,Bij doorbraak slinger ik de hamer door het raam' GERARD BAKKER STADSJEUGD IS TE WEEK... rr ZATERDAG 6 DECEMBER 1975 John van Velzen LEIDEN „Als ik echt door breek, dan slinger ik de ha mer door het raam". Het is een van de uitspraken die uitdrukt hoe de stemming kan zijn bij een jonge ama teurvoetballer die is overge stapt naar de profwereld. Meer dan bij de liefhebbers moeten daarin spijkers met koppen worden geslagen wil er een mogelijkheid tot suc ces zijn. Capaciteiten en am bitie, werksituatie en per soonlijkheid, incasseringsver mogen, zelfdiscipline en aan- passingsmogelij kheden kun nen dan ook doorslaggevende factoren zijn bij het slagen van de overstap of het ma ken van de misstap. Nieuwe lingen in de wereld van de officieel betaalde voetbal sport zijn overgeheveld op grond van aanwezige kwali teiten. De één zal echter be ter dan de ander opgewassen zijn tegen de grotere druk binnen de veranderde om standigheden. Waar de ene voetballer al direct de pres taties zal leveren die van hem worden verwacht, zal de ander een rijpingsproces no dig hebben. Al naar gelang zijn benadering van het prof voetbal, de situatie waarin hii terecht komt en afhanke lijk van geluk of pech (bles sures) Verwachtingen, eisen, ge woonten en gedrag liggen nu eenmaal anders in het be taalde voetbal, waarin meer j moet worden gelaten en ge geven dan bij de amateurs. j Een aantal amateurs uit deze regio stapte de laatste jaren het avontuur in. Uitge zonderd de gearri- veerden (Rijsbergen, Jansen, Van Staveren, Vooys en Ma- j rijt) hebben zij hun kans in- middels gekregen of wachten i ze daar nog op. Acht van 1 hen komen hieronder aan j het woord. Sommigen kun nen al geslaagd heten, ande- ren lijken op weg naar sue- j ces, een paar komen nog nauwelijks aan bod. Van de laatste categorie komt de j kreet: „Als ik de kans krijg, slinp-er ik de hamer door het Sjaak Bouwmeester (26) en Rinus van Es (21) hebben zo op het oog de minst grote stap gemaakt. De overgang van resp. LFC en Lug- dunum naar SW, de laagst geklas seerde club van het betaalde voet bal, verliep echter niet zonder pro blemen. Hoewel beiden beweren: „Zoveel kwaliteitsverschil is er* niet", kwamen ook zij toch niet onder de aanpassingsmoeilijkheden uit. „Vooral het begin is moeilijk. Je kijkt er teveel tegenop, waar door je erg nerveus bent", zegt Van Es. En Bouwmeester weet: .,Ik ge loof wel dat je lichamelijk sterker moet zijn, anders kun je sneller blessures oplopen, maar er is voor al 'n mentaal verschil. Het is in het betaalde voetbal allemaal wat strenger. Er wordt meer van je geëist. Logisch. Al is het dan niet veel; je wordt er tenslotte toch voor be taald. Dat legt een grotere verant woording op je, maar aan de an dere kant kun je ook zeggen als er iets fout gaat: hé, wacht eens, nu kom je wel aan m'n geld". Een vetpot is het eohter bepaald niet voor de doelman uit Roelof arends veen en de voetballer uit Leiden. „Nee, erg lucratief is het niet. Als je het idee hebt nou eens lekker te gaan verdienen in het betaalde voetbal, kom je van een koude ker mis thuis. Vooral als je de uren bekijkt die je erin moet steken. Maar goed, je hebt een bedrag ge accepteerd en dan moet je later niet gaan zeuren dat je dat te laag vindt. Uiteindelijk kunnen we daar niet eens wat van zeggen, want we wa ren tenslotte geen topamateurs. Je moet je eerst maar eens waarma ken". Dat gaat Bouwmeester aanmerke lijk beter af dan Van Es. Waar de doelman vaste keus is voor het eerste team, daar deed Van Es („Ik vond zelf dat ik er niet uit sprong bij Lugdunum") pas ander halve wedstrijd mee met de stan daard-elf. De overige duels bracht hij door op de reserve-bank of in het C-elftal. „Je moet ook veel sterker zijn dan een ander wil je er als nieuweling „inkomen", zegt Bouwmeester. „En het ligt ook aan de situatie. Toen ik kwam ging de vaste keeper net weg: was er al leen nog een negentienjarige