Parijse show succes
Mexicaanse woestijnplant
Ronald v Egmond op weg naar internationale erkenning
Katja
Rok favoriet
MAANDAG 24 NOVEMBER 1975
itXïRA
PAGINA 15
Door
Henriëtfe v.d. Hoeven
DRIEBERGEN Een week of drie
geleden was het bontboetiekje van
Ronald van Egmond in Driebergen
helemaal leeg. Niet omdat er inbre
kers aan het werk waren geweest
maar omdat de achtentwintigjarige
Ronald zijn eerste bontshow in Pa
rijs gaf. Parijs, dat voor de mode-
minnenden toch nog altijd het Mek
ka is, al is de glans wel wat ver
bleekt. Een stap naar internationa
le erkenning dus voor de zoon van
de Leidse bontwerker Sam van Eg
mond, die kort geleden zijn veertig
jarig Jubileum vierde.
Twaalf jaar geleden stapte Ro
nald van Egmond in het bontwer
kersvak. "Toen ik zestien was", ver
telt Ronald, "zei mijn vader jij moet
maar bontwerker worden. Nou in
die tijd vond ik eigenlijk alles leuk,
dus stapte ik in het bontvak. Ik ging
in de leer bij een Amsterdamse
groothandel. Weet je hoe ik begonnen
ben? Als spijkertjesraper. Ik ver
diende twaalf gulden vijftig in de
week en dat vónd ik een salaris.
Dat spijkertjesrapen duurde geluk
kig voor Ronald niet zo lang. Al heel
gauw mocht hij meehelpen de bont
vellen opspannen. Vier jaar lang,
werkte hij aan de basis en toen stap
te hij over naar Fred van Wordra-
ger. Inmiddels had hij van zijn va
der de kneepjes van het coupeursvak
geleerd en eenmaal bij Van Wordra-
ger mocht hij met het echte
werk beginnen. "Ik heb daar de
prachtigste dingen mogen maken.
Ook showstukken".
De organisatorische kant van het
vak leerde hij na zijn diensttijd thuis
in Leiden. "In Leiden heb ik geleerd
het atelier te leiden. De meisjes aan
het werk te houden. Dat was een
periode van hard werken maar ik
heb er veel plezier in gehad".
Drie jaar geleden begon Ronald
van Egmond helemaal voor zichzelf.
Eerst thuis in Doorn en sinds augus
tus heeft hij een eigen winkelpandje
aan de Hoofdstraat in Driebergen.
Een oude groentewinkel liet hij om
bouwen tot sfeervol bontboetiekje.
Daar in zijn helemaal zwart-wit
"Dat zijn mijn favoriete kleuren, ik
draag ook veel zwart-wit en in mijn
bontcollectie zul je het ook vaak te
gen komen" ingerichte pandje ver
telt hij over zijn werk en natuurlijk
Parijs.
Toeval
Het is eigenlijk puur toevallig dat
Ronald die uitnodiging in Parijs een
show te houden kreeg. Ronald: "Op
een dag stapte een paar Franse da
mes mijn zaak binnen. Ze begon
nen mijn collectie te bekijken en ik
hoorde steeds maar terrible! terri
ble! Je begrijpt dat ik wel een beet
je schrok. Voor mij betekende terri
ble! verschrikkelijk. Toen ik met ze
ging praten bleek juist het tegenover
gestelde. Ze waren erg enthousiast
over mijn modellen en wilden wel
een show in Parijs voor mij organi-
Het waren mensen uit het modevak
dus heb ik meteen ja gezegd. Het is
erg nuttig eens te horen hoe andere
vakmensen over je werk denken. Je
kunt wel denken dat je op de goede
weg zit maar het is zo moeilijk om
van jezelf te zeggen dat je goed bent"
Uit de Franse reacties leidt Ronald
af dat hij met zijn heel eigen stijl op
de goede weg zit. In tegenstelling
tot veel collega's probeert Ronald
van Egmond zoveel mogelijk uit te
gaan van de natuurlijke structuur
van de materialen. "Ik zal je laten
zien wat ik bedoel", zegt hij, terwijl
hij 'n kort jasje van veulen uit 't rek
haalt. "Kijk op deze mouw zit een
grote witte vlek. De traditionele vak-
snijden die witte vlek er uit,
ik niet, dat is voor mij nu juist het
kenmerk van veulen". Er zijn in
het pandje nog meer voorbeelden
van deze opvatting te vinden. Zo
hangt er een fraaie lange mantel
waar de manen van de "leveran
cier" nog terug te vinden zijn.
