Over „driftig doen" en te weinig gerespecteerd laten Overheidsvoorlichting kan op twee manieren Door C. J. Rotteveel KIEZEN TUSSEN DICTATUUR EN DEMOCRATIE 't Karrewiel f/efotrmfer DONDERDAG 10 JULI 1975 PAGINA 15 "Echt luisteren is een daad van actie", aldus collega S. J. de Groot in zijn artikel van vorige week don derdag, waarin hij reageerde op het mijne van veertien dagen geleden. Ik keerde mij toen tegen wat ik de "opzettelijkheidsmanie onzer da gen" noemde en haalde mr. J. L. Heldring aan, die, naar aanleiding van een beleidsnota van de Her vormde Jeugdraad, in een artikel in NRC/Handelsblad verwees naar het bijbelverhaal over Maria en Martha (Lucas 10:38). Voor collega De Groot was dit een reden zich ongerust te maken over het gevaar, dat sommigen, met een beroep op dit verhaal, zich afkeren van "actie, beweging, keuze en solidariteit, ge richt op het hier en nu", en deze bijbelpassage over Maria en Mar tha uitleggen als een verlof tot pas siviteit. Nu had ik niet de indruk, dat mr. Heldring een pleidooi voerde voor passiviteit, en wat mijzelf betreft: ik deel de opvatting van De Groot, dat horen en doen dienen samen te gaan. Mijn bedoeling was echter te waarschuwen tegen de opzettelijk heid, die men allerwegen tegenkomt. Sommigen weten precies wat de consequenties van de evangeliepre diking voor deze tijd dienen te zijn. En daar nu zet ik een vraagteken achter. Het kan best zijn, dat de strijd tegen "racisme, uitbuiting en geweld" (waarvoor de Hervormde Jeugdraad zich, met voorbijgaan van de "hunkering naar persoonlij ke heilszekerheid" meent te moeten inspannen) een punt van de aller eerste orde is. En wie die strijd wil voeren maar dan wel met vol doende kennis van zaken heeft mijn zegen. Maar waar ik mij te gen verzet, is de zelfverzekerdheid van bepaalde activisten, die het maar al te vaak doen voorkomen dat zij de wijsheid in pacht heb ben. - In dat Verband citeerde ik het -oudtestamentische verhaal van de boogschutter uit 2 Kronieken 18:33, die "in zijn eenvoudigheid" (zonder bepaald doel) een pijl afschoot, de vermomde koning Achab tussen de pantserstukken trof en daarmede de strijd in het voordeel van diens te genpartij besliste. Nog een voor beeld, zij het op een geheel ander vlak en uit een geheel andere tijd. Want denk eens aan de talloze schil ders uit de vorige eeuw. Sommigen, toen beroemd, zijn totaal vergeten, anderen, niet minder vermaard, hebben nog altijd naam, maar zin ken toch in het niet bij de man, van wie toen niemand gehoord had: Vincent van Gogh. Toen ken de niemand hem, nu behoort hij, in binnen- en buitenland, tot de aller grootsten van de schilderkunst. Schot van de eeuw Zo ook gaat het vaak met ideeën en gedachten. Men waant op zeker ogenblik de spijker op de kop gesla gen te hebben, maar niet veel later blijkt een tot dan toe onbekende de ware drager van het denken van 'n nieuwe tijd te zijn. Er zijn vele voorbeelden van gevierde sprekers, denkers en schrijvers, wier naam gedurende een aantal jaren "op al ler lippen" is. Maar weinige tiental len jaren nadien zijn zij en hun denkbeelden vergeten en is hun plaats ingenomen door een voor heen onbekende. Voor wie iets van geschiedenis weet. is dit gesneden koek. Derhalve: er is mijnerzijds dit ter geruststelling van collega De Groot geen bezwaar tegen "Mar- thiaanse activiteit". Maar wel kant ik mij tegen de zelfgenoegzaamheid van hen, die menen, dat hun con clusies de juiste zijn, dat die voor alle gelden en door allen dienen te worden aanvaard als maatgevend voor deze tijd. In die houding mis ik het besef van betrekkelijkheid. Om nog eens terug te grijpen naar wat ik twee weken geleden en ook hierboven reeds aanhaalde: het is mogelijk, dat de 'pijlen' met het opschrift racisme, uitbuiting en ge weld het "schot van de eeuw" ople veren, maar het is m.i. evenzeer mo gelijk, dat ze geen doel treffen of althans niet "de koning". Mijn be zwaren gelden