schrijft hij ook de voorkeur
voor clip of paperclip toe, inplaats
van het goed-Nederlandse papier-
binder.
Nog weer even terug naar het gesprek
met dr. Kruyskamp, die, temidden
van twintigduizend boeken in een
mooi, oud huis aan het Rapenburg,
met grote belangstelling de ontwik
keling van onze taal volgt. Er zijn ver
anderingen, die hij aanvaardt, zoals
de ruimere betekenis van het woord
"filosofie", voorheen wijsgerig stel
sel, nu\ ook gebruikt in de zin van in
zicht, opvatting.
Maar hij is onverzettelijk als het histo
risch perspectief van een woord of
uitdrukking geweld wordt aange
daan. Voorbeeld: "te ja ofte nee", een
verdraaiing van "ja ofte nee". Velen
herkennen in "ofte" niet het oud-
Nederlandse woord voor ons "of' en
denken dan, dat "ja" óók door "te"
moet worden vóórafgegaan. Een mis
schien begrijpelijke fout, maar wel
een fout.
En dan is er de geest van de tijd, die zijn
sporen in de taal achterlaat. Zo is er
de angst voor discriminatie: dom
werd zwakbegaafd, een vreemdsoor
tige combinatie van tegenstrijdige
begrippen. En dan de statuszucht:
pedagogische academie voor kweek
school, iedereen die onderwijs geniet
is tegenwoordig student en verpleeg-
Kruyskamp een woord als "bere
goed", omdat de behoefte om een
woord te versterken altijd heeft be
staan en afgesleten woorden (in dit
geval bijv. reuzegoed) vervangen ple
gen te worden door nieuwe, die wat
pittiger klinken.
Het gevaar is, dat bepaalde woorden
weer even snel verdwijnen als ze op
gedoken zijn. Vandaar dat dr. Kruys
kamp een voorzichtig geleerde is, die
in Van Dale niet het allernieuwste en
wie weet hoe snel verdwijnend taal
gebruik registreert, maar allereerst
let op afkomst en ontstaan der woor
den.
De conclusie van het bovenstaande is
duidelijk: de taal is voortdurend in
beweging, vaak zelfs in beroering. Er
worden tal van nieuwe woorden ge
bruikt, die echter voor een deel weer
snel verdwijnen. Soms weten totaal
verouderde uitdrukkingen zich als
"fossiel" te handhaven, zoals "van
hetzelfde laken een pak", "eieren
voor zijn geld kiezefi" e.d.
Men onderscheide zo goed mogelijk de
echte aanwinsten van de modieuze,
die maar een kort leven hebben. En
bovenal: pas op voor taalvervuiling in
allerlei vorm. Juist in 'n rumoerige
tijd als deze is kritische zin, ook en
vooral ten opzichte van het taalge
bruik, dringend noodzakelijk.
Uud-pastoor Kouwenhoven
ziet in een verkrampte kerk
geen bedding voor de bood
schap.
11
•kin mgr. Bekkers, de in en buiten zijn geloofsgemeenschap beminde
bisschop van Den Bosch, werd het bij de tijd brengen" van de kerk een
levende werkelijkheid. Hij vertolkte voor de televisie wat binnenska
mers aan visie op "die andere kerk" wa
„Als je schoonmaak houdt, gooi je ook
dingen weg. Aan wat er onder ons is
gebeurd en nog gebeurt houden wij in
iedet geval een frissere kerk over".
Dat is niet de mening van een willekeu
rige woeste actievoerder die pas komt
kijken in de kerk en maar één drang
heeft: een radicale omwenteling van
wat traditie en heilig is, maar van een
77-jarige emeritus-pastoor in Leider
dorp, die van 1955 tot 1965 mede leiding
gaf aan de Meerburg-parochie van
Zoeterwoude-Hoge Rijndijk, pastoor
H. C. M. Kouwenhoven.
l„Wij hebben een triomfantelijke kerk
meegemaakt, die het allemaal zo goed
wist. Nü moetje als kerk wel uitkijken
wat je zegt. Je kunt niet alles meer be
weren. Het gaat nu meer om de kern,
het wezenlijke, een terugkeer naar de
bronnen".
