machine
Bormann:
een nazi-
Heine's Harzreis
Paarden eten uit particuliere ruiven
Dagboekje van
Karei van de
Woestijne
'KISSINGER, DE ONMISBARE'
Opnieuw
uitgave
80-jarige
oorlog
Adresboek
ZATERDAG 3 MEI 1975
Het heeft de Russische auteur Lew Besymenski, die al eerder
over Martin Bormann publiceerde, de grootste moeite gekost
het dagboek van deze uiterst belangrijke SS-Reichsleiter in
handen te krijgen. Russische militairen vonden Bormanns no
titieboek, dat zich uitstrekte over de periode 1 januari 1945 tot
1 mei 1945, in mei 1945 in de straten van Berlijn. Op bevel van
Stalin is het toen wel vertaald, maar nooit gepubliceerd. Later
raakte het in het vergeetboek.
Besymenski. met zijn grote kennis
van de figuur Bormann, wist aan-
\ankelijk niet eens dat een derge
lijk dagboek bestond. Toen hij er
van hoorde, ging hij op speurtocht
er kreeg het tenslotte in handen.
Wie was Bormann nu precies, wat
voor plaats bekleedde hij in de Hit-
Ier Hiërarchie? Dr. Werner Koeppen
i.ie hem goed kende, zei over hem:
..Bormann wilde nooit voor het voet
licht treden en wilde nooit met na
me worden genoemd. Maar hij was
f'tijd ter plaatse. Hij was niet
epraakzaam, zocht geen contacten,
maar wijdde zijn hele leven er slechts
ean om voor Hitier te werken
Nauwelijks had Hitier een of ande
re gedachte uitgesproken of Bormann
formuleerde haar enkele uren later
als order of beschikking. Het spreekt
vanzelf dat op deze wijze alleen Bor
mann de woordkeuze of formulering
bepaalde. Hij wist alles wat er in
de Rijkskanselarij gebeurde en la
veerde op verbazingwekkende wijze
tussen allen door". Vooral op het
laatst van de oorlog was zijn macht
buitengewoon groot. Niemand kreeg
toegang tot Hitier zonder toestem
ming van Bormann. Meestal was hij
ook zelf bij het gesprek. Niets ont
ging hem. Hij verdrong Rosenberg,
Goehbels en Göring en ten slotte
zelfs Himmler. In conflict met Hit-
Ier kwam hij nimmer omdat hij
zichzelf eenvoudig tot de „machine"
van de Führer maakte.
Het dagboek bevat geen uitgespro
ken onthullingen en ook geen pikan
te intimiteiten. Dat zal niemand na
het voorgaande al te zeer verbazen.
Dit mol-achtige creatuur (foto's van
hem zijn zeldzaam) met zijn zucht
naar macht-achter-de-schermen was
niet iemand die zijn innerlijk aan
papier toevertrouwde, verondersteld
al dat hij over dit soort gedachten
beschikte. Bormanns dagboek is dan
ook geen dagboek in de betekenis die
daar normaal aan wordt gegeven.
Wat men in de (bewerkte) dag
boeknotities aantreft zijn de calcula
ties van een volstrekt gewetenloos
man, ja, de noteringen van een ro
bot, door wiens aderen alleen inkt
loopt. Hij veranderde de dood in
paragrafen.
„De Slaven zullen voor ons wer
ken. Voor zover wij hen niet kunnen
gebruiken, mogen zij sterven.
Gedwongen inenting en Duitse
gezondheidsvruchtbaarheid van De
Slaven is ongewenst. Opleiding
is gevaarlijk. Het is voldoen
de als zij tot honderd kunnen
tellen. Het is de taal van
zijn meester. In het rijk der galeen,
zo schrijft Besymenski, raakte Bor
mann niet in verlegenheid. Geen mo
ment. Want wat hij vertegenwoor
digde was het nihilisme.
