Over „driftig doen" en te
weinig gerespecteerd laten
Overheidsvoorlichting kan op twee manieren
Door C. J. Rotteveel
KIEZEN TUSSEN DICTATUUR EN DEMOCRATIE
't Karrewiel
f/efotrmfer
DONDERDAG 10 JULI 1975
PAGINA 15
"Echt luisteren is een daad van
actie", aldus collega S. J. de Groot
in zijn artikel van vorige week don
derdag, waarin hij reageerde op het
mijne van veertien dagen geleden.
Ik keerde mij toen tegen wat ik de
"opzettelijkheidsmanie onzer da
gen" noemde en haalde mr. J. L.
Heldring aan, die, naar aanleiding
van een beleidsnota van de Her
vormde Jeugdraad, in een artikel
in NRC/Handelsblad verwees naar
het bijbelverhaal over Maria en
Martha (Lucas 10:38). Voor collega
De Groot was dit een reden zich
ongerust te maken over het gevaar,
dat sommigen, met een beroep op
dit verhaal, zich afkeren van "actie,
beweging, keuze en solidariteit, ge
richt op het hier en nu", en deze
bijbelpassage over Maria en Mar
tha uitleggen als een verlof tot pas
siviteit.
Nu had ik niet de indruk, dat mr.
Heldring een pleidooi voerde voor
passiviteit, en wat mijzelf betreft:
ik deel de opvatting van De Groot,
dat horen en doen dienen samen te
gaan. Mijn bedoeling was echter te
waarschuwen tegen de opzettelijk
heid, die men allerwegen tegenkomt.
Sommigen weten precies wat de
consequenties van de evangeliepre
diking voor deze tijd dienen te zijn.
En daar nu zet ik een vraagteken
achter. Het kan best zijn, dat de
strijd tegen "racisme, uitbuiting en
geweld" (waarvoor de Hervormde
Jeugdraad zich, met voorbijgaan
van de "hunkering naar persoonlij
ke heilszekerheid" meent te moeten
inspannen) een punt van de aller
eerste orde is. En wie die strijd wil
voeren maar dan wel met vol
doende kennis van zaken heeft
mijn zegen. Maar waar ik mij te
gen verzet, is de zelfverzekerdheid
van bepaalde activisten, die het
maar al te vaak doen voorkomen
dat zij de wijsheid in pacht heb
ben. -
In dat Verband citeerde ik het
-oudtestamentische verhaal van de
boogschutter uit 2 Kronieken 18:33,
die "in zijn eenvoudigheid" (zonder
bepaald doel) een pijl afschoot, de
vermomde koning Achab tussen de
pantserstukken trof en daarmede de
strijd in het voordeel van diens te
genpartij besliste. Nog een voor
beeld, zij het op een geheel ander
vlak en uit een geheel andere tijd.
Want denk eens aan de talloze schil
ders uit de vorige eeuw. Sommigen,
toen beroemd, zijn totaal vergeten,
anderen, niet minder vermaard,
hebben nog altijd naam, maar zin
ken toch in het niet bij de man,
van wie toen niemand gehoord
had: Vincent van Gogh. Toen ken
de niemand hem, nu behoort hij, in
binnen- en buitenland, tot de aller
grootsten van de schilderkunst.
Schot van de eeuw
Zo ook gaat het vaak met ideeën
en gedachten. Men waant op zeker
ogenblik de spijker op de kop gesla
gen te hebben, maar niet veel later
blijkt een tot dan toe onbekende de
ware drager van het denken van 'n
nieuwe tijd te zijn. Er zijn vele
voorbeelden van gevierde sprekers,
denkers en schrijvers, wier naam
gedurende een aantal jaren "op al
ler lippen" is. Maar weinige tiental
len jaren nadien zijn zij en hun
denkbeelden vergeten en is hun
plaats ingenomen door een voor
heen onbekende. Voor wie iets van
geschiedenis weet. is dit gesneden
koek.
