Theo
Huizenaar:
de oude meester vertelt
Kung Fu:
handelsmerk
en middel
tot bedrog
'Ik zei:
Bep geef
hem een
knal
ZATERDAG 22 MAART 1975
PAGINA 17
door
Daan Overhoff
Ene Kwai Chang Caine wandelt in
de serie Kung Fu als een sobere
snuiter door het beeld om hogere
levensfilosofieën te prediken. Hij
gaat pas met handen en voeten in
de weer als zelfs zijn gestaalde geest
hem voor zijn zelfverdediging in de
steek laat. Toch lijkt deze stüle
zwerver niet op iedereen een even
heilzame invloed te hebben.
Zo kwam een man onlangs op het
Utrechtse Vreeburg na lang
mediteren niet verder dan akelige
kreten en enge bewegingen naar
onthutste voorbijgangers. Toen hij
een late wandelaar zelfs een mes op
de keel zette, werd deze Kung
Fu-gestoorde door de politie toch
maar even opgesloten.
Hetzelfde weekeinde eiste de Kung
Fu-vechttechniek zelfs haar eerste
slachtoffer. De snelle handelingen,
waarmee een jongen uit Hoogvliet
bij wijze van grap zijn Ierse vriend
een pistool afhandig wilde maken,
leidden slechts tot een fataal schot
van de Ier. Een dodelijk stoeipartij
tje, dat niet bepaald de idealen van
een Chinese wijsbegeerte uitdroeg.
Kung Fu lijkt de wereld vooralsnog
meer kwaad dan goed te doen. Als
men het begrip van zijn religieuze
achtergronden ontdoet - en hoe-
velen wensen zich werkelijk vast te
grijpen aan de leidraad, die een
Chinese filosoof heeft uitgelegd? -,
blijft er niet veel meer over dan een
vechtsport, die nauwelijks verschilt
van verdedigingstechnieken als ka
rate, kempo en taek-won-do.
Spectaculair vertoon, dat wel, en dat
heeft de commercie maar al te goed
begrepen. De filmindustrie bijvoor
beeld. Drie jaar geleden al werden
in het Midden-Oosten grote zaken
gedaan met de Chinese vechtfilm,
die april 1973 in Nederland
debuteerde. „De ijzeren vuist" heette
het werkje, dat uitblonk in
wreedheid.
Dat is handel, dachten tientallen
Chinezen, die het filmfestival in
Cannes met trommels vol huivering
wekkend hakwerk overspoelden. De
films gingen, gedachtig aan een
nieuwe rage, grif van de hand en
men kocht er meteen zoveel tegelijk,
dat men nu nog een voorraad voor
jaren heeft.
Dat is handel, dachten handige
Amerikaanse zakenlieden, die met
veel dollars afreisden naar Hong
kong, waar de ene brute klap na de
andere op het celluloid werd
vastgelegd. Amerikaanse krachtpat
sers als wijlen Bruce Lee hebben er
hun roem, anderen hun rijkdom aan
te danken.
Dat' is handel, dachten weer andere
slimmerds in Hongkong, die sportin-
structeurs over de hele wereld warm
trachtten te maken voor een
zogenaamde nieuwe vechtsport. „Een
schriftelijke cursus Kung Fu",
herinneren sportschoolhouders zich,
„als je dan betaald had, kreeg je
een paar stenciltjes met wat
greepjes en slagen. Een lachertje,
gewoon de mensen belazeren, maar
het heeft die knapen wel miljoenen
opgeleverd".
Argeloze Engelsen lieten zich ook al
foppen door morsige heren, die
zichzelf razendsnel tot Kung Fu-in-
structeurs promoveerden. Hun kwa
liteit school uitsluitend in het innen
van forse contributies voor de in het
vooruitzicht gestelde lessen. Toen de
cursisten de sportzaal binnenstap
ten, waren de bedriegers en
duizenden ponden gevlogen.
Kung Fu is een handelsmerk.
Boekwinkels liggen vol met wijze
verhalen over de Chinese beheersing
van de geest. „Everybody is Kung
Fu fighting", zingt Carl Douglas ten
overvloede en met dat krijgslied is
hij er ook niet armer op geworden.
