Abstracties van een Een gebeuren op afstand Door H. J. Oolbekkink Dood spoor Meneer M. Idealen Prefpark Begrip Gerucht ZATERDAG 6 DECEMBER 1975 'The South Moluccans? Who the hell are they? Elias Rinsampessy"élke medaille heeft twee kanten De gemeentesecretarie van Beilen is een ordeloos redactielokaal geworden. Alleen het hij standsloket is geopend gebleven. De Amerikaanse journalist riep in het perscentrum in Beilen: 'The South Moluccans? Who'the hell are they?' Het was, in zijn franke eenvoud, een kernvraag rond de treingijzeling van Beilen: wie zijn dan wel die Zuidmolukkers die, ten koste van doden, een onhaalbare eigen republiek ndstreven? Het is te simpel het groepje overvallers af te doen als jonge, ontevreden werklozen, uit onlust avonturier en tenslotte moordenaar ge worden bandieten. Het heeft, om te beginnen, te maken met een radeloze speurtocht naar de eigen identiteit van politiek en geografisch ontheemden. Er is een trein gekaapt, niet meer voorgevallen sinds het Wilde Westen. En Amerikaanse, En gelse, Duitse, Franse, Zweedse en Italiaanse journalisten komen pijlsnel af op de daad, zonder vermoeden van de achtergrond te hebben. Nederlanders proberen uitleg te geven op de do- cententoon die ons eigen is, maar het dictee leidt al spoedig tot verschrijvingen en spelfouten de les is te moeilijk als de samenhang tussen dat uithoekje van Insulinde en het bege leidende Nederlandse probleem geen dagelijks feit voor je is. Dus: „Ja, maar waarom schieten ze de mensen dood?" Omdat: anoniem houdende man de krant op te zeggen dat hij die middag vijf mannen in zijn pand had die, hoewel nuchter, met revolvers zwaaiden en aankondigden 's avonds naar Moordrecht (plaats met een grote'Molukse woonwijk) te gaan. Diezelfde middag belt een zich anoniem houdende man de krant op en zegt: „Er gaari vanavond Zuidmolukkers aan." Omdat ze anders zyn Het tolerante Nederlandse volk dat door de mand valt. Natuurlijk, het is niet eenvoudig om - nu er doden zijn gevallen, nu er mensen zijn vermoord terwille van een politiek oogmerk nuances aan te brengen. Terroristen en fanatici zijn de meest gebruikte karakteristieken voor het handjevol jonge Zuidmo lukkers in die eenzame trein in het kille veld en in dat Indonesische consulaat in de schaduw van het Amsterdamse Vondelpark. Toch wil, in Nijmegen, de 28-jarige' Zuidmolukse antropologiestudent en voorman van de politieke beweging „Pattimoera", Elias Rinsampessy, proberen die nuances aan te brengen. Hij heeft een kandidaats scriptie geschreven onder de titel: „De mogelijke gronden van agressie ondèr Molukse jongeren." Een scherp gesneden gezicht, Afro-haar, bril, baardje, zachte maar overtuigende stem: „Die gijzeling In Beilen heeft, net als een medaille, twee kanten: Je hebt de zaak an-sich zoals die- in die trein is uitgevoerd, en dan is het af te keuren, maar aan de andere kant is het een reactie op iets, tja, dat hoef ik u toch niet te zeggen?" Zeg het toch maar. „Nou, het is het antwoord van jongeren die zeggen: volgens ons kan het niet meer anders, wij gaan geweld gebruiken om onze doelstel ling, de verwezenlijking van de Republiek der Zuidmolukken, te bereiken. Tegen die achtergrond- gezien is het een politiek motief, een reactie op de beleidsvoering van de Nederlandse overheid gedurende de afgelopen vijfentwintig jaar. Ik zal niet zeggen dat ik voor of tegen ben, ma{)r als je deze aktie buiten het historische proces plaatst is dat niet juist." Begrip vragen, zo langzamerhand eisen: in hun verklaring hebben de Vrije Molukse Jongeren gezegd dat hun aktie geen daad van vergelding maar een schreeuw om rechtvaar digheid was. De schreeuw is verstaan; of hij begrepen is blijft ter discussie. Is dat begrip nog op te brengen? Een man belt - alweer anoniem - de krant op en zegt: „Ik spreek namens Voorburg, als er meer mensen in de trein doodgaan, gaan er een heleboel Zuidmolukkers aan. Ik heb ze om de hoek wonen." Geen keuze Elias Rinsampessy: „Er is overal verzet in Indonesië, op Kalimantan, op Sumatra, in Papoea, op midden-Java zelfs, hoe is het Nederlandse standpunt dat wij