Derhalve: er is mijnerzijds dit
ter geruststelling van collega De
Groot geen bezwaar tegen "Mar-
thiaanse activiteit". Maar wel kant
ik mij tegen de zelfgenoegzaamheid
van hen, die menen, dat hun con
clusies de juiste zijn, dat die voor
alle gelden en door allen dienen te
worden aanvaard als maatgevend
voor deze tijd. In die houding mis
ik het besef van betrekkelijkheid.
Om nog eens terug te grijpen naar
wat ik twee weken geleden en ook
hierboven reeds aanhaalde: het is
mogelijk, dat de 'pijlen' met het
opschrift racisme, uitbuiting en ge
weld het "schot van de eeuw" ople
veren, maar het is m.i. evenzeer mo
gelijk, dat ze geen doel treffen of
althans niet "de koning". Mijn be
zwaren gelden dus niet de activi
teit, ook niet de bestrijding van
racisme, uitbuiting en geweld, maai*
wel de daarmee gepaard gaande
profetische inbeelding, de aanmati
gende opzettelijkheid, die geen
ruimte laat voor de pijl, die "in
eenvoudigheid" wordt geschoten.
Doeners en laters
In het voorgaande is nog eens de
aandacht gevestigd op het verschil
tussen "doeners" en "laters". Colle
ga De Groot maakte zich ongerust
over de "laters", zelf keerde ik mij
tegen de zelfverzekerdheid van de
"doeners". Een stap verder ging
prof. dr. F. Hartog, hoogleraar eco
nomie in Groningen, die juist dezer
dagen het lijkt wel of zo'n on
derwerp ineens "in de lucht" zit
in zijn kolom in NRC/Handelsblad
dit thema ook al ter sprake bracht.
Hij schreef niet over kerkelijke za
ken, maar zoals gebruikelijk
over economie en politiek. Zijn arti
kel, onder de titel "Doeners en la
ters", heeft dus niet rechtstreeks
betrekking op het voorgaande, maar
loopt daarmee in zekere zin paral
lel. Vandaar dat ik het hier in
-hoofdzaak laat volgen.
"Degenen die zich beschikbaar
stellen als volksvertegenwoordigers
en regeerders", aldus prof. Hartog,
"zijn altijd doeners. De regering
voelt zich voortdurend geroepen
wetsontwerpen in te dienen en het
parlement roept er om als een mi
nister soms even op adem wil ko
men en zich wat respijt verschaft
door alvast een nota ter beschik
king te stellen.
We kunnen alleen kiezen tussen
doener A, doener B en doener C.
Maar op deze wijze wordt er ver
moedelijk veel te veel en te intensief
geregeerd. Laters worden al in een
vroeg stadium van de kandidaatstel
ling uitgezift. Men put zich uit in het
beloven wat men allemaal zal doen
als men gekozen wordt, maar er
wordt niet gezegd wat men allemaal
zal laten. Het is voor mij de vraag of
ons volk niet veel gelukkiger zou
zijn als er meer laters aan het be
wind zouden zijn. Een teveel aan re
gelingen kan er gemakkelijk toe lei
den dat de burgers verbijsterd wor
den door de alom tegenwoordige
overheid en alles zoveel mogelijk aan
hun laars lappen. Laten kan dikwijls
een zeer wijze beslissing zijn, maar
dat is niet in tel.
Vooral op het gebied van de eco
nomische politiek aldus gaat prof.
