Pastor Yitalis
maakte kerst
versiering van
stukjes blik
Een zieleherder op
Borneo imoet wel
eigenzinnig zijn
Jonge parochianen op
Borneo. Ze hebben meer dan
alleen een zieleherder nodig.
Straks zal pastor Vitalis, in wit habijt, de kerstnacht opdra
gen in het schooltje van de kampong Balai Berkoeak in West
Kalimantan (Borneo). Hij zal daar zeggen: Atas nama bapadan
poetera dan ron koedoes. Amin. Semoga rahmat toehan kita
yesoes Kristoes. Tjinta Kasih Allah dan persekoetoean roh koe
does beserta kita.
Indisch geschoolde lezers hebben in de eerste zin reeds de
aanroeping van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest vermoed.
Verder luidt deze inleiding tot het tropische kerstgebeuren:
„Moge de genade van onze heer Jezus Christus, de liefde van
God en de eenheid met de Heilige Geest met ons zijn".
Wandelen op Borneoploegen door de modder.
Zo*n 500 diepbruine, alerte gezichten
zullen naar hem opkijken en probe
ren het kerstfeest dat hen, hoewel
in him eigen taal toch van de ande
re kant van de wereld bereikt, te
vertalen in eigen emoties. Uit om
trent 20 kampongs in de wijde om
trek zijn ze gekomen: mannen,
vrouwen en kinderen: moeders ge
ven, terwijl Vitalis zijn preek houdt
en de gezangen leidt, hun baby de
borst.
Door
H. J. OoFbekkink
De kerstcelebratie in dit ontoegan
kelijke binnenland wijkt wel aan
zienlijk af van het modieuze vader
lands „kindjewiegen" dat ook voor
vele niet-katholieken zo'n enig uitje
ls geworden door de pracht en praal
waarmee in onze kathedralen de ge
boorte van Christus wordt omringd.
De kinderen begonnen te huilen,
ongedurige mensen drentelden de
kapel uit, men viel na een dag op
het rijstveld in slaap: eigenmachtig
heeft de pastor besloten er een
avonddienst van te maken, die aan
vangt zodra het donker is. Rome zal
het wel niet goed vinden, maar Vi
talis zegt: „Ja, ik ga niet vragen:
vader paus, mag ik ermee ophou
den? Zo'n beslissing neem Je zelf."
Een verblijf van ruim een week in
Berkoeak, een kampong met om
trent 600 inwoners, heeft me geleerd
dat pastor Vitalis wel gedwongen
wordt eigenzinnig te werk te gaan,
wil bij het katholicisme in zijn
geïsoleerde statie in begrijpelijke
termen omzetten voor de Da J a's en
Chinezen van de streek Simpang
Hoelo (9000 km2) waar hij opereert.
Vitalis heet eigenlijk Carel Frumau
en hij komt uit Dordrecht. In 1962
werd hij tot priester gewijd; twee
jaar later kwam hij naar Borneo
om er zijn werk te doen. „Zijn her
derlijk werk," had ik willen schrij
ven, maar zo langzamerhand - de
eigenzinnigheid steekt het kopje
weer op - komt dat niet eens in de
eerste plaats.
Vitalis is, in zijn kleine, van de we
reld afgekeerde gemeenschap, veel
meer dan zieleherder, respectievelijk
zieltjesjager.
Hij is een centrale figuur in zijn
gebied: hij zorgt er voor dat de
school (235 leerlingen, zes inheemse
onderwijzers) goed loopt; hij geeft
raad; hij is uithuilschouder; hij is
„aangenamien" zoon van deze en
„aangenomen" vader van gene; ten
slotte is hij ook nog handelaar.
Want in Pontianak, havenstad aan
de Straat Karimata, slaat hij goede
ren in alls zeep, handdoeken, hemd
jes, rollen stof en tandpasta om die,
goedkoper dan in de toko's van de
kampang, maar toch met kleine
winst te verkopen aan zijn onder
wijzers.