geen verzet zouden mogen plegen dan te rijmen met de utopiegedachte van de Molukkers? Nu worden we gedwongen om Indonesiër of Neder lander te worden - die keuze willen we niet, we zijn Molukkers." Maar hoeveel goodwill wordt er niet verspeeld door te proberen die keuzemogelijkheid met geweld af te dwingen? „Die daad," zegt Elias Rinsampessy, „dat deze mensen zijn vermoord, is afschuwelijk, maar dat is maar een woord, daar help je die dode mensen niet mee. Bovendien moet je het in het politiek-historische proces kunnen plaatsen - het feit dat er een aktie zoals deze plaatsvindt toont de politieke bewustwording van onze jongeren aan. En vanuit die bewustwording voelen ze hun machteloosheid, weten ze dat ze aan het plafond zitten. En juist daarom plegen ze zo'n daad." Het is nog steeds geen verontschul diging, laat staan rechtvaardiging, voor Beilen en Amsterdam. Elias Rinsampessy heeft moeite met het woord terrorisme, omdat wat wij terreur noemen voor hem een, hoewel af te keuren, bijna logisch uitvloeisel is van de minder (waar dig) heidspositie van zijn volk. Hy behoort tot de gematigde van intellectuele Zuidmolukkers en kent het jargon dat voor een politicus zo vaak als vervangingsmiddel voor emoties is. Maar terrorisme? Van Dale zegt: terrorisme - het gedwee maken of demoraliseren van een bevolking dóór daden van terreur, met een politiek oogmerk. De Nederlanders moeten altijd In 1951 speelde Kirk Douglas in de film ..Big Carnival" een journalist die van een in een grot vastzittende man namens zijn krant een fenomeen maakte, kompleet met omringende worstkraampjes en aan verwante kermisartikelen. We gaan over d'3 zwarte weg in de richting van de onbenaderbare Trein en moeten halt houden bij een van pantservoertuigen voorziene eenheid van de marechaussee. Ze staan verdekt opgesteld, kale takken rondom, het boekjt nagevolgd, het had niet beter gekund. Alle'en - grote kermis - er is een mobiele frites-kraam door de provisorische afzetting gebroken en de pantserwa gens glimmen in het walmende licht van die toeristentrekker. Elias Rinsampessy: „Ik zeg niet dat het de b-este oplossing is wat die Jongens in Beilen hebben gedaan. Maar aan de andere kant, neem nou alle afspraken die de Nederlanders, Biesheuvel voorop, met de Indone siërs hebben gemaakt, neem die uitspraak van Van Doorn dat onze onafhankelijke republiek niet haal baar is - als je dat soort instelling zet tegenover de wensen van de Zuidmolukkers, dan móet het wel tot conflicten komen. En dat gebeurt nu dan ook, omdat onze jongeren verder zijn dan hun ouders, meer geleerd hebben, weten hoe ze zich moeten roeren, zich moeten laten horen en zien." De Trein staat op het dode spoor. Voor het gemeentehuisvan Beilen staat een boerse man die naar de gevel opkijkt alsof het een hem persoonlijk beloofde tempel is. Hij zegt: „Ik had nooit gedacht dat dat nog gebeuren had kunnen" - het klinkt als de vervulling van een gebed; een aan de wereld verloren gegaan dorp is tot headline benoemd. Het zal niet lang duren. Niet langer dan de meeste kermissen. Elias Rinsampessy: „Je moet natuurlijk ook niet te ver. willen grilpen. Manusama is kennelijk gebotst op het idee: gezag is gezag, daarom heeft hij die mensen in de trein opdracht geg'even htm gijzeling te staken. Nou, die Jongens lóten zich niets opdragen, dat is het verschil met vroeger. Wat is gezag, waar moeten ze in geloven? Indonesië is het niet, Nederland is het niet, Manusama is het ntet - ze hebben genoeg van elke vorm van gezag." Isdat reden om desperado te worden, uitzichtloze in een uitzicht loze toestand? Kaping, in dit geval, schijnt de laatste strohalm te zijn die onder het gewicht van de zich radeloos vastklampende Molukse Jongeren wel moet doorbuigen. In dit geval vermoedelijk tot het water over de lippen komt. Elias Rinsampessy: „Jongeren beïn vloeden jongeren en er is duidelijk een gebrek aan coördinatie en dus aan controle. Ik sta niet achter de daad die ze gepleegd h'ebben, maar toch - het is dat gevoel van n'et anders te kunnen. Dat begrijp ik. En dat zal voor Nederlanders wel altijd moeilijk te