Niet alles groen in South Dakota Werpt werkgroep de bromfietsers voor de leeuwen! LEZERS SCHRIJVEN ZATERDAG 29 NOVEMBER 1975 EXTRA PAOINA 15 MAX DENDERMONDE IN DE USA (13). EENZAAM Professor Gerald de Jong, een Amerikaan van Nederlandse afkomst die aan de Universiteit van South-Dakota in Vermillion Europe- Niet alles is groen in South Dakota Elk jaar in juli, als alles goed is gegaan, staat er bij Leichtnam voor een kwart miljoen dollar aan dikke tarwe op zijn land te wuiven. Maar nog altijd kan het verkeerd uitpakken, zolang de oogst niet achter de rug is. Het zijn twee of i drie spannende weken. Als Louis Leichtnam in juli de 1 zekerheid heeft dat het spul binnen een week van het land moet, brengt hij telefon-'cch de combiner-man op de hoogte, tenminste, als hij die kan [vinden. Het is wel gebeurd dat de combiner-man in het zuiden van zijn route moest afwijken, en dat Leichtnam de politie van verschil lende kleine plaatsjes moesf inscha kelen om de machinekaravaan op te sporen. Maar altijd kwamen ze, de maaiers met hun technische circus. Oogsten doen de grote boeren van Dakota al lang niet meer zelf. Het hele werk duurt maar drie of vier dagen en vereist een bedrag voor combiners van ver over de honderdduizend dollar. Coöperaties met andere boeren zouden theore tisch denkbaar zijn, maar zijn in de praktijk niet mogelijk, omdat iedereen vrijwel op hetzelfde mo ment wil oogsten. Op dit punt reikt de geografie van Amerika de boeren een helpende hand: de oogst - van vrijwel alle gewassen - maakt over de zes reuzenstaten van noord naar zuid, van de Golf van Mexico tot C-nada, de reis met de zon mee. En dus begint de combiner-man met zijn kleine leger van arbeiders, met zijn rijdende behuizingen en zijn dure machinerieën de tocht in Texas, en eindigt hij hoog in Noord Dakota, na een goed geplande zwerftocht door Oklahoma, Kansas, Nebraska, South Dakota enzovoorts. En dan begint hij de tocht opnieuw, met het oogsten van een produkt dat dan rijpt. De hele lange, lange zomer zijn de combiner-eigenaren druk als dorpskappers op zaterdag avond. Het schooltje in Lyman foto links) met zijn totale be volking vier kinderen en een onderwijzeres. Lou en Marge Leichtnam (rechts) bezig met een van hun hobby's voor de wintermaanden, wanneer er op het boerenbedrijf zelf weinig hoeft te ivorden ge daan. leek me wel juist. Want de ontwerpen waren niet van het type dat wordt aanbevolen door Goed Wonen-mensen. Het was het spul dat men als prijs krijgt in de schiettent op een plattelandskermis. „Het is een hobby voor 's winters, als we niks te doen hebben", zei Marge met een extra uitleg in haar toon. Ze was klein, drie en vijftig en zag er uit als zestig, een geboren grootmoeder, maar met de lachebek van een meid van achttien. „We zijn er pas twee jaar geleden mee begonnen. En leren het nu zo langzamerhand". Lou zei: „We verzamelen antiek ook". Ik hoop dat ik het niet hoefde te zien. De volgende dag blikte ik voorzich tig uit het raam, en vergat vier of vijf tellen te ademen. Overal waar ik keek lagen mollige, groene heuvels met het groenste groen ter wereld. Hier groeide, in een schitterende, geaccidenteerde oneindigheid, de wintertarwe, waar Rusland verlangend op lag te wachten. GRASLAND se Geschiedenis doceert, zei me dat ik voor een tarweboer moest gaan naar Presho. En omdat het al een beetje schemerde toen ik Vermillion verliet, en het helemaal donker was nadat ik voorbij de „grote stad" Sioux Palis (72,488 inw.) naar het westen toerde, kwam het maanloze land op mij over als uitermate eenzaam en somber. Eindelijk bereikte ik Chamberlain, waar de Missouri een knik maakt naar het noorden, en waar een nieuwe brug ligt over de rivier. Daarna zag ik in het duister de naam Reliance, later Kennebec, en eindelijk, met het hoge, verlichte teken van een HUSKY-benzine-station, de tekenen die wezen naar Presho. De jongen van het verlaten benzinestation zei dat hij wel wist waar Louis Leichtnam woonde, maar dat hij het me onmogelijk uit kon leggen: de grintwegen daar waren onverlicht en zonder aandui dingen. We pakten dus de telefoon en tien minuten later kwamen Lou en Marge Leichtnam in hun Mercury om de vreemdeling de weg naar hun erf te wijzen. NIKS TE HALEN Het was niet bar ver van Presho. Maar