I
Is doorgaan met
Milieuraad
nog wel zinvol?
In Amsterdam tref je
nog paardevijgen aan
KRIJGT LEIDEN EEN 'AGRARISCH CENTRIHVT?
Al 75 jaar Bereden Politie
PAGINA 12
DIN
DINSDAG 4 NOVEMBER
Groenoordhal met veemarkt, runderhal, openbaar slachthuis en Teekens
LEIDEN De Leidse wethouder
van Economische Zaken. Van Aken,
ziet in Leiden mogelijkheden voor
de vorming van een „agrarisch cen
trum". In een dergelijk centrum zou
den ondermeer opgenomen kunnen
worden de Groenoordhal, waar nu
op maandag en dinsdag de veemarkt
wordt gehouden, de nieuwe runder
hal, die volgend jaar klaar moet zijn,
het openbare slachthuis en een nieuw
vleesverwerkingsbedrijf van Teekens
BV. Globaal wordt gedacht aan een
gebied tussen de Willem de Zwijger-
laan en de regionale vuilverbran
dingsinstallatie.
Zoals wij gisteren reeds meldden
worden er voorbereidingen getroffen
om de bouw van die nieuwe Teekens-
fabriek mogelijk te maken aan de
Gabriël Metzustraat, op korte af
stand van het Groenoordhalcomplex.
Als dat lukt en het beoogde ter
rein heeft reeds een industriële be
stemming zal Teekens afzien van
een vestiging in het voormalige Ol-
ga-complex aan de Hansenstraat. De
mogelijkheid dat ook het openbare
slachthuis nog eens naar de omge
ving van de Groenoordhal zal ver
huizen wordt niet onmogelijk geacht,
al is daar op het ogenblik nog geen
sprake van.
Het streven om in Leiden een der
gelijk agrarisch centrum tot stand
Van Aken
te brengen berust volgens wethouder
Van Aken op een drietal pijlers. Zo
wordt ondermeer beoogd, de positie
van het slachthuis, die op het ogen
blik nogal kwetsbaar is, te verstevi
gen. Verder wil de gemeente de groei
van de Leidse veemarkt nu en in de
toekomst waarborgen. Tegelijkertijd
wordt er naar gestreefd om werk
gelegenheid voor Leiden te behou
den en mogelijk in de toekomst uit
te breiden. Vooral dat laatste heeft
volgens wethouder Van Aken een
belangrijke rol gespeeld bij de pogin
gen om Teekens voor de stad Leiden
te behouden.
Runderhal
Waar het de Groenoordhal betreft,
is er volgens wethouder Van Aken
op dit ogenblik geen reden voor pes
simisme. „De ontwikkelingen in de
vee-sector geven reden tot voldoe
ning en we zijn dan ook bijzonder
optimistisch over de toekomstige ex
ploitatie van de runderhal die ge
bouwd wordt". Wel zou de wethou
der naast de veemarkt in de toe
komst wat meer activiteiten willen
zien op het terrein van de voorlich
ting aan de agrariër.
Minder rooskleurig is de situatie
met het Leidse slachthuis. Dat dit
op het ogenblik niet optimaal func
tioneert, schrijft de wethouder toe
aan het bestaan van de vleeskeu
ringskringen. „Vele veekopers laten
hun dieren slachten in de eigen
keurkring omdat men het betalen
van extra keurloon wil voorkomen".
Anderzijds heeft het Leidse slacht
huis ook het financieel voordeel van
het zogenaamde „artikel 8" dat her
keuring vereist wanneer vlees van
de ene keurkring naar de ander
wordt overgebracht. Wethouder Van
Aken verwacht dat de keuringskrin
gen nog dit pas begonnen par
lementaire Jaar zullen worden op
geheven. „Daarom is het voor de
positie van het Leidse slachthuis be
langrijk dat wegvallende opbreng
sten (de „extra" keurlonen) worden
opgevangen door een vergroting van
de slachtcapaciteit. Gepoogd zal
moeten worden om te bevorderen
dat het op de Leidse markt gekocht
vee ook in het Leidse slachthuis ge
slacht wordt.