En dan is er voornoemde Caine,
hoofdpersoon op een avondje AVRO.
„Gemiddeld kijken er zo'n vijf
miljoen mensen naar", zeggen ze in
Hilversum, „de waardering is 77.
Dat betekent, dat de serie het zeer
goed doet.
Kung Fu benadert zelfs het
algemeen gemiddelde van Peyton
Place. We krijgen ook heel veel
brieven en telefoontjes van mensen,
die Kung Fu willen leren. We
verwijzen ze naar de Budo-bond".
„Maar het is echt niet zo dat we er
opeen twintigduizend leden bij
krijgen", zegt men op het bondsbu-
reau, „ons ledental groeit, omdat nu
eenmaal steeds meer mensen zich in
deze tijd willen bekwamen in
zelfverdediging".
De mensen moeten echter goed
begrijpen, dat er helemaal geen
Kung-Fuclubs bestaan. Je hebt
natuurlijk altijd wel fietsenmakers,
die er geld uit willen slaan, maar
wij kunnen geïnteresseerden alleen
naar erkende sportscholen verwijzen.
En daar gaat de franje er wel af.
Denk maar niet dat Je er leert hoe
je tussen giftige slangen door kunt
lopen zonder dat ze je bijten".
Het sprookje van de AVRO kan
men wel vergeten. Of zoals John
Bluming al heeft gezegd: „Ik moet
de eerste echte Kung-Fu-instruc-
teur nog tegenkomen. Als hij kan
aantonen, dat hij een bepaalde
graad heeft, wed ik om 250.000
gulden met hem, dat hij een
geweldig pak slaag van mij krijgt'
„Dat uitdagen is niet onze
denksfeer", zeggen andere vechtspor
tinstructeurs, „maar het is een feit,
dat men niet weet waarover men
praat. Kung Fu is niets meer dan
een andere benaming voor allang
bekende technieken, zoals die bij
karate, kempo of taekwon-do
worden gebruikt.
Het enige, dat ons in die
televisieserie aanspreekt, is dat het
niet alleen om brute sport gaat. Er
spreekt een vorm van beschaving
uit, een goeie geestelijke instelling.
In die sfeer geven wij ook les. Fen
zware training, concentratie en
volharding. Ruziezoekers vallen dan
snel door de mand. Zij hebben daar
geen geduld voor".
Kung Fu is dus eigenlijk niets
bijzonders. Lucratief voor slimme
zakenlui, gevaarlijk voor fantasie
volle dromers en middel tot bedrog.
Hoewel het de in 1897 van zijn vergane Noorse bark naar de
pieren van IJmuiden zwemmende Fransman Placke is geweest,
die dit land rond de eeuwwisseling in kennis bracht met bok
sen, wordt Theo Huizenaar algemeen gezien als de vader van
de Nederlandse pugilistiek. Acht Olympische Spelen maakte
Huizenaar mee, er werden door hem Europese titelgevechten
georganiseerd en over de hele wereld bekende lieden als Bep
van Klaveren, Luc van Dam, Jan de Bruin en Arie van Vliet
werden door Huizenaar groot gebracht. Dit had een interview
willen zijn met de vorige week 75 jaar geworden grijze eminen
tie. Maar omdat Huizenaar niet meer te stoppen valt wanneer
hij aan het woord is, gaat het hierna volgende in het kader van:
de oude meester vertelt.
Theo Huizenaar aan het
werk. Op de voorgrond Aad
Jansen.
Door
Ger Stolk
Met zijn 75 Jaar is Huizenaar geen
stokoude geboren verteller, die in
het verleden leeft. De toekomst
heeft nog altijd zijn aandacht. Nu
de beroeps-pugilistiek in dit land als
jgevolg van een meer commercieel
dan sportieve aanpak zo goed als ter
ziele is, is de aanwezigheid van
Huizenaar noodzakelijker dan ooit.
Want de bokssport kan Huizenaar
nog niet missen. Geen dag.