Die winst besteedt hij, bijvoorbeeld,
aan planken voor de uitbreiding van
kapel of school - handelsgeest ten
dienste van de missie.
De Chinese tokohouders in Balai
Berkoeak kijken hem er wel eens
scheef om aan: de afgezant van Ro
me als oonourremit, maar dat al
leen buiiten aanwezigheid van de
priester, maar hij zal ze toch in het
kerkelijk register bijschrijven. Wat
in het Westen de kerk van het com
promis heet, is in Kalimantan de
kerk van de praktische zin. De curie
zit een halve wereld verderop wetten
en besluiten uit te vaardigen waar
de priester-te-velde geen boodschap
aan kan hebben.
De sier van het prelatengewaad dat
de Daja's wel imponeert wanneer er
eens een bisschop langskomt, is Vi
talis ook vreemd. Hij loopt in een
slobberige broek en een geruit sport
hemd; een magere, afgetrimde man
van 39, die eerder een nog in vorm
gebleven atleet dan een priester
lijkt. Hij ontbeert het kwezelachtige
van vele pastors: zijn tanige ge
zicht is niet devoot ingekeerd, maar
wijst op lust naar het leven en be
grip voor wie er de door Rome ge
dicteerde kantjes afloopt.
Misschien komt dat omdat hij zelf
zo goed kan lopen. Zijn gebied kent
nauwelijks wegen en zeker in deze
regentijd komt het verbindingsnet
voornamelijk neer op in modder en
slik uitgeslepen geitepaadjes, waar
je vaak tot aan de knieën in weg
zinkt. Reizen in deze streek is nau-
welijk mogelijk.
Wel legt Vitalis zijn dienstreizen
grotendeels te voet af onder om
standigheden vergeleken waarbij een
pittige cross-country mak vertier
voor oude heren lijkt.
Hij heeft 24 kampongs onder zijn
beheer en gaat die, in afwisseling
met zijn catechist Michael Aloysius
Soerie (ook nog goeroe-onderwijzer),
af. Ze proberen elk dorp een keer
per maand te bezoeken, maar in de
ze periode van de natte moesson zal
dat niet altijd lukken.
Elke tocht bestrijkt omtrent 100 ki
lometer, waarin zo'n zeven kampongs
bezocht kunnen worden. Het houdt
in dat Vitalis en Soeri gemiddeld
een week per maand thuis zijn in
Alfci Berkoeak Bentus Aafjes
„voetreis naar Rome" blijkt een om
metje door het park geweest te zijn.
En als hij thuis is weet Vitalis dat
's ochtends vroeg de eerste patiënten
al voor de deur staan om het obat
te halen dat wezenlijke en vermeen
de kwalen moet genezen.
De mensen die zich door hem katho
liek hebben laten dopen, blijken
veeleisend: hun geloof is vrijbrief
tot het doen van een beroep op elke
tijd die hun schikt, en Vitalis is vol
doende in zijn metier geschoold om
niet „nee" te kunnen zeggen. Bij
wijze van persoonlijke noot beken ik
graag dat ik van aanleg ongeduldig
ben - het geduld van deze pezige
pater heeft me verbluft en, althans,
tot een goed voornemen aangezet.
Een voornemen is al mislukt. Die
zondagochtend wilde ik de kerk
dienst bijwonen in de uiterst be
scheiden kapel waarin Vitalis, on
danks zijn kritiek, zijn geloof over
tuigd doorgeeft aan Daja's en Chi
nezen, De kerkklok, opgehangen in
een verweerde houten klokkestoel,
had om zeven uur en half acht ge
luid.
Ik had de klanken opgevangen in
een onduldbare droom en weigerde
ze als werkelijkheid te herkennen.
Pas het wat iele en tegelijk kelige
gezang van de gemeente deed me
naar de oppervlakte drijven.