Hoe kwetsbaar het slachthuis op
dit ogenblik is, wordt duidelijk wan
neer men weet dat de financiële uit
komsten voor een belangrijk deel
worden bepaald door het contract
dat met vleesexporteur Philip be
staat. Een contract dat 1 maart 1979
afloopt. Hoewel er volgens wethou
der Van Aken geen enkele aanwij
zing bestaat dat het contract niet
verlengd zal worden, betekent het
wel een zeer wankele basis. Het ver
dwijnen van de exporteur zou bete
kenen dat het slachthuis direct fors
in de rode cijfers terecht komt.
Een tweede probleem is de over
capaciteit. Geen typisch Leids pro
bleem, want ook andere slachthui
zen kampen ermee. Voor Leiden geldt
dat met name het tweede deel van
de week nogal wat enderbezetting
te zien geeft. „We zouden graag zien
Rotterdams slachthuis
Verder wordt er op provinciaal
niveau veel gepraat over wat er moet
gebeuren met de capaciteit van het
Rotterdamse slachthuis, dat geslo
ten zal worden. Door de plannen
voor een nieuw 54 miljoen kostend
complex in Nieuwerkerk aan de
IJssel is inmiddels een streep ge
haald. Een recent Rotterdams rap
port stelt voor de zaak over te heve
len naar Delft.
De Leidse wethouder is daar een
fel tegenstander van omdat het wel
eens de nekslag voor het Leidse
slachthuis zoii kunnen betekenen.
Vandaar dat hij in het provinciaal
overleg heeft aangedrongen op een
spreiding van de „Rotterdamse capa
citeit" over de bestaande slachthui
zen in Zuid-Holland. Waarschijnlijk
zou daardoor het probleem van de
overcapaciteit opgelost worden. Het
beschikbare geld zou gebruikt kun
nen worden voor de modernisering
van de verschillende slachthuizen.
Of het een haalbare kaart is, wordt
op dit moment aan de hand van
een enquête bekeken.
In het streven naar een steviger
positie voor het slachthuis past ook
het behoud van Teekens voor Lei
den. Een flink vleesverwerkend be
drijf zal ongetwijfeld een gunstige
invloed hebben op de slachthuisba
lans. In de contacten die er de af
gelopen maanden tussen wethouder
Van Aken en Teekens zijn geweest
is wel gebleken dat ook Teekens „in"
is voor het denkbeeld van een Leids
agrarisch centrum.
In een dergelijke opzet past vol
gens Van Aken echter geen Teekens-
vestiging in de Hansenstraat. In de
eerste plaats gezien de moeilijke be
reikbaarheid en in de tweede plaats
het ontbreken van uitbreidingsmo
gelijkheden. Besloten is dan ook de
aanvraag voor een hinderwetvergun
ning voor vestiging in het Olga-
complex bekeken wordt als een aan
vraag voor een vestiging bij de Ga
briël Metzustraat.
Andere bestemming
Van Aken over de toekomstige be
stemming van het Olga-complex:
„Ik heb de indruk gekregen dat Tee
kens met de gemeente wil overleg
gen over een toekomstige bestem
ming". Desgevraagd zei Teekens-
directeur Van Egmond gistermiddag
geen commentaar te willen leveren
op de gelanceerde plannen. „We heb
ben met de wethouder duidelijke af
spraken gemaakt, en hij zal onze
mening wel goed hebben weergege-
Overigens noemde h\j het niet
de Teekens-vestigingj
in de Hansenstraat „wel een heel
groot woord".
„Het pand is nog altijd ons eigen
dom. We kunnen financieel gezien'
wel een stootje hebben, maar dui
delijk zal zijn dat het renteverlies
geen jaren kan duren. Hij bevestig-
de dat er inmiddels contacten zijn!
geweest over een andere bestemming.!
Er zijn ondermeer gesprekken ge
weest met studentenhuisvesting, het!
ministerie van CRM, terwijl ook de!
mogelijkheden voor vestiging van'
rijksgenoten in het complex onder
ogen is gezien.