Zoals Bormann leefde in de scha
duw der groten van het Derde Ryk.
zo bleef ook zijn dood in duisternis
gehuld. Talloos zijn de verhalen over
hem dat hij in de meidagen van
1945 zou zijn ontsnapt en nu veilig
in Zuid-Amerika voortleeft. „Uit de
ti*'5 "an natlonaal-sneiaiic-rie to
rnen enkele lijken niet tot rust"
schreef Eugen Kogon eens heel raak.
Bormann is er één van. De Burger
lijke Stand van West-Berlijn neemt
sinds januari 1974 aan dat hij wer
kelijk dood is. Maar er zijn heel
wat mensen in de Bondsrepubliek te
vinden die daar geen snars van ge
loven (Bormann zou nu dik in de
70 zijn als hij nog leeft). Ook in
dat kreupelhout van halve en hele
verdichtsels stapt Besymenski uitvoe
rig rond.
„De laaitste notitie van Martin
Bormann" is even leerzaam als de
primerend. Het is een blik in het
voorportaal van de hel. Of misschien
was het de hel zelf wel.
Martin Bormann: een robot met inkt in de aderen.
Aantrekkelijk maar erg duur boekje
Hcinrich Heine. De Harzreis.
Diet M. van Amerongen in het
voetspoor van de dichter. Uitge
verij De Arbeiderspers, f 21,50.
Ruim honderdvijftig jaar gele
den maakte de verguisde en ge-
eerde dichter Heinrich Heine al
wandelend een reis door de Harz
van Göttingen naar Weimar, het
huidige grensgebied tussen West
en Oost-Duitsland en één van de
favoriete streken van de Duitse
„Romantische Schule". In no
vember 1824 vatte hij zijn reis
verslag samen in „Die Harzreise"
en beschreef daarin soms uiterst
cynisch de vermeende liefelijk
heden en vanzelfsprekendheden
in de traditie van de romantiek.
In deze tijd zouden we de kna
gende pennestreken van de grote
dichter sterk hebben gerelativeerd
met de gedachte dat het grote
onzin is om enige waarde te
hechten aan tradities die alleen
vanwege de vorm in stand wor
den gehouden. Maar honderdvijf
tig jaar geleden dacht men daar
ook in Duitsland anders
over. Heine's aanmerkingen op al
lerhande stereotiepjes van de
romantiek, het parade-achtige
uiterlijk van de academische we
reld en de suikerbloempjes van
de Duitse landschapjes werden
hem niet in dank afgenomen. En
ook zijn stijl van schrijven
de „romantische" moet bij me
nig Heine-criticaster tot grote ir
ritatie hebben geleid. Een voor
beeld: „Het ontroert mij iedere
keer weer diep als ik mij realiseer
hoe deze eenvoudige taal de trou
we onderdanen tekent. Het is zo'n
edel gevoel. En het is zo'n echt
Duits gevoel. Andere volkeren
mogen gewiekster zijn en geesti
ger en vermakelijker, maar geen
volk is zo trouw als het trouwe
Duitse volk".
Zo trouw ook was het Duitse
volk aan zijn tradities dat de
haat jegens Heinrich Heine van
vader op zoon overging en zelfs
tot op de dag van vandaag nog
blijkt te leven. Martin van Ame-
rongen, die dezelfde Harzreis
maakte, getuigt daar uitvoerig
van in zijn reisverslag. In een
betoogtrant die soms sterk aan
Heine doet denken, rept hij sar
castisch van die volstrekte zwijg
zaamheid die op een enkele plaats
nog rond de herinnering aan de
dichter in acht wordt genomen
en grijpt hij ook terug naar de
tijd van het Duitse keizerrijk en
de nazi's waar Heine zelfs als do
de dichter volstrekt uit den boze
Uitvoerig gaat de redacteur
van Vrij Nederland in op de po
lemieken over de dichter en diens
ideologische achtergrond en
komt daarbij al spittend in de
boeiende historie van Heine's werk
tot een zeer aantrekkelijk verslag.
Het jammere van het boekje,
dat begint met het verslap van
Heine zelf, is alleen dat het erg
veel kost (f 21.50). Of zou dat
soms cynisch bedoeld zijn?
W.W.