wel godsgruwelyk van alles verlaten, in een duisternis zo vreugdeloos als turf. Wat mij dadelijk opviel was, dat Lou Leichtnam onder het felle licht van zijn hoge erflamp de achterdeur niet op slot had, iedereen kon zo zijn huis binnen. Ik dacht aan „In Cold Blood" en aan de gekken in die documentaire roman die een hele boerenfamilie uitmoordden. Louis kende het boek en zei: „Dat is een kans van een op de miljoen. En bovendien, er valt hier niks te halen". Toen ik mijn blik liet vallen op de tientallen geopende matrijzen overal, en over de natte vormen van aardewerk die op tafeltjes stonden te drogen, zei Marge: „Dat heeft geen waarde voor een ander". Dat Het is niet alles groen wat er blijkt daar in Lyman Countyer is buitengewoon veel bronskleur van grasland ook. Hier en daar lijkt het zelfs uitsluitend grasland. Die golvende stukken prairie maken het makkelijk om je voor te stellen hoe dit land er tweehonderd jaar geleden moet hebben uitgezien. Het was toen een verschrikkelijk leeg, boomloos heuvelland, waar kleine, goed georganiseerde Indianenstam men de alleenheerschappij hadden over de ontzaglijke hoeveelheden buffalo's. Hier, westelijk van de Missouri, bleef de situatie tot ongeveer de eeuwwisseling ongerept, al was ondertussen de levensstijl van de Indianen rigoureus veran derd door hun contact met handeldrijvende blanken en met de komende en gaande veeboeren, die hun rode broeders paarden verkoch ten, zadels, wapens, westerse kledij, sterke drank en voedsel in blik. KLETSMEIERS Leichtnam, die later de vader zou worden van Louis en van vele andere zonen en dochteren, kwam met zijn ossewagen en met zijn hele hebben en houden als katholieke vrijgezel op een der eerste treinen naar Presho. In 1907, toen hij het spul op zijn honderd en vijftig hectare een klein beetje voor elkaar had, trouwde hij. Als je nu door dat land rijdt, zou je denken dat het een gruwelijk eenzaam leven moet zijn geweest. Maar dat was het niet precies. De boeren waren reuzekletsmeiers, die veel van gezelligheid hielden, en die elkaar om de haverklap opzochten, op zondagmiddag het meest uiteraard. Ze waren sober, hadden geen drank in huis, maar wel koffie met een klont. En vaak lazen ze elkaar lange stukken voor uit allerlei kranten, debatteerden ze fel, en hadden ze in ieder geval niet het gevoel dat ze stommerikken waren. Integendeel: al hun moge lijkheden stonden pas aan het begin van de weg. Het was duidelijk dat hun kinderen meer moesten weten dan zij deden. Daarom was de organisatie van scholen even be langrijk als de watervoorziening of een vorstdichte behuizing. De scholen werden strategisch geplaatst temidden van speciaal die bedrijven welke de meeste kinderen opleverden. Als de situatie verander de na een aantal jaren, verplaatste men eenvoudig de school. Meestal bestonden de gebouwtjes uit een enkel lokaal, waar een leerkracht les gaf aan alle jaargangen. Het karakteristieke tweetal huisjes bui ten, waaraan je altijd van heel ver een school kon herkennen, waren voor de jongens en de meisjes. Soms, als de school erg afgelegen lag, was er een woongedeelte voor de juffrouw, die door de hele streek liefderijk werd bewaakt en voorzien van steenkool en voedsel. In Lyman County ging in vele delen de school voor de kerk uit, en de verschillende dominees en meneren pastoor hielden er om toerbeurt dienst. De school was verder, behalve een noodkerk, ook een wijkgebouw, waar het stampvol was als er een spreker uit de verre wereld kwam. Ook belegde men in de school nogal eens gezelligheids bijeenkomsten, bruiloftspartijen of bazaars: de school was het middelpunt van de gemeenschap. De vroege, godsdienstige verdraagzaam heid kwam voort uit een grote, gezellige gemeenschapszin. KOMEN EN GAAN De plattelandsscholen zijn vrijwel alle verdwenen, verdreven door de bus. Maar met de gezelligheid is het, na al die jaren, nog precies zo gesteld. Bij Marge en Louis Leichtnam is het de hele dag een komen en gaan van kennissen, vrienden en vooral familie - de families zijn er ouderwets groot en van 's morgens vroeg tot 's avonds laat rinkelt de telefoon. Al die komenden en gaanden en al die rinkelaars hebben wat van doen met de tarwe. Soms met tarwe alleen, zoals Louis, en soms ook met vee, zoals Louis' jongere