ei)
'We moeten terug naar
oude eindexamensysteem'
Op de
karper
Wiskundeleraar Van Rooijen:
1 vis
T sport
ZATERDAG 19 JULI 1975
EXTRA
PAGINA 15
De heer Van Rooijen: "Het nieuwe systeem faalt volledig."
Door
Reny Dijkman
De eindexamens zijn voorbij, de
inningen zijn over en de feestjes
f evierd. Voor een deel \&n de
u:trokkenen blijft er toch een kater
over. Het is voornamelijk een groep
leraren bij het mavo (de vroegere
mulo)het havo en het vwo.
Wiskundeleraar aan het Edith
Steincollege in Den Haag J. A. M.
van Rooijen ziet maar één
mogelijkheid om aan alle ingeslopen
foutieve systemen bij de eindexa
mens-nieuwe-stijl een eind te
maken: „We moeten terug naar het
oude eindexamensysteem". Hij zegt
dat niet uit conservatisme of om het
eigen straatje schoon te vegen.
Integendeel. Hoewel hij niet geluk
kig met de rol van de docenten in
deze nieuwe opzet, is hij ook
bezorgd over de gemoedsrust van de
leerlingen: „De eindexamenklassen
worden in het nieuwe systeem met
de schooltoetsen (proefwerken over
een deel van de stof) een heel jaar
in een permanente eindexamenspan
ning gehouden".
Punten
Hoe komt tegenwoordig het uiteinde
lijke eindexamenpunt tot stand?
Allereerst worden gedurende het
schooljaar een aantal schoolonder
zoeken of -toetsen gehouden. Het
punt dat daaruit naar voren komt,
maakt de helft uit van het echte
eindexamenpunt. Het tweede deel is
het schriftelijk eindexamen, be
staande uit een aantal onderdelen,
die gezamenlijk de andere helft van
het eindcijfer bepalen.
Op het eerste gezicht kilnkt dit heel
redelijk, maar het systeem zou
barsten van de fouten.
De heer van Rooijen: „Als we nou
beginnen met dat schoolonderzoek.
Elke school moet minstens twee keer
zo'n onderzoek houden. Daarin moet
de gehele eindexamenstof aan de
orde gesteld kunnen worden. Of
men dat doet, ligt aan de leraar. Hij
bepaalt wat hij wel of niet wil
vragen, maar hij bepaalt
eveneens welk cijfer hij ervoor
geeft. Bovendien kan hij een
bepaalde toets zwaarder laten wegen
dan een andere. Het is mogelijk om
een leerling, die erom vraagt een
toets over te laten maken, maar de
6chool hoeft dat niet te doen".
Zijn bezwaren: „Er wordt op de
leraar een ontzettende zware wissel
getrokken. Hij kan de toetsen
gemakkelijk maken, als hij wil. Hij
staat onder druk van de kinderen
en - soms - de ouders plus de
schoolleiding. Het totaalpunt wat hij
ten slotte geeft, betekent namelijk
de helft van het eindexamenpunt.
Combinaties van een 8 voor het
schoolonderzoek en een 3 voor het
schriftelijk zijn echt geen uitzonder
ing! Acht en drie is samen elf. Dat
betekent met de verplichte afron
ding naar boven dat de leerling een
zes op zijn eindlijst krijgt.
Alleen al door dit systeem slagen er
nu jaarlijks tientallen kinderen, die
vroeger beslist voor het mavo, havo
of vwo waren gezakt. Het geeft de
leraar een enorme verantwoordelijk
heid. Niemand wil een slechte leraar
zijn, dus voor sommigen is de
verleiding om die toetsen gemakke
lijk te maken wel erg groot. Veel
geslaagden betekent immers dat de
kwaliteit van de leraar en van de
school goed is. Dat is nu nog maar
een halve waarheid, omdat het
schoolonderzoek maar de helft van
de totale beoordeling is voor de
eindlijst".
