I Is doorgaan met Milieuraad nog wel zinvol? In Amsterdam tref je nog paardevijgen aan KRIJGT LEIDEN EEN 'AGRARISCH CENTRIHVT? Al 75 jaar Bereden Politie PAGINA 12 DIN DINSDAG 4 NOVEMBER Groenoordhal met veemarkt, runderhal, openbaar slachthuis en Teekens LEIDEN De Leidse wethouder van Economische Zaken. Van Aken, ziet in Leiden mogelijkheden voor de vorming van een „agrarisch cen trum". In een dergelijk centrum zou den ondermeer opgenomen kunnen worden de Groenoordhal, waar nu op maandag en dinsdag de veemarkt wordt gehouden, de nieuwe runder hal, die volgend jaar klaar moet zijn, het openbare slachthuis en een nieuw vleesverwerkingsbedrijf van Teekens BV. Globaal wordt gedacht aan een gebied tussen de Willem de Zwijger- laan en de regionale vuilverbran dingsinstallatie. Zoals wij gisteren reeds meldden worden er voorbereidingen getroffen om de bouw van die nieuwe Teekens- fabriek mogelijk te maken aan de Gabriël Metzustraat, op korte af stand van het Groenoordhalcomplex. Als dat lukt en het beoogde ter rein heeft reeds een industriële be stemming zal Teekens afzien van een vestiging in het voormalige Ol- ga-complex aan de Hansenstraat. De mogelijkheid dat ook het openbare slachthuis nog eens naar de omge ving van de Groenoordhal zal ver huizen wordt niet onmogelijk geacht, al is daar op het ogenblik nog geen sprake van. Het streven om in Leiden een der gelijk agrarisch centrum tot stand Van Aken te brengen berust volgens wethouder Van Aken op een drietal pijlers. Zo wordt ondermeer beoogd, de positie van het slachthuis, die op het ogen blik nogal kwetsbaar is, te verstevi gen. Verder wil de gemeente de groei van de Leidse veemarkt nu en in de toekomst waarborgen. Tegelijkertijd wordt er naar gestreefd om werk gelegenheid voor Leiden te behou den en mogelijk in de toekomst uit te breiden. Vooral dat laatste heeft volgens wethouder Van Aken een belangrijke rol gespeeld bij de pogin gen om Teekens voor de stad Leiden te behouden. Runderhal Waar het de Groenoordhal betreft, is er volgens wethouder Van Aken op dit ogenblik geen reden voor pes simisme. „De ontwikkelingen in de vee-sector geven reden tot voldoe ning en we zijn dan ook bijzonder optimistisch over de toekomstige ex ploitatie van de runderhal die ge bouwd wordt". Wel zou de wethou der naast de veemarkt in de toe komst wat meer activiteiten willen zien op het terrein van de voorlich ting aan de agrariër. Minder rooskleurig is de situatie met het Leidse slachthuis. Dat dit op het ogenblik niet optimaal func tioneert, schrijft de wethouder toe aan het bestaan van de vleeskeu ringskringen. „Vele veekopers laten hun dieren slachten in de eigen keurkring omdat men het betalen van extra keurloon wil voorkomen". Anderzijds heeft het Leidse slacht huis ook het financieel voordeel van het zogenaamde „artikel 8" dat her keuring vereist wanneer vlees van de ene keurkring naar de ander wordt overgebracht. Wethouder Van Aken verwacht dat de keuringskrin gen nog dit pas begonnen par lementaire Jaar zullen worden op geheven. „Daarom is het voor de positie van het Leidse slachthuis be langrijk dat wegvallende opbreng sten (de „extra" keurlonen) worden opgevangen door een vergroting van de slachtcapaciteit. Gepoogd zal moeten worden om te bevorderen dat het op de Leidse markt gekocht vee ook in het Leidse slachthuis ge slacht wordt. Hoe kwetsbaar het slachthuis op dit ogenblik is, wordt duidelijk wan neer men weet dat de financiële uit komsten voor een belangrijk deel worden bepaald door het contract dat met vleesexporteur Philip be staat. Een contract dat 1 maart 1979 afloopt. Hoewel er volgens wethou der Van Aken geen enkele aanwij zing bestaat dat het contract niet verlengd zal worden, betekent het wel een zeer wankele basis. Het ver dwijnen van de exporteur zou bete kenen dat het slachthuis direct fors in de rode cijfers terecht komt. Een tweede probleem is de over capaciteit. Geen typisch Leids pro bleem, want