Als wij in Driebergen zijn is de col
lectie al weer teruggehangen in de
rekken. Ronald heeft in Parijs niet
verkocht, "Dat zou te veel moeilijk
heden hebben opgeleverd bij de
douane en bovendien moest ik alweer
vroeg weg. Trouwens, als ze een jas
van me willen hebben komen ze
maar naar Nederland". Of dat no
dig zal zijn is nog niet helemaal dui
delijk maar wel vertelt Ronald in
onderhandeling te zijn met de orga
nisatoren van zijn Parijse show.
"De namen noem ik liever niet want
er kan nog zoveel gebeuren".
Ronald voor zijn pandje in een jas van vos.
FOTO'S WIM DIJKMAN
Jeugdig
Trekt de Jeugdige snit van Van
Egmonds collectie nu alleen de jon
geren aan. Nee beslist niet zegt Ro
nald. "Er komen hier dames van
over de zeventig die een heel mo
dieus modelletje uitzoeken". Wel
merkt Ronald op dat er wat meer
jonge vrouwen zijn die niet te
duur bont willen dragen. Op het
ogenblik is halflang- en langharig
bont erg populair. De vraag naar
een bepaalde bontsoort verandert zo
om de vijf zes jaar, volgens Ronald,
die vindt dat vrouwen in zacht en
fijn bont gekleed moeten gaan. Veor
mannen hijzelf draagt natuurlijk
veel bont reserveert hij de forse
re kwaliteiten. "Ik vind dat mannen
stoer bont moeten dragen net als
grove sieraden, die fijne dingetjes
zijn niets voor mannen".
En als we eenmaal bij mannen zijn
aangeland komt er meteen een flin
ke portie kritiek op de Nederlandse
mannen. "De mannen hier dragen
veel te weinig bont. Ze vinden het
nog altijd een vrouwen-artikel. Wat
dat betreft liggen we een heel stuk
achter bij Frankrijk en Duitsland.
Het is nog niet zo heel lang geleden
dat een man uit Utrecht in wanhoop
bij me naar binnenstapte. Hij had
geprobeerd in Utrecht een jas
te kopen maar niemand kan hem
helpen. Ik had toen gelukkig enige
herenmodellen in voorraad".
Dat een man er in bont helemaal
niet "vrouwelijk hoeft uit te zien
demonstreert hij aan de hand van
zijn eigen jasjes. "Kijk in dit jasje
een jackmodel met lamsbont met
leer woon ik bijna. Dit is sportief
en stoer genoeg om er goed mee
uit te zien".
Lekkere
drop van
Langenberg
(16 variëteiten!)
De dikbladfamilie (Crassulaceaer is
zon familie, waar het maar moeilijk
inkomen is. Zo uitgebreid, dat het
moeilijk is tot kennismaken met
meer dan enkele leden te komen, en
dan ook nog tot weer enkele planten
die dan weer in de familiegroep zijn
ondergebracht. Om een voorbeeld te
noemen: tot die dikbladigen behoort
ook het geslacht der Sedums en
daarvan alleen zijn er al zo'n 500
soorten. Daarvan komen er ook heel
wat in het wild voor in Europa en
de koudere streken in andere delen
van de wereld. Weer een ander deel
van de Sedums stamt uit de
droogtegebieden van Mexico. Dat
zijn dan de Sedums die we over het
algemeen hier als kamerplanten
houden.