verwerken zijn." Een ruis op de lijn. Dan: „We gaan toch op dezelfde golf door." De eerste stem: „Meneer M. is nu bij de trein. Hij praat m'st twee mensen in de deuropening." „Twee mensen in de deuropening?" „Dat is correct." „Meneer M." is ir. Manusama, president in ballingschap van de Republiek der Zuid-Molukken, die aanstonds e'en poging zal doen met de gijzelaars te onderhandelen. Hij praat enkele minuten (het is alweer bijna vergane historie geworden) en keert terug. Een slachtoffer van de gijzeling in Amsterdam wordt weggedragen. redelijk milddadige kolonisten ge weest zijn, maar we hebben wel altijd geprobeerd het onderliggende volk gedwee te houden. Nu zegt Elias Rinsampessy„Je kunt* je 'afvragen wie terroriseert wie? Je mag het wel zo stellen: drie eeuwen geestelijke indoctrinatie en economische exploitatie hebben een afhankelijkheidsrelatie gekweekt die er voor heeft gezorgd dat er na de dekolonisatie gedurende vijfentwin tig jaar over de Zuidmolukkers is gepraat en over de Zuidmolukkers is beslist, maar dat gebeurt dan wel zonder de Zuidmolukkers er in te kennen. We hebben ook nauwelijks de middelen om onze idealen te verwezenlijken en die machteloos heid wekt ook agressie op." Die idealen: een vrije Republiek der Zuidmolukken met, misschien, vijf tien van de vijfendertigduizend „Nederlandse" ZuddmoTCkkers die als voormannen zouden optreden van het half miljoen Indonesische Molukkers - en deze constructie dan losgemaakt van Indonesië. Neder landse politici als Vondeling en Van Doorn' hebben het een droom (een nimmer te verwerkelijken droom) genoemd en dat roept de gram der Molukkers op. Want juist dat is het onvervreemdbare uitgangspunt van de Molukkers - die republiek, en al kunnen wij het er, in rationeel opzicht, over eens zijn dat Vondeling en Van Doorn en al die anderen die het gezegd hebben, het gelijk aan hun zijde vinden: een droom kan zowel zoeter als gevaarlijker zijn dan de werkelijk heid en wie aan dromen verslaafd is zal niet gadw voor waar aannemen wat waar is. Trouwens, in deze dagen lijkt de realiteit aan gezag te hebben ingeboet - de gijzeling is, hoe concreet in uitvoering ook, abstract geworden in, vooral, haar randver schijnselen. Om te beginnen is het een gebeuren op afstand - die trein 734 (in het bijna „bedachte" filmdeóor van een nevelig, door ijzel aangestreken veld), valt met het blote oog niet te zien omdat rijkspolitie, marechaussee en mari niers een ruime ring hebben gelegd waardoor het onmogelijk is gewor den de rails op minder dan een kilometer of twee te benaderen. Het is kijken naar iets dat er haast niet is - in de zwarte avond een lintje van verlichte ramen: de etalages van waaruit de gegijzelden uitzicht hebben op december. Beilen is pretpark geworden: een gijzeling en Sinterklaaskoopavond, de jeugd heeft zich verzameld rond het bureau van de corpscommandant van de rijkspolitie, want het gerucht - het vliegende vaandel van deze dagen - heeft gewild dat ontvluchte gegijzelden hier zullen worden aangevoerd. Joelerig, lacherig, knij perig - het is jool geworden, de obligate kermis naast het kerkhof. Elias Rinsampessy: „Men kan toch niet verlangen dat wij ons ideaal zo maar opgeven? De sociale proble men liggen in de Nederlandse samenleving, die gebruikt steeds termen als integratie en assimilatie en minderheidsgroepen, terwijl wij ons geen minderheidsgroep voelen - we zijn een volk. Daarom, het enige dat de Zuidmolukkers, nu we hier toch zitten, willen is ons goed voor te bereiden, ons te emanciperen, te ontwikkelen - om daarna terug te gaan na arons eigen land". Het is het al een kwart eeuw terugkerend stramien: die terugkeer. Toen de republiek Indonesië feit werd, was daar geen plaats voor de aanhankelijkste handlangers van het Nederlandse kolonialisme: de Molukse militairen van het KNIL. Belofte maakt schuld was deel van de erekode van deze soldaten, en ze dachten een tweede thuis aan de Noordzee te vinden. Het werden woonkampen, niet veel meer dan getto's, en de Hollanders bleken en bleven nogal afkerig van dat merkwaardige volkje dat in den beginne dociel