De markt voor
varkenskoppen:
speels offeren
"Zachte winter
fataal voor
de bijenstand"
,Hel is mooi dat dit nog gebeurt'
ATERDAG 1 FEBRUARI 1975
Het was zo vol in de kapel van St. Tunnes, dat de oude
Lennart van de Halve Maan maar in de biechtstoel was gaan
zitten. Het gordijn op een kier, kon hij zien hoe de mis zich
voltrok- Hij had uitzicht op het vaandel van het schuttersgilde
en de trommen van de majorettes, waarop ze de consecratie
met een roffel aankondigden. Vroeger ging dat met een bel
letje, dacht de oude Lennart: foei.
Had Lennert die morgen ook op de
varkenskoppen geboden?
"Nee", zet hij, "ik geef al genoeg
aan de kerk. En trouwens: de men
sen van mijn tijd hebben al veel
méér dan de hemel verdiend voor
wat ze allemaal gedaan hebben, op
last van de kerk. En ik biecht ook
niet meer, want ik ben te oud om
nog zonden te doen".
Foto rechts onderLennert van
de Halve Maan: „Wij hebben meer
dan de hemel verdiend". Links
onder: Een tafeltje met het beeld
van St. Tunnes en drie varkens
koppen.
Foto boven: Gerrit Josten: „Hoeveel krijg ik voor deze var
kenskop?". Hiernaast: De zestiende-eeuwse kapel van St. Tunnes.
Wassenaar Het zachte weer heeft
de afgelopen weken al heel wat
tongen in beweging gebracht.
Boeren klaagden, onheilsprofeten
praatten over nieuwe ijstijden,
weerkundigen haalden statistieken
te voorschijn en op straat kon Je
horen: „We stikken straks van de
insekten".
Toch is er een insektensoort
waarvoor het niet snel genoeg kan
gaan vriezende bijen.
Wassenaarder Dik vxi. Vegt, bank
bediende van beroep en imker uit
liefhebberij zegt: „Deze zachte
winter is fataal voor de bijen. Als
wij bijenhouders er niet goed op
toezien zullen er veel omkomen. Hoe
dat kamt? Aangelokt door de milde
temperatuur vliegen de diertjes
eerder uit, raken verkleumd en
sterven".
Maar ook voor de bijen die het
overleven ziet het er op dit moment
naar uit dat zij geen al te gelukkig
1975 tegemoet gaan.
Dik v.d. Vegt: "Veel insecten, die
bij vorst om zouden komen, nemen
behoorlijk in aantal toe. Daarom
gaan vele boeren en tuinders straks
hun gewassen extra bespuiten en
dat is natuurlijk ook de pest voor
de bijen".
De bijenliefhebber is erg triest
gestemd en niets kan hem minder
pijn doen dan opmerkingen in de
trant van „het zijn toch maar
ellendige steekbeesten".
„Daar kan ik bijzonder kwaad om
worden", zegt v.d. Vegt. „Het is
onbegrijpelijk hoe weinig mensen,
weten hoe nuttig deze dieren zijn.
Als de bij, de hommel, de bosmier
en de wesp er niet zouden zijn dan
zouden per jaar 200 verschillende
soorten bloemen, bomen en planten
uitsterven. En wat moeten wij
zonder bomen en planten..".
Overigens worden de bijen volgens
v.d. Vegt al enkele Jaren in hun
bestaan bedrèigd. Niet door klimato
logische omstandigheden maar door
de verstedelijking van ons land en
het al eerder genoemde gebruik van
spuitbussen.
De Wassenaarder Dik v. d.
Vegt: „Het is onbegrijpelijk hoe
weinig mensen weten hoe nuttig
bijen zijn".
Dik v.d. Vegt: Zelfs Jonge kinderen
kunnen allerlei soorten spuitbussen
met insecticide kopen en maar raak
spuiten. Je kunt het ze natuurlijk
niet kwalijk nemen. Om u een
voorbeeld te noemen. Ik kreeg laatst
een aantal leerlingen van de
pedagogische academie in Den Haag
op bezoek en niemand maar dan
ook niemand kon mij een antwoord
geven op de vraag over het nut van
de bijen. Hoe moeten ze het dan
straks hun leerlingen uitleggen."