broer Frank, die getrouwd is met Bernice, een jongere, pittige zuster van Marge. Ik reed een dag mee met Frank en Bernice. In Lyman - een plaatsje dat nauwelijks aanwezig is, vier of vijf huizen - bestond nog zo'n echt ouderwets plattelands schooltje, waar een onderwijzeres les gaf aan vier kinderen: ze varieerden in leeftijd van zeven tot dertien. Vond de juffrouw dat de kinderen bevoorrecht waren? Ze zei streng: „Dat zou ik denken! De hoge graad van ontwikkeling in South Dakota is te danken aan de omstandigheid, dat ieder kind in feite 'individueel onderwijs genoot". Ze zuchtte. Het was vrijwel zeker, zei ze, dat de school over een of twee jaar zou worden gesloten. In de hoofdstad Pierre (spreek uit Pier, een stadje van nog geen tienduizend inwoners) wilde Bernice mij met alle geweld het interieur van het State Capitol tonen. Voor ik het wist sleurde ze me de kamer binnen van de Gouverneur, Richard F. Kneip, een razendsnelle boeren man met pientere ogen, die net zo met de gebeurtenis in zijn maag zat als ik, en die mij in drie minuten zijn visie op Amsterdam gaf. Bernice was heel trots op het onderhoud. Ik zei maar niet dat het bij ons geen gewoonte is om gasten onaangediend naar de Commissaris van de Koningin te brengen. Maar in South Dakota is het Capitol en de Gouverneur van iedereen. Ze betalen er toch voor GESCHIEDENIS De zestigjarig Louis Leichtnam is dus nog maar tweede generatie in Presho. Hij kan je precies vertellen wat er van jaar op jaar gebeurde, langs welke curven de progressie verliep. Hij is er niet verbaasd over. maar het toont hem wel het betrekkelijke: hij is in Presho begonnen, arm, als de zoveelste zoon van een kleine boer. En hij wil in Presho eindigen, Presho is zijn wereld. Hoewel hij weet dat er duizenden andere werelden zijn. Al jaren werkt hij aan de geschiedenis van Presho, die de geschiedenis van zijn eigen leven is. Tegenover het HUSKY-benzinesta- tion staat een metalen hal, waarin de historie van Lyman County wordt verhaald, in costuums, in huishoudelijk gereedschap, in foto's, documenten, alles heel aandoenlijk. Maar waarom eigenlijk? Want het gaat over mensen die zich staande hielden, zoals iedereen dat tracht te doen, in iedere periode van de geschiedenis en op elke plaats. Buiten op het terrein zet het museum zich voort met landbouw- apparatuur, met een overbodig geworden, wit geverfd kerkje, en met een hut van asfaltpapier: een eerste home-steaderswoning. Op dat terrein en in die metalen hal zijn Louis en Marge Leichtnam elke dag te vinden in de winter, want er is nog veel te doen en ze willen het klaar hebben voor ze te oud zijn. Maar ze zijn al heel aardig op weg. En ondertussen wacht hun nog een andere, kleinere taak, waarvoor zij nog steeds geen tijd hebben kunnen vinden. Als je tussen Leichtnams tarwevelden de laatste afslag naar hun grote woning neemt, passeer je een wit, houten gebouwtje, waarach ter twee kleine huisjes staan, een voor de jongens en een voor de meisjes. Het schoolgebouwtje is al jaren niet meer in gebruik en Leichtnam heeft het gekocht om het op te knappen eVi in zijn oorspronkelijke staat te brengen, binnen en buiten, als een klein aandenken op zijn eigen land. Iedere keer als hij er langs kent weet hij dat hij het doen moet. Het geeft hem geen onprettig gevoel, heeft hij me verteld, dat hij zichzelf een schuld heeft gecreëerd. Opnemen van brieven in deze rubriek behoeft niet te betekenen dat de redactie het met de inhoud eens is. De redactie behoudt zich daarenboven het recht voor om bijdragen te weigeren dan wel in te korten. De Werkgroep Fiets schrijft in uw blad van 14 nov. jl. naai- aanlei ding van mijn stukje van 8 november over de Leidse Baan en over de werkgroepen uitvoerig over de doel stelling van d'a groep, nl. het bevor deren van de belangen van de fiet- Dit punt had ik echter in mijn stukje niet naar voren gebracht; toch wil ik er wel even op ingaan. De Werkgroep Fiets trapt hiermede nl. bij mij een open deur in. De Werkgroep Fiets mag rustig stellen, dat meer aandacht voor de fietsers wenselijk is maar als dit ge daan wordt zonder het gehele ver keersbeeld (samenstelling verkeer en weg- en kruispuntkwaliteit) in aanmerking te nemen; dan kan men m.i. meer spreken van een gevoels matige dan