Scheepsbouw aan de grond Een somber perspectief voor de komende jaren.- WERFDIRECTEUR: Middelgrote werven krijgen na juni '76 grootste klappen VAKBONDEN: Alleen samenwer king kan de scheepsbouw nu nog redden PAGINA 14 EXTRA ZATERDAG 25 OKTOBE Directeur H. J. Schlomann van werf ,.De Merwede" in Hardinxveld-Gies- sendam schetst een somber beeld: „De middelgrote scheepsbouw 30.000 werknemers! krijgt het het moeilijkst. In de eerste zes maanden van volgend jaar loopt het werk op de meeste werven in deze categorie af. Als niet heel snel nieuwe orders binnenkomen, vrees ,ik massale ontslagen en misschien ook wel sluitingen van bedrijven". Hij schat dat op de meeste middelgrote scheepswerven de werk gelegenheid in januari '76 rond de tachtig procent schommelt. Kort voor de zomervakantie zal die tot nul zijn teruggebracht, tenzij de komende maanden nieuwe opdrach ten worden geboekt. De huidige situatie en de prognoses voor volgende jaren zijn zorgelijk, maar niet hopeloos. „Voor ach en wee roepen koop je niets, en je schiet er ook niets mee op, als je met je kop tussen je schouders blijft zitten. Je moet optimistisch blijven, er moet nog harder worden geknokt om orders binnen te slepen", zegt de heer Schlomann. Maar er is meer nodig dan alleen optimisme en grotere inspanningen. „De werven moeten samenwerkings vormen zoeken. Gezamenlijke acqui sitie van bouwopdrachten is daar een voorbeeld van een methode van samenwerken, die overigens niet meteen naar een fusie hoeft te leiden. Ik geloof overigens wel, dat de werven naar een andere interne organisatie toe willen. Er is nu een strategieplan afgerond met sugges ties om de dreigende werkloosheid te voorkomen. Daarnaast zullen de werven de regering om steun vragen in welke vorm dan ook. Scheepsbouwindustrie en regering moeten samen een politiek gaan opbouwen. Daar is tot nu toe nooit sprake van geweest". Werfdirecteur Schlomann („Over mijn bedrijf heb ik nog geen zorgen") huldigt tegen de achter grond van dreigende werfsluitingen het standpunt, dat verzoeken om werknemers tijdelijk te ontslaan prompt moeten worden ingewilligd." Als je vandaag de dag een aanvraag indient, wordt er eerst nee gezegd. Dat betekent dat je van het kapitaal van het bedrijf moet gaan snoepen. Met andere woorden: het bedrijf wordt uitgehold, het be- drijfsapparaat wordt kapot gemaakt, en waarmee moet dan opnieuw geld worden verdiend, als er weer orders komen? Ik vind dat iedereen moet beseffen, dat een WW-uitkering geen gift is, maar een recht! De werknemers hebben dat recht met hun premies betaald. Bij noodzake lijke ontslagen moet daarom sneller dan tot nu toe van dat recht gebruik worden gemaakt". Werfdirecteur Schlomann: "Werven willen samenwerken". Nog is er tijd om een ramp te voorkomen. Maar dan moeten er wel snel zaken worden gedaan. Massale ontslagen zijn niet nodig, indien de werven bereid zijn, samen aan een nieuwe structuur van de Nederland se scheepsbouw te sleutelen. Over twee jaar is deze tak van industrie dan weer zo gezond als een vis. Districtsbestuurder H. F. Berkhout van de Industriebond NVV laat zich niet door sombére perspectieven misleiden. „De scheepsbouw kampt al sinds de jaren '60 met structurele problemen en die worden schrijnend als er een recessie voor de deur staat. Maar volgens mij zit er nog steeds muziek in de middelgrote scheepsbouw. De daad is nu aan de werven. Als ze echt willen samen werken, is de zaak nog te redden". Financiële steun van de regering voor de scheepsbouw lost de huidige problemen slechts gedeeltelijk en dan ook nog voor korte duur op. „De werven moeten hun krachten bundelen. Afspraken over samen werking moeten verder gaan dan liefdesverklaringen. Wij, de bonden, willen de goéde wil van de werkgevers concreet uitgevoerd zien. We passen ervoor ons willoos naar de afgrond te laten sturen. Als dat gebeurt, zullen we ongetwijfeld naar het wapen van de acties grijpen". Snelheid daar komt het volgens vakbondsman Berkhout nu in de eerste plaats op aan. „De komende zes maanden moeten de werven gezamenlijk de bóer op om orders te werven. Als er eenmaal nieuwe opdrachten zijn, kan de scheeps bouw aan een nieuwe structuur gaan werken. Samenwerking van werven en betere interne organisa ties drukken de kostprijs aanmerke lijk misschien wel met meer dan dertig procent! Aan de andere kant stuwt een andere aanpak de productie omhoog". De vakbeweging heeft aangeboden, een stuk verantwoordelijkheid te dragen. „Maar dat betekent, dat de bonden ook willen meebesturen en meebeslissen". Het