Zelf was Dik v.d. Vegt al heel Jong
op de hoogte van het bijenleven. De
kennis had hij van grootvader en
vader, ook fervente liefhebbers.
„Ik was veertien toen ik mijn eerste
bijen ging houden. In een krenten-
kistje". vertelt hij.
Thans heeft de Wassenaarse hob
byist de beschikking over 27
bijenvolken en is daarmee een van
de groten onder de naar zijn zeggen
ruim 100 imkers in de Haagse
agglomeratie. Zijn kasten heeft hij
staan op een stukje grond in het
Wassenaarse Ruyspark.
Dik v.d. Vegt: „Ik breng er al mijn
vrije tijd door. Alleen 's winters is
dat normaal gesproken niet nodig.
Dan komen de bijen er niet voor
maart uit maar zitten als een tros
in de kasten."
Gelukkig dat ze het credo
daarstraks tenminste nog in het La
tijn gezongen hadden. Maar toen hij
even later uit de biechtstoel kwam
om de H. Hostie te ontvangen, aan
vaardde hij die ouwel in de hand en
niet, zoals Lennert vond dat het
hoorde, op de uitgestoken tong.
Toen hij weer in zijn duistere hokje
eat. had Lennert er spijt van toch
niet demonstratief die tong te heb
ben uitgestoken. „Maar ik was bang
dat de mensen me schijnheilig zou
den vinden", bromde hij later die
dag.
Mooi gehucht
De witte kapel van St. Tunnes had
den we gevonden in Ayen. Dat is
een mooi gehucht in de Limburgse
gemeente Bergen. Het ligt rechts
van de weg van Gennep naar Venlo,
tegen de Maas aan. Er wonen 500
mensen; er zijn twee cafe's, een
veerhuis en dat kapelletje.
We waren er die zaterdagmorgen
naar toe gegaan omdat het St. Tun
nes zijn verjaardag was. St. Tunnes
- zo koosnaamt men op zijn Lim
burgs Antonius Abt, de heilige van
de armenzorg en vader der kluize-
Op St. Tunnes-dag hebben ze in
Ayen de jaarlijkse „kopkesmert".
Wat is dat nou weer?
Dus waren we gaan kijken.
Vroeg die zaterdagmorgen was het
sohuttersgilde St. Agatha over een
smalle landweg komen aanmarche-
ren. Het was een stoet van oude en
jonge mannen in helblauwe unifor
men. Voorop gingen majorettes en
ook nog vier heren in een zwart pak
en een witte pet op de bestuur
ders van het gilde .Een van die he
ren droeg in een plastic zak een
varkenskop met zich mee.
Toen ze bij de mooie witte kapel
hallt hielden, stonden daar drie gees
telijken glimlachend in de deurope
ning. Links van hen was een
tafeltje met een houten beeld van
St. Tunnes. Daarop legde die heer
de varkenskop, bij de twee die er al
lagen. Toen ging het gilde en de be-
geMdemde dorplingen de kapel in.
Een main bleef achter om de varkens
koppen te bewaken.
Da's mooi
Op de landweg leunde een wacht
meester van de politie op zijn fiets
en zei: „Da's toch mooi, dat dit nog
gebeurt. Er is al zoveel ouds wat
goed was vertonen gegaan, vindt u
ook niet
We knikten.
Binnen droegen de drie geestelijken,
een kapelaan, een pastoor en een
gepensioneerde missiebisschop de
Mis op, in een mengliturgie van mo
dern en klassiek. Toen de laatste
woorden gesproken waren en meneer
Martens, een Ayense kastelein, nog
een stukje trompet had gespeeld,
kon de „kopkesmert" beginnen.
Rond het tafeltje met de varkens
koppen voor de kapel vormde men
een wijde kring. Toen trad Gerrit
Josten naar voren, de kerkmeester,
een pezige man met pretoogjes.