De inheemse dikbladigen zijn
volkomen winterhard en kunnen
uitstekend als rotsplant gebruikt
worden. Nu was het aanbod de
laatste jaren niet zo overweldigend
en de keus bleef bij de tuincentra
en de winkels meestal beperkt tot de
meer bekende Sedum spectabile met
de vlinders aantrekkende bloeischer-
men en de kruipende Sedum acre
(muurpeper) die eenmaal in de tuin,
vrijwel niet meer uit te roeien is.
Er zijn echter voor de tuin nog
talrijke andere geschikte en mooie
soorten. De steeds meer gebezigde
kweekmethode om ook tuinplanten
in potten te kweken, maakt het
mogelijk deze Sedums ook nu nog
aan bijvoorbeeld de rotstuin toe te
voegen, zelfs kan met een aantal in
potten gekweekte Sedums (en ook
Sempervivums) nu nog een rotstuin
worden aangelegd, misschien wel
met de stenen die in de vakantie in
het buitenland bijeen zijn geraapt.
Di Sedum hoeft niet al te erg
vertroeteld te worden. Een schrale
grond is al best, zelfs meer dan
hijvoorbeeld vette kleigrond. Daarin
zal de plant zich wel enormontwik-
kelen, maar dat gaat dan ten koste
van de bloei. Hou de grond dus
maar zanderig en er mag zelfs
steengruis e.d. aan worden toege
voegd. Na het planten in het begin
wel even wat water geven, maal
laat het voor de rest maar aan de
natuur over. Ze kunnen en daar
zijn het succulenten voor geruime
tijd zonder water.
De Sedums zijn gemakkelijk te
vermeerderen. Ze stekken gemakke
lijk en ook door delen van de plant
krijgt men gemakkelijk meer
planten.
DOOR
PIETER DE NIES
UTRECHT De lange broek
schijnt bij de Nederlandse vrou
wen een beetje uit de gratie te
raken. De verhoop van pantalons
lag in oktober belangrijk lager
dan in oktober 1974.
Het blad „Textiel-visie" meldt,
dat de belangstelling voor japon
nen en vooral voor rokken enorm
is toegenomen. Vorig jaar oktober
zijn er ongeveer evenveel lange
broeken verkocht als japonnen en
rokken, dit jaar maakten de jur
ken en rokken (in aantallen
stuks) ruim 80 procent van de
omzet uit.
Toen ik vorige week met een goede
vriend ons geliefde restaurantje
Foma aan de Haagse Papestraat
opzocht moest ik denken aan die
wonderbaarlijke ossobuco die mij
eens geserveerd werd in de Locanda
Ticinese aan de Aert van Nesstraat
in Rotterdam. Die Rotterdamse
ossobuco was namelijk zo groot dat
ik mij nu nog niet kan voorstellen
dat het ging om een stuk
kalfsschenkel. Helaas kan ik het
niet meer navragen want de
Locanda sloot in het begin van de
jaren zeventig haar poorten.
De Ossobuco alia Milanese van
Roma doet mij altijd weer
herinneren aan de ossobuco die ik
eens at in een verscholen tuintje in
Milaan. Dat tuintje veel bloemen,
parasols en knisperig grind was
een van de binnenplaatsen van een
voormalig paleis waarin tegenwoor
dig het Pezzipoldi-museum is
gevestigd. Bij de zacht gestoofde
schenkel werd namelijk een klein
lepeltje naast mijn bord gelegd: het
diende om het merg uit het been te
peuteren. Trouwens de risotto die er
bij geserveerd werd behoort nog
steeds tot de lekkerste van alle
risotto's die ik tot dusverre heb
gegeten.
Over die ossobuco en die risotto
straks meer. Eerst geef ik u het
recept van de Zuppa alla Pavese,
een soep die u tegenkomt op de
kaarten van vrijwel alle Italiaanse
restaurants. Ik vind het typisch een
soepje voor mensen die wat al te
veel aperitiefs gedronkenhebben. In
een soepkom legt u een sneetje in
boter gebakken brood, daarop breekt
u een ei, strooi er dan wat zout,
gemalen peper en wat parmezaanse
kaas op. Giet er dan een goede
vlees- of kippebouillon bij. Met die
bouillon moet u heel voorzichtig
doen want ze moet in de eerste
plaats kokend heet zijn en dan
moet u ze zo in de komkommer gie
ten dat de eidooier heel blijft.
