Bevrijding Hoe was daf al ook weer! (2) Seyss Inquart probeerde daar in de Achterveldse school zijn eigen huid te redden. Hij deed dat onder meer door grote toe geeflijkheid te tonen op het punt van de voedseldroppings, die de geallieerden verder wilden uitvoeren. Maar toen hem door Bedell Smith gevraagd werd zijn vesting maar op te geven wei gerde hij met beslistheid. „Wat zou de geschiedenis van mijn gedrag zeggen.zei hij. Een der aanwezigen bij de be spreking schreef later op: Het was toen dat Bedell Smith wer kelijk ruw werd. „Let op Rijksmaarschalk" zo noemde hij hem bij vergissing „Generaal Eisenhower heeft me opge dragen u te zeggen dat hij u persoonlijk verantwoordelijk houdt voor enig verder node1oos bloedvergieten. U HEEFT DE OOR LOG VERLOREN EN U WEET HET. En als u door koppigheid nog meer verlies van levens van geallieerde troepen of Neder landse burgers veroorzaakt, zult u de boete moeten betalen", en ging de-staf-chef verder, „u weet wat dat betekent: de muur en een vuurpeloton!" Engetana. Seyss Inquart richtte langzaam zijn waterige ogen op ons en zei tamelijk langzaam en rustig: „Ik ben niet bang - ik ben een Duitser". Dat was het einde van de bijeenkomst en met stijve formali teit gingen we uit elkaar, ïk twijfel erg of iemand van ons zich toen realiseerde dat het einde toen zo nabij was. Zo nabijvier dagen na die bespreking in Achterveld, op 4 mei, kort na zes uur 's-avonds, was een tent op de Luneburgerheide het onderdak waar veldmaarschalk Montgomery, commandant van de 21ste Legergroep der geallieerden, een document ter ondertekening voorlegde aan zijn gast: admiraal Friedeburg, de opperbevelhebber van de Duitse marine. In die tent op de Luneburgerheide schreef Friedeburg zijn naam onderaan het document dat bepaal de dat Duitsland zich onvoorwaar delijk overgaf in West-Holland, Friesland, de Friese eilanden, Helgoland, Sleeswijk-Holstein en Denemarken. Het staken van de^ vijandelijkheden zal plaats hebben op 5 mei te 8.00 Om twee minuten over negen, die avond van de 4de med kwam Radio Herrijzend Nederland in de lucht met een belangrijk bericht: de Duitse troepen hebben gecapituleerd in Nederland, noordwest Duitsland en Denemarken„Landgenoten, Nederland is bevrijd, leve het vaderland! Leve de vorstin! Leve de victorie!" En toen kwamen ze allemaal de straat op; wie het niet over de radio had gehoord, vernam het door het gedruis van buiten, dat aarzelende inzetten van het oranje-boven, een schor gezongen eerste couplet van het Wilhelmus; de draf van voorbijgangers die Jaren op dat late uur hadden geslopen. Men trok de verduisteringsgordijnen omhoog en zag licht op straat: mensen met fakkels en ze hadden vlaggen bij zich van echt roodwitblauw en wimpels van oranje. Uit een dagboek: Niemand denikt er meer aan dat we om negen uur binnen moeten zijn. Het gejoel en gejuich vanuit de stad waait naar onze straten over en ik besluit een kijkje in de stad te gaan nemen. Het is al donker, maar voor vele ramen zijn lampen neergezet. Hóewei voorbarig: wappert hier en daar al het roodwitblauw. Hoe meer ik het centrum nader, hoe drukker het wordt. Op de H buurt kom ik eti- spontaan gevormde optocht tegen van enkele honderden mensen. Ze scharen zich achter een trommel. Et komen meer van die optochten, voorafgegaan door een hoorn of harmonica. Naast het Oranje Boven en de Zilvervloot, brult men weer het zouteloze Van je hela, hola en daarmee verbonden het lied van de Toffe Jongens. Op de markt staat Hugo de Groot. Hij heeft een fakkel in de hand en er voor worden de uit het kringhuis der NSB geroofde portretten van Mussert en Hitier verbrand. Een oorverdovend gejoel stijgt op als de vlammen van alle kanten hoog oplaaien. Thuis zitten buren te wachten. We openen van een paar flessen wijn, morgenavond vieren we het feest van de bevrijding. Er heerst nu al een uitbundige stemming. Al spoedig gaan we uiteen. We willen morgen vroeg op zijn, om acht uur klaar om het feest waarop we vijf lange jaren hebben gewacht mee te vieren. Er was een groep vaderlanders, die