"Als Bep zyn verstand had gebruikt
was hij wereldkampioen geworden
jen nu schatrijk geweest. Jan had de
beste techniek, Luc was de slimste
maar Bep was zijn gewicht in de
ring in goud waard. Bep was
Olympisch kampioen en we konden
boksen waar we wilden. Met Lou
Meyers maakten we een contract
voor Amerika. Ik zeg best, maar ik
wil wel eerst de retourbiljetten in
mijn binnenzak voelen. Theo heeft
een grote bek, zeggen ze. Dat zal
ook wel, maar de eerste die Theo
belazert moet nog geboren worden.
In New York bleek Meyers de helft
van zijn contract te hebben
verkocht aan een zekere Patsy Zuli.
Zuli was een tot Amerikaan
genaturaliseerde Italiaan, die in de
dranksmokkel zat. Goed, ze stoppen
ons op de vijftiende etage van een
hotel, waar je kleurenblind werd
van de luxe. Bep maar kankeren.
Want die liep het liefst in zijn
onderbroek rond. Ik versier iets in
Hoboken. Maar we wilden ook wel
eens gaan boksen, want daarvoor
waren we gekomen. Het trainingslo
kaal was op Broadway. Dat was van
Bill Duffy, op Al Capone na, in die
tijd de grootste gangster van
Amerika. Toen kwam het hoge
woord er uit. Het bleek dat Meyers
en Zuli het niet helemaal vertrouw
den met Bep.
Goed, 's zondagsmorgens vroeg
konden we, zo dat niemand er iets
van zag, stiekum in een achteraf-
zaaltje trainen. Bep was een beste
jongen. Hij was vegetarier. Hij kon
luisteren naar je. Als ik zei, ga op
je hoofd staan, deed-ie het.
Ze hadden een stel sparringpartners
opgescharreld, die er uit zagen om
van te gaan grienen. Die mensen
werden per ronde betaald, kregen
een, twee of vijf dollar. Daarvoor
werden ze geslagen, niet te geloven.
Bep begon gelijk te huilen, toen hij
ze zag. Baas, zegt-ie, ik kan die
arme drommels toch niet nog meer
toetakelen. Ze hadden ook een
kampioen van New York geschar-
terd.
Ik zeg, Bep, luister. Je slaat die
goser links op de lever en geeft hem
rechts een knal op zijn kaak. Als
een blok ging die vent neer. Meyer
en Zuli in de zevende hemel.
Een dag later sparden we op
Broadway. De mensen moesten een
quarter betalen om Bep te zien. Ze
hadden een neger, die helemaal in
elkaar zat. Platgeslagen neus, zijn
lippen hingen over zijn mond en hij
had bloemkooloren. Bep slaat hem
in drie tellen knock-out en even
later nog een. De mensen waren
gek. "That's my boy', riep Zuli. Toen
wilden ze een derde halen, maar ik
zei, het is genoeg voor vandaag."
Een dag later kwamen ze met een
hele mooie jongen aan. Die jongen
kon boksen, dat zag je zo. Hij had
een uitgetekende linkse directe
Zegt zijn manager tegen me:
Wanneer Jouw bokser de mijne wat
doet, 'worden Jullie allebei doodge
schoten. Ik naar Bep. Ik zeg luister,
Bep. Ik zeg, nou wordt het link. Ik
zeg, Jij mag zogenaamd niks doen,
maar als hij Jou neertimmert is zijn
kostje gekocht. Bep grijnsde alleen
maar. Even later ligt die goser plat.
Komt zijn manager woedend naar
me toe. Maar ik had Zuli al
ingeseind. Die liet die vent er gelijk
uitsmijten.
Al met al hadden we nog geen
wedstrijd gebokst. Bep zegt, wat heb
ik aan die poppekast, ik wil
eindelijk wel eens aan de slag.
Goed. Bep wordt in een vreselijk
duur pak gehesen. Een strohoed op
en hup daar gingen we naar het
basketbal-stadion waar gebokst
werd. Er stonden drie kampioenen
op het programma en Bep mocht
zijn tegenstander uitkiezen.'
Een van die drie was Benny
Leonard. Die Jongen had vreselijk
veel geld verdiend, was al gestopt,
maar raakte alles kwijt bij een
bank-crack. Benny stond tegen een
Italiaan, die ik al had gezien. Ik
zeg, die partij is gemaakt. Die
Italiaan kon wel wat, maar tegen
Leonard deed-ie niets. Hoe kom je
er bij, riepen ze. Die partij is zo
eerlijk als goud.