dus niet de activi teit, ook niet de bestrijding van racisme, uitbuiting en geweld, maai* wel de daarmee gepaard gaande profetische inbeelding, de aanmati gende opzettelijkheid, die geen ruimte laat voor de pijl, die "in eenvoudigheid" wordt geschoten. Doeners en laters In het voorgaande is nog eens de aandacht gevestigd op het verschil tussen "doeners" en "laters". Colle ga De Groot maakte zich ongerust over de "laters", zelf keerde ik mij tegen de zelfverzekerdheid van de "doeners". Een stap verder ging prof. dr. F. Hartog, hoogleraar eco nomie in Groningen, die juist dezer dagen het lijkt wel of zo'n on derwerp ineens "in de lucht" zit in zijn kolom in NRC/Handelsblad dit thema ook al ter sprake bracht. Hij schreef niet over kerkelijke za ken, maar zoals gebruikelijk over economie en politiek. Zijn arti kel, onder de titel "Doeners en la ters", heeft dus niet rechtstreeks betrekking op het voorgaande, maar loopt daarmee in zekere zin paral lel. Vandaar dat ik het hier in -hoofdzaak laat volgen. "Degenen die zich beschikbaar stellen als volksvertegenwoordigers en regeerders", aldus prof. Hartog, "zijn altijd doeners. De regering voelt zich voortdurend geroepen wetsontwerpen in te dienen en het parlement roept er om als een mi nister soms even op adem wil ko men en zich wat respijt verschaft door alvast een nota ter beschik king te stellen. We kunnen alleen kiezen tussen doener A, doener B en doener C. Maar op deze wijze wordt er ver moedelijk veel te veel en te intensief geregeerd. Laters worden al in een vroeg stadium van de kandidaatstel ling uitgezift. Men put zich uit in het beloven wat men allemaal zal doen als men gekozen wordt, maar er wordt niet gezegd wat men allemaal zal laten. Het is voor mij de vraag of ons volk niet veel gelukkiger zou zijn als er meer laters aan het be wind zouden zijn. Een teveel aan re gelingen kan er gemakkelijk toe lei den dat de burgers verbijsterd wor den door de alom tegenwoordige overheid en alles zoveel mogelijk aan hun laars lappen. Laten kan dikwijls een zeer wijze beslissing zijn, maar dat is niet in tel. Vooral op het gebied van de eco nomische politiek aldus gaat prof. Hartog verder zouden allerlei din gen er naar alle waarschijnlijkheid Op beneden-nationaal niveau zijn bij ons de gemeentebesturen in ver reweg de meeste gevallen driftige ont wikkelaars, bouwers en industriali- seerders. Als ze hun gang zouden kunnen gaan zouden ze alle pro blemen op deze gebieden tezamen twee of drie keer oplossen. Men voelt zich geroepen altijd met grote plan nen bezig te zijn Sinds ongeveer tien Jaar zijn de aoeners over de universiteiten geko men. Daarna loopt er niets meer soepel. Alles knarst, omdat alles ge regeld moet worden. Zo wordt in het bestuurlijke vlak geen enkel pro bleem op zijn beloop gelaten. Niets wordt meer verwacht van de helende werking van de tijd zelf. Het spreek woord "komt tijd, komt raad" is vol ledig vergeten. De ervaringen om mij been leren mij dat het vele doen dikwijls niets of weinig helpt en dat het wel eigen problemen schept. Ik beter uitzien als de regering meer zou laten, of als zij vroeger meer ge laten had. Collega Schouten heeft daar lang geleden al eens een be schouwing aan gewijd. Daarbij wees hij met name op 't feit dat de con- iunotuurbeweging in veel gevallen minder schommelingen zou verto nen als de regering er zich niet mee zou bemoeien. Dat komt door dat de maatregelen dikwijls pas gaan doorwerken als het niet meer nodig is, omdat er intussen al een omme keer is gekomen. Dan verergert het regeringsingrijpen de schommelbewe ging. Niet zo driftig Of neem de moeilijke beheersbaar heid van de inflatie. Op het ogenblik dringt zich steeds meer het inzicht op dat we nu minder inflatie zouden hebben als we in het verleden niet zo driftig zouden hebben geprobeerd, de lonen strikt aan banden te leggen. Door het forceren van de loonbe- heersing werd de spanning tenslotte