ook andere slachthui zen kampen ermee. Voor Leiden geldt dat met name het tweede deel van de week nogal wat enderbezetting te zien geeft. „We zouden graag zien Rotterdams slachthuis Verder wordt er op provinciaal niveau veel gepraat over wat er moet gebeuren met de capaciteit van het Rotterdamse slachthuis, dat geslo ten zal worden. Door de plannen voor een nieuw 54 miljoen kostend complex in Nieuwerkerk aan de IJssel is inmiddels een streep ge haald. Een recent Rotterdams rap port stelt voor de zaak over te heve len naar Delft. De Leidse wethouder is daar een fel tegenstander van omdat het wel eens de nekslag voor het Leidse slachthuis zoii kunnen betekenen. Vandaar dat hij in het provinciaal overleg heeft aangedrongen op een spreiding van de „Rotterdamse capa citeit" over de bestaande slachthui zen in Zuid-Holland. Waarschijnlijk zou daardoor het probleem van de overcapaciteit opgelost worden. Het beschikbare geld zou gebruikt kun nen worden voor de modernisering van de verschillende slachthuizen. Of het een haalbare kaart is, wordt op dit moment aan de hand van een enquête bekeken. In het streven naar een steviger positie voor het slachthuis past ook het behoud van Teekens voor Lei den. Een flink vleesverwerkend be drijf zal ongetwijfeld een gunstige invloed hebben op de slachthuisba lans. In de contacten die er de af gelopen maanden tussen wethouder Van Aken en Teekens zijn geweest is wel gebleken dat ook Teekens „in" is voor het denkbeeld van een Leids agrarisch centrum. In een dergelijke opzet past vol gens Van Aken echter geen Teekens- vestiging in de Hansenstraat. In de eerste plaats gezien de moeilijke be reikbaarheid en in de tweede plaats het ontbreken van uitbreidingsmo gelijkheden. Besloten is dan ook de aanvraag voor een hinderwetvergun ning voor vestiging in het Olga- complex bekeken wordt als een aan vraag voor een vestiging bij de Ga briël Metzustraat. Andere bestemming Van Aken over de toekomstige be stemming van het Olga-complex: „Ik heb de indruk gekregen dat Tee kens met de gemeente wil overleg gen over een toekomstige bestem ming". Desgevraagd zei Teekens- directeur Van Egmond gistermiddag geen commentaar te willen leveren op de gelanceerde plannen. „We heb ben met de wethouder duidelijke af spraken gemaakt, en hij zal onze mening wel goed hebben weergege- Overigens noemde h\j het niet de Teekens-vestigingj in de Hansenstraat „wel een heel groot woord". „Het pand is nog altijd ons eigen dom. We kunnen financieel gezien' wel een stootje hebben, maar dui delijk zal zijn dat het renteverlies geen jaren kan duren. Hij bevestig- de dat er inmiddels contacten zijn! geweest over een andere bestemming.! Er zijn ondermeer gesprekken ge weest met studentenhuisvesting, het! ministerie van CRM, terwijl ook de! mogelijkheden voor vestiging van' rijksgenoten in het complex onder ogen is gezien. Wat in elk geval duidelijk wordt uit de plannen en ideeën is dat er naar gestreefd zal worden veemarkt, slachthuis en vleesfabriek(en) zo dicht mogelijk bij elkaar te brengen.1 Die wens houdt ook de mogelijkheid in dat er in de toekomst nog een nieuw slachthuis gebouwd zal worden in de directe omgeving de Groenoordhal. Wethouder Van Aken wilde op een dergelijke ont wikkeling nog niet vooruitlopen, al erkende hij wel dat een dergelijke, verplaatsing in de lijn van de ont wikkelingen ligt. Hij ontkende overi-1 gens dat er al concrete plannen zouden bestaan. SCHEIDENDE VOORZITTER MEVR. PORTHEINE Door Tom Maas LEIDEN "De milieuraad moet zich afvragen of doorgaan op deze manier, met deze raad wel zinvol is. Zoals het nu gaat zet het geen zo den aam de dijk". Met gemengde ge voelens kijkt mevrouw M.J.A. Port- heine- ter Kuile terug op de tijd dat zij lid was van de Raad voor Mi lieuhygiëne te Leiden, zoals de of ficiële naam luidt. Vanaf het begin in februari 1973 is zij lid geweest van dezp door B en W geïnstalleerde raad, het laatste jaar als voorzitster. In