lien jaar
onderzoek
dankzij
de show
HP*
Dr. Dudok van Heel ziet dolfijnen langs werkkamer zwemmen
ZATERDAG 19 JULI 1975
Dr. Dudok van Heel en een
dolfijn: "Ik wil maatje met je
zijn." w
Door
Jan Ottens
In tegenstelling tot heel veel
beoefenaars der fundamentele we
tenschap, want die zijn ambtenaar,
kan dr. W. H. Dudok van Heel zijn
bezoek een uitermate comfortabele
fauteuil aanbieden.
Dr. Van Heel, bioloog, bewoont een
ruime kamer'op de bodem van het
Dolfinarium te Harderwijk. Ont
spannen zittend heeft men ter
plaatse een magnifiek uitzicht' op
grijze dolfijnen met witte buiken die
nieuwsgieirg langs de ramen van
Van Heels onderwaterwerkkamer
zwemmen, wentelen, duiken.
Als we vier, vijf dolfijnen, keurig
naast elkaar hun soepele torpedolij
ven in opwaartse richting langs zien
stuwen, weten we dat ze op weg zijn
naar een metershoge sprong uit het
water.
En naar bewonderend applaus van
de honderden mensen en mensen
kinderen ergens daar boven op de.,
tribunes langs het grote, ronde
bassin.
Dagjesmensen èn toeristen die
wetenschappelijk onderzoek finan
cieren. Vaak onbewust waarschijn
lijk. Alleen maar genietend.
Het Harderwijkse Dolifnarium: het
grootste, bekendste van ons land.
Ook het oudste. Dit jaar tien jaar
geleden arriveerde het eerste kwar
tet dolfijnen.
Verdorven
De wetenschapper Van Heel, drie
jaar eerder gepromoveerd op een
onderzoek van bruinvissen, kleine
dolfijnen, was er vanaf het eerste
moment bij. De kans om zuiver-we
tenschappelijk onderzoek aan dolfij
nen te plegen. Niet zo nu en dan,
maar consequent en continu.
Dolfijnen houden is een kostbare
aagelegenheid. De huisvesting. De
uitgekiende waterhuishouding. De
niet-vervuilde vis uit de Atlantische
Oceaan. Dolfijnen bestuderen is dus
ook duur.
Daarom gingen wetenschap en
commercie in Harderwijk hand in
hand.
Dudok van Heel: „Op een andere
manier kan het eenvoudig niet. Ook
niet in tie Verenigde Staten
Negentig procent van mijn collega's
vroeg zich af: hoe kan-ie zich zo
verlagen? De wetenschap is een
heilig huisje en de commercie is een
verdorven zaak."
Aan de boorden van het IJsselmeer
waar Oostelijk FlevoJand met de
Knardijk aan Gelderland is vast-
gemeerd exploiteerde de heer E. F.
de Herder op zijn strandbedrijf een
bassin met zeeleeuwen en zeehon
den. De Herder had belangstelling
voor zeezoogdieren, echte belangstel
ling.
Baby slofjes
Overbevissing
Zo kwam hij met Van Heel in
contact die na zijn studie in
Utrecht wetenschappelijk ambtenaar
werd aan wat nu het Nederlands
Intituut voor Onderzoek der Zee
(NIOZ) heet.
Van Heel wilde onderzoek doen aan
levende bruinvissen. De. Herder ging
mee naar de kust voor Denemarken
om ze te vangen en betaalde er
aan mee. Voor de subsidie die werd
verleend door de Nederlandse
Organisatie voor Zuiver-Weten-
schappelijk Onderzoek (Z.W.O.), een
welkome kostenbeperking.
Van Heel: „Sinds de Tweede
Wereldoorlog is de bruinvis voor
onze kust vrijwel geheel verdwenen.
Daarvoor was het dier hier heel erg
algemeen. Niemand keek er van op.