doel man. Op hem had ik toch wel wa-t ervaring voor. Bovendien had ik ook als voordeel dat trainer Hal- kes me had meegenomen Voor het middenveld of de aanval zijn veel meer spelers. Daar moet je echt uitblinken wil je een vaste plaats krijgen. De één gaat dat wat gemakkelijker af dan de ander." De benadering van het fenomeen betaald voetbal, speelt daarbij een wellicht doorslaggevende rol. Voor vrijgezel Van Es geldt veel na drukkelijker dat hij de gekregen kans wil aanpakken. „Ik zou wel graag door willen gaan", bekent de pompbediende zelf („Daardoor was ik misschien nerveuzer. Als ik de eerste bal mis tijdens een wed strijd, kan ik het verder wel voor gezien houden"). Aan de andere kant staat dat hij daarvoor het roken niet heeft opgegeven, slechts heeft verminderd. De getrouwde gemeente-opzichter Bouwmeester, die toch al niet rook te of dronk, motiveert zijn over stap erg rationeel: „Ik hou alles bij. Kijk wat ik met voetballen verdien, hoeveel uur ik daarvoor heb moeten maken en hoe veel ik er voor uit moet ge ven. Aan de hand daarvan zal ik straks bepalen of ik door ga. Ik zit helemaal niet te springen om volgend jaar hogerop te gaan, of het moet erg aantrekkelijk zijn. Voorlopig vind ik dit net mooi. Als ik carrière had willen maken in het betaald voetbal, had ik vier jaar geleden naar Telstar moeten gaan". Ton Kamphues en Gilles Hendrikse raakten op het moment dat zij hun vaste aanstelling in het eer ste elftal van Telstar leken te krij gen, geblesseerd. Kamphues, die drie seizoenen terug, van de regionale Jeugd van UVS overstapte naar het c-team van Telstar, maakte zeven wedstrijden voor het einde van de voetbaljaargang 1974/75 zijn op wachting in het eerste elftal van de IJmuidense club, als vervanger van de geblesseerde Fred André. De nu 21-jarige Leidenaar werd ge confronteerd met Nico Jansen van FC Amsterdam, die volgens een landelijk ochtendblad „net zo goed thuis had kunnen blijven, omdat hij volledig werd lam gelegd door Kamphues". Ton had zich daarmee krachtig voor gesteld („Ik had me een beetje waargemaakt"), kreeg al snel een tweejarig contract voorgelegd en wist Zich bovendien verzekerd van deelname aan de intertoto. Kamphues: „Het ging tot dan toe lekker. Bij Telstar was ik op ama- teurbasis gekomen. Iedereen ver klaarde me toen voor gek, maar ik wilde het gewoon een jaartje pro beren. In de tweede wedstrijd was ik al aanvoerder van het c-team, na enkele weken kreeg ik een jeugd- contraot en aan het eind van dat eerste seizoen een a-contract". Een week voor de huidige competitie werd Kamphues plotseling buiten spel gezet. Op 10 augustus moest hij voortijdig afhaken in een duel van het c-team („trainer Casten- miller noemde het een extra oefe ning voor me omdat Nico Jansen meespeelde") tegen FC Amsterdam. „Ik verdraaide mijn knie. Ik heb nog even doorgespeeld, maar toen klapte ik nog een keer door die knie". De schade:gescheurd kapsel en de binnenband van de rechterknie uit- gerekt, waardoor hij het voorlopig zonder voetbal moet doen. Ton: „Strikwerda, bij wie ik steeds onder behandeling ben geweest heeft me pas verteld dat ik begin januari weer met trainen mag be ginnen. Intussen moet ik met ge wichten werken om de bovenbenen te versterken en verder moet ik rustig aan doen". Gilles Hendrikse zal vermoedelijk langer op non-actief blijven. Aan het eind van het vorig seizoen liep hij een aohillespees-blessure op ("door overbelasting"), waardoor Artikel samengesteld door Ad van Kaam Jan Preenen Paul de Tombe Wim van Wanrooy ook hij aan de kennissenkring van dr. Strikwerda werd toegevoegd. Gilles: „Alle elektrische apparaten zijn tot nu toe op me uitgepro beerd, maar niets heeft nog gehol pen. Zo'n blessure moet met rust genezen, maar dat zou wel eens lang kunnen duren." De naar IJmuiden verhuisde Hen drikse (die een baan heeft bij de Hoogovens) ruilde twee jar geleden UVS voor Telstar en vond