okober 1972 keurde de gemeen teraad de verordening van de mi lieuraad goed. Er heerste "bezorgd heid over de bedreiging van t woon- werk-, en leefmilieu". De raad kreeg als taak het op verzoek of uit zich zelf advies uitbrengen over milieu zaken. De leden van de raad zijn afkomstig uit allerlei openbare en maatschappelijke instanties, zoals de gemeenteraad, de universiteit, en de Federatie Vrouwelijke Vrijwillige Hulpverlening waarvoor mevrouw Portheine zitting had. In 1973 ging de raad als eerste milieuraad iin het land aan de slag. De geschiedenis ziet er verder niet al te opwekkend uit. Al een jaar na zijn installatie neemt de bioloog 't Hart ontslag, omdat hij de raad on voldoende vindt functioneren. Na zich bezig gehouden te hebben met ondei andere de onkruidbestrijding en de zwavelarme brandstof, buigt de raad zich vervolgens over zijn eigen problemen: de raad werkt niet t goed. Er heerst geen enthousiasme: men is van mening achter de ont wikkelingen aan te hollen, waarbij men slechts in incidentele gevallen tot advies komt. Als mogelijke oorzaken van het onvoldoende functioneren van de raad noemt mevrouw Portheine de veelzijdige samenstelling en ruime taak van de raad: "De raad kan over alles wat maar met milieu te maken heeft al of niet gevraagd ad vies uitbrengen. En de raad heeft een wonderlijke samenstelling: het is vreeslijk moeilijk om er een werk bare eenheid van te maken. De ach tergrond en de interssen van alle le den zijn verschillend: maak daar eens een geheel van! Wij hebben toen werkgroepen samengesteld, een werkgroep .hinder", een werkgroep die zich bezighoudt met verkeer en ruimtelijke ordening en een werk groep "voorlichting". Maar in wezen snijdt dat nog geen hout". „Ik weet niet waat het aan ge schort heeft. Misschien de werkwij ze, misschien missen we 'n vast punt, zoals een milieuman die ze in Haar lem hebben. Die zou kunnen zorgen voor de coördinatie en de bereikbaar heid. Het schort ons nu vaak ook aan tijd, we zouden meer tijd moe ten hebben." "Zo'n milieuman lost niet direct alle problemen op, maar we zijn dan al een stuk verder. Hij zou stimule rend kunnen werken. Nu hebben we geen grip op de grote lijnen, het is 'n beetje foeteren in de marge. In een Haarlem is het andersom gegaan: eerst is de milieuman gekomen en nu wordt gesproken over het instel len van een raad. We zouden meer push moeten hebben, daar heeft het ons aan ontbroken". 'De contacten met het gemeente huis zouden beter kunnen. In het begin is mevrouw Den Haan actief geweest, die was toen wethouder; la ter werd dat minder. Met Ooster man hebben we getracht de contac ten te verstevigen en verder te ko men. Als raadslid wierp hij zich nog al op voor de milieuproblematiek. De milieuraad zit nu in zijn wethou dersportefeuille, hij heeft enige ver- Mevrouw Portheine: waar moet de raad heen? antwoordelijkheid. Als het niet goed loopt, moet hij er tijd aan beste den. De raad zit nu in een kritieke fase en moet zich afvragen of hij wel levensvatbaar is: waar moet de raad heen? Daarin zal de wethouder meë moeten denken. Maar Ooster man is nimmer bij de vergaderin gen geweest. Wellicht heeft hij het te druk?" "De informatievoorziening is slecht er wordt ook weinig door de leden van de raad zelf naar voren gebracht. Met andere milieugroepen zijn er geen contacten. Naar enkele groepe ringen sturen we steeds onze notu len op. Maar als je niet aan de weg timmert, komen ze niet naar je toe". "De raad heeft beslist een werkter rein dat je niet moet opsplitsen; je moet het overzicht over het geheel houden. De milieuraad moet zich overal mee bemoeien omdat het mi lieu zich overal mee bemoeit. Als je er niet steeds op hamert wordt het gemakkelijk vergeten". Vooralsnog lijkt de eerste zorg voor de milieuraad en ook voor wethou der Oosterman dat de milieuraad zelf niet vergeten wordt. Het bestaans recht van een onbekende, inciden teel en vergeefs adviserende milieu raad