Hartog verder zouden allerlei din
gen er naar alle waarschijnlijkheid
Op beneden-nationaal niveau zijn
bij ons de gemeentebesturen in ver
reweg de meeste gevallen driftige ont
wikkelaars, bouwers en industriali-
seerders. Als ze hun gang zouden
kunnen gaan zouden ze alle pro
blemen op deze gebieden tezamen
twee of drie keer oplossen. Men voelt
zich geroepen altijd met grote plan
nen bezig te zijn
Sinds ongeveer tien Jaar zijn de
aoeners over de universiteiten geko
men. Daarna loopt er niets meer
soepel. Alles knarst, omdat alles ge
regeld moet worden. Zo wordt in het
bestuurlijke vlak geen enkel pro
bleem op zijn beloop gelaten. Niets
wordt meer verwacht van de helende
werking van de tijd zelf. Het spreek
woord "komt tijd, komt raad" is vol
ledig vergeten. De ervaringen om mij
been leren mij dat het vele doen
dikwijls niets of weinig helpt en dat
het wel eigen problemen schept. Ik
beter uitzien als de regering meer
zou laten, of als zij vroeger meer ge
laten had. Collega Schouten heeft
daar lang geleden al eens een be
schouwing aan gewijd. Daarbij wees
hij met name op 't feit dat de con-
iunotuurbeweging in veel gevallen
minder schommelingen zou verto
nen als de regering er zich niet
mee zou bemoeien. Dat komt door
dat de maatregelen dikwijls pas gaan
doorwerken als het niet meer nodig
is, omdat er intussen al een omme
keer is gekomen. Dan verergert het
regeringsingrijpen de schommelbewe
ging.
Niet zo driftig
Of neem de moeilijke beheersbaar
heid van de inflatie. Op het ogenblik
dringt zich steeds meer het inzicht
op dat we nu minder inflatie zouden
hebben als we in het verleden niet
zo driftig zouden hebben geprobeerd,
de lonen strikt aan banden te leggen.
Door het forceren van de loonbe-
heersing werd de spanning tenslotte
zo groot dat de lonen op een be
paald moment zijn ontploft en nu
zijn ze vrijwel niet meer in het ga
reel te krijgen. Te veel ingrijpen
wreekt zich achteraf.
Maar niet alleen de nationale over
heid overgrijpt zich voortdurend.
Op boven-nationaal niveau valt met
name te wijzen op de gemeenschap
pelijke landbouw-politiek van de
Europese gemeenschap. Hier zijn
bij uitstek lustdoeners aan het werk
geweest, die niets aan het toeval heb
ben durven overlaten. Het resultaat
vraag mij af aldus prof. Hartog
of er veel zou veranderen als bij
voorbeeld het hele ministerie van
volkshuisvesting en ruimtelijke or
dening zou worden opgeheven, of de
prijscomtroledienst van de minister
van economische zaken. Het minis
terie van CRM maakt ook niet al
les beter.
Zou het aldus eindigt prof. Har
tog bü wijze van verandering niet
eens zin kunnen hebben, bij de vol
gende parlementsverkezing met een
lijst van laters te komen? De be
langrijkste taak van zo'n groep men
sen zou kunnen zijn, nagaan wat er
allemaal gelaten kan worden, zonder
dat we slechter af zouden zijn. Mis
schien zou dit land er eer leefbaar
der door worden".
Aldus prof. Hartog, die, niet zon
der een zekere speelse overdrijving,
de zaken scherp gesteld heeft. Hij zal
wel niet naar de algehele passiviteit
streven, maar pleit toch wel voor
afstand nemen, voor wat minder op
zettelijkheid en voor wat meer oog
voor de betrekkelijkheid van het
doen". En dat lijkt mij, als ge
dachte in totaal, toch wel een punt
dat overweging verdient.
Een grote sufferd
Dat „doen" zelfs gevaarlijk kan
zijn, begint steeds duidelijker te wor
den uit de langzamerhand berucht
geworden aardgaskwestie, waarover
"Het Parool" zaterdag j.L het vol
gende schreef.
"Nederland moet zuinig zijn met
aardgas. In het najaar komt de
overheid met een grote actie om ons
burgers op de noodzaak daarvan te
wijzep. De lopende binnen- en bui
tenlandse leveringscontracten worden
rog afgewerkt, maar dan is het uit.
Het huishoudelijk gebruik zal nog
wel tot het jaar 2000 kunnen groei
en. Maar in het huidige tempo door
gaand zijn we tegen de eeuwwisseling
door onze voorraad heen. En volgend
Jaar gaat de aardgasprijs opnieuw
omhoog.