Door S. J. de Groot
Het oordeel van zo'n oud-pastoor over
zijn kerk aan het eind van het Heilig
Jaar 1975 straalt mildheid uit. Hij heeft
natuurlijk ook zijn vragen en vrees zal
hem evenmin vreemd zijn, maar de
hoop, verankerd in Gods eigen belof
ten, houdt die zorg binnen de perken. In
'n verkrampte kerk ziet hij geen bed
ding waarin de christelijke boodschap
kan doorstromen.
Er zijn in de rooms-katholieke kerk ook
mensen die de ontwikkeingen die hun
kerk met name de laatste 25 jaar heeft
doorgemaakt, slechts negatief kunnen
beoordelen. Zij zien de nationale kerk
als een schip, dat van zijn ankers is los
geslagen en nu stuurloos rondzwalkt op
de wilde zee der ideologieën, zonder de
koers te weten die naar de haven leidt.
Er zou een grote omkeer moeten ko-
Zij vinden een luide stem in bisschop
Gijsen van Roermond, die de hervor
mers van zijn kerk in soms striemende
bewoordingen in het ongelijk stelt als
zij suggereren dat paus Johannes, die
het Tweede Vaticaanse Concilie pro
clameerde, de kerk wilde aanpassen
aan modernistische opvattingen en
vernieuwingsprogramma's.
Johannes, zegt Gijsen, begeerde uit
sluitend een duidelijker verkondiging
van waarheden en waarden. En dat
blijven zaken die geen water in de wijn
gedogen. Het is ook niet waar, dat het
concilie allerlei hervormingseisen zo
maar overnam. De Nederlandse bis
schoppen zijn fout geweest. Zij hebben
wel geaarzeld om de veranderingen in
de biecht, de liturgie, de catechese en
het priesterschap te onderschrijven,
maar zij lieten ze, bij wijze van experi
ment, ongehinderd toe.
Op het pastoraal concilie in Noordwij-
kerhout won het democratische kerk-
beginsel het van het hiërarchische
De bisschoppen volgden wel niet alle
aanbevelingen om de kerk naar de we
reld toe open te breken, maar de ge
wone gelovigen en ook veel priesters
dachten dan toch dat de kerkopvatting
zoals die in Noordwijkerhout werd geë
taleerd de enige juiste was. Wat
„scheef' zat, werd daar niet rechtge
trokken.
Mgr. Gijsen vroeg zich onlangs in een
rede in Düsseldorf dan ook af, of beide
richtingen in de kerk nog wel onder één
noemer zijn te houden. Zijn recept is
eenvoudig: de weg terug en de eigen
smaak inleveren voor de gelovige ge
hoorzaamheid aan de algemeen gel
dende voorschriften.
Felle reacties
Werd zo'n bisschoppelijk betoog t
felle reacties uit. De man die mgr. Gij^l
sen en zijn achterban onbewimpeld van
repliek diende, was prof. dr. Walter
Goddijn van de theologische faculteit
in Tilburg.
Dat de hervormingsgezinde bisschop
pen de onvermijdelijke spanningen
binnen de kerk op een zo creatieve
wijze hebben verdragen, vindt hij juist
hun „onschatbare verdienste". Verou
derde vormen werden afgewezen en
dialoog en het gesprek gestimuleerd.
Als beginsel gold, dat veelvormigheid
in denken en handelen geen ontkrach
ting van de waarheid hoeft te zijn maar
juist een erkenning is van de ervaring
dat verschillende wegen leiden naar
een en dezelfde waarheid. De bis
schoppen deden daarbij een beroep op
het persoonlijke godsdienstige leven en
de persoonlijke verantwoordelijkheid.
Alleen uit pastorale motieven hebben
zij dit niet meer te stuiten proces bege
leid. Dat bracht een andere manier van
gezagsuitoefening mee, die niet meer
alles van bovenaf vastlegt.
Deelt Gijsen de twijfel van hen die zich
pijnigen met de vraag Of beide stand
punten nog wel onder één dak te hou
den zijn, voor Goddijn is het niet moei
lijk te voorspellen wat er gebeurt als het
bij "autoritaire, feodalistische" bis
schoppen blijft. Dan gaan de basis
gemeenschappen (parochies en der
gelijke) hun eigen weg.