zijn naam in het eerste semi-profjaar zes keer terug in de basisopstelling van de eredivisie-club. „Mijn eer ste wedstrijd tegen Ajax stond ik tegenover Dusbaba. Ik werd wel vervangen, maar Castenmiller was beslist niet ontevreden". Evenals Kamphues stelt Hendrikste somber vast „dat het lekker ging, die bles sure kwam wel op een uiterst onge legen moment". Een derde UVS-speler, die via Tel star kennismaakte met profvoetbal is John van Velzen. Hij heeft zich tot nu toé tevreden moeten stellen rhet eén optreden in het c-elftal, onder meer omdat de militaire lei ders de wacht hebben betrokken bij de overgang naar het eerste team. In januari werd de offensief ingestelde speler met defensieve werkzaamheden belast in Ede, waardoor de trainingsschema's drastisch werden veranderd. John: „Ik begon goed bij Telstar, maar sinds ik in militaire dienst zit is het geleidelijk aan minder ge worden. Maar wat wil je? Iede re week reis dk zo'n duizend ki lometer om de trainingen en de westrijden te vol gen. Een paar maanden geleden zei Castenmiller in een gesprek, waar om ik zelf had gevraagd, tegen me dat ik tot nu toe was tegengevallen en dat ik me dit seizoen moest be wijzen". Van Velzen tekende vorig jaar een tweejarig contract: „Ik wil graag langer bij Telstar blijven dan die twee jaar, maar het zal door die dienst erg moeilijk worden. Ik heb wel een tijdje bij Wageningen getraind om niet zoveel te hoeven reizen, maar dat liep niet zo dende rend". Veèl beter vergaat het Leen de Goey tot nu toe. De 23-jarige Sassenhei- mer hield het aan het eind van het vorig seizoen bij de zaterdagclub Ter Leede voor gezien en ging als amateur over naar Telstar. Half augustus tekende hij al een één jarig contract waardoor (mede "dankzij" blessures van Kamphues en André) de weg naar oompeti- tievoetbal voor De Goey werd vrijgemaakt. Slechts anderhalve wedstrijd heeft hij sindsdien in Telstar moeten missen. "Ik had niet verwacht dat het allemaal zo snel zou gaan. Ik ben nog niet zeker van mijn plaats, begrijp me goed, maar ik heb er nu wel meer vertrouwen in", zegt De Goey, die het profvoetbal combineert met het beroep van restaurateur van an tiek. Afwisselend heeft hij als voorstopper en middenvelder gefungeerd. „Als voorstopper heb ik nogal wat pro blemen gehad, omdat ik meestal lange spitsen tegenover me had. Het is ook even wennen geweest dat ik bij Telstar opeens viermaal per week moest gaan trainen. Bij Ter Leede trainde ik maar één keer". Afwachten „Dit is het beste seizoen uit mijn voetballoopbaan. Je raakt nu ge wend aan de sfeer, je hebt ook zeker wel een jaar nodig om te wen nen", vindt Frank Weerdenburg i23), die aan zijn tweede jaar bij de Rotterdamse eredivisieclub Spar ta bezig is. De 1.87 meter lange Bodegraver speelt in het C-elftal, traint vier keer per week onder leiding van Ruygrok, scoorde als laatste man, vijf doelpunten in twaalf wedstrijden en wacht dit jaar op een definitieve doorbraak naar de A-selectie. Weerdenburg, die op zijn zesde Jaar bij Esto begon en via hoofdklasser Gouda de stap naar Sparta waagde, doet er alles aan om dat te be werkstelligen. Hij heeft al een paar keer „sfeer mogen proeven" onder leiding van Leo Steegman („enor me vakman die er 100 procent uit haalt"). "Vorig jaar speelde ik als linkerspits, toen was ik nog niet brutaal genoeg om me echt te verkopen", zegt Weerdenburg. Frank tekende een contract bij Sparta dat "niet slecht" heet te zijn, met bemidde ling van broer Arie, en kreeg van de Rotterdamse club een auto waarmee hij dagelijks de afstand met Bodegraven overbrugt. Weer denburg, machinaal houtbewer ker van beroep, wordt door Steeg man regelmatig als wisselspeler bij het A-team opgeroepen, traint daarentegen nauwelijks met de A- seleotie mee. „Als ik dat doe wil ik dat vergoed hebben, dat kost me een middag bij mijn baas. Een groot nadeel is het niet, Je kent alle spelers, Je weet hoe