zo groot dat de lonen op een be paald moment zijn ontploft en nu zijn ze vrijwel niet meer in het ga reel te krijgen. Te veel ingrijpen wreekt zich achteraf. Maar niet alleen de nationale over heid overgrijpt zich voortdurend. Op boven-nationaal niveau valt met name te wijzen op de gemeenschap pelijke landbouw-politiek van de Europese gemeenschap. Hier zijn bij uitstek lustdoeners aan het werk geweest, die niets aan het toeval heb ben durven overlaten. Het resultaat vraag mij af aldus prof. Hartog of er veel zou veranderen als bij voorbeeld het hele ministerie van volkshuisvesting en ruimtelijke or dening zou worden opgeheven, of de prijscomtroledienst van de minister van economische zaken. Het minis terie van CRM maakt ook niet al les beter. Zou het aldus eindigt prof. Har tog bü wijze van verandering niet eens zin kunnen hebben, bij de vol gende parlementsverkezing met een lijst van laters te komen? De be langrijkste taak van zo'n groep men sen zou kunnen zijn, nagaan wat er allemaal gelaten kan worden, zonder dat we slechter af zouden zijn. Mis schien zou dit land er eer leefbaar der door worden". Aldus prof. Hartog, die, niet zon der een zekere speelse overdrijving, de zaken scherp gesteld heeft. Hij zal wel niet naar de algehele passiviteit streven, maar pleit toch wel voor afstand nemen, voor wat minder op zettelijkheid en voor wat meer oog voor de betrekkelijkheid van het doen". En dat lijkt mij, als ge dachte in totaal, toch wel een punt dat overweging verdient. Een grote sufferd Dat „doen" zelfs gevaarlijk kan zijn, begint steeds duidelijker te wor den uit de langzamerhand berucht geworden aardgaskwestie, waarover "Het Parool" zaterdag j.L het vol gende schreef. "Nederland moet zuinig zijn met aardgas. In het najaar komt de overheid met een grote actie om ons burgers op de noodzaak daarvan te wijzep. De lopende binnen- en bui tenlandse leveringscontracten worden rog afgewerkt, maar dan is het uit. Het huishoudelijk gebruik zal nog wel tot het jaar 2000 kunnen groei en. Maar in het huidige tempo door gaand zijn we tegen de eeuwwisseling door onze voorraad heen. En volgend Jaar gaat de aardgasprijs opnieuw omhoog. Aldus mededelingen die deze week door enkele topgasmannen zijn ge daan. Geen opwekkende geluiden. Zij drukken ons nog eens met de neus op het harde feit dat het met aardgas, de pijler waarop onze eco nomie in haar relaties met het bui tenland steunt, een aflopende zaak is. Onze regeerders mogen er dan prat op gaan, dat bij alle huidige narigheden de betalingsbalans ten minste geen kopzorg baart, zonder het aardgas zou die betalingsbalans de laatste jaren geen overschotten, maar aanzienlijke tekorten hebben vertoond. Zo zou, volgens een recen te becijfering, het voor 1975 geraam de overschot van f 5 miljard in een "gat" van f 6 a 7 miljard zijn ver keerd. Een verschil van elf twaalf miljard.... "Zuinig met aardgas." Het is ei genlijk ook een wonderlijk geluid voor wie zich herinnert hoe dit gas er al kort na de vondst van de Slochterense bel met alle tamtam van het marketing - en reclame wezen in razend tempo werd inge pompt. De koek kon niet op. En daar zitten we nu met ons goede ge drag: met de hand alweer aan de kraan, en Lubbers roepend van kalm aan. Wat een mateloos gebrek aan vooruitziendheid. Nederland is met zijn aardgasbeleid gewoon een grote sufferd geweest." Aldus "Het Parool", inderdaad, de koek kon niet op.... De driftige doe ners hebben ons lelijk in de puree geholpen. Zou het niet eens tijd wor den, dat de Nederlanders wat meer "de kat uit dde boom gaan kijken"? We hebben als zodanig een reputa tie, maar "het aardgas" lijkt in on ze historie ten eeuwigen dage als een bewijs van het tegendeel geboekstaafd te zullen worden.... Onverdraagzaam Het blijft rommelen aan de Nij meegse universiteit, met name aan het politicologisch instituut aldaar. Enige maanden geleden trok prof. J. (Hans) van den Doel zelf