Auto-industrie lijkt grens te hebben bereikt Henry Ford li blijft optimistisch Het is niet alles goud, wat in de RAI glanst «wmmhs personen auto rai Niet zoveel nieuws Wachten op Geneve In diepe depressie Eeuwig optimisme Veel veiligheidsauto's WOENSDAG 12 FEBRUARI 1975 Bergenonverkochte auto's. Bij vrijwel alle auto- fabrieken. UTRECHT Ontslagen, werktijdverkortingen, overvolle opslagterrei nen waar honderdduizenden onverkochte auto's staan te wachten op een koper. Produktiebeperkingen en geld toe wanneer je bereid bent op vrijwil lige basis op te hoepelen. Dat is in het kort het beeld dat de auto-industrie begin 1975 vertoont. Een weinig opwekkend beeld. Er lijkt dan ook duide lijk iets mis met de auto en zijn fabrikanten. Immers, het uitstralingseffect van een auto-industrie op de nationale economie van land is erg groot. In West-Duitsland werkt een op de zeven werknemers op de of andere manier in de auto-industrie. Niet alleen in de autofabrieken, maar ook in We vele duizenden toeleveringsbedrijven, fa- Ibrieken voor accu's, lampen, autoradio's, Ibanden, veren of ruiten. Een bedrijf als Volkswagen maakt gebruik van produkten ivan z»'n 6000 toeleveringsbedrijven, zodat Ialleen ai via het keverimperium een miljoen (arbeiders een boterham verdienen. I En die situatie maakt de uitspraak van Duits bankier, vorig Jaar in Amsterdam begrijpelijk, toen hy zei: "Gelukkig is het land dat geen auto-industrie van betekenis heeft." Gaat het in de auto-industrie slecht, dan gaat het met het land slecht. Het is duidelijk, dat het slecht gaat met de auto industrie. Bovendien is er niets dat wijsfop herstel in de komende maanden. Er zal ware koopgolf nodig zijn om de hoog opgelopen voorraden weer op een acceptabel peil te brengen, en zelfs in dat geval zal het nog wel even duren voordat dat doorwerkt in de produktiemogelijkheden van de fabrie ken. De auto-industrie wijt de moeilijkheden voor&l aan de energiecrisis. Snelheidsbeper- kende maatregelen, sterk stijgende brand stofprijzen, het drukte zwaar op de verkoop cijfers. Het is echter zeer de vraag of de energiecrisis de reden is van de huidige malaise. Veeleer is het een laatste duw ge weest, die alle moeilijkheden tegelijk naar buiten bracht. Snel stijgende loonkosten, strenge veilig heids- en milieu-eisen, sterk duurder wor dende materialen, inflatie en het oneven redig fiscaal uitmelken van de automobiel door vrijwel alle overheden maken de aqto, en het rijden ermee steeds duurder. Daar- Iboven op kwam nog eens de verhoogde olie prijs die naast een hogere benzineprijs ook sterk doorwerkte in vrilwel alle andere eer der genoemde factoren, waarby niet verge ten mag worden dat de Nederlandse over heid nog steeds van iedere liter verkochte benzine rond zestig cent opstrijkt, wat voor vrijwel alle andere Europese landen net zo geldt. De fabrieken die hun produkten nog met winst slijten, zijn op de vingers van één hand te tellen. Steeds meer regeringen van Europese autoproduce- rende landen verlenen noodgedwongen op grote schaal financiële steun aan hun nationale auto-industrieën, om te voorkomen dat, zoals in Enge land British Leyland, een sleutelindustrie failliet zou gaan, met desastreuze gevolgen voor de toch al onder druk staande werkgelegenheid. Door de stijgende welvaart konden toch steeds meer mensen een auto kopen en er in blijven rijden. De auto werd van een luxe een gebruiksartikel, dat zijn bezitter de mogelijkheid bood te gaan waar en vooral wanneer hij wilde. Nu lykt de grens bereikt. Een groeiende categorie mensen heeft nog wel een auto, maar betalen kunnen ze hem nauwelijks meer. De grens waarop dat nog net kan en die in het verleden steeds lager kwam te liggen, en waarop de autobouwers een be langrijk deel van hun groeiprognoses baseer den, gaat snel omhoog. Steeds meer potentiële autokopers vallen af en zij die al wel een auto hebben, blijven er langer en zuiniger in rijden tot ook zij voor de beslissing staan, een nieuwe, of hele maal maar niet meer. En omdat de auto een steeds groter beelag op het gezinsbudget dreigt