ln de avond van de 4e mei de straat niet op ging. Niet op mocht gaan. Dat waren de mannen van de Binnenlandse Strijdkrachten, kort weg BS genaamd. De Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten waren op 5 septem ber 1944 (Dolle Dinsdag) opgericht. Het besluit ertoe was door de Nederlandse regering in Londen genomen. Tot bevelhebber werd Prins Bernhard benoemd. In het bezette Nederland recruteer- de men de troepen vam de BS uit leden van de verzetsorganisaties, waarvan de KP (knokploegen), OD (Ordedienst) en de Raad van Verzet de grootste waren. "Zoveel illegale werkers meldden zich voor de strijdmacht aan, dat door een tekort aan wapens de BS moest worden gesplitst in een Strijdend Gedeelte (SG) en een Niet Strijdend Gedeelte (NSG) In Zuid- Nederland verrichtte de BS bewa kingsdiensten en assisteerde bij arrestaties. Men kende da mannen aan hun blauwe overals, legerhel- men en een band om de linkerarm. In het bezette Nederland waren de BS-mamnen uiteraard nog streng ondergronds. Wel hadden ze zich in de laatste dagen van april in lokaliteiten verzameld. Meer dan andere Nederlanders popelden die groepen om bij het bericht van de bevrijding de straat op tè gaan, eindelijk uit de anonimiteit van het ondergrondse weak in het licht te treden en - als dat nodig mocht zyn - die stengun te gebruiken, waarmee men al die maanden „droog" had moeten oefenen. Ook op die verzamelplaatsen van de BS hoorde men 4 mei 's avonds dat bericht van de capitulatie. Maar tegelijk kwam net consigne: binnen blijven tot nader order De geallieerde bevelhebbers hadden dat zo bepaald. Ze waren door ervaringen in België en Italië bevreesd dat het toestaan dat burgers - want zo zag men de strijdkrachten - met wapens de straat op gingen ook in Nederland tot een bloedige bijltjesdag zou leiden. T eieurgesteld En daar zaten we dan, beduusd, diep teleurgesteld en verbeten, vertelde ons dertig jaar nadien „Arnold" (zijn verzetsnaam in die dagen). Ik was lid van de Haagse Stoottroepen I, we zaten met 57 man op het Lange Voorhout 11. We hadden allemaal een stengun, verder twee bazooka's, twee brens en een enorme stoot handgranaten. We zaten sinds 3 mei op het Lange Voorhout, daar was het hoofdkwar tier van gewest 13 van ae BS, recht tegenover het bureau van de Ortskommandant van Den Haag. We waren een van de laatste dagen bij elkaar gekomen in een garage in de Sinaasappelstraat, daar hadden we drie dagen gewacht. We wilden knokken! We wilden ohs als vent laten zien aan de mensen. We zagen er blozend uit; in de hongerwinter hadden wij steeds extra rantsoenen gekregen, want we moesten straks als de strijd begon, sterk zijn. Als de mof op straat vat meer op gezonde smoelen had gelet, had hij makkelijk de BS kunnen oprollen, die laatste maanden. Drie keer per week hadden we wapentraining; ik had mijn sten weil duizend keer in en uit elkaar gehaald, maar geschoten natuurlijk nooit. En dan zou het er toen van gaan komen: de moffen hadden gecapituleerd. Ons was verteld dat daarna de opdracht zou zijn om de staf van de SD in de Javastraat te arresteren. We mochten ze niet doden, want ze wisten te veel. En verdomd: de capitulatie toomt en we krijgen opdracht: binnen blij ven! Jullie worden achter de hand gehouden voor een „bijzondere opdracht". Zo stonden we dan al die dagen: achter de ramen van Lange Voorhout 11. We zagen de mensen op straat dansen, we zagen de vlaggen - we zagen nota bene dat die zogenaamde BS-ertjes - die van het niet strijdend gedeelte - wel op straat waren en met Duitse arrestanten liepen! Wij maar wachten op de „bijzonde re opdracht". Een paar keer per dag liet onze commandant „Zwitserse Ka/reltje" ons aantreden en dan dachten we: nu! Maar dan werden we gemonsterd en dan zei Kareltje: afleggen! En dan ging Stoottroepen I weer voor de ramen staan om naar de bevrijding te kijken. We voelden ons belazerd, Ja. Maar toch bleef de stemming onder elkaar wonderlijk goed; dat kwam omdat we ook onszelf belazerden door te zeggen dat wij uitverkoren waren - die „bijzondere