Op cieze pagina
bijdragen van:
Koos Post
Ruud Paauw
C. J. Rotteveel
Wim Wirtz
Paul Wolfswinkel
Eindredactie
René Vos
De oud-directeur van Nederlands
Faunabeheer, ir. C. H. J. (Kees)
Maliepaard, voortreffelijk kenner
van de natuur en van de jacht, ver
raste met een bundel verhalen van
uiteenlopend karakter onder de titel
Spokenjaren mee, grotendeels in de
sfeer van het dierenleven. De schrij
ver, die al zovele boeken op zijn
naam heeft staan, verstaat de kunst
een sfeer van spanning en avontuur
op te roepen, die het lezen van dit
boeiende en door Ad. M. C. Stok
Zuid-Hollandse Uitgeversmij)in
Den Haag smaakvol uitgegeven boek
tot een genot maakt.
Rl.
Bij Ad. M. C. Stok (Zuidholland
se uitgeversmij) verscheen, onder de
titel „K i s s i n g e r, de onmisbare"
een vertaling van „Portrait of a
mind", van de hand van de Ame
rikaanse hoogleraar dr. Stephan. Ri
chards Graubard (f 37,5Q). Wie is
toch die Amerikaanse minister van
Buitenlandse Zaken, wiens pragma
tische politiek tot belangrijke resul
taten heeft geleid, maar in de laatste
tijd toch ook kritiek heeft ontmoet?
Prof. Graubard zorgde voor een uit
stekende biografie (verlucht met 24
zwart-witte en 1 kleurenfoto), waar
in niet alleen de levensloop van Kis
singer goed uit de verf komt, maar
ook de denkbeelden, die aan zijn
politieke handelen ten grondslag lig
gen. Prof. dr. E. H. van der Beugel
spreekt in zijn voorwoord van „een
prachtige leidraad voor een betere
kennis van de intellectuele bagage
van een man, van wie het zich laat
aanzien, dat hij een stempel zal
drukken op de geschiedenis van de
20-ste eeuw". Graubards tekst (250
bladzijden) is nog aangevuld met een
serie artikelen van Ralph Blumen-
feld, die in „Accent" werden gepubli
ceerd. met een „Kissinger-kaleido-
scoop" over zijn dagen in het laat
ste jaar. een beschouwing uit „Ti
me" en een artikel van rabbijn Soe-
tendorp. Voor een kritische benade
ring zoeke men andere lectuur, hier
wordt hij uitsluitend beschreven als
„de onmisbare".
R.L
Dagboek. Karei van de Woestijne.
Uitgeverij DeArbeiderspers. f 24,50.
In 1962 vermaakte Mariëtte van
de Woestijne, weduwe van de Vlaam
se dichter, een soort agenda aan de
schrijver-dichter Karei Jonckheere,
waarin Karei van de Woestijne enke
le indrukken en bevindingen had
neergeschreven uit de periode
van 1903 en 1904 (hij leefde
van 1878 tot 1929).
Van de Woestijne verbleef in die
tijd om gezondheidsredenen in het
dorpje St. Martens-Latem, dat wel
dra een bekende kunstenaarsvesti
ging zou worden.
Jonckheere, die vanwege de vorm
van het dagboekje (24.9 bij 6.2) bij
verschillende instituten tevergeefs
naar enige referentie zocht, be
schrijft in zijn voorwoord zowat
elk detail van het werkje: in
zandkleurige vollinenband, met
potloodfoedraaltje et©. Het is
overigens een onvolledig dagboek
en ook in de uitgave van De Ar
beiderspers oneigenlijk in z'n onder
linge verhoudingen (te lang, te smal).
Het telt precies 21 bladzijden tekst
van de dichter-schrijver-journalist
hoogleraar en bevat voor de rest be-
geipid^nde noten van Jonckheere.
De sensualiteit van Van de Woes-
tijne's poëzie spreekt ook aan de
hand van dit dagboek sterk tot de
verbeelding. Zijn interpretatie van
de fin-de-siècle sfeer komt tot uit
drukking in zwaar rollende ritmen en
van overdaad uitpuilende taal. Overi
gens heeft de Leidse hoogleraar dr. P.
