DE EENZAME
FIETSER IS
NIET STERK
Fietser:
eest
iverkeers-
|>roleet
ATERDAG 28 JUNI 1975
PAGINA 13
375
dichterlijke vrijheid die de heer
tudewijn de Groot zich in zijn lied
:oe sterk is de eenzame fietser"
rmitteert is een dichterlijke
jheid en niets meer en in strijd
it de waarheid. De eenzame
tser is niet sterk. Het is in deze
nerse dagen nuttig, dat nog eens
5t te stellen. De eenzame fietser
n nog wel eenzaam zijn, zo hij
t wil, zelfs in onze, volle randstad,
dat is goed.
I
'OOT
[enk Kuyt
Fietser, de wielrijder, de
ivoudige pedaleur is zeker sociaal
jr it sterk. De fietser, dat is: een
ioen Nederlanders dat met 9
[joen voertuigen het wielrijden
5 iktiseert. Een legioen dat omwille
n. Het Heilige Blik, de auto, de
^schoppelingen-van-de-weg vormt,
Verkeersproletariaat.
ze onderworpen positie kan hij
t alleen dagelijks in het verkeer
aren, ook in de krant kan hij
li nederige situatie onderstreept
In. Er wordt wel en veel en in de
oiste bewoordingen gesproken en
ionfereerd over de fiets en de
tser, maar Het Beleid is nog
eds afgestemd op de auto. Ook de
iktijk van het verkeer en de
ntaliteit is nog steeds niet gericht
Üe Eenzame Fietser.
een schade
ze minister voor de auto en
tokeuringen. Westerterp, stond nog
angs in deze krant als volgt
•.iteerd, toen hij sprak op een
ernationaal seminarium: „Ik
>p tijdens mijn beleid als
lister het gebruik van de fiets te
nuleren, ook al omdat het een
nspo'rtmiddel is, dat geen schade
brengt aan het milieu",
se open deur kon hij makkelijk
rappen, want op zijn begroting
i hij een bedrag van drie miljoen
gulden bijgeschreven, bestemd voor
de aanleg van fietspaden. Drie
miljoen! Niet alleen brengt zo'n
bedrag weinig schade toe aan zijn
begroting, het stelt ook voor de
fietser niet veel voor. Nog geen jaar
geleden kostte de aanleg van een
fietspad van vier km lengte en de
somma van 1,1 miljoen gulden. Voor
3 miljoen dus zo'n 12,13 zeg 20
kilometer fietspad oftewel geen stap
dichter by het enig effect des
ministers goede bedoelingen.
Het is goed, dat lagere overheden
dichter bij de fietser staan (alles in
verhouding!). Provinciale en ge
meentelijke bestuurders hebben nu
kun Je rustig zeggen grootse
plannen voor het wielrijdende deel
van de natie. Vijfjarenplannen!
Maar dat wel dankzij talloze milieu-
en (dus) fietsminnende actiegroe
pen.
Na tientallen jaren, waarin ver-
keex-sdeskundigen gebiologeerd wa
ren door de Auto, is de fiets sterk
teruggekomen. Beleeft, zeg maar, z'n
tweede jeugd. Er worden per jaar
zo'n 700.000 fietsen verkocht. (En
achthonderd gestolen, dat ook).
Binnenbaind
Net zoals de hoefsmid het weer druk
heeft doordat de welvaart het
paardrijden voor velen mogelijk
heeft gemaakt en de houtskoolbran
der weer goede tijden beleeft door
het barbecueverschijnsel, zo heeft
ook de fietsenmaker tegenwoordig
geen zinloos bestaan meer. Hoewel
ook hij zich het voorbeeld van de
garagehouder heeft aangetrokken en
niet meer zo gauw bereid is, iets
echt te repareren maar snel naar de
dozen met nieuwe onderdelen grijpt;
een nieuwe binnenband is waar
schijnlijk goedkoper dan een geplak
te binnenband.
Status
De opleving voor de fietsenmaker
kwam aan het eind van de jaren
zestig, toen onder invloed van
bezorgde artsen en de hetzes tegen
oververzadigde vetzuren het ge
zondheidsaspect van het fietsen
werd herontdekt. Daarnaast werd
het autorijden steeds duurder en in
mindere mate speelde het milieube
wustzijn en de energiebesparing de
fietsenmaker in de kaart. De
eenvoudige tweewieler was geworden
van een vervoermiddel voor onver-
mogenden, pronte wijkverpleegsters
en bedaagde op de achteras
opstappende heren tot meer dan een
vervoermiddel: het werd daarnaast
een trimapparaat en een zij het
wat minder spectaculair dan de auto
en tuingereedschap (Albee)
statussymbool. De fiets verwoordde
niet alleen de draagkracht er zijn
fietsen van over de duizend gulden
maar ook de sportieve instelling.