In onverstaanbaar Limburgs deelde
hij met luide stem wat kwinkslagen
uit, waarom hard werd gelachen en
daarna nam hij zo'n varkenskop ter
hand, hief hem op en vroeg wie er
bieden ging.
„Wat kan ik krijgen voor deze kop?"
„Honderd gulden," riep iemand
prompt.
Een maal, andermaal, derdemaal
verkocht.
Tweede kop; zestig gulden. Derde
kop: zeventig gulden. En toen weer
de eerste kopveertig gulden.
Hé, maar die was toch al verkocht?
Pas toen werd ons het principe van
de Ayense „kopkesmert" koppen-
markt) uitgelegd: Je kan varkens
koppen kepen zoveel Je wilt, maar
krijgen doe Je niks. Het gaat er
slechts om geld te geven, een speelse
manier van offeren.
En daarom verkocht kerkmeester
Josten die morgen de drie koppen 58
keer. Zo kwam er 1700 gulden bin
nen voor de kerk - de "kopkesmert"
was gedaan
Vief tig jaar
Terzijde stond al die tijd Leonardus
Hendrikze. die men in Ayen kent als
Lennert van de Halve Maan, naar
het huis waar hij 83 jaar geleden
geboren is. Hij had een rood uni
form aan en droeg de stok van tam-
gour-maitre.
Hoe lang nou al, Lennert?
„Vieftig Jaar draag ik die stok", zei
hij, „en ik ben in het 53ste jaar van
m'n jachtakte".
We zaten toen tegenover hem in een
van de twee cafés, tussen welke de
rest van die dag, na de „kopkesmert"
de schutters en andere dorpelingen
heen-en-weer pendelden om kleine
glaasjes bier en Jonge Jenever te
drinken, het kaartspel toepen te
doen en langzaam aangeschoten te
raken.
Op St. Tunnes is t immers feest.
Lennert vond het ook mooi, die tra
ditie van de „kopkesmert".
„Maar we hebben 't aan Frans van
Aersen (de secretaris van het schut
tersgilde) te danken, dat de kopkes
mert er weer is", zei de oude man.
„In 1950 zijn we d'r weer mee be
gonnen. Ze deden 't hier in Ayen al
vanaf de zestiende eeuw, maar kort
voor die laatste oorlog onMekteti een
paar stadse notarissen dat verkoop
bij opbod met de wet moet gebeuren
en met deurwaarders en andere he-
Te oud
Daarbinnen was het druk: alle
negen broers en zusters van Ger
rit zaten er met hun kroost en aan
getrouwd in de mooie kamer om te
vieren, dat de boer/kerkmeester die
dag voor de 25ste keer de "kopkes
mert" had geleid.
Gerrilt Josten glunderde, hem
was meegedeeld dat er een pause
lijke onderscheiding voor hem on
derweg was, Pro Ecclesia et Ponti-
fice.
Zeer verdiend: "Ik luid ook al 25
Jaar iedere dag de klok van de ka
pel, om twaalf uur, voor het An
gelus".
Die kapel is heel wit en heel mooi.
De pastoor had ons vriendelijk ge
vraagd beslist niet het interieur er
van te beschrijven: "Vanwege de
antiekdieven, weet u.
"Er is al zoveel ouds wat goed
was, verloren gegaan".
Lennert van de Halve Maan keek
erbij of hij dat Jammer vond.
"De kerk heeft ons vroeger wel 'n
beetje voor de gek gehouden hoor",
zei hij, "niet dat ik voor al die mo
derne dingen in de kerk ben.
Maar zoals die monseigneur Gijs-
sen nou te keer gaat als die niet op
past vliegt-ie d'r straks uit hoor"!
Lennert, de trots van het dorp,
kreeg die dag van velen in Ayen 'n
glaasje bier. Hij liep ook nog even
aan op de boerderij van Gerrit
Josten, schuin tegenover de St.
Tunnes-kapel.