iemand speelt, je kijk er elke zon dag naar", aldus Weerdenburg Hij zegt volledig geaccepteerd te wor den, zou anders ook nooit goede prestaties kunnen leveren. Zijn competitiedebuut kwam in de wed strijd tegen FC Utrecht, toen hij als voorstopper moest invallen De wedstrijd ging met 4—2 verloren, maar „volgens de trainer heb ik goed lopen voetballen" Dat de ploeg minder draaide, daar kon ik niets aan doen Steegman vertelde me in de bus dat ik het goed gedaan had" Daar bleef hij bij, al moest hij zich wel een paar keer „warmlopen" „Zoiets moeg je accepteren, als je dan weer op de bank moet gaan zitten omdat er plotseling gescoord wordt of zo Ik speel wel liever, maar zo ineens uit het C-team moet je niet alles verwachten", meent Weerdenburg Meerenctrren Kijk eens waar ik op zit", zegt Wil Groenendijk en hij bedoelt niet de reservebank van de FC Utrecht, maar het nieuw gekochte bankstel „Kijk eens wat er staat en kijk eens wat er ligt Mocht het straks opeens afgelopen zijn, dan heb ik dit in ieder geval aan het betaalde voetbal overgehouden En dat is toch mooi meegenomen Nee, ik heb het uitstekend naar mijn zin" Die laatste opmerking brengt de 21- jarige ex-UVS'er Wil Groenendijk niet eens zozeer in verband met de carrière die voor hem bij de FC Utrecht mogelijk in het verschiet ligt Hij is praktisch van aard; wat de toekomst brengt ziet hij dan wel weer „Bij UVS", zo le?t hij uit, „trainde ik vier keer in de week Bij FC Utecht ook, maar dat wordt wél betaald, evenals het voet ballen in het C-team, het op de bank zitten bij het eerste en het behalen van overwinningen. Mooi meegenomen naast mijn werk als timmerman. Vroeger moest ik in mijn vrije tijd allertei klusjes aan nemen om er wat extra's bij te verdienen. Dat hoeft niet langer, het komt nu van het voetballen." Maar het gaat Groenendijk niet en kel om de krenten en rozijnen die het dagelijks brood een betere smaak geven. Hij ziet het voet ballen als eten hobby, noodzakelijk voor hem om de sleur van alledag te doorbreken "En waar kan je je wat dat aangaat beter uitleven dan in een perfect geleide orga nisatie die de FC Utrecht is"? zegt Groenendijk. "Ik ben enorm fijn opgevangen, speel met meer ple zier dan ooit en heb het idee dat ik binnen afziénbare tijd een kans krijg om me een plaatsje in de A-selectie te verwerven. Trainer Jan Ran heeft al meer laten door schemeren mij te zijner tijd in de achterste lijn te willen invetten. Tot nu toe heb ik één keer mee gedaan, tegen Twente, en dat ging niet slecht. Mijn kans komt nog wel. Dan slinger ik de hamer me teen door het raam". Door Jan Preenen LEIDEN Gerard is niet lan ger de warme, soms oververhitte Bakker, die in het Nederlandse tafeltenniswereldje voor zoveel stunts heeft gezorgd, niet alleen achter de tafel. Zonder te willen stellen dat het wel en vooral het wee van Scylla-1 hem koud laat heeft hij duidelijk afstand geno men. Half oktober trok hij zich terug uit het eerste team, waar bij hij de mogelijkheid van een come-back niet uitsloot. Als het reeds uit de ereklasse gedegra deerde trio nog meer terrein zal prijsgeven zal hij zeker bijsprin gen. Maar voorlopig heteft de „ouwe", zoals de 36-jarige Leide naar zichzelf op sportgebied noemt, het allemaal wel gezien. „De room is er af, het hoeft voor mü niet meer zo nodig". Eigen lijk had hij twee jaar geleden al willen stoppen. In 1963 werkte hij conscentieus naar het Nederlands kampioenschap toe. Tijdens die krachtmeting met over het al gemeen veel jongere spelers zou hij op imponerende wijze af scheid nemen. Bakker kwam ech ter juist niet aan de finale toe en bovendien ondernam zijn ver eniging Scylla een geslaagde po ging om de routinier nog wat langer aan zich te binden. „Als Je club zoiets vraagt voel je zo iets als verenigingsliefde. Tegen woordig is dat misschien iets ab surds en spreek Je daar geloof ik niet meer over, maar bij mij heeft dat altijd