Wat in elk geval duidelijk wordt
uit de plannen en ideeën is dat er
naar gestreefd zal worden veemarkt,
slachthuis en vleesfabriek(en) zo
dicht mogelijk bij elkaar te brengen.1
Die wens houdt ook de mogelijkheid
in dat er in de toekomst nog
een nieuw slachthuis gebouwd zal
worden in de directe omgeving
de Groenoordhal. Wethouder Van
Aken wilde op een dergelijke ont
wikkeling nog niet vooruitlopen, al
erkende hij wel dat een dergelijke,
verplaatsing in de lijn van de ont
wikkelingen ligt. Hij ontkende overi-1
gens dat er al concrete plannen
zouden bestaan.
SCHEIDENDE VOORZITTER MEVR. PORTHEINE
Door
Tom Maas
LEIDEN "De milieuraad moet
zich afvragen of doorgaan op deze
manier, met deze raad wel zinvol is.
Zoals het nu gaat zet het geen zo
den aam de dijk". Met gemengde ge
voelens kijkt mevrouw M.J.A. Port-
heine- ter Kuile terug op de tijd dat
zij lid was van de Raad voor Mi
lieuhygiëne te Leiden, zoals de of
ficiële naam luidt. Vanaf het begin
in februari 1973 is zij lid geweest van
dezp door B en W geïnstalleerde
raad, het laatste jaar als voorzitster.
In okober 1972 keurde de gemeen
teraad de verordening van de mi
lieuraad goed. Er heerste "bezorgd
heid over de bedreiging van t woon-
werk-, en leefmilieu". De raad kreeg
als taak het op verzoek of uit zich
zelf advies uitbrengen over milieu
zaken. De leden van de raad zijn
afkomstig uit allerlei openbare en
maatschappelijke instanties, zoals de
gemeenteraad, de universiteit, en de
Federatie Vrouwelijke Vrijwillige
Hulpverlening waarvoor mevrouw
Portheine zitting had. In 1973 ging
de raad als eerste milieuraad iin het
land aan de slag.
De geschiedenis ziet er verder niet
al te opwekkend uit. Al een jaar na
zijn installatie neemt de bioloog 't
Hart ontslag, omdat hij de raad on
voldoende vindt functioneren. Na
zich bezig gehouden te hebben met
ondei andere de onkruidbestrijding
en de zwavelarme brandstof, buigt
de raad zich vervolgens over zijn
eigen problemen: de raad werkt niet
t goed. Er heerst geen enthousiasme:
men is van mening achter de ont
wikkelingen aan te hollen, waarbij
men slechts in incidentele gevallen
tot advies komt.
Als mogelijke oorzaken van het
onvoldoende functioneren van de
raad noemt mevrouw Portheine de
veelzijdige samenstelling en ruime
taak van de raad: "De raad kan
over alles wat maar met milieu te
maken heeft al of niet gevraagd ad
vies uitbrengen. En de raad heeft
een wonderlijke samenstelling: het is
vreeslijk moeilijk om er een werk
bare eenheid van te maken. De ach
tergrond en de interssen van alle le
den zijn verschillend: maak daar
eens een geheel van! Wij hebben
toen werkgroepen samengesteld, een
werkgroep .hinder", een werkgroep
die zich bezighoudt met verkeer en
ruimtelijke ordening en een werk
groep "voorlichting". Maar in wezen
snijdt dat nog geen hout".
„Ik weet niet waat het aan ge
schort heeft. Misschien de werkwij
ze, misschien missen we 'n vast punt,
zoals een milieuman die ze in Haar
lem hebben. Die zou kunnen zorgen
voor de coördinatie en de bereikbaar
heid. Het schort ons nu vaak ook
aan tijd, we zouden meer tijd moe
ten hebben."
