voor onder water RECORD-REIS VAN DE K XVIII COWBOYS OP BODEM VAN NOORDZEE ZATERDAG NOVEMBER 1974 Korporaal-kok F. van der Linde toen ...en nu: majoor Van der Linde. „Welnu mannen van de K XVIII kiest thans de ruime zeeën. Toont aan alle werelddelen, wat de Nederlandsche marine vermag". Deze plechtige woorden sprak veertig jaar geleden op 14 november zijne excellentie de minis ter van Defensie Deckers. Een gedenkwaardige reis in de geschiedenis van de Marine zou weldra beginnen. De K XVIII, een onderzeeboot van Nederlandse makelij, zou in acht maanden tijd 23.000 zeemijlen afleggen. Ener zijds tot vlagvertoon voor de eigen marine en Neder land, anderzijds om de natuurkundige prof. Venïng Meinesz gelegenheid te geven zwaartekrachtmetingen op zee te doen. Een onderzeeër was voor dit laatste doel uitermate geschikt, omdat hij, eenmaal gedoken, veel sta bieler is, dan een schip dat op de golven ligt te slin geren. Door Annemiek Ruygrok De onderneming zou over de hele wereld opzien baren. Nog nooit immers was een onderzeeër zo lang onderweg geweest. Men moest wel een bijzonder stoere Jongen van Jan de Wit zijn om als lid van de 35-koppige beman ning te worden uitgekozen. Een van die gelukkigen was de, thans in Leiden woonachtige, korporaal kok F. van der Linde. In 1927 Deze zomer stierf de Engelsman John Dimmer. Hij was een jonge duiker, die bij een booreiland naar de bodem van de Noordzee was afgedaald. Toen hij weer boven kwam, scheurde een long; oorzaak was een luchtbel tussen de borstkas en de longen. John Dimmer was de zoveelste duiker, die dit jaar in het Noordzee-gebied het leven liet, sinds daar de oliemaat schappijen hun activiteiten begonnen zijn. Onlangs werd mee gedeeld dat alleen al in de eerste zes maanden van dit jaar 26 duikers verongelukten. Door Aad Wagenaar Kort geleden werden aan deze lijst haast nog twee slachtoffers toege voegd, Nederlanders ditmaal. De twee duikers waren in dienst van Oceaneering, de grootste Engelse duikondememing, die in de Noord zee opereert. Na op de zeebodem aan het werk te zijn geweest, werden de twee van ongeveer 140 meter diepte in het voorgeschreven, langzame tempo met pauzes omhooggehaald tot ca. 30 meter. Op dat moment sloegen de duikers alarm; ze bespeurden de verschijnselen van de zogeheten 'decompressieziekte': doofheid, pijn in de ledematen. Terstond liet men hen van boven weer dieper zakken en pas d~irna hervatte men tergend langzaam het omhoog halen van de duikers, die toen twee dagen in een recompres- siekamer moesten doorbrengen, voor men het gevaar geweken achtte. Decompressieziekte: het is de prijs, die de Noordzeeduikers betalen voor het ongeduld van de steeds actiever wordende maatschappijen, die op de minerale schatten onder de bodem van de zee uit zijn. De prijs ook, die ze met zichzelf moeten verrekenen, als gevolg van hun zucht om in zo kort mogelijke tijd zoveel mogelijk geld te verdienen, daarbij vele risico's nemend. 'Onderwatercowboys' worden ze wel genoemd; ze vormen echter slechts een kleine groep onder de circa 600 duikers, die in het water van de Noordzee hun werk doen. Er zijn er bij, die duizend gulden per dag verdienen; er zijn er echter ook bij wie het fortuin vergaren door de dood wordt onderbroken: de decom pressie- of caissonziekte heeft dan toegeslagen. Een duiker, daar diep beneden, bevindt zich onder overdruk; zijn lichaam neemt stikstof op. Door langzaam naar de oppervlakte te komen en bij bepaalde plafonds een stop te maken, krijgt die stikstof de- gelegenheid om het lichaam via de longen te verlaten. Is het tempo van opkomen echter te snel, dan kunnen zich stikstofbelle tjes in het bloed vormen en worden de hersenfuncties aangetast. De duiker wordt aangenaam doezelig, maar de reflex van zijn ervaring kwam hij bij de onderzeedienst, voer op de 0 8, een schip van Engelse makelij k, en was meteen verloren. "Je was er allemaal één, dat maakte het varen op een onderzeeër zo aantrekkelijk", is zijn verklaring. Na 19 Jaar ge pensioneerd