nota bene voorman van "Nieuw Links" en dus allerminst een "rechtse rak ker", fel van leer tegen dat insti tuut. Het enige verschil tussen de zwakzinnigeninrichting Dennendal en bedoeld instituut, zo schreef Van den Doel, is dat in het instituut de zwakzinnigen het voor het zeggen hebben. Hij vertrok dan ook naar Amsterdam, maar daar schijnt het ook niet zo prettig te zijn, want Prof. dr. A. Hoogerwerf kort daarop verruilde prof. dr. A.J. Nijk z'n functie in de hoofdstad voor een aan de Erasmus-universiteit in Rotterdam. En even later vertrok prof. dr. A. Hoogerwerf, gewoon hoogleraar in de politicologie in Nij megen, naar de Technische Hoge school in Enschede, nu gevolgd door prof. dr. J. Jaspers, hoogleraar in de sociale psychologie, die er na vijf jaar de brui aan heeft gegeven. De rij van hoogleraren, die het tenge volge van de onverdraagzaamheid van de marxistische studenten laat afweten, wordt dus steeds langer en Nijmegen gaat daarbij voorop. "Opmerkelijk is", aldus een hoofd artikel in NRC/Handelsblad over het vertrek van prof. Hoogerwerf. "dat de klachten over de onverdraagzaam heid vooral komen uit de hoek van de maatschappijwetenschappen (so ciologie, politicologie, andragogie). Verder valt 'top dat de klachten va ker komen uit universitaire milieus met een principieel beleden levens beschouwelijke achtergrond dan uit de sfeer van de openbare universi teiten. Van Nijmegen wordt vaak gezegd, dat velen het gelijk van de katholieke dogmata vervangen heb ben door het gelijk van Marx. De stap van het ene gesloten wereld deel naar het andere wordt daar ge makkelijker gemaakt dan op de neu trale universiteiten waar het verband tussen wereldbeschouwing en weten schap weliswaar niet ontbreekt maar veel meer individueel bepaald is en waar van oudsher interne plurifor miteit niet als ketters wordt erva- Geforceerd Een extra complicatie, aldus ge noemd blad, is de nieuwe bestuurs vorm die veel wetenschapsbeoefena ren dikwijls dwingt tot een gefor ceerde overeenstemming en voor in dividuele verschillen van opvatting weinig ruimte laat. Sinds de leer stoelen in feite zijn afgeschaft en vervangen door de vakgroepen op grond van de WUB (wet universitai re bestuurshervorming van 1971, C. J.R.) is niet meer de visie van een individu^ bepalend voor de inhoud en keuze van onderwijs en onder zoek, maar. die van de vakgroep - en vaak is dat de meerderheid van de vakgroep. De minderheid mist de vrijheid om naar eigen inzich ten te werken. Het ligt voor de hand dat dit struc turele bezwaar vooral optreedt bij die disciplines waar de meningsver schillen over taak- en doelstellingen groot zijn, zoals bij de maatschap pijwetenschappen het geval is. Daar komt nog bij dat vooral deze disci plines een explosieve groei van liet aantal studenten te verwerken hen- ben gekregen waardoor de proble men nog een extra accent hebben gekregen. Soms is dat accent zo zwaar dat het lijkt alsof heel het universitaire bedrijf in een heftige crisissituatie verkeert. Het is even wel onjuist de incidenten voor het wezenlijke te houden; nog steeds wordt het grootste deel van de uni versitaire samenleving gekenmerkt door redelijke omgangsvormen". Overheidsvoorlichting kan op twee manieren: men kan er de dictatuur mee dienen of men kan er de democratie mee helpen in stand houden. Dit scherpe, ondubbelzinni ge onderscheid is dertig jaar geleden al verwoord door D. J. Lambooy, voormalig Kamer overzichtschrijver van De Nederlander, in 1934 benoemd tot sous-chef van de toen pas opgerichte Regeeringspersdienst. Na de Tweede-Wereldoorlog werd deze RPD omgevormd tot Rege- Door Peter Riemersma ringsvoorlichtingsdienst, de RVD. Lambooy nam aan het eind van 1945 ontslag. Naar men aanneemt omdat hij zijn visie op overheids voorlichting niet meer herkende in de RVD van 1945 (Zie: dr. Joan Hemels, Van perschef tot overheids- voorlichter, uitg. Samsam, Alphen aan den Rijn, 1973). Lambooy