Aldus mededelingen die deze week
door enkele topgasmannen zijn ge
daan. Geen opwekkende geluiden.
Zij drukken ons nog eens met de
neus op het harde feit dat het met
aardgas, de pijler waarop onze eco
nomie in haar relaties met het bui
tenland steunt, een aflopende zaak
is. Onze regeerders mogen er dan
prat op gaan, dat bij alle huidige
narigheden de betalingsbalans ten
minste geen kopzorg baart, zonder
het aardgas zou die betalingsbalans
de laatste jaren geen overschotten,
maar aanzienlijke tekorten hebben
vertoond. Zo zou, volgens een recen
te becijfering, het voor 1975 geraam
de overschot van f 5 miljard in een
"gat" van f 6 a 7 miljard zijn ver
keerd. Een verschil van elf twaalf
miljard....
"Zuinig met aardgas." Het is ei
genlijk ook een wonderlijk geluid
voor wie zich herinnert hoe dit gas
er al kort na de vondst van de
Slochterense bel met alle tamtam
van het marketing - en reclame
wezen in razend tempo werd inge
pompt. De koek kon niet op. En
daar zitten we nu met ons goede ge
drag: met de hand alweer aan de
kraan, en Lubbers roepend van
kalm aan. Wat een mateloos gebrek
aan vooruitziendheid. Nederland is
met zijn aardgasbeleid gewoon een
grote sufferd geweest."
Aldus "Het Parool", inderdaad, de
koek kon niet op.... De driftige doe
ners hebben ons lelijk in de puree
geholpen. Zou het niet eens tijd wor
den, dat de Nederlanders wat meer
"de kat uit dde boom gaan kijken"?
We hebben als zodanig een reputa
tie, maar "het aardgas" lijkt in on
ze historie ten eeuwigen dage als een
bewijs van het tegendeel geboekstaafd
te zullen worden....
Onverdraagzaam
Het blijft rommelen aan de Nij
meegse universiteit, met name aan
het politicologisch instituut aldaar.
Enige maanden geleden trok prof.
J. (Hans) van den Doel zelf nota
bene voorman van "Nieuw Links"
en dus allerminst een "rechtse rak
ker", fel van leer tegen dat insti
tuut. Het enige verschil tussen de
zwakzinnigeninrichting Dennendal
en bedoeld instituut, zo schreef Van
den Doel, is dat in het instituut de
zwakzinnigen het voor het zeggen
hebben. Hij vertrok dan ook naar
Amsterdam, maar daar schijnt het
ook niet zo prettig te zijn, want
Prof. dr. A. Hoogerwerf
kort daarop verruilde prof. dr. A.J.
Nijk z'n functie in de hoofdstad voor
een aan de Erasmus-universiteit in
Rotterdam. En even later vertrok
prof. dr. A. Hoogerwerf, gewoon
hoogleraar in de politicologie in Nij
megen, naar de Technische Hoge
school in Enschede, nu gevolgd door
prof. dr. J. Jaspers, hoogleraar in de
sociale psychologie, die er na vijf
jaar de brui aan heeft gegeven. De
rij van hoogleraren, die het tenge
volge van de onverdraagzaamheid
van de marxistische studenten laat
afweten, wordt dus steeds langer en
Nijmegen gaat daarbij voorop.
"Opmerkelijk is", aldus een hoofd
artikel in NRC/Handelsblad over het
vertrek van prof. Hoogerwerf. "dat
de klachten over de onverdraagzaam
heid vooral komen uit de hoek van
de maatschappijwetenschappen (so
ciologie, politicologie, andragogie).