Een dag later komt Frank van der
Mee, een Hollandse penosejongen
met een krant aanzetten. Op de
voorpagina een artikel in een
rouwkader. Het was een schandaal
schreef een zekere Dan Parker.
Laten we Leonard allemaal honderd
dollar geven, schreef die man. Maar
laten we stoppen om de bokssport
met gemaakte partijen kapot te
maken. Toen had ik het gedaan.
Want ik had Bep geadviseerd om
die Leonard als tegenstander te
vragen. Daarbij lieten we merken
dat we geen rottigheid wilden. Die
van der Mee had zelf ook een
bokser. Op een dag stelde hij die
aan me voor. Ik vraag nog: is dat
een bokser? Ik zeg, wees wijs, breng
die man naar een ziekenhuis. Het
interesseert me geen moer, zegt die
Hollander. Voor mijn part beuken ze
hem in elkaar, als ik mijn poen
maar krijg.
Bep was vegetarier. Dat gaf
moeilijkheden. Ik stond erop dat hij
biefstuk at. Maar al etend, werkte
hij dat vlees de grond op. Daar
zaten drie katten, die er nog nooit
zo goed hadden uitgezien. Met Bep
was geen land meer te bezeilen. Hij
huilde iedere dag dat ie naar huis
wilde, 's Nachts kon hij niet slapen.
Ik versier een andere kamer, waar
hij de verkeersherrie niet kon horen.
Op een nacht klopt hij bij me aan.
Hij zegt, baas, ik kan niet slapen,
mag ik bij je liggen? Bep wilde met
alle geweld terug naar Holland.
Baas, huilde hij, kijk eens wat een
gezichten. Wat een neuzen en wat
een oren hier. Op zijn knieen lag
hij soms voor me. Hij zoende mijn
handen. Toen vroegen ze of ik mee
wilde gaan naar Canada om daar
iets te regelen voor Bep. Bep moest
in New York blijven. Dat wilde hij
niet.
Toen hebben we bij de HAL geboekt
voor de terugreis. We moesten nog
een maand wachten en hebben in
die tijd alles bekeken wat we maar
konden zien. Op een keer schopt
Bep 's nachts tegen een krant. Lag
er een lijk onder.
Ik zag Bep in Rotterdam op het
Beursplein. Hallo, kromme, zegt-ie
tegen me. Hij was zelf zo krom als
de pest. Bep zegt, baas, ik ga terug.
Ik dacht aan een geintje, want Bep
stond bij mij onder contract. Ik zeg,
doe ze de groeten van me. Een paar
dagen later kreeg ik een brief van
de boksbond. Bep wilde zijn
contract opzeggen. Ik naar zijn huis.
Zijn tweede vader zei, dat-ie van
niets wist. Maar op de schoorsteen
zie ik de pijp liggen van die Van
der Mee. Die kwam Bep halen. Bep
naar Amerika. Daar is een hoop
herrie van gekomen.
Bep heeft tegen de grootste
kampioenen gebokst. Hij heeft de
wereldtitel op een haar na gemist.
Hij heeft er als een zwijn geleefd en
is er in de onderwereld terecht
gekomen. Op een uag komt zijn oom
naar me toe. Huizenaar zegt-ie Bep
wil bij Je terugkomen. Ik zeg, ik wil
hem niet meer zien.
Bep was lichamelijk en geestelijk
kapot toen ik hem voor 't eerst zag.
Huilend viel hij me om de nek. We
zijn weer goede vrienden geworden.
Ik heb Bep in de watten gelegd.
Bep bokste in het Feyenoordstadion
voor 23000 mensen om de Europese
titel tegen Tenet. Bep had een
pracht karakter. Die Europese titel
moest hij verdedigen.
Ik zeg tegen Bep, geef die titel
vakant, ik heb geen accommodatie
voor zo'n groot gevecht, want het is
winter. Laat Christoforides je titel
overnemen, dan nemen we hem van
de zomer in het Feyenoordstadion
mooi te grazen. Maar Bep wilde
niet. Dat gevech in de Doelen heeft
me enorm veel geld gekost. En Bep
zijn titel. Twee gaten had-ie in zijn
kop.