stond met overtuiging voor de methode van overheidsvoorlich ting, die de democratie dient, omdat deze is gebonden aan de idee der persoonlijke-, der gewetensvrijheid. „Hier," aldus Lambooy, „bij voorlich ting geen dwang, maar het doel: mogelijkheden en voorwaarden scheppen om tot inzicht, de gegevens verschaffen om tot een oordeel te kunnen komen. Tot inzicht komen, dat veronderstelt het bestaan van persoonlijke verant woordelijkheid. In deze gedachten- sfeer denkt men niet aan propagan da, hier valt alle nadruk op het objectieve, op de voorlichting, op de onverbasterde, werkelijke voorlich ting. Van Regeringszijde gezien: men laat schijnen het licht van de meerdere kennis der feiten, die de overheid heeft. Het oordeel blijft aan den voorgelichte." Kritisch advies De regering-De Jong durfde het niet aan. De toch al terughoudende ploeg ministers verschool zich achter een kritisch gestemd advies van de Raad van State. De Raad vreesde als gevolg van de voorgestelde open baarheid een grotere ambtelijke beïnvloeding van het parlement en duchtte ook van die openbaarheid een onvoldoende bescherming van de positie van de ambtenaar. De stelling van de commissie-Biesheu vel, dat de openbaarheid de bewindsman zou helpen een grotere greep te krijgen op zijn ambtelijk apparaat, bestreed de Raad van State. Hij vond een betere departementale organisatie een ge schikter middel. De Jong en de zijnen kozen in een nota aan het parlement voor handhaving van het beginsel van de geheimhouding. Zij waren wel bereid naar een grotere openbaar heid te streven. Blijven zoeken Oud-premier Biesheuvel ontmoette meer moeilijkheden dan hij had voorzien. zienswijze op aard en functie van de De regering-De Jong zocht haar overheidsvoorlichting. Hoe is het toevlucht bij een commissie, de daar nu, in 1975, mee gesteld? Commissie Heroriëntatie Overheids- Om deze vraag te beantwoorden, voorlichting, die bekendheid kreeg Vraag moeten we even terugdenken roerige Jaren zestig: Provo, huwelijk W. Prinses Beatrix, opkomst D '66. Er is als de commissie-Biesheuvel. (Mr. B. Biesheuvel, destijds voorzitter de ARP-fractie in de Tweede Lambooy schreef dit in een a f scheidsartikel, bestemd voor het huisorgaan van de RVD, De Knijpkat. Men mag vermoeden, dat het hier niet betrof de officiële toen een discussie op gang gekomen Kamer, was voorzitter). over de vraag hoe openheid en De commissie rapporteerde in 1970, In zijn tijd als minister-president is Biesheuvel in de materie blijven steken. Hij zag meer moeilijkheden, dan hij als voorzitter van de commissie had gezien. Biesheuvels opvolger drs. J. M. den Uyl is onlangs toch met een wetsontwerp Openbaarheid van be stuur op de proppen gekomen. En zowaar, daarin wordt het recht van de burger erkend op informatie over wat de overheid bekokstooft. Den Uyl is nagegaan waarom het zolang heeft geduurd, voordat dit recht officieel is erkend. Het afwegen van het openbaar- heidsbelang, zo betoogt de huidige minister-president, tegen andere belangen in staatsbestel en maat schappij is een uitermate moeilijk vraagstuk. Bovendien is het tech nisch erg ingewikkeld de wettelijke regeling zo te formuleren, dat burgers en bestuur weten waar zij aan toe zijn met hun rechten en plichten. Den Uyl heeft ervan afgezien de zaak sluitend te regelen in een wet, eenvoudig omdat het hem onmoge lijk leek. Zijn kritiek op de commissie-Biesheuvel is dan ook, dat deze weliswaar op papier de zaak had rondgebreid in een voorontwerp van wet, maar dat de formuleringen te algemeen waren. Men kon er de openbaarheid zowel mee bevorderen als mee tegenwer ken! Den Uyl heeft gekozen voor een soort raamwet, die nog allerlei uitvoeringsvoorschriften als aanvul ling behoeft. Gelijke aantallen Het recht op informatie moet dus nog handen en voeten krijgen. Over het in hanteerbare regeltjes vastleg gen van de uitgangspunten, ge noemd in het wetsontwerp, zal een Raad voor de