te leggen zullen er steeds meer tot het laatste besluiten. De gevolgen zijn nu, op de parkeerterreinen van de autofabrikan ten, zichtbaar. De auto is hard bezig van een gebruiksvoorwerp weer een luxe te worden, met alle sociale onrechtvaardigheden die daar bij horen. Begin 1973 onthulde het Engelse blad 'The Observer" de inhoud van een rapport dat in opdracht van de OESO, de 24 landen om vattende Organisatie voor Economische Sa menwerking en Ontwikkeling was opgesteld. In dat rapport werd aan de hand van cijfers geconcludeerd dat de dagen van de auto geteld waren. Dat was nog vóór de oliecrisis, die pas in oktober 1973 met het dichtdraaien van de kranen in het Midden-Oosten een feit werd. Alle prognoses over de groei van het auto verkeer tot het Jaar 2000 in de 24 bij de OESO aangesloten landen, en dat zijn alle rijke, hoog-geïndustrialiseerde Westerse landen, kwamen op losse schrieven te staan. De 170 miljoen rondrijdende Auto's in het Jaar 2000, tegen nu rond 80 miljoen, zouden nooit ge haald kunnen worden, omdat voor die tijd het OESO-rapport sprak over een termijn van vijf tot tien Jaar de voor het bouwen en laten rijden van de auto noodzakelijk grondstoffen uitgeput of onbetaalbaar zouden worden. Schaarste aan brandstof en vooral de be hoefte aan energie in andere maatschappe lijk belangrijke sectoren zouden tot zeer ern stige spanningen kunnen leiden, waarbij in grijpende verschuivingen optreden in ver voerssystemen, woonomstandigheden en pro- duktiestelsels. Het rapport is nooit officieel gepubliceerd. De OESO haastte zich volledig van het rap port te distantiëren, omdat zij vooral be vreesd was voor politieke en sociale onrust in die landen waar de auto-industrie een belangrijke rol speelt. Toch lijken de prognoses in het rapport sneller uit te komen dan de samenstellers verwachtten. De energiecrisis maakte 1974 tot een rampjaar. De helft van de Ameri kaanse autof abrieken ligt plat. Dat betekent dat ruim 400.000 arbeiders zonder werk zitten. Ruim 50.000 toeleveringsbedrijven, die staal, rubber en verf leveren, moeten inkrimpen of sluiten. Alleen die bedrijven zijn in de Ver enigde Staten al goed voor een produktie van 35 miljard gulden per Jaar. Voor ieder tien werkloze auto-arbeiders worden er 15 in de toeleveringsbedrijven op straat gezet. Door Dick Fijlstra In Duitsland is het al niet anders. Volks wagen heeft Juist zijn derde directeur in enkele Jaren tijd gekregen, die moet pro beren de scherven van het VW-imperium te lijmen. Toch wist Volkswagen dank zij een grote hoeveelheid nieuwe modellen, wat ove rigens miljoenen aan ontwikkelingskosten met zich meebracht, zijn verkoopcijfers ver geleken met de grote concurrenten nog op een redelijk peil te houden. De teruggang in de verkoop bij Ford, Opel en BMW schom melt tussen de 30 en 40 procent, bij Volks wagen ligt die "slechts" rond 15 procent. British Leyland, Engelands grootste auto mobielfabrikant. balanceert op de rand van de financiële afgrond. Veel en langdurige arbeidsonrust, afzetmoeilijkheden en daar bovenop de oliecrisis, slokten alle winst die het bedrijf Juist de laatste Jaren weer was gaan maken, op. Een financiële injectie van de overheid van 50 miljoen pond, volgens in gewijden meer dan de totale waarde van het bedrijf, moet Engelands auto-industrie op de been houden. In Italië kampt Fiat met grote moeilijk heden, in Frankrijk is de fusie tussen Peu geot en Citroën uitgesteld vanwege de gewel dige verliezen van Citroën. Onze eigen DAF- fabrieken draalen met verlies, zelfs de tot voor kort bloeiende vrachtwagensector heeft problemen. Volvo, die 60 miljoen gulden heeft moeten neertellen voor uitbreiding van het belang in DAF, heeft zelf bij het Zweedse staatspensioenfonds 70 miljoen gulden ge leend om verdere investeringen, vooral in de Verenigde Staten, te kunnen financieren. Al met ai een weinig opwekkende situatie. Toch geloven vrijwel alle autobazen unaniem dat de huidige malaise van tijdelijke aard is. Pierre Dreyfus, de hoogste baas bij Re nault, gelooft niet in een structurele auto- crisis, hoewel