"Zo'n milieuman lost niet direct
alle problemen op, maar we zijn dan
al een stuk verder. Hij zou stimule
rend kunnen werken. Nu hebben we
geen grip op de grote lijnen, het is
'n beetje foeteren in de marge. In
een Haarlem is het andersom gegaan:
eerst is de milieuman gekomen en
nu wordt gesproken over het instel
len van een raad. We zouden meer
push moeten hebben, daar heeft het
ons aan ontbroken".
'De contacten met het gemeente
huis zouden beter kunnen. In het
begin is mevrouw Den Haan actief
geweest, die was toen wethouder; la
ter werd dat minder. Met Ooster
man hebben we getracht de contac
ten te verstevigen en verder te ko
men. Als raadslid wierp hij zich nog
al op voor de milieuproblematiek.
De milieuraad zit nu in zijn wethou
dersportefeuille, hij heeft enige ver-
Mevrouw Portheine: waar moet de raad heen?
antwoordelijkheid. Als het niet goed
loopt, moet hij er tijd aan beste
den. De raad zit nu in een kritieke
fase en moet zich afvragen of hij wel
levensvatbaar is: waar moet de
raad heen? Daarin zal de wethouder
meë moeten denken. Maar Ooster
man is nimmer bij de vergaderin
gen geweest. Wellicht heeft hij het te
druk?"
"De informatievoorziening is slecht
er wordt ook weinig door de leden
van de raad zelf naar voren gebracht.
Met andere milieugroepen zijn er
geen contacten. Naar enkele groepe
ringen sturen we steeds onze notu
len op. Maar als je niet aan de weg
timmert, komen ze niet naar je toe".
"De raad heeft beslist een werkter
rein dat je niet moet opsplitsen; je
moet het overzicht over het geheel
houden. De milieuraad moet zich
overal mee bemoeien omdat het mi
lieu zich overal mee bemoeit. Als je
er niet steeds op hamert wordt het
gemakkelijk vergeten".
Vooralsnog lijkt de eerste zorg voor
de milieuraad en ook voor wethou
der Oosterman dat de milieuraad zelf
niet vergeten wordt. Het bestaans
recht van een onbekende, inciden
teel en vergeefs adviserende milieu
raad is discutabel.
AMSTERDAM ANP) Wie in de
straten van Amsterdam en het
kan iedereen nog dagelijks overko
men een hoop verse paardevijgen
aantreft, kan er in negen van de
tien gevallen staat op maken, dat
die afkomstig zijn van de BP de
Bereden Politie. Ze liggen zelfs in de
Leidsestraat, een schilderachtig be
wijs van vooroorlogs vervoer, dat ook
nu nog in deze al jaren voor fiets
en autoverkeer afgesloten Amster
damse slagader wordt toegelaten. De
edele viervoeters van de Bereden Po
litie hebben zich al nergens uit de
hoofdstedelijke straten laten verdrij
ven. Zij patrouilleren er al 75 jaar.
De laatste concurrenten, die de 42
paarden van de Bereden Politie in
Amsterdam nog hebben, zijn de vier
fraaie knollen waarover nog steeds
de Amstel Brouwerij beschikt en die
men steeds zeldzamer de karakteris
tieke brouwerijkarren door de stra
ten ziet trekken. Een andere con
current, het paard van de traditio
nele schillenboer, is al jaren uit het
Amsterdamse stadsbeeld verdwenen.
Zo hebben de paarden van de BP
tegenwoordig in Amsterdam het rijk
vrijwel alleen.
Circus
Iedere Amsterdammer kent zijn
„knollen-smeris", die hoog en bij
goed weer ook droog gezeten op zijn
edele ros, hele opstandige mensen
massa's in bedwang weet te houden,
omdat de mens nu eenmaal voor de
kracht van het paard een heilig ont
zag heeft. Maar slechts een klein
percentage van het Amsterdamse pu
bliek weet, dat hoofdinspecteur H.
G. Kooistra en zijn adjudant C. Lau-
tenbach voor hun Bereden Afdeling
bij de politie in het hoofdbureau de
beschikking hebben over een volwaar,
dige, goed geoutilleerde manege, com
pleet met 35 paardeboxen binnen en
tien stallen buiten op de binnen
plaats.