Minderaa een gigantisch werk over
Van de Woestijne samengesteld, geti
teld „Karei van Woestijne, zijn le
ven en zijn werken".
Ten slotte zij vermeld dat het on
derhavige werkje een oplage kent van
slechts 1950 exemplaren. Misschien is
dat een plausibele verklaring voor de
tooh wel forse prijs (f24,50).
W.W.
Als een jongen een paar voetbalschoenen heeft
gekregen is hij al een flink eind op weg naar een
sportcarrière. Nog een shirtje, een broekje, kousen
en een paar gulden voor contributie en hij kan
beginnen. De gemeenschap zorgt er wel voor, dat
er accommodatie voor zijn club beschikbaar is.
Maar als zijn ouders zijn geschrokken van de
duidelijke verruwing in deze tak van sport de
laatste jaren en hij en zij sportief of educatief
meer zien in bijvoorbeeld paardensport, ja, dan
moet er heel wat dieper in de beurs worden ge
tast. Want 'ft de meeste gevallen eten paarden
ook manegepaarden uit particuliere ruiven.
Het aantal gemeenten, dat de paardensport op
enigerlei wijze tegemoet komt, is helaas nog niet
al te groot. Maar het is hun goed recht op grond
van hun prioriteitenlijstje de voorkeur te geven
aan andere zaken.
Het doet echter wel triest aan om in de Leidse
Courant een duidelijk afkeurend verslag te vin
den van een vergadering van de commissie van
financiën van Leiderdorp, waarin vertegenwoor
digers van de ruiterverenigin Liethorp hebben
gepleit voor de gemeentelijke bouw van een ma
nege.
Het tussen de verslaggevende regels ingebak
ken commentaar tendeert heel sterk in de rich
ting van: waar halen die ruitersportmensen in
hemelsnaam het lef vandaan om bij de gemeente
aan te kloppen voor de bouw van een manege?
Om dan nog maar niet te spreken van eventuele
jaarlijkse exploitatietekorten.
Waarschijnlijk hebben die ruiters en amazones
dat lef gehaald uit dezelfde pot, waaruit voet
ballers, hockeyers, tennissers, basketballers en
andere sportlieden hebben geput, toen zij kwa
men vragen om accommodatie. Want waar ligt
het principiële verschil in deze tussen een voet
balveld,, een sporthal en een manege?
Gemakshalve wordt vaak vergeten, dat de rui
tersport in ons land vele honderdduizenden be
oefenaars kent. Op velerlei wijze beleven zij ple
zier aan hun sport. Maar als het goed gaat wor
den de eerste beginselen altijd onder deskundige
leiding in de manege eigen gemaakt. Want die
ruiters en amazones gaan hun sportieve spel met
een levend wezen spelen, zodat het gevaar dat
onjuiste behandeling op mishandeling uitloopt,
verre van denkbeeldig is. Daarom zijn maneges
onontbeerlijk voor de ruitersport en daarom vin
den wij het méér dan alleen "begrijpelijk" als de
gemeente besluit de bouw daarvan geheel of ge
deeltelijk voor eigen rekening te nemen.
Het is een wat kromme aanloop naar de aan
kondiging, dat er weer twee boeken voor paar
denliefhebbers zijn verschenen. Ze komen met
de regelmaat van een klok. We hebben er al meer
op gewezen, dat dit een teken temeer is van de
populariteit, waarin deze tak van sport zich mag
verheugen.
We hebben nu weer twee werken op ons bureau
gevonden. In de eerste plaats "De wereld van
paarden", geschreven door Judith Campbell en
verschenen bij uitgeverij Helmond, natuurlijk in
Helmond (f 16,90). Een macht aan boeiende foto's
(in zwart-wit en in kleuren) vormt voor ons de
grootste waarde van dit 140 pagina's tellende
werk. waarin wat aandacht wordt gegeven aan
koninklijke paarden, militaire paarden, renpaar
den, woestijnpaarden, werkpaarden, dravers,
springpaarden, circuspaarden. jachtpaarden enz.