De kerk van Nederland zegt wat zij
denkt en ervaart. Goddijn ziet dat als
puur winst. Dat werkt bevrijdend. Maar
uitgerekend dat heeft het conflict met
Rome uitgelokt. De kerk moet dit
niet uit de weg gaan. Goddijn kiest
voor een levende, spannende kerk.
Niet voor een kerkhof of wacht
kamer. Ook hij is een tolk van velen.
derland veel duidelijker zichtbaar is
geworden, omdat dit land niet zal op
houden beide polen - de universele
kerk én de nationale kerk met haar ei
gen karakter en culturele achtergrond -
met elkaar te verbiinden.
Uitdaging
Verzoening
Het Heilig Jaar 1975 kreeg het thema
„Verzoening" mee. Verzoening is geen
gelijkschakeling. Het is de sfeer waarin
het mogelijk wordt, de ander in zijn
denken en doen positief te waarderen,
uit te gaan van de oprechtheid van zijn
conclusies en bedoelingen, te erkennen
dat het eigen gelijk ook maar betrekke
lijk is en zich door de ander te laten
verrijken.
Wie de wereld van tegenstellingen tus
sen de op de traditie georiënteerden en
de pleitbezorgers voor een „open kerk"
verkent, kan moeilijk zeggen dat dit
jaar zien in heiligheid gunstig van de
voorgaande jaren heetf onderscheiden.
De polarisatie, in 1975 vooral toege
spitst op de opvolging van kardinaal Al-
frink, lijkt scherper dan ooit. Goddijn
spreekt zelfs van 'n "conflictsituatie",
die weliswaar algemeen is, maar in Ne
Wat is er dan zoal gebeurd, als men de
Nederlandse kerk afschildert als een
"internationaal" geval en een "open
lijke uitdaging aan het adres van de Va
ticaanse autoriteiten"?
De rede waarmee paus Johannes in
1962 het concilie opende, en de beslui
ten van dat concilie hebben hier hun
uitwerking niet gemist. Zebevestigden
niet alleen wat in de lage landen onder
huids aan vernieuwingsdrang al woel
de, maar stimuleerden ook tot een ver
snelling en radicalisering van het ver
nieuwingsproces.
Johannes wilde een stap voorwaarts
zetten, door de christelijke leer niet te
onttrekken aan 't licht van de moderne
onderzoekingen en haar in de taal van
vandaag te formuleren. Zou het geloof
tot een grotere bloei komen en het
christelijke leven worden vernieuwd en
zouden het bestuur en de organisatie
van de kerk "bij de tijd" worden ge
bracht, dan was die beweging-vooruit
belangrijker dan een herhaling van de
leer van de vaders en de theologen van
vroeger. De meerderheid van het conci
lie sprak zich, ondanks sterke weer
standen en handige manoeuvres van
behoudende kant, uit voor de „nieuwe
richting".
Maar die bleek al gauw voor verschil
lende interpretaties vatbaar te zijn. Wat
Nederland betreft werd „het volk
Gods" opgeroepen om meer te letten op
een waarachtig geweten en persoon
lijke verantwoordelijkheid dan op ge
tal, organisatie en structuur. In dit ver
band mag het optreden van mgr. W.
Bekkers zeker niet onvermeld blijven.
Hij was de vertolker van wat er in een
dynamisch geworden episcopaat leef
de.
Proeftuin
De vernieuwingen voltrokken zich
vooral op het gebied van de leer, de li
turgie, de zielzorg, de catechese en de
De kerk werd een Droeftuin
Het Vaticaan
in Rome, waar
het concilie in
navolging van
paus Johannes
een stap voor
waarts zette
wmg en ver
jonging van de
kerk. Maar het
is ook de plaats,
waar de ont
wikkelingen
met name in de
Nederlandse
kerkprovincie
met toene
mende wrevel
werden ge
volgd en geen
middel onbe
proefd werd ge
laten om de
kerk hier weer
in het oude
spoor te krij-
voor experimenten. Pauselijke uit
spraken ondervonden bisschoppelijke
kritiek (men denke slechts aan de ency
cliek Humanae Vitae, die de moderne
ideeën inzake
oordeelde).