Oorzaak van de achteruitgang is in
de eerste plaats de overbevissing,
waardoor er voor de bruinvis niks
overblijft. Ais Je de visstand in de
Noordzee in de oorlog op 100 stelt,
dan is ze nu nog maar 2. De
vervuiling heeft daarbij natuurlijk
ook een rol gespeeld."
In 1964 voelde Dudok van Heel zich
biologisch zo zeker van zijn kennis
dat het houden van dolfijnen
verantwoord leek. En De Herder was
financieel ook zo ver.
Tuimelaar
In '65 werden vier tuimelaars
aangekocht, de dolfijnensoort die
via de televisie-Flipper mondiale
bekendheid verwierf. Wikki, Peppi,
Aioby en Mama. Ze zijn er nog
steeds. Wikki en Peppi waren toen
nog jonkies. Vier jaar oud naar
schatting. Moby was misschien 8,
Mama was veel ouder: 25, misschien
wel 30.
Uiterlijk is de leeftijd niet exact te
bepalen. Van Heel: „Dan zou ik ze
een tand moeten uittrekken, want je
kunt het wel aan de groeiringen
zien. Maar daar heb ik niet veel zin
in."
Sinds 1938 al bestond het zeezoog-
diërenpark Marineland in Florida,
waar aan de oceaanzijde van de
zonnige stranden de thuishaven van
de tuimelaars is. Toen de Verenigde
Staten in oorlog raakten met Japan,
werd Marineland gesloten. De dieren
werden allemaal terug in zee
gegooid. Kort na de oorlog opende
Marineland zijn poorten weer, maar
pas in 1954 werd daar de eerste
dolfijnenshow ter wereld gegeven. In
Maar wat wisten we helemaal van
dolfijnen? Van Heel: „Toen ik hier
in Harderwijk begon, stond de
wetenschap nog niet eens in de
kinderschoenen, maar nog in de
babyslofjes."
Hij wijst op het gracieuze dolfijnen
ballet dat voor zijn raam wordt
opgevoerd, en zegt: „Vergeleken
met vroeger, is wat we nu doen echt
topwerk. Nergens heeft men voor
zuiver wetenschappelijk onderzoek
een dergelijke accomodatie, in elk
geval niet in Europa^ en eigenlijk
ook niet in Amerika".
„Nee, alleen de Amerikaanse marine
en de NASA hebben onderzoek aan
dolfijnen gesubsidieerd. Het'inplan
ten van elektroden in de hersenen
bij voorbeeld, maar dat soort
grappen doen we hier niet." De
verhalen dat de marine dolfijnen
traint op het vegen van mijnen,
gelooft Van Heel niet. Dat zou veel
te veel kostbare dieren vergen.
„Volgens mij is dit een misverstand
dat in de wereld is gekomen naar
aanleiding van een filmpje waarin
werd getoond hoe dolfijnen meehel
pen bij het opduiken van oefentor
pedo's die dan opnieuw gebracht
kunnen worden."
Toch onderzoek
„Als zuiver-wetenschappelijk onder
zoeker interesseert eventuele toepas
sing me niet," zegt Van Heel.
Ook niet bij het taalonderzoek
waaraan vanaf september in Har
derwijk een student een Jaar lang
gaat werken. Hij gaat uitzoeken of
bepaalde geluiden alleen maar
emotioneel zijn, of ook een taal
vormen zoals wij cae kennen.
Men zou zich kunnen voorstellen
dat die studie ons van pas zou
kunnen komen als wij contact
willen maken met andere intelligen
te wezens in het heelal.
Van Heel zegt na lang nadenken:
„Je kan je inderdaad voorstellen, als
je hebt uitgemaakt dat chimpansees
bij voorbeeld en ook dolfijnen met
elkaar kunnen praten, dat Je er dan
ook op getraind bent achter de taal
van andere wezens te komen. Dat is
voor de NASA dan ook het
argument geweest om dolfijnenon -
Een gracieus dolfijnenballet
derzoek te subsidiëren. Maar dat
vind ik allemaal zo wazig. Laten wij
maar met beide benen op de grond
blijven."