hij wel een moeilijk 1975 ver wacht. Hy verwacht echter een geweldige stimulans vanuit auto-arme gebieden, waar nog genoeg mogeiykheden liggen. Renault denkt daarby vooral aan de Sowjet-Unie, waar gesprekken mee worden gevoerd over de bouw van autofabrieken. Ook Fiat-baas Giovanni Agnelli gelooft in een tydeiyke crisis, die vooral is veroorzaakt door de vaak ongemotiveerde kritiek op de auto. Voor 1976 verwacht hy echter alweer een opleving. Lord Stokes van British Ley land is eveneens een optimist. Hy verwacht weliswaar twee moeiiyke Jaren, maar daarna weer groei. Opvallend is dat geen van de autobazen tot nu toe in het openbaar rekening houdt met een biyvende structurele verandering in de automarkt. Duidelyk is wel dat niet doorgegaan kan worden met het bouwen van auto's op basis van de nu geldende minimale marges. Loopt de afzet nog verder terug dan zullen de prijzen (nog) verder omhoog moe ten om op een financieel gezonde basis te kunnen biyven werken. Het zal echter ook betekenen dat produktiecapaciteit bUjvend moet worden afgestoten. En dat zal, met het oog op de werkgelegenheid een pijnlijk pro ces worden. 13-23 februari Morgenochtend om 10 uur opent de personenauto-B AIdie tot en met zondag 23 februari zal duren. Deze tweejaarlijkse etalage van de automobielbranche beslaat alle hallen van het RAI-complex. Er zijn 64 merken uit veertien landen vertegen woordigd. Ze zijn te zien op zaterdag en zondag van tien tot vijf uur, de overige dagen van tien tot vijf uur en 's avonds van zeven tot tien uur. De toegangsprijs is vijf gulden. Tij dens de tentoonstelling zullen van en naar de parkeerter reinen in de omgeving van het RAl-gebouw bussen rijden, die de RAI-bezoekers gratis vervoeren. Hallen vol glanzend chroom en lak. Maar weinig spectacu lair nieuws. Of het zou de nieuwe Ford Escort moeten zijn, die op de Brusselse salon alleen de laatste twee dagen te zien was. Verder zijn wagens als de Citroën CX 2000 (auto van het jaar), de Fiat 131 Mirafiori, de Mitsubishi Colt Lan cer en Galant en de Lada 1300 allang in de publiciteit ge weest. Alleen nog niet eerder in Nederland te zien. En dan zijn er natuurlijk de nodige nieuwe afgeleide versies van reeds Icing bestaande modellen. We denken bijvoorbeeld aan de Passat met derde of vijfde deur. Voor wat meer in het oog springende dingen moeten de "autofielen" wachten tot de tentoonstelling van Genève in maart. Dan komen er drie wereldprimeurs: de Volkswagen Polo (de VW-versie van de met zoveel gejuich ontvangen Audi 50), de Renault 30 waarmee de Franse fabriek haar eerste zes-cilinder uitbrengt na de Tweede Wereldoorlog en tenslotte een volledig nieuw model van Rolls Royce, de "Camarque", waarvan de prijs in de buurt van de twee ton komt te liggen. Maar de auto-industrie heeft dezer dagen ook meer aan het hoofd dan louter en alleen broeien op nóg aantrekkelijker nieuwe modellen. Zelden zal een RAI onder zulke ongewisse economische omstandigheden van start zijn gegaan. De te ruggang in de autoverkopen is genomen over heel 1974 in ons land wellicht niet catastrofaal (de laatste maan den doen zelfs het beste voor de toekomst vermoeden), de autobranche bevindt zich mondiaal gezien in een diepe de pressie. En een economische medewerker vraagt zich hier naast terecht af of deze industrie nog voldoende mogelijk heden heeft om de moeilijkheden te boven te komen. Maar hoe hard de orkaan "energiecrisis" ook heeft gewoed en hoe langdurig en pijnlijk het genezingsproces ook is, de fabrikanten blijven optimistisch door dik en dun. Ze weige ren te geloven, dat de moeilijkheden van structurele aard zijn. Men kan er het gesprek met Henry Ford 11 op nalezen. Maar een interview met welke andere autobons ook, had zeker in dezelfde richting getendeerd. Eeuwig optimisme. Hoewel deze RAI geen speciaal motto heeft meegekregen is evenals trouwens twee jaar geleden zwaar de nadruk komen te liggen op veiligheid. Er zijn zelfs zes experimen tele veiligheidsauto's op de verschillende stands te vinden. Bij British Leyland, Datsun, Opel, Renault, Toyota en