opdracht" kwam er dimmers aan? Nou, hij is nooit gekomen... Wel zag ik op 8 med de Prinses Irene Brigade voorbij komen. En om de hals van een van die stoere knapen hing mijn bloedeigen verloofde! Nou ja, ze wist natuurlijk al dagen niet waar ik uithing. Ze dasr.t misschien dat ik ergens aan 't knokken was Toen we eindelijk naar buiten mochten, was het om mee te lopen in de grote Haagse bevrijdingspara de. We kregen oranje halsdoeken om. Eerst hebben we nog twee uur lopen oefenen in het marcheren, dat beheersten we niet, want Je kon in de bezettingstijd moeililk met 57 man op straat in de pas gaan lopen. Toen we dan meeliepen ln die stoet met die oranje doek omJa, toen was ik toch erg ontroerd. En ook wel een beetje getroost. Maar het is mijn enige optreden als stoottroeper geweest... Acht doden Niet dat de BS overal in het land binnengehouden werd: In Utrecht vielen bij een vuurgevecht tussen een BS-eenheid en Duitse soldaten acht doden. Bij Veenendaal, Ame- rongen en Maars bergen gingen BB-ers de strijd aan met een eenheid van de Nederlandse SS; vijf BS-ers sneuvelden. In Berkel en Rodenrijs kwam het op mei tot een treffen met Duitsers, waarbij drie leden van de BS bet leven lieten. In Rotterdam waren er in de avond van de 6e mei ongeregeldheden. Maar ook in de havenstad zat het merendeel vam de BS-troepen zich achter de ramen te verbijten. We moohitem kijken naar het feest Omdat ik waarnemend bataljons commandant was mocht ik in die dagen af en toe wel eens naar buiten, maar onze eenheid als geheel heeft tot 13 mei binnen moeten zitten. In Amsterdam was het met de ontgoocheling bij de BS al niet anders. Sommigen waren helemaal niet opgeroepen om zich te melden. Een enkeling ging zijn beklag doen. Zo verging het de Binnenlandse Strijdkrachten. De mensen op straat hadden van hun bitterheid geen weet. Ze dromden door de straten, juichend. Soms waren ze op weg naar een volksgericht. Het gebeurde op die 5e mei hier en daar al terstond. Maar in de week, die volgde kon men het in straten en op pleinen steeds vaker zien: het kaalknippen van de „moffenmeiden". Hoog op een bakfiets stomden ze, moeder en dochter X. uit de straat hierachter... Ik had ze hier naar het plein zien sleuren, vertelt de ooggetuige dertig jaar later. Ze hadden touwen om hun polsen, ze huilden, Je zag doodsangst by ze. Toen ze op die bakfiets die stoel zagen, begonnen ze te gillan. Het leek een schavot en de beul, die naast die stoel stond, was de bloemenman, een vent met rood haar, die ik sowieso als een rotzak kende. In iedere hand had hij een schaar. De dochter werd eerst naar boven getild. We stonden er zeker met honderd man omheen, de meesten juichten en klapten in hun handen. Maar d'r waren er toch ook een stel, die net als ik stonden te kijken met een gezicht alsof ze moesten kotsen. Er klom nog een jonge vent naar boven en samen met die bloemen man drukte hij dat meisje op de stoel en toeo begonnen ze te knippen. Grote plukken haar vlogen rond, ze deden het heel ruw en knipten soms ook rustig een stukje huid mee. Dat meisje gaf geen kik meer, ze huilde alleen maar. Haar moeder hadden ze op d'r knieen gedrukt en ze trokken haar hoofd aan d'r haar omhoog om haar goed te laten kijken naar dat moffenhoe renkind van d'r. Toen het kind haast kaal was, pakte die bloemen- koopman een potje met teer en met een kwast tekende hij een hakenkruis op haar hoofd en daar plakte hij weer plukken haar op. En zo'n beurt kreeg die moeder even later ook. Het duurde bij elkaar een half uur en toen stonden ze daar met de ruggen tegen mekaar. Die moeder had toen ook al geen tranen meer. Die rooie vent riep toen: „En zo blijven deze hoeren de hele dag staan!" Toen heb ik me omgedraaid en ben weggelopen. Wat ze eigenlijk gedaan hadden? We hadden ze in de buurt steeds met matrozen van de Kriegsmarine zien lopen, gearmd. Terwijl de man van dat mens als dwangarbeider in Duitsland was. Nee, dat was niet netjes. En we hadden ze ook nooit honger zien lijden, die hele laatste winter. Maar toch... Fouten En er