De Latijnse liturgie moest het veld rui
men voor creatieve en ook wel ge
waagde vormen, waarin leken, beat-
bands en jongerenkoren niet zelden de
toon aangaven en de voorgangers niet
meer met de rug naar de mensen toe
stonden, ver weg in de gescheiden
ruimte van een koor maar afdaalden
naar een plaats die de gelovigen direct
betrok bij het liturgisch gebeuren.
De eigen organisaties op politiek, so
ciaal en cultureel gebied verloren aan
gezicht en gewicht. Velen ontviel het
beschermende milieu en waren tegen
de kou waaraan zij toen werden bloot
gesteld, niet of nauwelijks bestand.
De Nieuwe Katechismus (1966) re
kende af met de gedachte dat geloofs
waarheden zijn te vatten in onverander
lijke formuleringen. Theologen, over de
grens maar ook in eigen gelederen,,
ontpopten zich als rebellen. Anderen
daartegenover smeekten Rome hun
vrijzinnige dwalingen te veroordelen.
Alternatieve gemeentevormen (kriti
sche gemeenten, studentenecclesia,
oecumenische gemeenten als in de
Leidse Merenwijk) vonden een gretig
onthaal. Ze bleven trouw aan de bis
schop, maar claimden de vrijheid om
het evangelie voof déze tijd op een éi
gen wijze, in woord en daad te vertol
ken.
Dat alles (en het is maar een eenvoudige
greep), gevoegd bij de organisatorische
vernieuwing van de lokale kerk (natio
naal concilie, raden van priesters, pas
torale werkers en parochianen, bis
schoppenconferentie en organen voor
praktische aanpassingen), dwong
Rome tot pogingen om Nederland weer
in het gareel te krijgen. De laatste twee
bisschopsbenoemingen (Simonis en
Gijsen) nemen wat dat betreft elke twij
fel weg.
De voorzitter van de vereniging „Pro
testants Nederland", drs. L. J. Geluk te
Zwolle, merkte dezer dagen in een in
terview voor een weekblad op, dat het
hem helemaal niet zóu verbazen als
Rome, vooral in ons land, de touwtjes
nog strakker gaat aanhalen en wij nog
meer bisschoppen krijgen a la mgr. Si
monis en mgr. Gijsen. „Het zou de dui
delijkheid in het rooms-katholieke
kamp ten goede komen", voegde hij
eraan toe. Hij gelooft niet, dat er we
zenlijk veel is veranderd.
Ook opbloei
Wie probeert de huidige stand van het
rooms-katholicisme in ons land op te
nemen, ziet behalve onmacht, onver
schilligheid en teruggang ook opbloei.
„Na alle stormen zijn we nu in wat rus
tiger water terechtgekomen", zei ons
onlangs een Leidse pastoor Bisschop
Simonis sprak in november de paro
chianen van de gouden Sint Leonardus
in Leiden moed in door te zeggen dat
zich in de kerk geen proces van verval
maar slechts van "uitzuivering" voor
doet.
We gaan nog even terug naar die oude
pastoor in Leiderdorp, die zich in zijn
teruggetrokken positie in lenigheid van
geest blijft optrekken aan het visioen
van 'n "frissere" kerk, waarin de reto
riek is vervangen door de „recht-voor-
z'n-raap-verkondiging", die de gelovige
aanzet tot bewuste persoonlijke beslis
singen.
„Het teruggaan naar de bron ontneemt
sommige dingen hun absoluutheid. Dat
doet weieens pijn. Maar dat is onver
mijdelijk als iets dat lange tijd hoofd
zaak is geweest, in het licht van Chris
tus' leer een bijkomstigheid wordt".
Hij gaf ons op de drempel een zelfge
maakt vers mee, dat de nuchtere feiten
zet in de ruimte van een gebed.
„De kerk is in beroering, Heer.
Het stormt, als eens met U op 't meer
En ieder houdt zijn eigen wijs
En geeft die nooit of nimmer prijs.
De eenheid is een verre droom.
O God, sjaloom. geef ons sjaloom"