is discutabel. AMSTERDAM ANP) Wie in de straten van Amsterdam en het kan iedereen nog dagelijks overko men een hoop verse paardevijgen aantreft, kan er in negen van de tien gevallen staat op maken, dat die afkomstig zijn van de BP de Bereden Politie. Ze liggen zelfs in de Leidsestraat, een schilderachtig be wijs van vooroorlogs vervoer, dat ook nu nog in deze al jaren voor fiets en autoverkeer afgesloten Amster damse slagader wordt toegelaten. De edele viervoeters van de Bereden Po litie hebben zich al nergens uit de hoofdstedelijke straten laten verdrij ven. Zij patrouilleren er al 75 jaar. De laatste concurrenten, die de 42 paarden van de Bereden Politie in Amsterdam nog hebben, zijn de vier fraaie knollen waarover nog steeds de Amstel Brouwerij beschikt en die men steeds zeldzamer de karakteris tieke brouwerijkarren door de stra ten ziet trekken. Een andere con current, het paard van de traditio nele schillenboer, is al jaren uit het Amsterdamse stadsbeeld verdwenen. Zo hebben de paarden van de BP tegenwoordig in Amsterdam het rijk vrijwel alleen. Circus Iedere Amsterdammer kent zijn „knollen-smeris", die hoog en bij goed weer ook droog gezeten op zijn edele ros, hele opstandige mensen massa's in bedwang weet te houden, omdat de mens nu eenmaal voor de kracht van het paard een heilig ont zag heeft. Maar slechts een klein percentage van het Amsterdamse pu bliek weet, dat hoofdinspecteur H. G. Kooistra en zijn adjudant C. Lau- tenbach voor hun Bereden Afdeling bij de politie in het hoofdbureau de beschikking hebben over een volwaar, dige, goed geoutilleerde manege, com pleet met 35 paardeboxen binnen en tien stallen buiten op de binnen plaats. In die manege worden de paarden dagelijks door hun eigen ruiters (on geveer 35 man) geoefend en hoe! De dieren worden vakkundig getraind en menig dressuur- en voltige nummer tje zou in een circus geen slecht fi guur slaan. De manege, die 12 bij 26 meter groot is, heeft één gebrek: de vorm is ovaal. En dat is voor het rond rijden met hele groepen paarden na tuurlijk een nadeel. Rondom de ma nege zijn banken voor publiek be schikbaar. Op gezette tijden geven de politieruiters dan ook demonstraties voor bijv. de schooljeugd. En ha- gelijks kan men in de eigen smede rij van het hoofdbureau de hoef smid horen hameren, want ieder paard moet om de vier weken besla gen worden met nieuwe hoefijzers. Nooit verouderd De opvatting, dat een agent te paard nuttig is bij het handhaven van de openbare orde, is nooit ver ouderd, hoewel in bepaalde tijden van bezuiniging wel aan kritiek on derhevig geweest. Het besluit om aan de politie een bereden afdeling toe te voegen datee'rt van 75 Jaar geleden. Op 27 oktober 1899 besloot de Am sterdamse gemeenteraad een bereden brigade van 12 man toe te voegen aan het politiekorps en ruim twee maanden later was het zover. Tot die tijd waren het legerpaar- den, die bij voorkomende gelegenhe- de nop straat werden ingezet, Amster dam was daar tevreden mee. Nog in 1887 werd een voorstel om zelf paar den aan te schaffen met 26 tegen 10 stemmen in de raad verworpen. Het resultaat was, dat de hoofdstad ach terbleef bij steden als Parijs, Londen, Berlijn en Rotterdam, waar de Be reden Politie al drie jaar goede diens ten bewees. Maar toen de BP in Am sterdam tenslotte was opgericht, werd zij meteen een groot succes. Binnen twee jaar werd het korps uitgebreid tot 24 paarden. Toen in 1918 het drie-ploegenstel- sel bij de Amsterdamse Politie werd ingevoerd, werd de sterkte van de BP gebracht op 36 paarden. Vier jaar later werd dit aantal verhoogd tot 45 en tenslotte werd in 1933 het record van 55 paarden bereikt. Uit de tijd Het was in deze crisistijd, dat de stemmen tot afschaffing van de BP konden worden gehoord. Het gebruik van paarden werd uit de tijd ge noemd. Ze moesten werden ver vangen door moderne middelen: door motoren. Die werden wel aange schaft, doch de paarden overleefden de kritiek