De heer van Rooijen wijst op de
afschuwelijke gevolgen voor de
gemakkelijk geslaagden. „We zitten
in een tijd waarin het middelbaar
en hoger beroepsonderwijs zo'n
enorme toevloed van leerlingen
krijgt dat er geselecteerd moet
worden. De toelating tot die
instellingen en scholen gebeurt door
de betreffende schoolbesturen en
directeuren. Zij hebben het recht op
alle punten die het eindexamen
betreffen.
Ze krijgen dus zowel de cijfers van
het schoolonderzoek als van het
centraal schriftelijk onder ogen. Je
kan het ze dus amper kwalijk
nemen dat ze praktisch geheel
blindstaren op het schriftelijk,
waarvoor landelijk dezelfde opgaven
geldei. Een leraar die „vriendelijk"
wil zijn voor een kind of onder druk
van de ouders de cijfers flatteert,
helpt zo'n leering dus eerder van de
wal in de sloot".
Keuze
Ook op twee onderdelen bij het
schriftelijk heeft hij zware kritiek.
Allereerst de multiple choise-toets.
Dit zijn vragen, waarbij vier
antwoorden zijn aangegeven. De
leerling moet een van de vier
antwoorden aankruisen als het
juiste.
Een leraar van datzelfde Edith
Steincollege liet zijn vierjarig
zoontje op deze wijze de meerkeuze-
toets Engels van het havo doen.
„Kijk, je mag van alle vier die
kringetjes er steeds een aankruisen",
zei hij tegen zijn telg die natuurlijk
noch lezen noch schrijven kan. Een
leuk spelletje, dat zoonlief een
cijfergemiddelde van 4,6 opleverde!
Voor twee andere toetsen haalde hij
1,2 en 3,6".
Een havo-leerlinge, die dit jaar
eindexamen deed, vertelde me: „Het
is natuurlijk onzinnig. Als je iets
van de stof weet, dan ontdek je dat
twee antwoorden onzin zijn. Dus
dan houd je een mogelijkheid van
vijftig procent over om het goede
antwoord aan te kruisen".
Joop van Rooijen heeft het hele
systeem zorgvuldig uitgevlooid. Van
de beoordelingsnormen blijft dan
niets over. Factoren van kansreke
ningen, te weinig gestelde vragen en
in verhouding daartoe de eindbeoor
deling door de computer, kunnen
een volledig vertekend beeld van de
kennis van de leerling geven.
Hij zegt: „Er speelt nog een andere
factor mee. Sommige leerlingen
kruisen een antwoord aan op zeer
goede gronden. Omdat er maar een
antwoord als goed wordt berekend,
krijgen ze voor dat antwoord, wat
dan fout blijkt te zijn, van de
computer een 0. Dat geldt echt niet
alleen voor leerlingen. Ook docenten
die deze toetsen soms meemaken,
strepen wel foutieve antwoorden aan.
Een leerling met een redelijke
kennis kan op deze wijze een veel
lagere beoordeling krijgen, dan
degene die met een sooii, God-zege-
ne-de-greep te werk is gegaan bij
een aantal vragen. Je kunt namelijk
niet stellen dat elke fout even zwaar
weegt, maar een beoordeling op
grond van gradaties in de fouten is
door dit systeem geheel uitgesloten.
Hij vindt evenzeer dat het aantal
vragen vanwege een rechtvaardige
beoordeling niet onder de 50 moet
liggen. Wat hem en een aantal
collega's betreft, worden deze Cito-
meerkeuzetoetsen zo snel mogelijk
afgeschaft.
Schriftelijk
Het gewone schrf eieltkji examerv,
dat vroeger na correctie door de
eigen docent door handen van een
gecommitteerde ging, moet nu door
een collega-docent van een andere
school nog eens worden nagekeken.
Van Rooyen: „Dat heb ik geweigerd.
Ik heb geen zin om anderen te
bekritiseren of te corrigeren. We
hebben trouwens in de paar jaar
dat dit gebruikelijk is al de meest
vreemde situaties gehad. Het is geen
uitzondering dat een docent zelf de
beoordelingsnormen foutief interpre
teert. Het blijven tenslotte ook
mensen! Maar het meest ellendige is
dat bij meningsverschillen tussen de
eerste en tweede corrector er geen
beroep op de inspectie mogelijk is.