van een wetenschappe lijke benadering van het vraag stuk. Daarom is het verwarrend dat de Werkgroep Fiets volgens eigen ver klaring bestaande uit "burgers", (hoewel ambtenaren m.i. en zeker in hun vrije tijd ook "burgers" zijn) voortdurend in één adem genoemd wordt met de Werkgroep Milieube heer der Rijksuniversiteit Leiden, hoewel het te begrijpen is, omdat de ze laatste geregeld medewerking ver- Het adres van de Werkgroep Fiets is volgens eigen opgave Kaiserstraat 63 te Leiden. Het is het adres van het Zoölogisch Laboratorium der Rij ksuniversiteit. Poststukken van de Werkgroep Fiets worden vandaar verzonden in enveloppen van het Zoölogisch Labo ratorium en voorzien van porto door de Rijksuniversiteit. Dit leidt tot de gedachte dat het ambtenaren zijn, die in de tijd van 'de baas' hun 'werkzaamheden' ver richten. Het adres van de "Werkgroep Mi lieubeheer" is eveneens: Zoölogisch Laboratorium. Kaiserstraat 63, te Leiden. Voor frankering zie boven. Het gevoelen bekruipt mij, dat als er plannen naar voren gebracht wor den waaraan anderen gewerkt heb ben, de werkgroepen deze ontleden en er "tegen" zijn, bijv. omdat ze anti-auto zijn en pro-openbaar ver- Het Nederlandse volk is echter nog lang niet zover want de autoverkoop loopt buitengewoon voorspoedig en dat is een gegeven waarmee reke ning moet worden gehouden. De ko en blijkbaar dat openbaar (nog?) niet zitten. Nu is het een ieders goed recht an ti-auto te denken en te propageren, maar men moet zich dan in zijn ware gedaante vertonen en niet als 'Werk groep Milieubeheer der Rijksuniver siteit'. De Werkgroep Fiets toont zich ge regeld tegen het gebruik van fietspa' den door bromfietsers maar geeft daarvoor geen oplossing. De indruk dat de Weidtgroep Fiets de bromfietsers voor de "leeuwen" wil werpen kan ik niet van mij af zetten. Zij willen de bromfietsers m. i. op ondeugdelijke gronden van de fietspaden in de "natuur" weren. Wellicht ziet men in kringen van het Zoölogisch Laboratorium een taak weggelegd om in de vrije tijd een Werkgroep Bromfiets (informeel na tuurlijk^ op te richten. T. VAN DEN BERG Kennedylaan 16, Leiden. (Van redactiewege bekort). Bont en Stront roemen op het feit dat het 't mees te drop eet, zal het eveneens bekend blijven om zijn openbare produktie van hondenpoep. Men loopt in de stad voortdurend het ri sico om in een ogenblik van ge dachteloosheid in een smerige, stinkende, kleverige hondenplak te stappen. De taak van de reinigings controleurs schijnt uitsluitend te bestaan om met een.drol ond-r de Daf-banden, het stinkende product over regelmatige afstanden door de straat te stempelen. De steeds.toe nemende protesten schijnen geen effect te hebben, misschien zou 'n verhoging van de hondenbelasting met f 500 i.p.v. f 5 meer succes heb ben. Een dierenliefhebber is blijk baar iemand met een vogel in een kooitje, een vis in een kommetje, een hamster in een bakje en een hond die een drol voor andermans deur deponeert. De goeden niet te na gesproken!! Om de gebonden heid met de natuur nog eens te on derstrepen dient men gehuld te gaan in het bont van een of ander zeldzaam dier. De schrijfster van het geraffineerde "bonte" artikel over Ronald van Egmond schijnt de vertechnokratiseerde mens voor te houden dat bont hoort; een mo de, tevens statussymbool dat dui zenden zeldzame dieren het leven kost, men lette op het tijger jasje op de achtergrond: één jasje kost 25 tijgers Het artikel 174 van het Wetboek van Strafrecht (het artikel waar de antiroker dr. L. Meinsma al jaren voor vecht) behoeft slechts een zeer kleine wijziging om deze barbaarse toestanden van bont en stront aan banden te leggen: "Hij die waren verkoopt aanbiedt, uitdeelt of ach terlaat. wetende dat zij voor het le ven of de gezondheid van of dier. schadelijk zijn, en dat scha delijke karakter verzwijgt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste 15 jaar. Indien het feit de dood van een mens of dier ten gevolge heeft wordt de schu! :ige gestraft met levenslange gevange nisstraf of tijdelijke van ten hoog ste 20 jaar'. H;et in werking stellen van een dergelijke wet zou de na tuur levend en de stad schoon hou den. J. F. DE BOCK. Bronkhorststraat 59, Leiden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1975 | | pagina 15