glansrijk. Ze hadden na melijk een geweldig voordeel boven de „moderne middelen", 'n Motor en een auto gaan tussen het publiek verloren, 'n ruiter daarentegen blijft steeds voor iedereen goed zichtbaar en houdt zich ook zelf een goed over zicht. ,,Voor zover mij bekend is nog nooit een politieman te paard onder de voet gelopen", aldus verklaart H. I. P. Kooistra, chef van de BP, „maar motoren en auto's willen nog wel eens door kwaadwillenden worden gekiept". Wel liep de sterkte van de BP iets terug, maar de paarden hebben zo vaak hun onmisbaarheid bewe zen, dat het korps nooit is afge schaft. Om enige markante gelegen heden te memoreren: het inhalen van de vliegers van de Uiver, die in 1934 uit Indië terugkeerden, de ope ning van de Vondelbrug in 1957, de triomfale intocht van de zegevieren de Fanny Blankers-Koen, terug met vier gouden medailles van de Olym pische Spelen te Londen (1948), de demonstratie in 1956 tegen de Rus sische onderdrukking van de opstand in Hongarije, de straatrellen in 1966, de ongeregeldheden in 1968, op Ko ninginnedag 1969 en tijdens de Maag denhuisbezetting. Bij de ongeregeldheden in 1966 bleek een centraal commando tijdens het optreden te ontbreken. Motor rijders en ruiters werden ter assisten tie gezonden en opereerden dan on der hun eigen commando. Daarom werd besloten de ruiters, de motor- ruiters en de hondegeleiders in te delen bij de Mobiele Eenheid, zodat in M.E.-verband kon worden ge oefend in het aannemen van de ver eiste formaties. Het gemiddelde paard van de BP doet ongeveer acht jaar dienst. „Wij kopen ze als ze ongeveer drieëneen half jaar oud zijn", aldus adjudant Lautenbach, „en dan liefst groen, dus nooit onder het zadel geweest. Dan kunnen ze namelijk voor onze dienst verpest zijn. We richten ze lie ver helemaal zelf af". Er volgt dan een nauwgezette af richting. Iedereen die iets van paar den weet, begrijpt hoe moeilijk het is deze viervoeters niet alleen tot rijpaard op te leiden, doch tevens de dieren volledig te gewennen aan het drukke verkeer en alle lawaaiige en onverwachte dingen, die ze op straat kunnen tegenkomen. Vooral onverwachte geluiden kunnen een paard doen schrikken en als het een maal op hol zou slaan, is het leed niet te overzien. Ook wapperende vlaggen zijn voor paarden angstaan jagend. Ze hangen dan ook in de manege om er de dieren voortdu rend aan te wennen. Ook is in de manege een luid spreker van de radio aangebracht, die men onverwachts door de ruim te laat schallen. Daarnaast moet men de dieren leren op een kleine oppervlakte stil te staan en te ke ren, hetgeen van groot belang is bij het dienstdoen bij afzettingen. Een eerste vereiste voor een politie- paard is natuurlijk dat het op straat betrouwbaar en rustig blijft, ook wanneer trams en vuilniswagens langs hem rijden en zelfs wanneer het voo'rby een man met drilboor moet. die het wegdek aan het open breken is. Zelfs als een paard bij dit alles zijn kalmte en rust weet te bewa ren, kan het voor een over de grond waaiend stuk papier of plastic plot seling een zijsprong maken, hetgeen voor eventueel achteropkomend ver keer voor rijder en paard, maar ook voor dat verkeer gevaarlijk kan zijn. „Niet alleen sommige mensen heb ben een hekel aan bromfietsen", ver telt H. I. P. Kooistra, „maar ook di verse paarden. We hebben eens een uitstekend dienstpaard gehad, Al- bert, dat we moest enafvoeren, omdat het dier naar elke bromfiets die hem passeerde sloeg. De 35 ruiters van de BP hebben bij de politie uitsluitend tot taak voor hun paarden te zorgen. Dat betekent, dat ze ze dagelijks berij den, niet alleen in de manege, doch zo enigszins mogelijk ook op straat. De dieren moeten iedere dag van stal worden gehaald om de dagelijkse beweging te krijgen. Iedere ruiter heeft zijn eigen paard (voor zover dit organisatorisch te regelen is). Paard en berijder wennen aan el kaar en gaan als het goed is, van elkaar houden. „We zoeken deze pa ren wel