werden fouten gemaakt bij de volksgerichten. Een Amsterdamse krant schreef halverwege de eerste bevrijdings- week: „Naar ons van de zijde der binnenlandsche strijdkrachten wordt meegedeeld zou mej. Marlet je Meyer, Orteliusstraat 166 III ten onrechte door een volksmenigte in de Willem Schoutenstraat zijn kaalgeknipt en ontzet door de binnenlandsche strijdkrachten. Mej. Meyer heeft zich - aldus de N.B.S. - niet met Duitschers misdragen." De zuivering was begonnen; met een schaar en een pot teer volgde de berechting. Toen de BS dan eindelijk de straat op mocht - in sommige steden op 7 mei, in andere pas op 13 mei was het met die onsmakelijike straattaferelen snel gedaan. De mannen in him blauwe overals hadden als een van hun taken toe te zien dat het „kaalknipverbod" werd nageleefd. De echte zuivering was ook gaande. Terwijl de Duitse troepen op verschillende plaatsen in het land werden geconcentreerd en ontwa pend - om later in kolonnes over de Afsluitdijk naar Duitsland te worden gevoerd - werd door de Canadezen Seys Inquart gevangen genomen en werd de SS-generaal Rauter, chef van de politietroepen in Nederland, in de Scheveningse gevangenis opgesloten om zich te voegen bij andere „politieke" Duitsers en officieren van SS en SD. De Binnenlandse Strijdkrachten maakte ondertussen hun ronde bij de NSB-ers. Er zouden in totaal 96.044 foute Nederlanders achter prikkel draad geraken. Op 7 mei werd Mussert opgepakt, vier dagen voor de 51ste verjaardag van de Leider, die in december 1931 de oprichter van de Nationaal-So- cialistische Beweging was. De kleine man werd gevonden op een onderduikadres in Den Haag. Vier mannen van de B.S. en een redacteur van het Haagse Parool, die bij hem in de kamer binnenkwamen, troffen hem aan een tafel, waarop Mussert, een metho disch man, reeds de stukken had opgestapeld diie hij later bfj zijn berechting zou nodig hebben. Voor het overige was hij bezig met het eten van een grote schaal aardbeien. „Ik sta tot uw beschik king", zei hij tussen twee happen door tegen het arrestatiecommando. Men liet hem uiteten. Daarna leidde men hem weg, naar een cel in de Scheveningse gevangenis, het „Oranjehotel". Van daar zou hij precies een jaar later worden gebracht naar de Waalsdorpervlakte en er voor het vuurpeloton sterven. Het is natuurlijk een heerlijk gezicht, schreef het ex-illegale blad Trouw op 9 mei, als je de Duitschers en de NSB-ers voor onze ogen zien verdwijnen. Het is ook waarlijk niet erg als we lachten wanneer Mussert met de handen omhoog staat of als een schreeuwe rige landverrader nu op zijin benen staat te bibberen. De landverraders moeten uit onze samenleving. Dat is een deel van onze nationale zuivering. Deze zuivering moet goed, maar tevens waardig geschieden. Alle onwaardige zuiveringsgedoe be smeurt ons volk. Dan Lrengen we nieuwe vlekken aan, terwijl we de oude verwijderen. Dat is het geval wanneer men, gelijk hier en daar geschied is, de sletten, die zich met de Duitschers afgaven, het hoofd «aal knipt. Bedenkt heel goed: Het zijn Duitsche methoden om zoo te straffen dat de menscneiilke waar digheid vertrapt, dat het beeld Gods ir den mensch verguisd wi rdt. Het zijn Duitsche straf methoden, die niet alleen de bestrafte krenken, maar ook den bestraffer moreel naar beneden halen. Alweer een moraliserend opgeheven vinger. Het was terecht; het vrije volk moest uit zijn roes ontwaken. Na het Juichen en hossen zou de kater komen. Toen men weer het juiste zicht kreeg op dat verwoeste land. dat vrij was. En toen de cijfers kwamen, overgenomen van de lijsten in de vernietigingskampen in Oost-Europa. Een advertentie: een geheele kolom zou het in beslag nemen om van de 43 familieleden, die ons allen even lief waren, de namen te vermelden en van wie wij nu zekerheid hebben, dat ze nooit meer in ons midden zullen terugkeeren, doodgemarteld door onze aartsvijanden. Dat rij allen in vrede rusten. Namens de familie: Adolf de Vries Marie de Vries-Stern Vrijheid? Die 5e mej 1945. Vrijheid In het Noord-Hollandse plaatsje Venhuizen kwamen