Men begrijpt dat, terwille van het plaatwerk en
een vrij sobere tekst de paarden ingedeeld zijn in
categorieën.
Het tweede boekje verscheen in de Vizier-reeks.
"Het paard" geschreven door Werner Kirst. Ook
verschenen bij uitgeverij Helmond. Een werkje,
dat duidelijk op de jonge jeugd is afgestemd.
Leuk plaatjeskijken naar altijd mooie viervoeters.
Intussen wat simpele bijzonderheden over paar
den opgelepeld. En tenslotte 25 vragen om vriend
jes (en ouders) te testen naar de kennis over
paarden. Zoals "Waar kwamen de drie hengsten
vandaan, waarmee het fokken van de Engelse
volbloeden is begonnen?" Het antwoord staat in
het boekje. Zo ook, dat het paard al sinds 5.000
jaar huisdier van de mensen is. Er zullen nog
heel wat meer regels aan worden gewijd. K.P.
Prof. dr. J. Presser
"De Tachtigjarige Oorlog" door
Prof dr. J. Presser, met mede
werking van prof. dr. J. Romein, 1
dr. A. de Vrankrijker, dr. R.
Weber en dr. J. Wijn. Uitgave
Elsevier, Amsterdam. Prijs
f 34,50.
Aan de vijfde druk van een
Doek wordt in deze kolommen
zelden of nooit aparte aandacht
besteed. Het werk mag dan im-
mers als bekend worden ver
ondersteld en kan zijn eigen
weg wel vinden. Voor Pressers
„Tachtigjarige Oorlog" wordt
ten uitzondering gemaakt. Om
twee redenen. Ten eerste omdat
ieder Nederlander uit de ge
schiedenisboekjes een beeld van
die lange, voor ons land van zo
vitaal belang zijnde strijd tegen
Span ie met zich draagt dat on
volledig is en ook nogal onge
nuanceerd (Van Oldenbarne-
veldt!) Presser laat een wat an
der licht over die oorlog schij
nen, komt met details en be
schrijvingen op de proppen, die
iedere geschiedenisliefhebber
met grote gretigheid zal nutti
gen.
De tweede reden om enige
ruimte voor de vijfde druk uit
te trekken is de aparte historie
die aan het boek zelf is verbon
den. Het kwam uit in 1941 en
werd al na korte tijd verboden
omdat de bezetter vond dat het
Nederlandse volk al te veel be
langstelling koesterde voor de
eigen geschiedenis en te weinig
voor de toekomst met het Derde
Rijk.
Als auteur van het werk stond
toen B. W. Schaper te boek,
want Presser was immers van
Joodse afkomst.
Pas na 1945 konden de ware
auteur én zijn boek weer in de
openbaarheid treden.
R.P.
Hotels, motels en restaurants in
Nederland, Uitgegeven door Lasschuit
in Bilthoven. F 4,50.
Een van de saaiste informatie -
boekjes is de 59ste uitgave van Las-
schuit's officieel adresboek van ho
tels. motels en restaurants in Neder
land.
De uitgever zegt zelf: „Het is een
goede handleiding voor culinaire fijn
proevers en voor hen die een goed
motel weten te waarderen. Als regèl
zijn alleen die bedrijven opgeno
men, die de toets der kritiek kun
nen doorstaan".
De vraag is dan ook: welke kritiek?
En wanneer is de gids herzien? Want
Oud Wassenaar staat er in. Dat most
niet magge. En kijkend naar de
plaatsen waar ik nog wel eens kom
(Eindhoven, Amsterdam, hoekjes in
Noord-Limburg (asperges!!!) merkte
ik ook enkele hiaten.
Voor iemand die dagelijks „en rou
te" is, geeft dit suffe boekje uit
komst als het om een telefoonnum
mer gaat of zo, maar de ware ken
ner zorgt ervoor de Guide Michelin
binnen handbereik te hebben.
PAUL WOLFSWINKEL