ziet er overigens niet naar uit, dat de werven daar prijs op stellen. „De scheepsbouw", aldus de heer Berkhout, „heeft nu een plan van actie klaar. In mijn ogen zou het een normale zaak zijn geweest, als de werknemersorganisa ties daar ook een stem in hadden gehad. Trouwens, dat plan had er jaren geleden al moeten zijn, als die club van scheepsbouwers meer wil zijn dan een belangengroepje. De bonden hebben in het *verleden al regelmatig gewezen op de gevaren van massale ontslagen". Uit de reacties van hun. leden op de werven is de bonden duidelijk geworden, dat de onrust over de nabije toekomst met de dag groeit. „De mensen maken zich zorgen over de werkgelegenheid. Ze vragen zich af of ze hun baan volgend jaar omstreeks deze tijd nog hebben. Daarnaast is er irritatie. Wanneer gebeurt er nu eindelijk eens iets aan reorganisaties? Gaan we de kant op dat Rijn-Schelde-Verolme de moei lijkheden overleeft ten koste van de kleinere werven? Als dat het geval is, vind ik dat maar 'n armzalig soort triomf". NVV-bestuurder Berkhout: "De scheepsbouw is nog te redden". Reportage door JBrain Oosterwijk en Wim de Rcgt Cebosine-directeur Oldewelt: Overheidsbemoeienis ive kun nen er niet onderuit". Een beeld dat we nog slechts zelden zullen zien: de stapelloop van een mammoettanker. Naar schatting is er over twee iaar een overschot van vijfhonderd reuzetankers. Stilte ditmaal na de storm en dreigend nabij inmiddels. Over niet al te lange tijd is dat kwa lijke moment van onvoldoende orders, financiële problemen en weinig werk voor de mensen in de scheepsbouw er. Dan valt er niet veel meer te doen in die voor ons land al eeuwenoude bedrij vigheid. Dan blijven de hellingen leeg grotendeels en dan draaien de werfkranen nauwelijks meer rond. De Nederlandse scheepsbouw staat voor een moeilijk te vullen gat in de produktie. De malaise kondigt zich aan. Overigens niet alleen hier, maar alom. De scheepsbouwcrisis is een wereldwijde zaak. De stormachtige periode van almaar schepen produceren, van almaar werven bouwen en uitbreiden, is over. De goede jaren van volop orders zijn voorbij. Werken doen onze werven dan nu nog wel, maar het is interen geworden. Er gaat wel af, maar er komt niet bij. Dat is de kern van de zaak. Ze willen wel die werven, maar ze hebben als het doorgaat zo geen werk straks. Scheepsbouwrecordjaar 1973 bracht ommekeer. Het jaar waarin er over de hele wereld nog nimmer zoveel werd besteld, te water gelaten en afgeleverd als ooit tevoren, eindigde met de energiecrisis. Het begin van veel ellende, zeker ook voor de scheepsbouw. Het vervoers volume zakte in elkaar, de oliebehoefte schrompelde ineen. An ders gezegd: er waren teveel schepen voor te weinig lading. Reders legden hun vloten stil voor een deel, annuleerden reeds bestelde 6chepen en peinsden zeker niet over de bouw van nieuwe tonnage. De teruggang in de scheepsbouw zette in; barre tijden daagden en breken aan binnenkort. Neerlands scheepsbouw werkt nog steeds. Aan de schepen die in betere tijden werden besteld. Nog wel dus. Volgend jaar echter zal het al minder zijn en in 1977 nog veel slechter. Dan zal ook de aan 50.000 mensen werk gevende scheepsbouw industrie (die nauw gekoppeld is aan toeleveringsbedrijven met nog eens eenzelfde aantal mensen) niet kunnen ontkomen aan ontslagen en wellicht zelfs bedrijfssluitingen. Regeringshulp zou in de benarde situatie van dit moment (voorlopig) een oplossing kunnen zijn. Minister Lubbers v. Economische Zaken, die zich regelmatig somber over onze scheepsbouw heeft uitgelaten („de werven met een zwakkere concur rentiekracht zullen rekening moeten houden met een bezetting onder de vijftig procent'), heeft de werven gevraagd hoe zij het zien, wat zij willen, hoe zij over steun denken. In scheepsbouwkring is er gepraat, gestudeerd en een standpunt inge nomen. Deze maand nog krijgt de minister de werfwensen voor zich. Over het „hoe en wat" houden de werf-directies vooralsnog hun mond. De reactie op de eind '73 ingezette teruggang lijkt wat laat te komen. Regering en scheepsbouw hebben in een eerder stadium niet al te veel gedaan. Van regeringszijde krijgt de scheepsbouw jarenlang reeds enige bijstand in de vorm van rente-over brugging bij kredietverlening; tege lijk deed men m EG-verband voortdurend pogingen om de extra steun diie de scheepsbouw in landen als Frankrijk en Italië kreeg, te verminderen of ongedaan te maken. Dat is slechts voor een deel gelukt; onze scheepsbouw had en heeft het er in de Europese concurrentie dubbel moeilijk door. De