Na afloop van de dienst zei Vitalis
dat het drukker dan gewoonlijk was
geweest: de gemeenteleden hadden
de vreemdeling uit Nederland wel
eens van nabij willen zien, maar die
was bezig aan de acclimatisering die
de eerste vliegensvlugge dagen op
dit immense eiland (29 maal Neder
land) hem niet hadden gegund.
Wel hoorde ik even later goeroe
Soeri met het koortje repeteren dat
aanstonds de kerstdienst muzikaal
gaat versieren. Er wordt een Indo
nesische versie gezongen van „Glo
ria in excelsis deo", daarna gevolgd
door „Stille nacht, heilige nacht" -
vervuld van een wezenlijke me
lancholie die in het westen door
gaans slechts vanuit dikke buiken
wordt veranderd in voze vroom
heid.
Tijdens die repetitie ls Vitalis - hij
heeft nog niet ontbeten - alweer be
zig medicijnen uit te delen en
praatjes voor vaak aan te horen. Er
komt een Jonge Borneose vrouw die
geld op een bank wil zetten om haar
dochtertje, dat nu op de lagere
school zit, straks verder te kunnen
laten leren.
Uit een zorgvuldig dichtgeknoopte
zakdoek haalt ze 9000 roepiah' (on
geveer 60 gulden). Haar man en zij
hebben er bijna een half Jaar voor
gespaard. Vitalis zal het voor hen
op de bank in Pontianak deponeren.
Maar eerst gaat hij er nog even
handel mee drijven, want zijn paro
chie moet op de been blijven.
Een Islamietische Javaan die voor
een Amerikaanse firma op het ei
land werkt, komt hierna enkele met
de hand vervaardigde affiches voor
het kerstfeest brengen: een stukje
oecumene dat tien jaar geleden on
denkbaar was. De barbaar heeft een
versiering gemaakt voor de christen
hond, en het zijn nog erg mooie
aanplakbiljetten ook.
Opeens begrijp ik waarom het
nieuws van de wereldomroep, dat 's
avonds in flarden doorkomt, me
nauwelijks interesseert. De bron van
het Nederlandse politieke spel raakt
>e hier niet om de kleine schaal
waarop zich hier alles afspeelt, op
dit onoverzienbare en onoverzichte
lijke eiland.
Je leeft mee met de pogingen van
Vitalis om van zijn kerstmis een
mooi feest te maken; al zal hij va»
stukjes blik en papier de versierin
gen moeten maken die wij in Ne
derland kant en klaar (en meestal
lelijker kopen. Een paar dagen
maar, en je eigen tempo en ritme
zijn veranderd.
Een helikopter die me zou komen
ophalen om me naar Pontianak te
rug te brengen is niet verschenen.,
Nou Jammer, maar hij zal morgen
wel komen, overmorgen, misschien,,
we zien wel.
We (Vitalis, Soeri en ik) gaan maar
weer eens een praatje maken bij de
Chinese tokohouder Kam Tji Kiong.^
Een glaasje mierzoete koffie en een:
gesprek over de aankomst van een1
bootje met handelswaar. Je blijkt er
kwartieren mee te kunnen vullen.
Op de achtergrond Chinese muziek
uit een transistorradio; muziek die"
Je thuis niet zou kunnen aanhoren
en die hier plotseling harmonieert,
terwijl Je ondertussen blijft weten
dat het ondraaglijke klanken zijn.
Waarbij ik me scherp voor ogen
houd dat dit niet de doorgaans troe
bele maar toch elegante tropen van
Couperus en Somerset Maugham
zijn.
Je kijkt hier niet vanaf een witte
galerij naar de langs de avenue fla
nerende Jeugd terwijl je een gekoeld
biertje drinkt. De avenue is een on
dergelopen modderpad en het biertje
kan niet gekoeld worden.
Gemeenschappelijke maaltijd. Dit zijn niet de elegante tropen van Couperus.