In die manege worden de paarden
dagelijks door hun eigen ruiters (on
geveer 35 man) geoefend en hoe! De
dieren worden vakkundig getraind en
menig dressuur- en voltige nummer
tje zou in een circus geen slecht fi
guur slaan.
De manege, die 12 bij 26 meter
groot is, heeft één gebrek: de vorm
is ovaal. En dat is voor het rond
rijden met hele groepen paarden na
tuurlijk een nadeel. Rondom de ma
nege zijn banken voor publiek be
schikbaar. Op gezette tijden geven de
politieruiters dan ook demonstraties
voor bijv. de schooljeugd. En ha-
gelijks kan men in de eigen smede
rij van het hoofdbureau de hoef
smid horen hameren, want ieder
paard moet om de vier weken besla
gen worden met nieuwe hoefijzers.
Nooit verouderd
De opvatting, dat een agent te
paard nuttig is bij het handhaven
van de openbare orde, is nooit ver
ouderd, hoewel in bepaalde tijden
van bezuiniging wel aan kritiek on
derhevig geweest. Het besluit om aan
de politie een bereden afdeling toe te
voegen datee'rt van 75 Jaar geleden.
Op 27 oktober 1899 besloot de Am
sterdamse gemeenteraad een bereden
brigade van 12 man toe te voegen
aan het politiekorps en ruim twee
maanden later was het zover.
Tot die tijd waren het legerpaar-
den, die bij voorkomende gelegenhe-
de nop straat werden ingezet, Amster
dam was daar tevreden mee. Nog in
1887 werd een voorstel om zelf paar
den aan te schaffen met 26 tegen 10
stemmen in de raad verworpen. Het
resultaat was, dat de hoofdstad ach
terbleef bij steden als Parijs, Londen,
Berlijn en Rotterdam, waar de Be
reden Politie al drie jaar goede diens
ten bewees. Maar toen de BP in Am
sterdam tenslotte was opgericht, werd
zij meteen een groot succes. Binnen
twee jaar werd het korps uitgebreid
tot 24 paarden.
Toen in 1918 het drie-ploegenstel-
sel bij de Amsterdamse Politie werd
ingevoerd, werd de sterkte van de BP
gebracht op 36 paarden. Vier jaar
later werd dit aantal verhoogd tot
45 en tenslotte werd in 1933 het
record van 55 paarden bereikt.
Uit de tijd
Het was in deze crisistijd, dat de
stemmen tot afschaffing van de BP
konden worden gehoord. Het gebruik
van paarden werd uit de tijd ge
noemd. Ze moesten werden ver
vangen door moderne middelen: door
motoren. Die werden wel aange
schaft, doch de paarden overleefden
de kritiek glansrijk. Ze hadden na
melijk een geweldig voordeel boven
de „moderne middelen", 'n Motor en
een auto gaan tussen het publiek
verloren, 'n ruiter daarentegen blijft
steeds voor iedereen goed zichtbaar
en houdt zich ook zelf een goed over
zicht.
,,Voor zover mij bekend is nog
nooit een politieman te paard onder
de voet gelopen", aldus verklaart H.
I. P. Kooistra, chef van de BP, „maar
motoren en auto's willen nog wel
eens door kwaadwillenden worden
gekiept".
Wel liep de sterkte van de BP
iets terug, maar de paarden hebben
zo vaak hun onmisbaarheid bewe
zen, dat het korps nooit is afge
schaft. Om enige markante gelegen
heden te memoreren: het inhalen
van de vliegers van de Uiver, die in
1934 uit Indië terugkeerden, de ope
ning van de Vondelbrug in 1957, de
triomfale intocht van de zegevieren
de Fanny Blankers-Koen, terug met
vier gouden medailles van de Olym
pische Spelen te Londen (1948), de
demonstratie in 1956 tegen de Rus
sische onderdrukking van de opstand
in Hongarije, de straatrellen in 1966,
de ongeregeldheden in 1968, op Ko
ninginnedag 1969 en tijdens de Maag
denhuisbezetting.