Ik ben nog voetbaltrainer geweest.
Bij De Musschen, bij Neptunüs
maar ook bij Feyenoord. Feyenoord
vroeg me in de oorlog, ik zeg
akkoord, voor een jaar. We werden
kampioen. Toen ik een keer
vakantie had in Rockanje liep ik
een neef van prins Bernard tegen
het lijf. U bent Huizenaar, zegt die
man, mag ik eens wat vragen? Die
man bleek zich gespecialiseerd te
hebben in liet zogenaamdebio-rit-
me, een natuurwetenschap. Beslist
geen kijken in het koffiedik dus,
maar wel degelijk wetenschappelijk.
Die man vroeg of we niet iets met
dat bio-ritme konden gaan doen. Ik
ben me daarvoor gaan interesseren
en kon op een gegeven moment
precies uitrekenen wanneer iemand
in zijn plusdagen zat of in de
mindagen.
Misschien heb je je zelf ook wel
eens afgevraagd, hoe het komt dat
je soms opstaat met het gevoel van
ik kan vandaag beter in bed blijven.
Maar goed, Manus Vrauwdeunt is
geblesseerd. Ik zeg, geef die man
rust, maar daar wilden ze niet aan.
Een halve wedstrijd moest en zou
hij spelen. We hadden trree
invallers, ik zeg, je moet straks die
goeie niet nemen., maar die 'and're.
Dat vonden ze gek. Enfin in die tijd
had de trainer dat soort dingen n:et
voor het zeggen. Dus toch die goeie
speler in laten vallen, toen
Vrauwdeunt eruit ging.
Drie keer kwam hij voor de keep-r.
drie keer miste hij. Ik zeg, heb je
het nu gezien. Jen Vlietstra wa- de
keeper en ik zag dat-ie in zijn
mindagen zat. Ik zeg. jongens
ontlast die man. Speel niet op hem
terug, zorg dat-ie zo weinig mogelijk
werk krijgt te doen. Goed, die dag
verloren we met 5-0. Leen Vente
was iemand die altijd $oed naar me
luisterde. Op mijn 'aanwijzingen
speelde hij vreselijk goede wedstrij
den. We werden kampioen en ze
vroegen of ik nog een Jaar wilde
blijven. Ik zeg. ik heb Jullie
geholpen, ik moet nu weer aan mijn
eigen business denken.
ik was vijftien en mijn ouders
hadden op Zuid de feestzaal
Feyenoord. Met Freek en Coby ging
ik organiseren. Een zaaltje kostte
vijftig piek en de medailles had ie
voor een paar gulden. Eerst ging het
goed, maar daarna zaten we twee
keer in de min. Bij die eerste keer
haalde Coby zijn horloge terug bij
de lommerd en de rest verzopen ze.
Freek zegt, dan moet jij ons deel
maar voorschieten. Ik zeg, ik heb
het niet, we moeten lenen. De een
wist iemand die het voor tien
procent deed en de ander kende een
vent die acht procent rekende. Ik
zeg, ik weet iemand die het voor
vijf procent doet. Die iemand was
ikzelf. We sprongen er goed uit en
Freek en Coby wilden hun deel van
de winst. Ik zeg, iedereen blijft er
met zijn vingers af. We zorgen eerst
dat we 3000 gulden bij elkaar
krijgen. Je had in de Doelenzaal een
ring van touwen, die gespannen
werd door vier ijzeren palen.
Timmerman Van Zijl van de
Goudsingel had, toen ik vierhonderd
gulden had. al een veilige ring voor
me gemaakt. Die wilden ze toen van
me lenen. Ik z^g. je kan hem huren,
hoe vind Je dat.
Ik geef een persconferentie en laat
Bep wat boksen voor de verslagge
vers. Het ging rot, ik denk die zaak
zit fout. Midden in de tweede ronde,
laat ik stoppen. Ik zeg heren, kom
over acht dagen terug. Na acht
dagen zat Bep in zijn plusdagen.
Toen werd-ie Europees kampioen.