die dag twee joodse meisjes uit Rijswijk aarzelend d*s staat op. Ze waren 13 en 9 jaar oud. Vrijheid? Ze wisten er geen raad mee en vluchtten weer naar bin nen. Waar het donker was, en veilig. Vanaf eind 1942 hadden ze de duisternis als veiligheid leren kennen, op onderduikadressen in Voorburg, Schipluiden, Hoorn m tenslotte in Venhuizen. Wat de bezetting betekende als je joods was, hadden de kinderen voor het eerst ondervonden, toen op een avond hun moeder een gele ster op hun jasje naaide. Dat moest van de Duitsers, legde ze uit. Iedereen kon zien dat zij joods waren. Daarna kwam er na een dag een briefje van het hoofd van hun lagere school in Rijswijk, dat ze niet meer mochten komen. Ze moesten voortaan naar een school in de Bezemstraat in Den Haag. Dat was een heel eind lopen, want ze mochten ook niet meer in de tram stappen. In de Bezemstraat kwamen ze in een klas met allemaal kinderen met zo'n gele ster op hun kleren. Ik geloofde niet dat er een eind aan zou komen Ik voelde me uitschot, vertelt de oudste, dertig jaar na de bevrijding. Andere kinderen scholden me ook uit: vuile jood! Maar ik had vriendjes, alleen whs het moeilijk om met ze te spelen. Bij voorbeeld als we verstoppertje deden dan kroop een kind weg in het park, bij ons in de buurt. Die kon ik dan nooit vinden, want ik mocht dat park niet in. Op een dag begonnen de deportatie- bevelen te komen. Iedere morgen waren er minder kinderen in de klas. Toen zijn we gevlucht uit huis, de eerste avond hebben we in Voorburg geslanen, bij andere mensen. De volgende dag gingen we naar de pastorie van Schipluiden. Daarna naar Hoorn, daar zaten we met zeven mensen in een klein kamertje met twee bedden, een half jaar lang. We mochten er alleen uit om even naar de w.c. te gaan. Vlak voor dat adres in Hoorn verraden werd, zijn we naar Venhuizen gegaan. Mijn zusje en ik werden toen van onze ouders gescheiden, dat was veiliger. We gingen wonen bij een smid en zijn vrouw, oom en tante noemden we ze. We hadden een klein kamertle, maar we mochten overdag wel beneden zijn. Alleen waren altijd de gordijnen dicht. Als Ar gevaar was moesten we in een ruimte kruipen boven een kast daar zaten we dan uren in het domker. Ik heb toen vaak gedacht: werd ik maar gepakt, dan was het voorbij. Ook al wist ik, hoe jong ik ook was, dat het boze daarbuiten iets met de dood te maken had. Ik geloofde niet dat er ooit een eind aan zou komen. Maar ti.en werd het 5 mei, ik was in de drvivenkas van de buren, toen tante kwam. Ze zei: 't is voorbij, ga maar naar buiten, je oent vrij. We durfden het niet. De volgende dag. zei tante weer: ga maar, buiten lopen Je ouders. Toen zijn we de straat opgerend, naar papa en mama, die in e°n ander huis in Venhuizen ondergedoken waren geweest. Naar buiten, heel Wamt heit was op straat zo licht, ik vond het verschrikkelijk. We zijn weer snel naar binnen gegaan, met mijn ouders. Er werd buiten feest gevierd, maar ik durfde er niet naar te kijken. Pas na een paar darron durfden mijn zusje er ik af en toe de straat op te gaan. Zonder die gele ster, dat was ook zo'n vreemd gevoel. Dertig jaar na de nevrijding zect de vrouw, weer terug in Rijswijk: .Ik ben ook nu iedere keer weer blij als ik van buiten naar biinnem ga, miin woning in". 5 mei 1945: er zat vijf Jaar de mot in, maar nu komt er schot in. Voor sommigen niet. Het spel is uit. Voor Anton Mussert. dieleider van de NSB, die (foto linksgevan kelijk wordt weggevoerd. Hem wachtte uiteindelijk, de kogel. Ook voor die Duitse spoor wegman (foto rechts) is de zaak hekeken. Hij wilde in Utrecht bepakt en bezakt de laatste trein naar de 'Heimat? halenmaar kwam niet verder dan de bushalte van lijn 1, waar hij mooi de handjes omhoog mocht steken. De bus reed trouwens ook niet. Voor de Canadese bevrijders waren de tijden aanzienlijk beter. Aan vrouwelijke passagiers geen gebrek. In de jeep op de Haagse Kneuterdijk zit een Canadees, maar het is wel even zoeken ZATERDAG 3 MEI 1975

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1975 | | pagina 14