genoeg leek, maar toch niet dat assimilerende had van de honderdduizenden, meest Ja vaanse Indonesiërs die ter afwikke ling van de erfenis in ons land gehuisvest werden. Gezagsgetrouw, koningsgetrouw, de vlag uit als het even moest - dat wel, maar ze hadden, hoe gediscipli neerd ze ook waren, toch niet dat meegaande van de djongo's en baboes die we nog van de plantages gewend warén. Eigenzinnig? Ach, hun zoons en dochters zouden, het wel worden. Elias Rinsampessy: „U kent het begrip „second generation", de jongeren die niet meer nemen wat hun ouders wel namen? Je ziet overal ih de wereld bevrijdingsbewe gingen die succes hebben. Die jongeren hebben gezien hoe de akties van hun ouders mislukt zijn, hoe. de petities in d'e prullemand werden gegooid, dat het geen zin had - die jongeren willen nu echte aktie." De aktie is gekomen. In drommen staan de Drenten voor het gemeentehuis dat uit zijn functie is ontheven en dienst doet als beleids- en perscentrum. De gemeentesecre tarie is een ordeloos redactielokaal geworden en boven, waar de dirigenten van het incident zetelen, lijkt men er op gebrand geheim te houden wat geheim gehouden kan worden. Er kan ge-en paspoort meer worden afgehaald, een huwelijk dient elders gesloten en een Jachtvergunning moet opgeschort. Alleen het bijstandsloket is geopend ■gebleven: het moest Sinterklaas worden en B en W vre'esden relletjes indien er geen cadeaus gekocht konden worden. Waar ambtenaarlijk bewind heerste, viert nu het Journalistieke cynisme feest (..in welk openbaar vervoersmiddel kun Je zo lang voor zo weinig geld gebruik maken van Je kaartje?"). Beilen is van stip opeens begrip geworden - door de wereldpers voor zolang het duurt verheven tot voorpagina. De politieradio pruttelt: „Ze staan nu ongeveer tweehonderd meter voor de trein." Reactie: „Tweehonderd meter voor de trein?" Antwoord: „Tweehonderd meter, dat is correct." „Luister es, we hebben een open lijn, we stoppen hiermee in verband met afluisteren." „Begrepen, over en sluiten'maar." Elias Rinsampessy: 'Manusama heeft jarenlang daadwerkelijk het gezag over de Zuidmolukkers gehad, maar hij vaart een koers die door de jon geren niet meer geaccepteerd wordt. Ze zien dat ze geen politieke inspraak hebben gekregen dat niet is vol daan aan hun behoeften en verlangens. Manusama is een humaan mens, maar hij moet inzien dat hij die jongeren een kans moet geven, het moet komen tot een diailoog tussen hen." De jongeren in de trein van Beilen zijn lange tijd' tot geen enkele dialoog ber'eid geweest. Een daad behoeft geen woord - het falikante misverstand van zovele IJveraars. Een wet, stellen die er niet is roept op tot weerstand („Ik spreek namens Voorburg. Er gaan van avond Zuidmolukkers aan. Toevallig heb ik ze om de hoek wonen") - en om diezelfde hoek ligt de terreur die, met de mond beleden, verafschuwd wordt. De serveuse in de cafetaria, die dag en nacht open blijft voor het ongewone krantenvolk dat, meestal met rappe automobielen, in de Drentse stilte is neergestreken: „Ik heb vandaag al zowat m'n week- salaris aan fooien ontvangen". Terreur als werkgever. In diezelfde cafetaria gaat het gerucht weer op de vleugels: er komen ontsnapte gegijzelden aan. De journalisten spoeden zich heen van net aangetaste uitsmijters en karbonades, laten de culinaria stollen in eigen vet en razen naar wie weet waar heen omdat het gerucht nooit bevestigd zal worden. De kok komt grommend uit de keuken: „Ik verdom het als ze allemaal weglopen. D'r wordt niet meer gekookt." Als vijf minuten later de p»ers weer is neergestreken aan de bar - het gerucht heeft zijn woordwaarde bevestigd - stapt de kok fluitend achter zijn buffet en keert nog een lapje om. Die blauwen maken mooie handel. Elias Rinsampessy: „De Nederlan ders zullen zich tóch moeten afvragen wat ze voor de Zuidmoluk kers kunnen doen als je in de toekomst dergelijke akties wilt vermijden. Want als er niets gebeurt is het erg logisch dat het verder gaat - Je hoeft geen wetenschapper te zijn om dat te concluderen."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1975 | | pagina 13