De reactie op al die lichte
karretjes racestuurtjes en derailleurs
schijnt overigens nu weer de
ouderwetse oma-fiets te zijn, het
rijwiel waarop men al wielrijdend
aan tafel lijkt te zitten.
Anders
De Becel-etende automobilist, die
omwille van de strijd tegen de
eei-der genoemde vetzuren en het
gebrek aan beweging het vervoer
middel van voor zijn achttiende
jaar, de fiets, herontdekte, kwam al
na zijn eerste wat slingerende
manoeuvres tot de ontdekking dat
alles langs de weg er wel even
anders uitziet dan rijdend in de
auto. De bomen en planten maar
ook de mensen. Als hij, de smaak te
pakken krijgende, fietstochten
maakte op het platteland, dus
ergens buiten Nederlands westen,
smaakte hij soms zelfs het wat
ouderwetse genoegen, dat andere
fietsende en lopende mensen hem
groetten. Het isolement door de
rijdende doos die een auto is, werd
ontdekt. Inderdaad, zo ontdekte hij:
De auto depersonifieert, is eigenlijk
als vervoërseenheid a-sociaal.
En had ook de Stichting Recreatie
niet het aangename aan het nuttige
gekoppeld? „Het stimuleren van
fietsen draagt bij tot vermindering
van de sociale kosten omdat
lichamelijke en geestelijke volksge
zondheid erbij gebaat is". Eigenlijk
zou het fietsen dus niet moeten
worden behartigd door minister
Westerterp, maar door minister
Vorrink. Zo is dat!
Tegenwind
Voornoemde automobilist moet al
fietsend toch ook ontdekt hebben
dat het verkeer stonk.
Maar hoe goed hij ook streed tegen
de verkeerde vetzuren, de fietsende
automobilist bleef een mooiweerfiet-
ser en pure liefhebber. Niet te gek,
niet overdrijven; de auto is er niet
alleen voor familie-vervoer en lange
afstanden, voor de representatie en
omvangrijke boodschappen, de auto
is er ook voor de tegenwind. En
voor het poetsen natuurlijk.
En de automobilist, hij rijdt weer in
zijn auto en ziet geen fietser meer,
zo'n arme drommel die hijgend bij
een stoplicht aankomt en zich een
plekje zoekt met veel gemanoeuvreer
tussen de wachtende auto-rijen.
Onbegrip
Als het licht op groen overgaat gaat
die fietser nog rechtdoor ook, terwijl
de richtingaanwijzer van de auto
toch duidelijk aan de rechterkant
aan- en uitfloept. Wachten.
Of: Gaat die fietser linksaf terwijl
de automobilist rechtdoor moet. En
die fietser steekt niet eens zijn hand
uit.
OfDie fietser steekt zomaar over.
Of: Die fietser houdt niet genoeg
rechts.
Of: Er zijn talloze situaties te
bedenken waaruit blijkt hoe weinig
de automobilist de fietser begrijpt
en andersom. Niemand hoort de
chauffeur schelden op de fietser,
want het blik houdt zijn woedende
woorden binnen de doos waarin hij
zit.
En de fietser, murw door het
onbegrip van de chauffeur, kart
verder op zijn gezondheidszadel.
Het is duidelijk: onbegrip is des
wielrijders deel, de mentaliteit
tegenover de fietser is niet om over
naar huis te schrijven. Maar ook in
de verkeersregels zijn er genoeg
redenen om thuis maar niets over te
melden.
Gekoesterd
De machteloosheid van de eenzame
fietser is groot, telkenmale moet hij
ontdekken hoe de auto door de
verkeersregelateurs wordt gekoesterd
en hoe hij voor spek en bonen
meedoet. Hoe, juist in het verkeer,
het recht van de sterkste, slimste,
grootste, behendigste geldt, welk een
symptoom het verkeer is van
concurrentiestrijd, van competitie
ijver. Eerst ik, dan jij.
Paradox: Rijdend in een auto heb
je het minste last van uitlaatgassen,
maar als fietser in de stad moet Je
toch heel wat opsnuiven Parkeren:
alle winkel- en stadscentra sloven
zich uit om parkeerruimte te
creëren, maar fietsenstallingen: ho
maar. Bij trein- bus- en tramsta
tions grote parkeerplaatsen om
het gebruik van het openbaar
vervoer te stimuleren. Maar fietsen
stallingen?