Volks wagen. Maar er zijn meer fabrieken die zich met uitgebrei de onderzoekingen op dit gebied hebben bezig gehouden. Daarom gaan wij op deze speciale pagina's ook wat dieper op deze materie in. Om dan te moeten constateren, dat een volledige veilige auto altijd een wensdroom, een utopie zal moeten blijven. Want de auto bepaalt niet alléén de veiligheid in het verkeer. familie niemand voldoende in staat worden geacht Fords leiderschap op adequate wijze over te nemen. Henry Ford II is een man van dui delijke beslissingen. Zijn positie is die van de sterke man. Hem heeft de energiecrisis het minst beïnvloed. Zijn voorraden en het vermogen van zijn bedrijf zijn ruimschoots voldoen de voor een lange periode van onze kerheden. Alleen wanneer alles van een leien dakje loopt, voelt deze man zich op zijn gemak Terwijl zijn Jonge vrouw Christina naar de schouwburg gaat, houdt Ford zich liever bezig met het beproeven van nieuwe auto's, of met de eendejacht. In zijn 25 ka mers tellende huis in Grosse Pointe Farms hangen Jachttrofeeën uit de hele wereld. En wanneer hij dorst heeft, ziet. men Henry Ford n ook aan de beroemde bar van Clark's in New York op zijn gemak een pils- Je wegslikken. Een ding zal hij nooit loslaten: zijn goed gevulde zakenkoffer- tje. Daarmee is hij te ahen tijde in staat crisissituaties het hoofd te bie den, waar hij zich ook bevinden mag. Henry Fords organisatietalent laat zich niet door wereldoorlogen of oliecrises van de kaart brengen. Hij is een Ford die nooit zonder benzi ne komt te staan. Gelooft, hij dat voor de auto de gro- tp tijden voorbij zijn? "In 1973 zijn in de VS 11,4 miljoen auto's verkocht, over 1974 zal het 9,3 miljoen of nog iets minder zijn. In het buitenland hebben we in 1973 16,6 miljoen voertuigen verkocht en dat zal in 1974 niet anders zijn. De energiecrisis heeft slechts een lichte buiging in de ontwikkelingscurve te zien gegeven. Ik geloof niet dat hier uit een blijvende neergang in de autoverkopen mag worden afgeleid". Hoe lang zal er volgens Ford nog voldoende autobrandstof zijn en wat zal er daarna gebeuren "Wat de beschikbaarheid van ben zine betreft zien wij geen probleem. Tot 2000 zullen er hoogstens prijs- veranderingen optreden. Vanaf dat Jaar kunnen we genoeg vertrouwen stellen in de wetenschap dat nieuwe benzine- of andere energiebronnen aangeboord zullen zijn. Ik geloof niet dat er bijzondere problemen zullen opduiken wat betreft de energie voor onze automobielen. In het kort gezegd heeft de auto-industrie een gezonde toekomst". Door Christian Viertel Acht u de toekomst van de au to, als individueel verkeersmiddel, in gevaar? "Nee, beslist niet. Het motorvoer tuig zal zijn dominerende positie in het verkeer zeker behouden. Zelfs mot nog hogere benzineprijzen biedt een privé-voertuig aanzienlijk meer onafhankelijkheid, oomfort en vrij heid in vergelyking met de ge bruikskosten. Daar kan geen ander verkeersmiddel tegenop. Ik geloof dat de mensen te allen tijde zoveel mogelijk van hun vrijheid willen profiteren. De auto biedt die vrij heid. Aan de ganse horizon kan ik niets ontdekken dat de auto zou kunnen vervangen". Welke veranderingen zal de auto ondergaan tot het het jaar 1999? Zonder twijfel zullen er ln de loop van de komende Jaren enkele grote veranderingen in de auto- bouw him beslag krijgen, die alle gericht zijn op grotere doelmatig heid van het voertuig. De autobe zitter zal zeker uitzien naar auto's die minder benzine verbruiken en meer oomfort bieden. Ontwikkelin gen in de richting van meer inte- rieux-comfort en eenvoudiger be diening. Met bepaalde begrenzingen zullen wij dat kunnen waarmaken. Veranderingen in het energiever bruik zullen zeker nog voor het eind van deze eeuw tot stand kun nen komen. De technici van Ford werken reeds aan de ontwikkeling van een aantal atlernatieve moto ren, die bestemd zijn voor gebruik in de Jaren '80. Hiertoe behoort ook de elektrische motor. Maar wij ge loven niet dat deze motor voor al gemene toepassing in aanmerking zal kunnen komen". Is het denkbaar dat grote auto fabrikanten