scheepsbouwindustrie zelf heeft het in de "gezondmaking van de eigen bedrijfstak in 't algemeen ook nogal laten liggen. De in vele rapporten en studies (Keyzer, Winsemius) aangetoonde noodzake lijke herstructureringen en samen werkingsverbanden zijn onvoldoende van de grond gekomen. Er kwam een Rijn-Schelde-Verolme-concern tot stand (dat intern nog altijd met enorme herstructureringsproblemen worstelt) en hier en daar ook wel wat samenwerking. Maar het blijkt al met al toch te weinig te zijn om de uiterst felle concurrentie van het buitenland goed aan te kunnen. Er had meer moeten gebeuren. De Nederlandse scheepsbouw had al zover kunnen en moeten zijn dat men met een bundeling van krachten finan cieel sterk de concurrentie te lijf had kunnen gaan. 't Is er echter niet van gekomen. Er wordt nog teveel van mening verschild. Met als actueel voorbeeld het gekrakeel rond de voorgestelde fusie van de Alblasserdamse en Heusdense RSV- werven met t bedrijf van Van der Giessen-de Noord. Het „plan van actie" komt van de Centrale Bond van Scheepsbouw meesters in Nederland (Cebosine), de organisatie waarbij de meeste werven zijn aangesloten. Directeur mr F. H. F. Oldewelt heeft het er wat moeilijk mee: „Overheidsbe moeienis met de scheepsbouw, daar zijn de werven niet zo voor. Ik persoonlijk ook niet. Toch zullen we er niet onderuit kunnen. We moeten wel, nu de slechte jaren komen gaan. Op z'n vroegst treedt er pas in 1980 een verbetering in en wachten kunnen we niet. Want dan zou het wel eens gedaan kunnen zijn met heel wat bedrijven". De hulp zal moeilijk anders kunnen komen dan door geldelijke impulsen. Op korte termijn moeten de scheepsbouwprijzen omlaag, moeten we om orders te kunnen binnen halen concurrerender wordtn op de wereldmarkt. Zuiver nationaal zullen we het echter niet redden. Ook internationaal zal er wat moeten veranderen. Want zolang een land als Japan scheepsbouw- producent nummer een en bang als het is voor een grote leegloop bouwt tegen prijzen die 25 tot 40 procent lager zijn dan de onze, dan valt er moeilijk te concurreren. Mr. Oldewelt: „Japan zit ook in de problemen, maar men bouwt er niettemin toch veel meer dan in welk land ook. Het is natuurlijk wel onjuist dat het op die manier gebeurt. Hun prijzen kunnen niet reëel zijn". Nederlands somber scheepsbouw- perspectief spreekt uit de cijfers. Achthonderdduizend brutoton per werven de afgelopen tijden hebben jaar is de normale produktie die de gehaald en ook moeten halen. Met als uitschieter het recordjaar '73, toen ons land 1.460.000 ton (208 schepen) aan orders binnensleepte (van de totaal 72,8 miljoen ton die er over de hele wereld werd besteld). Het merendeel was tanker tonnage (1,3 miljoen ton), verdeeld over slechts 18 schepen, 'n Overdui delijk bewijs dat de tankerbouw nu volledig weggevallen de basis van onze nieuwe bouw is. Negentienvierenzeventig kwam op 567.000 ton aan nieuwe orders uit slechts; 173 schepen (nauwelijks tankers en veelal kleinere vracht schepen). En nog geen 100.000 ton zal het dit jaar zijn; dat is de prognose althans op basis van de eerste negen maanden, die 60.000 ton opleverden. Niet meegerekend in deze minimale hoeveelheid is de marine-tonnage (de RSV kreeg onlangs van Indonesië drie korvet ten; specialistisch werk, waarin veel manuren gaan zitten) een klein pluspunt. Triest ziet het er uit dus met die nieuwbouw. Anders, beter ligt het scheepsbouwindustrie naar verhou- met de reparatiesector, waarin onze ding veel mankracht heeft zitten (40 j tot 45 procent). Bijna 90 procent' van de Nederlandse werven beweegt zich op die wat prijsniveau betreft de laatste jaren wel scherper geworden, maar toch redelijk stabiele markt. Een markt die nog niet is ingezakt. De werven zullen 't gaan doen: vragen om regeringssteun. In welke vorm dan ook. De ook niet zonder problemen zittende koopvaardij heeft het onlangs al gedaan en niet gekregen wat ze wilde. De redersge meenschap vindt de toegezegde hulp i op basis van een investeringspremie te gering; men heeft de helft gekregen van wat men vroeg. Met als resultaat zeggen de reders dat de Nederlandse zeescheepvaart zal blijven uitwijken naar het buitenland (vreemde vlag) j en als nationale bedrijfstak verder zal afbrokkelen. De verwachting is dar. ook dat er via hulp op die manier uit eigen land te weinig orders voor de eigen werven zullen loskomen. De rijksoverheid heeft er de boot i voor scheepvaart en scheepsbouw voorlopig mee gemist.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1975 | | pagina 14