Je moet namelijk samen het punt
vaststellen. Je kan bij niemand in
beroep als er sprake is van een
meningsverschil. Zo'n zaak hoort bij
de inspectie thuis, maar die heeft
het uit handen gegeven. Men moet
ADVERTENTIE
De gezinskaart geeft nogal wat
aanloop bij Opa en Oma Spoor.
Logisch, een gezinskaart kost maar
f 50,- per jaar. En daarvoor mag het hele
gezin op twee kaartjes (enkele reis, retour
of avondretour) de trein in. Mits de
kinderen maar onder de twintig zijn.
Bovendien krijgt u als extraatje een
gratis reisdag. Wanneer u maar wilt.
Voor het hele gezin natuurlijk.
Dus die f 50,- heeft u snel terug
verdiend. Misschien een reden om eens 'n
keertje extra naar Opa en Oma te gaan.
Gezinskaart: het hele gezin op twee
kaartjes de trein in.
middelen, dus de twee cijfers delen
om tot het eindcijfer te komen. Dit
systeem heeft nog geen enkel jaar
vlekkeloos gewerkt. Er zijn steeds
moeilijkheden op de scholen. Toch
is ook die tweede corrector verplicht
zijn handtekening te zetten, anders
moeilijkheden op de scholen. Toch
is ook die tweede corrector verplicht
zijn handtekening te zetten, anders
is het eindexamen niet geldig. Je zit
dus - wanneer je in de pool van de
tweede correctie meedraait - in een
volstrekte dwangpositie. Daar be
dank ik voor en daarin ben ik echt
niet de enige. Het komend jaar
zullen dat er op diverse scholen nog
veel meer zijn".
Pakket
Vroeger was een hbs-b diploma, een
papier dat stond voor een bepaalde
kennis in voorgeschreven vakken.
Dat gold ook voor de a-afdeling,
voor de mulo en de mms. Nu is dat
niet meer zo.
Een vwo-diploma, havo of mavo kan
een zwaar pakket betekenen of een
licht, maar de toelating tot
universiteit, hoger of middelbaar
beroepsonderwijs gebeurt in de
eerste plaats op grond van het
diploma en niet op de keuzevakken.
Ook dit betekent vaak een bron van
ellende bij verder studeren.
Van Rooijen: „Een categorie ouders
wil dat hun kind in elk geval dat
diploma haalt. Als het zwak is -
maar ook vaak als een kind zelf een
keuze maakt - wordt dat dan het
lichtste pakket. Voor het vwo
betekent dat: Nederlands, drie
moderne talen, aardrijkskunde en
geschiedenis plus economie. Op de
avondopleiding mag men economie
zelfs nog laten vallen. Met dat
papier kun je naar de universiteit
(Als we de numerus fixus even
buiten beschouwing houden). Voor
een aantal studierichtingen moet
men dan wel aan de universiteit een
voortentamen doen, bijvoorbeeld in
latijn of wiskunde, maar het is
algemeen bekend dat zo'n tentamen
lichter is, dan de eisen die worden
gesteld voor datzelfde vak bij het
eindexamen. De kinderen kiezen
voor een groot deel dus terecht voor
het voortentamen.
Ook de pakketten voor havo en
mavo kunnen licht en zwaar zijn.
Over de totaliteit kan men stellen
dat natuurkunde, wiskunde en
Grieks moeilijke vakken zijn en
welk mens kiest niet snel de weg
van de minste weerstand?"
De heer Van Rooijen wil terug naar
de oude wijze van examineren,
waarin gecommitteerden en de
inspectie nog een rol speelden.
„Dit systeem geeft de leerling geen
eerlijke beoordeling. En wij- de
docenten - worden permanent
teruggeworpen op een gewetenson
derzoek of we wel ten aanzien van
iedereen eerlijk zijn.