Verder valt 'top dat de klachten va
ker komen uit universitaire milieus
met een principieel beleden levens
beschouwelijke achtergrond dan uit
de sfeer van de openbare universi
teiten. Van Nijmegen wordt vaak
gezegd, dat velen het gelijk van de
katholieke dogmata vervangen heb
ben door het gelijk van Marx. De
stap van het ene gesloten wereld
deel naar het andere wordt daar ge
makkelijker gemaakt dan op de neu
trale universiteiten waar het verband
tussen wereldbeschouwing en weten
schap weliswaar niet ontbreekt maar
veel meer individueel bepaald is en
waar van oudsher interne plurifor
miteit niet als ketters wordt erva-
Geforceerd
Een extra complicatie, aldus ge
noemd blad, is de nieuwe bestuurs
vorm die veel wetenschapsbeoefena
ren dikwijls dwingt tot een gefor
ceerde overeenstemming en voor in
dividuele verschillen van opvatting
weinig ruimte laat. Sinds de leer
stoelen in feite zijn afgeschaft en
vervangen door de vakgroepen op
grond van de WUB (wet universitai
re bestuurshervorming van 1971, C.
J.R.) is niet meer de visie van een
individu^ bepalend voor de inhoud
en keuze van onderwijs en onder
zoek, maar. die van de vakgroep -
en vaak is dat de meerderheid van
de vakgroep. De minderheid mist
de vrijheid om naar eigen inzich
ten te werken.
Het ligt voor de hand dat dit struc
turele bezwaar vooral optreedt bij
die disciplines waar de meningsver
schillen over taak- en doelstellingen
groot zijn, zoals bij de maatschap
pijwetenschappen het geval is. Daar
komt nog bij dat vooral deze disci
plines een explosieve groei van liet
aantal studenten te verwerken hen-
ben gekregen waardoor de proble
men nog een extra accent hebben
gekregen. Soms is dat accent zo
zwaar dat het lijkt alsof heel het
universitaire bedrijf in een heftige
crisissituatie verkeert. Het is even
wel onjuist de incidenten voor het
wezenlijke te houden; nog steeds
wordt het grootste deel van de uni
versitaire samenleving gekenmerkt
door redelijke omgangsvormen".
Overheidsvoorlichting kan op twee
manieren: men kan er de dictatuur
mee dienen of men kan er de
democratie mee helpen in stand
houden. Dit scherpe, ondubbelzinni
ge onderscheid is dertig jaar geleden
al verwoord door D. J. Lambooy,
voormalig Kamer overzichtschrijver
van De Nederlander, in 1934
benoemd tot sous-chef van de toen
pas opgerichte Regeeringspersdienst.
Na de Tweede-Wereldoorlog werd
deze RPD omgevormd tot Rege-
Door
Peter Riemersma
ringsvoorlichtingsdienst, de RVD.
Lambooy nam aan het eind van
1945 ontslag. Naar men aanneemt
omdat hij zijn visie op overheids
voorlichting niet meer herkende in
de RVD van 1945 (Zie: dr. Joan
Hemels, Van perschef tot overheids-
voorlichter, uitg. Samsam, Alphen
aan den Rijn, 1973).
Lambooy stond met overtuiging voor
de methode van overheidsvoorlich
ting, die de democratie dient, omdat
deze is gebonden aan de idee der
persoonlijke-, der gewetensvrijheid.
„Hier," aldus Lambooy, „bij voorlich
ting geen dwang, maar het doel:
mogelijkheden en voorwaarden
scheppen om tot inzicht, de
gegevens verschaffen om tot een
oordeel te kunnen komen. Tot
inzicht komen, dat veronderstelt het
bestaan van persoonlijke verant
woordelijkheid. In deze gedachten-
sfeer denkt men niet aan propagan
da, hier valt alle nadruk op het
objectieve, op de voorlichting, op de
onverbasterde, werkelijke voorlich
ting. Van Regeringszijde gezien:
men laat schijnen het licht van de
meerdere kennis der feiten, die de
overheid heeft. Het oordeel blijft
aan den voorgelichte."