nationale zorgen kin deren worden, naar analogie van de vliegtuigindustrie in sommige landen? "Ik dacht niet dat een vergelij king van de auto-industrie met de vliegtuigindustrie opging. Onze markten zijn verschillend, en ook onze volumen. Onze maatschappe lijke factoren zijn niet te vergelij ken. Er is slechts één punt van overeenkomst, en dat is de macht van overheden om belastingen op te leggen, te verhogen. In de afge lopen paar Jaar hebben we erva ren, dat de regeringen steeds meer in onze bedryfsvoering participeren. Zij hebben zowel onze ontwerpen, als onze produktiekosten beïn vloed". "En in verscheidene landen liggen wetsontwerpen op tafel die er op ge richt zijn de invloed van overheids wege te versteiken. Vanzelfsprekend ook voor de auto-industrie. Mochten deze krachtige vormen van mede zeggenschap door de volksvertegen- digingen aangenomen worden, dan dan zie ik voor deze industrie verrei kende gevolgen in 't verschiet. On der alle omstandigheden ben ik van mening, dat de invloed van de wet gever of een ministerie beperkt moet blijven. Alleen dan is het mogelijk, dat de auto-industrie een krachtige maat schappelijk belangrijke factor kan blijven, in alle landen van de we reld". Zouden er in de structuur van de auto-industrie nog veranderingen op treden? "We hebben vastgesteld dat er op wereldomvattende schaal een ver schuiving heeft plaatsgevonden in de bouw van grote hoeveelheden. Ik geloof dat er nog wel enkele fusies en andere vormen van samenwerking zullen volgen. Het staat wel vast, dat de ontwikkeling zal gaan ln de rich ting van grotere eenheden, want al leen grote concerns, die grote aan tallen produceren en zich gerugge- steund weten door veel kapitaal, die tegelijk flexibel kunnen handelen. wanneer een energiecrisis of een door andere oorzaak veranderde markt- zullen het kunnen bolwerken". Ziet u een mogelijkheid om de stij ging van autokosten te drukken als tegenwicht van de kant van de wet gever, die steeds meer kostbare vei ligheidsvoorzieningen verlangt, en uitvaardigt? "Natuurlijk willen we de prijs graag laag houden. Maar ik zie na tuurlijk geen kans prijsverhogingen tegen te houden als onze eigen kos ten oplopen. De ene keer zijn dat kos ten van grondstoffen, de andere keer voor verhoging van lonen en salaris-» sen en dan weer extra voorzieningen die de overheid verlangt. Het is nu eenmaal een eenvoudige bedrijfseco nomische overweging dat men op een of andere manier dekking moet zien te vinden voor inflatoire kosten stijgingen". Wie is uw sterkste concur* rent? Europa, Japan of andere con cerns in de VS? "De concurrentie is over de hele wereld ontzettend groot. Niemand, bouwt een slechte auto en er is een fantastische rijkdom aan keuzemo gelijkheden. Ik geloof dat de vraag beter kan luiden, met welke markt over zee we de grootste problemen hebben. Het antwoord daarop luidt Europa'.' "Doordat de tolmuren daar zijn ge slecht, waarin de EG een beslissen de rol speelt, heeft de autokoper ln Europa een veel grotere keus uit de verschillende modellen. En ten ge volge van samenwerkingsverbenden, worden de bedrijven niet alleen ster ker. maar kunnen zij ook meer keus bieden". Ford, één van de twee belangrijkste zakenlieden van de VS, heeft een eigen vermogen van ongeveer 62 mil joen dollar, en een jaarlijks inko men van 874.567 dollar. Er wordt rekening mee gehouden dat, wanneer Ford zich in 1982 uit het actieve za kenleven terugtrekt, hij een rege ling zal treffen met de federale re gering om zijn miljardenonderneming te kunnen laten voortbestaan. Naar het hem toeschijnt, zou uit zijn eigen NEW YORK - De zwaarlijvige 58-Jarige Henry Ford n is één van de hardste werkers van zijn land. Een vrij weekeinde bestaat voor hem niet als in de daarop volgende week beslissingen genomen moeten worden, of wanneer er moeilijke be sprekingen op het programma staan, j-ds tijd is zo zorgvuldig inge deeld, dat hij per Jaar slechts één in terview kan geven. Dat duurt dan I niet langer dan 40 minuten.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1975 | | pagina 13