Zo is er de belangstelling vanuit de
Delftse TH voor het gehoororgaan,
in verband met de mogelijke
technische verbetering van de
ontvangst van radio en telefoon.
Sonar
Onderzoekinstituten als van de TH
slepen kostbare apparatuur aan. Het
Dolfinarium stelt de dolfijnen, de
outillage en de know-how van dr.
Dudok van Heel ter beschikking.
Behalve het fameuze sonar-systeem
van dolfijnen (het richting zoeken
via het uitzenden van signalen en
het opvangen van de echo's) werd de
voortstuwing bestudeerd. Van het
gezichtsvermogen werd vastgesteld
dat een dolfijn, zowel onder als bo
ven water scherp kan zien. Volgens
het boekje zouden ze boven water
hopeloos bijziend moeten zijn. Het
eigen onderzoek van het Dolfinarium
Is in de eerste plaats gericht op het
in leven houden van de dieren. Op
hun welzijn.
Het Dolfinarium importeerde 21
dolfijnen, een deel speciaal voor de
fok. In 1972 werd het eerste
dolfijnenkind geboren. Het totaal
staat nu op zeven, maar een
daarvan was een miskraam.
Van Heel: „Bij al dit werk leer je
van je fouten. We hebben wel
jongen verspeeld. Zo moeten de
moeder en het kind in zo'n groot
bassin dat de moeder niet steeds
bang is dat het jong tegen de rand
Want die moet zijn
nog leren gebruiken. Als de
het kind van de rand wil
wegduwen net op het moment dat
de kleine naar het wateroppervlak
wil om te ademen en het krijgt dan
water binnen, dan krijgt het long-
onsteking."
Naar aanleiding van een ander
sterfgeval werd de samenstelling
van het water veranderd. De jongste
telg, Jasperina, overleefde een
longontsteking in de eerste twee we
ken van haar leven. Dergelijke pa
tiënten werden tot dusver altijd op
gegeven, maar de wetenschap leert
verder.
Onderzoek dankzij show. Er is
echter nog een derde element: edu
catie, opvoeding. Van Heel: „Ik vind
dat heel belangrijk. In deze tijd
waarin veel diersoorten in hun be
staan bedreigd worden, is het van
vitaal belang dat de mensen over
de dieren iets te weten komen.
Daarom ook hebben we hier een
g"ote expositieruimte en een onder
waterpanorama waar de mensen al
les in hun eigen tempo in zich kun
nen opnemen."
Het Dolfinarium is geen circus. De
dieren worden niet aangekleed,
krijgen geen petje op, telkens wordt
er de nadruk op gelegd dat de
dolfijn geen mens is, maar een
dolfijn. Met zijn eigen waarde.
Maar de wetenschapper Van Heel
maakt wel gebruik van de
merkwaardige belangstelling die wij
mensen voor dit dier hebben.
Een belangstelling die juist berust
Van Heel geeft zelf de verklaring:
„De dolfijn spreekt ons aan op een
paar van de meest fundamentele
van onze instinctreacties. We
hebben allemaal een ouderinstinct,
of we nou zelf kinderen hebben of
niet. Het is een bekend feit dat dat
instinct in ons wakker wordt
geroepen door elke bolle vorm met
een klein neusje die a an een
kinderhoofd doet denken. Let eens
op de Pekineesjes, de schoothondjes.
Of de Sint Bernhard met zijn bolle
kop, terwijl daarentegen de Duitse
herder, alleen al om zijn laag
voorhoofd, per definitie vals gevon
den wordt. Kijk eens naar de
tuimelaar. Precies de goeie vorm. En
daar komt dan nog bij die
ingebouwde glimlach. Als de dolfijn
zijn tanden laat zien, is het net
alsof hij wil zeggen: ik wil maatje
met je zijn. Er is bijna geen beest
ter wereld die dat heeft."