Bij de ongeregeldheden in 1966
bleek een centraal commando tijdens
het optreden te ontbreken. Motor
rijders en ruiters werden ter assisten
tie gezonden en opereerden dan on
der hun eigen commando. Daarom
werd besloten de ruiters, de motor-
ruiters en de hondegeleiders in te
delen bij de Mobiele Eenheid, zodat
in M.E.-verband kon worden ge
oefend in het aannemen van de ver
eiste formaties.
Het gemiddelde paard van de BP
doet ongeveer acht jaar dienst. „Wij
kopen ze als ze ongeveer drieëneen
half jaar oud zijn", aldus adjudant
Lautenbach, „en dan liefst groen,
dus nooit onder het zadel geweest.
Dan kunnen ze namelijk voor onze
dienst verpest zijn. We richten ze lie
ver helemaal zelf af".
Er volgt dan een nauwgezette af
richting. Iedereen die iets van paar
den weet, begrijpt hoe moeilijk het
is deze viervoeters niet alleen tot
rijpaard op te leiden, doch tevens
de dieren volledig te gewennen aan
het drukke verkeer en alle lawaaiige
en onverwachte dingen, die ze op
straat kunnen tegenkomen. Vooral
onverwachte geluiden kunnen een
paard doen schrikken en als het een
maal op hol zou slaan, is het leed
niet te overzien. Ook wapperende
vlaggen zijn voor paarden angstaan
jagend. Ze hangen dan ook in de
manege om er de dieren voortdu
rend aan te wennen.
Ook is in de manege een luid
spreker van de radio aangebracht,
die men onverwachts door de ruim
te laat schallen. Daarnaast moet
men de dieren leren op een kleine
oppervlakte stil te staan en te ke
ren, hetgeen van groot belang is bij
het dienstdoen bij afzettingen.
Een eerste vereiste voor een politie-
paard is natuurlijk dat het op straat
betrouwbaar en rustig blijft, ook
wanneer trams en vuilniswagens
langs hem rijden en zelfs wanneer
het voo'rby een man met drilboor
moet. die het wegdek aan het open
breken is.
Zelfs als een paard bij dit alles
zijn kalmte en rust weet te bewa
ren, kan het voor een over de grond
waaiend stuk papier of plastic plot
seling een zijsprong maken, hetgeen
voor eventueel achteropkomend ver
keer voor rijder en paard, maar
ook voor dat verkeer gevaarlijk kan
zijn.
„Niet alleen sommige mensen heb
ben een hekel aan bromfietsen", ver
telt H. I. P. Kooistra, „maar ook di
verse paarden. We hebben eens een
uitstekend dienstpaard gehad, Al-
bert, dat we moest enafvoeren, omdat
het dier naar elke bromfiets die hem
passeerde sloeg.
De 35 ruiters van de BP hebben
bij de politie uitsluitend tot taak
voor hun paarden te zorgen. Dat
betekent, dat ze ze dagelijks berij
den, niet alleen in de manege, doch
zo enigszins mogelijk ook op straat.
De dieren moeten iedere dag van
stal worden gehaald om de dagelijkse
beweging te krijgen. Iedere ruiter
heeft zijn eigen paard (voor zover
dit organisatorisch te regelen is).
Paard en berijder wennen aan el
kaar en gaan als het goed is, van
elkaar houden. „We zoeken deze pa
ren wel degelijk goed uit", aldus de
heer Kooistra. „Je moet voorkomen,
dat een drukke man ook op de rug
van een druk paard zit". Meestal
gaan de paarden met hun ruiters
twee aan twee de straat op. De rui-
ters dragen sporen aan hun laar
zen. Dat is niet zoals dierenvrien
den wel eens denken wreed. De
ruiters gebruiken deze sporen alleen
ais het niet anders kan, als 't paard
niet wij wat zy willen en dan nog
geschiedt dit aansporen uiterst voor
zichtig.
LEZERS SCHRIJVEN
Rijnsburgerweg
Als kind leerden wij nog vóór wij
naar school gingen dat St. Nicolaas
uit Spanje kwam.