Op doorgaande wegen in de stad:
een groene golf voor een soepele
doorstroming van het verkeer.
Weer: het autoverkeer. De groene
golf voor de automobilist is een rode
golf voor de verkeersproleet.
En zo is het nou maar: we hebben
de auto te accepteren. Voor
verkeersdeskundigen, planologen, po
litie zit er niets anders op. Maar
een fout blijft, dat Het Verkeer nog
steeds niet gezien wordt als een
cultuurverschijnsel, dat wil zeggen:
mensenwerk, maar als een zui-
ambtelijk-financieel-technische
zaak. Zelfs verkeers-wetenschap is
een eenzij dig-technische en alleen
sociologische aangelegenheid. Tech
niek is natuurlijk ook cultuur, maar
cultuur is ook: menselijk door en
voor mensen gemaakt, en van dat
laatste is nauwelijks iets te
bespeuren in de benadering van het
fenomeen verkeer, als je ziet welke
bevoorrechte plaats de auto daarin
inneemt. Hoe eenzijdig technisch
het allemaal is blijkt ook uit de
reactie op de stelling, dat de
verkeerscultuur ook „cultureel" bena
derd moet worden! "Utopiëen" wordt
er dan geroepen, „geen harde feiten",
en: „emotioneel".
Verkeer is niet alleen een verplaat
sing van voertuigen, maar voor alles
van mensen, van bejaarden, kinde
ren, van voetgangers, van snel en
langzaam reagerenden, van slimmen
en slomen. Van mensen. Verkeer is:
het tot stand komen en onderhou
den van alle denkbare contacten
tussen mensen en groepen. Verkeer
is in ieder geval niet alleen maar:
Overdaad
Hoe komt het dan, dat verkeer
toch soms meer op een natuur- dan
een cultuurverschijnsel lijkt? Alleen
maar door het egoisme van
eerst-ik-dan-Jij? Is de auto alleen
de grote boosdoener, dat comforta
bele, snelle, blikken ding? Natuurlijk
is de Auto een culturele verwor
venheid waar we blij mee zijn. Ook
dankzij de auto kunnen we nu
zeggen, in een welvaartsstaat te
leven. Maar het fatum van alle
welvaart is, dat overdaad schaadt.
Toen de auto binnen het bereik van
zeer velen kwam, niet in het minst
door de ruime financieringsmoge
lijkheden, toen de auto ook een
economisch nut werd, is met gelijke
tred 'n nu machtig verkeerstechnisch
-industrieel complex meegegroeid.
Niet alleen de auto- en olieconcerns,
maar ook de wegenbouw, de
verkeerslichtenfabrieken tot en met
de wittestreeptrekkersondernemin-
gen. Er werd verdiend door de auto
en er wordt nog steeds aan
verdiend. En verdienen wil zeggen
dat er geproduceerd moet worden.
De lopendeband-auto kreeg het
nylonkouseffect mee: snelle con
sumptie.
Belangen
De overheid planologen, verkeers
diensten. politie haast zich,
letterlijk de weg te banen voor het
economisch belangrijkste vervoer
middel, de auto. Er ontstonden
belangenorganisaties: de ANWB,
KNAC, BOVAG, RAI en meer. Het
belang van de auto is een
economisch belang en het gebruik
ervan maakte technische begeleiding
noodzakelijk. Maar er is door en
voor de auto meer nodig dan
technisch-economische begeleiding
er is ook nog zoiets als een
„cultureel" belang, zoals de kwesties
van ruimte, milieu, maar ook en
vooral een belang van mensen. Zoals
de mensen die geen auto rijden, die
het niet kunnen, niet willen of
weigeren. Dan is er ook nog een
belang van het nageslacht, zonder
daarbij direct te denken aan een
„onleefbare wereld", woorden die
actiegroepen nogal gemakkelijk in
de mond nemen.
Schaterend
Het is duidelijk: de auto speelt een
zeer belangrijke rol in het
produktieproces, in de werkgelegen
heid, in de maatschappij. Maar het
is goed, bij het gebruik van de auto
enige lucht te blazen in de al te
veel geaccepteerde status van de
automobiel, de „zelfbeweger" die ook
nog snel veranderen kan in een
dodelijk projectiel. Selectief autoge
bruik heet dat. En daarbij
bijvoorbeeld te denken aan de rol
van die fietser, die hierbij
representant is van alle zwakke ver
keersdeelnemers.
Maar die zich in het spitsuur
overigens schaterend door de lange
rijen norskijkende automobilisten
spoedt. Op eigen kracht.