Kritisch advies
De regering-De Jong durfde het niet
aan. De toch al terughoudende ploeg
ministers verschool zich achter een
kritisch gestemd advies van de Raad
van State. De Raad vreesde als
gevolg van de voorgestelde open
baarheid een grotere ambtelijke
beïnvloeding van het parlement en
duchtte ook van die openbaarheid
een onvoldoende bescherming van
de positie van de ambtenaar. De
stelling van de commissie-Biesheu
vel, dat de openbaarheid de
bewindsman zou helpen een grotere
greep te krijgen op zijn ambtelijk
apparaat, bestreed de Raad van
State. Hij vond een betere
departementale organisatie een ge
schikter middel.
De Jong en de zijnen kozen in een
nota aan het parlement voor
handhaving van het beginsel van de
geheimhouding. Zij waren wel
bereid naar een grotere openbaar
heid te streven.
Blijven zoeken
Oud-premier Biesheuvel ontmoette meer moeilijkheden dan
hij had voorzien.
zienswijze op aard en functie van de De regering-De Jong zocht haar
overheidsvoorlichting. Hoe is het toevlucht bij een commissie, de
daar nu, in 1975, mee gesteld?
Commissie Heroriëntatie Overheids-
Om deze vraag te beantwoorden, voorlichting, die bekendheid kreeg
Vraag
moeten we even terugdenken
roerige Jaren zestig: Provo, huwelijk W.
Prinses Beatrix, opkomst D '66. Er is
als de commissie-Biesheuvel. (Mr. B.
Biesheuvel, destijds voorzitter
de ARP-fractie in de Tweede
Lambooy schreef dit in een
a f scheidsartikel, bestemd voor het
huisorgaan van de RVD, De
Knijpkat. Men mag vermoeden, dat
het hier niet betrof de officiële
toen een discussie op gang gekomen Kamer, was voorzitter).
over de vraag hoe openheid en De commissie rapporteerde in 1970,
In zijn tijd als minister-president is
Biesheuvel in de materie blijven
steken. Hij zag meer moeilijkheden,
dan hij als voorzitter van de
commissie had gezien.
Biesheuvels opvolger drs. J. M. den
Uyl is onlangs toch met een
wetsontwerp Openbaarheid van be
stuur op de proppen gekomen. En
zowaar, daarin wordt het recht van
de burger erkend op informatie over
wat de overheid bekokstooft. Den
Uyl is nagegaan waarom het zolang
heeft geduurd, voordat dit recht
officieel is erkend.
Het afwegen van het openbaar-
heidsbelang, zo betoogt de huidige
minister-president, tegen andere
belangen in staatsbestel en maat
schappij is een uitermate moeilijk
vraagstuk. Bovendien is het tech
nisch erg ingewikkeld de wettelijke
regeling zo te formuleren, dat
burgers en bestuur weten waar zij
aan toe zijn met hun rechten en
plichten.
Den Uyl heeft ervan afgezien de
zaak sluitend te regelen in een wet,
eenvoudig omdat het hem onmoge
lijk leek. Zijn kritiek op de
commissie-Biesheuvel is dan ook,
dat deze weliswaar op papier de
zaak had rondgebreid in een
voorontwerp van wet, maar dat de
formuleringen te algemeen waren.
Men kon er de openbaarheid zowel
mee bevorderen als mee tegenwer
ken! Den Uyl heeft gekozen voor
een soort raamwet, die nog allerlei
uitvoeringsvoorschriften als aanvul
ling behoeft.
Gelijke aantallen
Het recht op informatie moet dus
nog handen en voeten krijgen. Over
het in hanteerbare regeltjes vastleg
gen van de uitgangspunten, ge
noemd in het wetsontwerp, zal een
Raad voor de openbaarheid van
bestuur adviseren. Naast een voor
zitter krijgen in de raad zitting in
gelijke aantallen: bestuurskundigen,
vertegenwoordigers van de publici
teitsmedia en ambtenaren. „Op den
duur," meent Den Uyl, „zal een
praktijk ontstaan die cowel het
belang van de openbaarheid dient
als dat van de overige middelen tot
een goede en democratische be
stuursvoering."