Als de dagen korter werden en de
herfststormen over het land raas
den, mochten wij 's avonds onze
schoen bij de schoorsteen zetten en
hoe bly waren wij dan niet 's ander
daags als wij een snuisterij of ver
snapering hierin aantroffen.
In de nacht had de goed heilig
man, met zijn schimmel over de da
ken rijdend, met kwistige hand al
zijn goede gaven rondgestrooid.
In het licht van de moderne tijd
hebben wij gelukkig ervaren dat
een en ander op een dwaalleer be
rust, want Sinterklaas komt niet
uit Spanje maar uit Den Haag. Ook
rijdt hij niet op een schimmel over
de daken, maar raast met een heu
se dienstauto, sinds kort met re-
flekterende kentekenplaten uitge
rust, met een snelheid van niet meer
dan 100 km over de wegen.
Als gevolg van de stijgende infla
tie zijn natuurlijk ook de versnape
ringen aangepast en wel in coupu
res van een miljoen gulden.
Voor allerlei doeleinden wordt
door de goed heilig man kwistig met
miljoenen guldens gestrooid alsof het
pepernoten zijn.
Ook Leiden, waar Sinterklaas zo
veel vrienden heeft, wordt natuur
lijk niet vergeten.
2.2 miljoen gulden voor een auto
busbaan voor het eerste gedeelte
van de Rijnsburgerweg en of dit nog
niet genoeg is nog eens 6 miljoen,
zo maar om te experimenteren met
de bus naar Katwijk.
Nog enkele verschillen zijn er met
vroeger tijden.
Over ons verlanglijstje hoeven wij
ons geen zorgen meer te maken, dat
wordt ingevuld en wel bij ons in de
brievenbus gestopt met een invita
tie om op een bijeenkomst te komen
om te laten horen hoe blij wij zijn
met de verrassingen die men ons be
reid heeft.
En dan komt pas de eerste teleur
stelling. Wij treffen dan niet de
goed heilig man zelf, doch zwarte
Piet in de persoon van wethouder
P(iet) Waal.
Met veel verve laat hij ons door
middel van fletse dia's zien waarop
wij verrast worden.
Naast de snelle busbanen waar
over vanwege de formidabele prijs
voor een buskaartje alleen nog
maar kapitalisten kunnen rijden,
worden wij nog verrast met de me
dedeling dat we de Rijnsburgerweg
vanuit de richting Oegtsgeest niet
meer op mogen, dus ook hier ruim
baan voor de bus (kosten 6.000.000).
Hoe het allemaal kan weet de wet
houder zelf ook niet, maar het geld
is er nu eenmaal en dus moeten wij
het besteden.
Verontrustend wordt het echter pas
als de wethouder ook niet weet hoe
het allemaal moet. Hij stelt daarom
na enig nadenken, dat wij, als wij
dan persé naar de stad willen, de
keuze hebben tussen enkele kilome
ters omrijden, of dit via allerlei
sluipwegen door de Vogelenbuurt of
het Houtkwartier te doen.
Wie zich daarover zorg maakt is
een kniesoor.
Als straks in deze wijken ongeluk
ken gebeuren, krijgen we vast weer
bericht om naar een bijeenkomst te
komen om te vernemen wat voor
nieuwe verrassingen in Den Haag
voor ons klaar liggen op het gebied
van lijkbezorging, ziekenhuiszorg etc.
Tot slot van de gehouden bijeen
komst werd ons nog verteld dat de
notulen van deze avond op het stad
huis voor ons zouden worden klaar
gelegd. Maar zou het niet aardiger
zijn de bewoners van de Rijnsbur
gerweg en omgeving van tijd tot
tijd te vergasten op de lotgevallen
va^ wethouder P(iet) Waal in strip-
Dan kunnen wij nog eens lachen.
Naar de stad kunnen wij straks ook
niet meer, alleen nog naar Kat
wijk... met de bus.
J. C. DE WILDE
Johan de Wittstr^at 10
Leiden