openbaarheid van bestuur adviseren. Naast een voor zitter krijgen in de raad zitting in gelijke aantallen: bestuurskundigen, vertegenwoordigers van de publici teitsmedia en ambtenaren. „Op den duur," meent Den Uyl, „zal een praktijk ontstaan die cowel het belang van de openbaarheid dient als dat van de overige middelen tot een goede en democratische be stuursvoering." Daarmee geeft hij het uiteindelijke doel aan van dit wetsontwerp: „Een betere en meer democratische bestuursvoering." Anders gezegd, de openbaarheid is geen doel Noch in het wetsontwerp, noch in de toelichting komt de positie van de pers aan de orde. Destemeer valt op, dat wel sprake is van het breed optuigen van departementale voor lichtingsdiensten. Ingepakt De burger heeft recht op informatie, maar hij moet het wel uit het handje van de overheid zelf oppikken! Kees Wiese heeft in het Nieuwsblad van het Noorden gewaarschuwd voor de Raad voor de openbaarheid van bestuur. Daar zouden Journalisten maar niet in moeten gaan zitten, vindt hij. Zij lopen immers het gevaar „ingepakt" te worden, althans mee te doen aan het aan banden leggen van de vrijheid van nieuwsgaring. Een waarschuwing die zeer ter zake is, dunkt mij. Ook na dertig Jaar is de overheid nog niet toe aan een onbekommerde erkenning van de juistheid van de aanbeveling van Lambooy: „Men laat schijnen het licht van de meerdere kennis der feiten, die de overheid heeft. Het oordeel blijft aan den voorgelichte." Immers ook Den Uyl houdt terzake vast aan beperkingen. Hij zegt het aldus: „Alle gegevens, die een rol spelen in het proces van beleidsvor ming worden toegankelijk voor de burger en zijn niet meer exclusief ter beschikking van de overheid. Met deze kennis beschikt de burger over een nieuwe macht, die hem in staat stelt zelfstandig in dat proces te participeren." Maar dan volgen de bedenkingen: „Deze macht mag echter niet worden misbruikt door vertegenwoordigers van deelbelangen om bepaalde onderdelen van het bestuur tegen andere uit te spelen en aldus de bestuurskracht te breken. Niet de vernietiging maar de spreiding van de bestuursmacht is het doel dat de regering met haar voorstellen beoogt." Niet voor vol Is dit niet met elkaar in strijd: de burger een macht geven, maar hem het recht ontzeggen ernaar eigen goeddunken gebruik van te maken? Het antwoord op de eerder gestelde vraag moet welhaast luiden: ook in 1975 ziet de overheid de burger nog niet helemaal voor vol aan. Hoe is het sinds 1945 met de Regeringsvoorlichtingsdienst ge gaan? De naam is intussen gewijzigd in Rijksvoorlichtingsdienst en de taken zijn uitgesplitst over departementale voorlichtingsdienst en, waarvan de een bevredigender functioneert dan de ander. De RVD heeft zich ontwikkeld tot een groot en machtig dienstverle nend apparaat. Maar dan wel een dienstverlening naar binnen toe. De beste technische apparatuur beschikbaar om alles, maar dan ook alles op te vissen uit wat er gedrukt wordt of via radio of TV wordt uitgezonden en dat van belang voor de regering kan wofden geacht. Men is zelfs begonnen mensen aan te stellen wier taak het is te achterhalen, wat er leeft onder de bevolking. Zo was onlangs minister president Den Uyl in de gelegenheid een Journalist te bewegen iets niet te publiceren (het ging over een uitstapje van minister Vredeling), wat hem overigens niet is gelukt. De voorlichting naar bulten heeft bij de RVD rudimentaire vormen aangenomen. Kortgeleden heeft een hoge RVD-man ter gelegenheid van de regeringsconferentie tussen Ne derland en Suriname deze stelling met niet aflatende ijver lopen te bewijzen. Zijn activiteit was naar binnen gericht naar de ministers toe. Ik denk, dat Lambooy zich ook bij deze RVD niet zou hebben thuisgevoeld. ADVERTENTIE HOTEL-CAFE-RESTAURANT STEENSTRAAT55/LEIDEN/ 22509 Op aanvraag zenden wij u graag suggesties voor menu's

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1975 | | pagina 15