Daarmee geeft hij het uiteindelijke
doel aan van dit wetsontwerp: „Een
betere en meer democratische
bestuursvoering." Anders gezegd, de
openbaarheid is geen doel
Noch in het wetsontwerp, noch in
de toelichting komt de positie van
de pers aan de orde. Destemeer valt
op, dat wel sprake is van het breed
optuigen van departementale voor
lichtingsdiensten.
Ingepakt
De burger heeft recht op informatie,
maar hij moet het wel uit het
handje van de overheid zelf
oppikken!
Kees Wiese heeft in het Nieuwsblad
van het Noorden gewaarschuwd voor
de Raad voor de openbaarheid van
bestuur. Daar zouden Journalisten
maar niet in moeten gaan zitten,
vindt hij. Zij lopen immers het
gevaar „ingepakt" te worden, althans
mee te doen aan het aan banden
leggen van de vrijheid van
nieuwsgaring. Een waarschuwing die
zeer ter zake is, dunkt mij.
Ook na dertig Jaar is de overheid
nog niet toe aan een onbekommerde
erkenning van de juistheid van de
aanbeveling van Lambooy: „Men
laat schijnen het licht van de
meerdere kennis der feiten, die de
overheid heeft. Het oordeel blijft
aan den voorgelichte."
Immers ook Den Uyl houdt terzake
vast aan beperkingen. Hij zegt het
aldus: „Alle gegevens, die een rol
spelen in het proces van beleidsvor
ming worden toegankelijk voor de
burger en zijn niet meer exclusief
ter beschikking van de overheid.
Met deze kennis beschikt de burger
over een nieuwe macht, die hem in
staat stelt zelfstandig in dat proces
te participeren." Maar dan volgen de
bedenkingen: „Deze macht mag
echter niet worden misbruikt door
vertegenwoordigers van deelbelangen
om bepaalde onderdelen van het
bestuur tegen andere uit te spelen
en aldus de bestuurskracht te
breken. Niet de vernietiging maar
de spreiding van de bestuursmacht
is het doel dat de regering met haar
voorstellen beoogt."
Niet voor vol
Is dit niet met elkaar in strijd: de
burger een macht geven, maar hem
het recht ontzeggen ernaar eigen
goeddunken gebruik van te maken?
Het antwoord op de eerder gestelde
vraag moet welhaast luiden: ook in
1975 ziet de overheid de burger nog
niet helemaal voor vol aan.
Hoe is het sinds 1945 met de
Regeringsvoorlichtingsdienst ge
gaan? De naam is intussen
gewijzigd in Rijksvoorlichtingsdienst
en de taken zijn uitgesplitst over
departementale voorlichtingsdienst
en, waarvan de een bevredigender
functioneert dan de ander.
De RVD heeft zich ontwikkeld tot
een groot en machtig dienstverle
nend apparaat. Maar dan wel een
dienstverlening naar binnen toe. De
beste technische apparatuur
beschikbaar om alles, maar dan ook
alles op te vissen uit wat er gedrukt
wordt of via radio of TV wordt
uitgezonden en dat van belang voor
de regering kan wofden geacht. Men
is zelfs begonnen mensen aan te
stellen wier taak het is te
achterhalen, wat er leeft onder de
bevolking. Zo was onlangs minister
president Den Uyl in de gelegenheid
een Journalist te bewegen iets niet
te publiceren (het ging over een
uitstapje van minister Vredeling),
wat hem overigens niet is gelukt.
De voorlichting naar bulten heeft
bij de RVD rudimentaire vormen
aangenomen. Kortgeleden heeft een
hoge RVD-man ter gelegenheid van
de regeringsconferentie tussen Ne
derland en Suriname deze stelling
met niet aflatende ijver lopen te
bewijzen. Zijn activiteit was naar
binnen gericht naar de ministers
toe.
Ik denk, dat Lambooy zich ook bij
deze RVD niet zou hebben
thuisgevoeld.
ADVERTENTIE
HOTEL-CAFE-RESTAURANT
STEENSTRAAT55/LEIDEN/ 22509
Op aanvraag zenden wij u graag
suggesties voor menu's