wel een rol ge speeld. Daarom heb ik destijds ook een aanbod van DeltaLloyd afgeslagten". Bakker reikte het sei zoen daarop aanvankelijk nog tot een score van 70 procent, maar zakte daarna met Scylla geleide lijk naar een bescheidener ni veau. „Ook al draaide ik nog lek ker, toch verloren we steeds weer. Op het laatst denk Je dan, waar om span ik me in, laat ik het aan die anderen overlaten, laten die Jongeren opnieuw gaan bou wen". Het fanatisme werd daar mee overboord gezet. Bakker, die .er van hield zichzelf te pijni gen als hij tijdens de training op zoek was naar de grens van zijn conditionele mogelijkheden en "de tafel-in elkaar kon trap pen" alshij een partij had ver loren, is in aanmerkelijk rustiger vaarwater gekomen. "Ik kom nu een beetje tot rust, al moet dat niet overdreven worden. Bij an deren is mijn manier van sport beoefening mogelijk als waanzin nig overgekomen. Maar ik heb het altijd als prettig ervaren. Als ik het zou kunnen overdoen zou ik nog harder gaan spelen. Zou Scylla in mijn jeugd ook al een eigen zaal hebben gehad dan had ik 3, 4 uur per dag getraind. Maar die mogelijkheden heb ik nooit gehad". Gerard Bakker traint nog wel met zijn vorige ploegmaten, maar voelt er niets voor de functie van oefenmeester van Scylla op zich te nemen. "Als ik de jeugd bij Scylla onder handen zou nemen zou ik misschien brokken maken. Dan zou ik er wellicht zo een paar uitgooien, omdat ze mijn mentaliteit niet hebben. De hele tendens is trouwens dat de stads jeugd te week is geworden. Dat geldt niet alleen voor Scylla, maar dat zie je overal. Wat doen nu bijvoorbeeld René Hijne en Hans Lingen voor hun sport? Natte kranten zijn hföt. Als Je vraagt of ze over een omheining willen springen lopen ze er dwars doorheen, 't Zegt mij genoeg dat de meest belovende jongeren uit kleine plaatsjes komen. Daar zijn ze kennelijk nog een beetje ge voelig voor gezag". Gerard Bakker wil daarom als trainer uitsluitend nog werken met talenten, die enigszins zijn instelling hebben. „Ik ben het zat om jongens te motiveren, die zichzelf niet voor honderd pro cent willen geven. Ik ben niet teleurgesteld, begrijp me heel goed maar ik ga er nu gewoon van uit dat w!-> een bal gehakt-men taliteit heeft dat zelf moet we ten. Ik verander daar niets meer aan. Scylla heeft genoeg talent. Hadden die spelers mijn karakter maar. Door sommigen wordt ge zegd, geef mij maar wat geld dan' wil ik wel een hele middag trai nen. Zoiets is nooit in mijn hoofd opgekomen. Ik dwong het succes af door pils te laten staan, vroeg naar bed te gaan en ur enachter- een te trainen. Neem die kleine Bettine Vrisekoop van Avanti, die door mij wordt getraind. Die heeft gedaan wat ik heb gezegd. Ze slaat nu alles en iedereen om ver. Maar ze heeft dan ook in de zomer weken gehad, waarin ze 35 uur oefende. Normaal traint ze 20 uur. Ik heb tegen haar gezegd, wil Je de Nederlandse topspeelsters voor bijgaan dan moet Je meer voor Je sport over hebben dan zij". Gerard Bakker staat niet al te lang stil bij de vraag of zijn 14- Jarige pupil, die op HAVO-ni- veau studeert, niet over de kop wordt gejaagd. „Voor zovter ik dat kan overzien zorg ik er voor dat dat niet gebeurt. Op school gaat het goed, haalt zij goede cijfers, dus op dit moment is er niets aan de hand. Zou zij de training te zwaar vinden dan verleggen we het doel en mikken we minder hoog. Voorlopig streven we er naar dat zij over enkele jaren bij de eerste tien van Europa be hoort". Over zijn eigen toekomst zegt Bakker: „Misschien word ik nog eens trainer van het Nederlands team. Er is sprake van geweest dat ik de opvolger zou worden van Tigerman. Dat is niet doorgegaan. Wie weet krijg ik over een paar Jaar nog een kans. Het lijkt me een leuke uitdaging. De instel ling heb ik, maar hebben de spe lers die ook?" Leen de Goey Wil Groenendijk

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1975 | | pagina 17