Ik vind zo'n soepje een erg goed
begin voor een maaltijd met die
Ossobuco alia Milanese, hoewel ik
mij ook goed kan voorstellen dat u
kiest voor de Parmezaanse ham met
meloen als voorgerecht. Niet zo heel
erg Italiaans meer die combinatie
van ham met meloen zult u zeggen.
Echter die proscuito (rauwe gerook
te ham) di Parma zoals ze in dat
Haagse restaurantje serveren tref je
niet overal zo lekker aan. Trouwens
ze weten daar gelukkig ook welke
soort meloen er het best l?ij past.
OSSOBUCO
De ossobuco is vrij gemakkelijk ook
thuis te bereiden als u uw slager
vraagt om royale stukken kalfs
schenkel van zo'n 300 gram per stuk.
Die stukken schenkel bestrooit u
met wat peper en zout en dan haalt
u ze even door wat bloem. In hete
boter (of olijfolie) bakt u de
schenkels snel mooi bruin aan.
Voeg er dan wat gesneden ui, wat
takjes selderij en enkele tomaten
aan toe. Laat het geheel nog wat
doorpruttelen en giet er na een
klein kwartiertje een decilitertje
witte wijn bij. Dan gaat de deksel
op de pan en u laat het gerecht op
een laag pitje in vijf kwartier
langzaam gaar stoven.
Voordat u de ossobuco opdient moet
u ze met een "gremolata" bestrijken.
Dat kruidenmengsel bestaat meestal
uit een flinke eetlepel gehakte
peterselie, een theelepeltje citroen
rasp, een of twee ansjovisfilets en
een of meerdere uitgeperste teentjes
knoflook. In een vijzel roert u deze
ingrediënten tot een fijne moes. Als
u er een half theelepeltje grof
DOOR
HANS BELTERMAN
Die moes strijkt u over de schenkels
en dan giet u er wat saus «al of
niet gebonden met wat maizena
overheen. Wanneer u die typisch
Italiaanse bereidingswijze wat al te
omslachtig vindt, wel vergeet dan
die gremolata maar. U dient dan
wel tegelijk met de wijn een stuk
dunne schil van een citroen aan het
stoofvocht toe te voegen.
RISOTTO
Bij die ossobuco behoort natuurlijk
een risotto. U kunt voor dit gerecht
geen snelkookrijst gebruiken. Zo'n
risotto maakt u met niet-voorbe-
werkte rijst en het gaat vrij
eenvoudig. Voor vier personen reken
ik meestal op 350 gram rauwe rijst.
In een ons boter (olijfolie mag ook)
fruit u heel licht een gesnipperd
uitje. Dan voegt u er de rauwe rijst
aan toe en u blijft dan roeren tot
al'e rijstkorrels licht doorschijnend
zijn geworden. Voeg er dan 7
deciliter goede bouillon door en blijf
roeren tot vrijwel alle bouillon dooi
de rijstkorrels is opgenomen. Doe er
dan nog een enkel saffraandraadje
bij en laat de rijst boven een laag
vuurtje zo'n twintig minuten sudde
ren. Roer er dan nog een eetlepel
boter, en vier of vijf eetlepels
parmezaanse kaas door en uw
risotto is gereed.
Natuurlijk kunt u met een dergelijk
recept nog vele kanten op: een paar
eetlepels doperwten, wat stukjes
tomaat en uw risotto is nog rijker
geworden.
VINO SPANNA
Wij dronken bij die ossobuco laatst
een vino Spanna uit de Piemonte
(1964). Verrukkelijk! Ik weet dat
een dergelijke wijn ook in de
kelders van restaurant Roina aan de
Pepestraat in Den Haag op u ligt te
wachten.
Ronald laat zien wat hij bedoelt met materialen zo natuur
lijk mogelijk verwerken.