We zijn geen halfgoden. We moeten
sympathieën en antipathieën weer
staan druk van ouders, leerlingen en
de schoolleiding. Elke goeie leraar
doet daar zijn uiterste best toe.
Daar ben ik echt wel van overtuigd.
Maar de verantwoordelijkheid van
de eigen leraar en zijn macht over
het eindexamenpunt vind ik te
groot".
„Aan het oude systeem kleefden
natuurlijk ook fouten. Dat houdt
elke opzet. Maar als Je nu bedenkt
dat dit nieuwe beoordelingssysteem
is opgezet om het examen meer te
objectiveren en te humaniseren en
Je ziet enerzijds de macht van de
leraar en aan de andere kant het
inschakelen van de computer, dan
kan Je toch wel zeggen dat dit
nieuwe systeem volledig faalt".
Vorige week ben ik in de vis-
rubriek over het karpervissen
blyven steken bij de kwestie, die
al vele tongen en pennen in be
roering heeft gebracht: de keuze
wilde of kweekkarper. Ik bracht
toen naar voren, dat een genuan
ceerd standpunt op zijn plaats is
om de doodeenvoudige reden, dat
het aantal boeren- en wilde kar
pers in ons viswater niet zo bijs
ter groot is.
Anderzijds moet ten opzichte
van de groep "boerenkarperfa-
naten" worden erkend, dat de
kweekkarpers, die de eerste
jaren door de OVB werden uitge
zet inderdaad regelrechte con-
sumptievissen waren, waarom
door de Nederlandse sportvissers
niet was gevraagd. Die wensten
een fel vechtende sportvis en
geen zoetwaterbiggetjes, die uit
de hand eten.
Kijken we echter naar de wild-
hybride, die de laatste jaren aan
de hengelsportorganisaties wordt
afgeleverd door de OVB. dan is
een wat gematigd standpunt ze
ker op zijn plaats. Ik heb vlak
voor de opening van het nieuwe
visseizoen een dagje op driezo-
merige OVB-schubkarpertjes mo
gen vissen en ik moet zeggen,
dat de vechtlust me beslist niet
tegengevallen is. Bekijken we de
samenstelling van ons henge
laarslegioen. dan is er zelfs veel
voor te zeggen om deze vis uit te
zetten.
Elan echte visboten
Lloyds certificaat, vanaf f 1.390,
Yamaha - outboards
2 tot 55 pk, 2 Jaar garantie.
BOOTCENTRUM B.V.
Want ik ben ervan overtuigd,
dat het overgrote deel van de
Nederlandse sportvissers al moei
te genoeg heeft om een dergelij
ke volwassen schubkarper van de
OVB in het net te krijgen. Daar
komt toch nog wel enige behen
digheid bij om de hoek kijken.
Hoe kunnen we nu de karper
het best bevissen? Om op die
vraag een antwoord te kunnen
geven, moeten we eerst even de
ontwikkelingen signaleren, die
zich de laatste jaren in de hen-
gelsportliteratuiu- hebben voor
gedaan. Daar is de roep om met
steeds lichtere materialen te
gaan vissen aldoor sterker ge
worden. Pennenridders, zonder
praktijkervaring, hebben deze
kreet overgenomen en adviseren
zonder blikken of blozen, dat bij
de karpervisserij lijnen gebruikt
kunnen worden van 16 tot 18
honderdste. Een lijntje dikker
dan 20 honderdste wordt als "be
lachelijk ouderwets" van de
hand gewezen.
Ik weet niet op welke ervarin
gen deze schrijvers kunnen bo
gen, maar voor mij staat vast
dat ze nog nooit een grote karper
aan de lijn hebben gekregen.
Want anders zouden ze met een
klap genezen zijn van hun voor
liefde voor uiterst dunne lijntjes.
Dezelfde pleitbezorgers voor het
weidelijk vissen uiten meestal
ook hun voorkeur voor een goed
afgestelde slip. Niet te licht en
niet te zwaar. Ook op dit advies
is nog wel het een en ander aan
te merken, want zoals iedere ge
routineerde karpervisser wel weet,
kan de karper bij het "eerste
schot", dat hij maakt, nadat hij
gehaakt is een ongelooflijke snel
heid ontplooien.