degelijk goed uit", aldus de heer Kooistra. „Je moet voorkomen, dat een drukke man ook op de rug van een druk paard zit". Meestal gaan de paarden met hun ruiters twee aan twee de straat op. De rui- ters dragen sporen aan hun laar zen. Dat is niet zoals dierenvrien den wel eens denken wreed. De ruiters gebruiken deze sporen alleen ais het niet anders kan, als 't paard niet wij wat zy willen en dan nog geschiedt dit aansporen uiterst voor zichtig. LEZERS SCHRIJVEN Rijnsburgerweg Als kind leerden wij nog vóór wij naar school gingen dat St. Nicolaas uit Spanje kwam. Als de dagen korter werden en de herfststormen over het land raas den, mochten wij 's avonds onze schoen bij de schoorsteen zetten en hoe bly waren wij dan niet 's ander daags als wij een snuisterij of ver snapering hierin aantroffen. In de nacht had de goed heilig man, met zijn schimmel over de da ken rijdend, met kwistige hand al zijn goede gaven rondgestrooid. In het licht van de moderne tijd hebben wij gelukkig ervaren dat een en ander op een dwaalleer be rust, want Sinterklaas komt niet uit Spanje maar uit Den Haag. Ook rijdt hij niet op een schimmel over de daken, maar raast met een heu se dienstauto, sinds kort met re- flekterende kentekenplaten uitge rust, met een snelheid van niet meer dan 100 km over de wegen. Als gevolg van de stijgende infla tie zijn natuurlijk ook de versnape ringen aangepast en wel in coupu res van een miljoen gulden. Voor allerlei doeleinden wordt door de goed heilig man kwistig met miljoenen guldens gestrooid alsof het pepernoten zijn. Ook Leiden, waar Sinterklaas zo veel vrienden heeft, wordt natuur lijk niet vergeten. 2.2 miljoen gulden voor een auto busbaan voor het eerste gedeelte van de Rijnsburgerweg en of dit nog niet genoeg is nog eens 6 miljoen, zo maar om te experimenteren met de bus naar Katwijk. Nog enkele verschillen zijn er met vroeger tijden. Over ons verlanglijstje hoeven wij ons geen zorgen meer te maken, dat wordt ingevuld en wel bij ons in de brievenbus gestopt met een invita tie om op een bijeenkomst te komen om te laten horen hoe blij wij zijn met de verrassingen die men ons be reid heeft. En dan komt pas de eerste teleur stelling. Wij treffen dan niet de goed heilig man zelf, doch zwarte Piet in de persoon van wethouder P(iet) Waal. Met veel verve laat hij ons door middel van fletse dia's zien waarop wij verrast worden. Naast de snelle busbanen waar over vanwege de formidabele prijs voor een buskaartje alleen nog maar kapitalisten kunnen rijden, worden wij nog verrast met de me dedeling dat we de Rijnsburgerweg vanuit de richting Oegtsgeest niet meer op mogen, dus ook hier ruim baan voor de bus (kosten 6.000.000). Hoe het allemaal kan weet de wet houder zelf ook niet, maar het geld is er nu eenmaal en dus moeten wij het besteden. Verontrustend wordt het echter pas als de wethouder ook niet weet hoe het allemaal moet. Hij stelt daarom na enig nadenken, dat wij, als wij dan persé naar de stad willen, de keuze hebben tussen enkele kilome ters omrijden, of dit via allerlei sluipwegen door de Vogelenbuurt of het Houtkwartier te doen. Wie zich daarover zorg maakt is een kniesoor. Als straks in deze wijken ongeluk ken gebeuren, krijgen we vast weer bericht om naar een bijeenkomst te komen om te vernemen wat voor nieuwe verrassingen in Den Haag voor ons klaar liggen op het gebied van lijkbezorging, ziekenhuiszorg etc. Tot slot van de gehouden bijeen komst werd ons nog verteld dat de notulen van deze avond op het stad huis voor ons zouden worden klaar gelegd. Maar zou het niet aardiger zijn de bewoners van de Rijnsbur gerweg en omgeving van tijd tot tijd te vergasten op de lotgevallen va^ wethouder P(iet) Waal in strip- Dan kunnen wij nog eens lachen. Naar de stad kunnen wij straks ook niet meer, alleen nog naar Kat wijk... met de bus. J. C. DE WILDE Johan de Wittstr^at 10 Leiden

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1975 | | pagina 12