Er is geen andere vis in onze
nationale viswateren, die een der
gelijke krachtsexplosie kan voor
toveren. Daarom is het zaak de
slip vrij licht af te stellen.
Zo licht dat de karper tijdens
zijn eerste vlucht niet de kans
krijgt de lijn aan flarden te trek
ken. En zelfs bij zo'n lichte af
stelling zal het toch nog kunnen
voorkomen, dat de karper buiten
bereik van het landingsnet blijft
door lijnbreuk.
Een lichte afstelling stelt na
tuurlijk wel eisen aan de haak,
die moet vlijmscherp zijn. In
de eerste plaats moet öe punt bij
de aanslag door 't aas heen drin
gen en zich vervolgens vastzetten
in de bek van de karper. En om
dat in de aanslag niet alle kracht
gelegd kan worden is de inha-
kingskans alleen dan redelijk,
wanneer de haak voldoende
scherp is.
Alvorens ik nu wat dieper in
ga op het specifieke karpermate
riaal en de manier van vissen,
eerst even terug naar het begin
van zo'n karperdag. Welke voor
bereidingen moet u treffen om
met redelijk succes de karper te
kunnen belagen? Gezien het feit
dat de karper een bij uitstek
schuwe vis is, zal veel aandacht
De enige speciaalzaak voor al nw
HENGEL.
SPORTARTIKELEN
DE SPORT
HAARLEMMERSTR. 11. t»L 24020
besteed dienen teworden aan de
camouflage. Geen opvallend ge
kleurde jassen, regenjacks of
overhemden, maar groene of brui
ne kleding die ervoor zorgt dat u
tegen de achtergrond van de oever
niet opvalt.
Vist u vanuit een bootje dan is
het zaak dat de hengel gereed ge
maakt wordt voor u op de plaats
van bestemming arriveert. Bij
het optuigen van de hengel wordt
altijd wel wat lawaai geprodu
ceerd en dat is op een karperstek
beslist uit den boze. Let er even
op dat het hoosvat niet in de
boot heen en weer kan gaan rol
len, dat het schepnet binnen hand
bereik ligt en dat u alvast de tou
wen, waarmee de steekstokken
worden vastgezet, op de juiste
plaats worden klaargelegd.
Nadert u de plaats waar u de
karper vermoedt, zet dan de bui
tenboordmotor op redelijke af
stand van de plaats af en laat u
uitdrijven. Roeit u, neem dan de
roeispanen tijdig uit het water en
laat ze niet piepend aan de dol
len hangen, totdat u zich hele
maal geïnstalleerd heeft. Ga
ook nooit met de steekstokken op
de bodem staan bonken. Probeer
ze snel en krachtig op de juiste
plaats neer te zetten.
Houdt bij het afmeren wel goed
in het oog, dat u niet al te dicht
bij obstakels gaat zitten, die de
karper de kans geven te ontsnap
pen. Een meerpaal of een tak in
het water betekent een verhoogd
risico om een karper te verspelen.
Ik heb al te vaak gezien, dat een
gehaakte karper feilloos die plek
jes wist aan te doen om ervoor
te zorgen, dat hij buiten bereik
van de hengelaar bleef.
Boelee's
Hengelsport-artikelen
HOGE RIJNDIJK 110, LEIDEN
TELEFOON 21393
Alles voor de vissport.
Maden
Een andere zaak die bepalend
kan zijn of een karpervisdag in
het water valt of een succes
wordt, is de keuze en de berei
ding van het aas, dat zal worden
gebruikt. Er bestaat voor de kar
pervisserij een grote variëteit aan
aas, al geeft het merendeel van
de hengelaars toch de voorkeur
aan de aardappel. Nu is een pie
per een aassoort, die het in de
meeste wateren goed doet, als hij
maar op de Juiste wijze bereid
U heeft niets aan aardappelen
die door en door gaar zijn. Die
zijn namelijk te zacht om op een
fatsoenlijke manier aan de haak
te blijven zitten. De haak zakt er
door het gewicht direct doorheen.
Valt hij er niet direct af, dan
blijft hij toch slechts aan een
puntje vastzitten. Een eerste aan
beet van de karper is dan vol
doende om het aardappeltje lo6
't Is geen visserslatijn, maar voor
al uw hengelsportartikelen kunt
u beter terecht bij:
Fa. Verhoog
te krijgen. Op die manier vissen,
sla je het ene na het andere gat
in de lucht.
Zorg er daarom voor, dat de
aardappel aan de buitenzijde krui-
mig is, maar aan de binnenkant
een stevigheid bezit, zodat de
haak er goed in verborgen kan
worden. Nu lopen er op deze aard
bol perfectionistische karpervis
sers rond, die voor het aanslaan
van zo'n aardappeltje steeds de
haak van de lijn verwijderen. Ze
doorboren de aardappel met een
fleurnaald, halen daarna de ny
lon doorheen en bevestigen daar
na opnieuw de haak aan de lijn.
Gevolg is dat de haak aan de on
derzijde de aardappel binnen
dringt en hem als het ware
"draagt". Ik heb bewondering voor
dit type karpervissers, maar zelf
kan ik er maar niet toekomen,
dat monnikenwerk uit te voeren.
Heeft u de aardappels de avond
tevoren gekookt, laat ze dan rus
tig afkoelen in het pannetje en
berg ze niet direct op in een of
ander plastic doosje mete en dek
sel erop. De aardappel blijft dan
vochtig, wordt week. en is slecht
op de haak te houden. Een ande
re aassoort, die nogal eens door
■karpervissers wordt gebruikt is
de grote vlok bruinbrood. Ik ben
ervan overtuigd dat de karper zo
iets graag consumeert.
Dat ik het toch als een minder
geschikt aas voor de karper beti
tel, komt door het feit. dat het ook
gemakkelijk door andere vis
soorten kan worden geslikt. Blei.
brasem en voorn gaan echt geen
straatje om voor een groot stuk
brood, en als ze eenmaal op de
karperstek rondhangen zijn ze
er moeilijk meer vandaan te krij
gen. Ik geef toe. dat Je vissend
met aardappel ook wel last kunt
hebben van andere witvissoorten,
maar de intensiteit is toch aan
merkelijk kleiner vooral wanneer
u een rond stukje aardappel aan
de haak hebt zitten. Kleinere vis
heeft daar niet zo snel vat op.
Een derde aassoort, dat ik niet
onvermeld mag laten Is het rog
gebrood, eventueel vermengd met
stroop.
De karper heeft de naam ver
worven een liefhebber van zoetig
heid te zijn. Vandaar het gebruik
van suiker, stroop en dergelijke.
Of het waar is valt moeilijk te
bewijzen. Voor het tegendeel zijn
ook moeilijk steekhoudende argu
menten aan te voeren en daarom
laat ik het graag aan uw eigen
oordeel over.
Uit de lange reeks van aassoor
ten waartoe onder meer ook nog
banaan, kaas. en made behoren,
zou ik er tot slot nog één wil
len inlichten, die in deze omge
ving, maar weinig gebruikt wordt.
Dat is de worm. Wat echter voor
de vlo geldt, geldt ook voor de
worm: vele andere vissoorten waar
onder de baars en de aal zijn er
ook gek op. Toch kunnen met de
worm soms verrassende resultaten
worden geboekt. Vooral op viswa
ter waar dag in dag uit met aard
appelen gevist en gevoerd wordt.
De karper heeft dan ter afwisse
ling wel eens graag een mals pier
tje.
Wordt vervolgd.
de labije
WATERSPORT
Off: deader van:
INTER KAJUITKRUISER8 MERCURY
PIONIER VISBOTEN OUTBOARDS
TERHI vis-volg-zeilboten TERHI
YACHTING FRANCE KAJUITZEILERS B B.-MOTOREN