te zijn, is zijn hart nog steeds bij de onderzeedienst. Zijn vele herinneringen, vooral aan de tocht van de K XVin, is hij bezig op papier te zetten. Een hobby van hem, dat schrijven. Daarvan getuigt ook hetgeen A. W. P. Angenent in zijn gedenk boek „Alles wel geen bijzonders" ter herinnering aan de vermaar de wereldreis schrijft: De korporaal-kok V. d. Linde, die op de K XVIII niet alleen een spe cialist in zijn vak, maar ook een goed schrijver, dichter en spre ker bleek te zijn Dat het een uitzonderlijke ver dienste is om op een dergelijke reis een goede kok te zijn, blijkt wel uit de bijzondere omstandig heden, waaronder de kok zijn werk moest doen. Allereerst was daar de niet bepaald riante kom buis 40 x 60 x 60 cm: in de boeg- buiskamer, waar 15 manschappen moesten bivakkeren op een opper vlakte van 12 bij 4 meter. En dat, met onderbrekingen bij het aanmeren in de havens, acht maanden lang. Natuurlijk was het in die tijd niet mogelijk om vers voedsel voor langer dan drie, Het gedenkraam in Indië, dat werd onthuld in tegenwoordigheid K XVIII, aan de Onderzeedienstkazerne in Soerabaia. ten hoogste vier dagen mee te ne men. Er moest dan ook veel „ge schipperd" worden, maar een smakelijke maaltijd werd altijd gebracht. De „rijsttafel-belazer" (rijst met hachée) was een gelief koosd gerecht midden op zee, al hadden de mannen altijd goed moedige op- en aanmerkingen. Ook brood was moeilijk acht maanden lang vers te houden. „Dus bakte ik het zelf maar", zegt de heer Van der Linde, alsof dat de gewoonste zaak van de we reld is. Het is trouwens grappig om de reisverslagen van deze tocht te lezen. Een van de opvarenden, M. S. Wytema, heeft zich zeer nauw gezet van deze taak gekweten en er zijn dan ook tal van anekdo tes doet hem terstond via de seinlijn naar boven alarm slaan. Aan dek, waar die ervaring ook hoort te zijn, neemt men dan maatregelen. Men laat de duiker wat zakken, vertraagt het tempo en brengt de recompressietank in gereedheid. De verschijnselen van decompressie ziekte variëren van Jeuk en huiduitslag meestal na korte tijd al verdwenen tot de levensge vaarlijk© 'staggers': waggelen, overge ven en duizeligheid, veroorzaakt door een stikstofbei in de hersenen of ruggemerg. Het zijn de 'staggers', waar in het ergste geval de dood op volgt. Bij de duikbedrijven, die in de Noordzee bezig zijn, onderscheiden de Nederlandse zich als de veiligste. Sinds men in 1965 op het Nederlands continentaal plat de eerste afdalingen deed naar de vermoede zeebodemschatten, is nog niet een duiker dodelijk verongelukt. Het is op het Noorse en Engelse plat, waar de slachtoffers vallen. Daar opereren naast enkele zeer grote, ook vele kleine ondernemink jes. Soms tweemans-bedrijfjes: 'cow- boys'.- 'Ze sneuvelen door hebzucht en onervarenheid", zegt een Nederlandse duiker, "het zijn net jongens die als ze een dag hun rijbewijs hebben, maar gelijk op Zandvoort gaan scheuren." 'Ik begrijp ze niet. Als ik op een dag op zestig meter diepte gewerkt heb en daarmee honderdvijftig gulden verdien, weet ik tenminste zeker dat ik daar 's-avonds een biertje van kan kopen. Maar die 'cowboys'? Die gaan tot 150, 200 meter voor duizend gulden, maar we weten per dag maar nooit of dat geld voor hunzelf of voor d'r nabestaanden is Het onverantwoord gekrioel op de Noordzee-bodem is nu vooral in Engeland tot verontrusting gaan leiden. Men krijgt daar te maken met het verschijnsel van de duikers, die 'punch-drunk' hun baan moeten opgeven ze slijten hun dagen als oude boksers, die we ^afgeslagen' noemen: lijdend aan evenwicht- stoornis, belemmerde spraak, afwe zigheid verder arbeidsongeschikt. De Engelse regering heeft voor Januari 1975 nieuwe voorschriften aangekondigd om op de zeebodem wat beschaving te brengen. De veiligheidsvoorschriften, die dan vastgelegd worden, worden door de bona fide duikondernemingen en de oliemaatschappijen verwelkomd als een nuttige start. Er zijn echter experts, die menen dat ze niet ver genoeg gaan. Ze richten zich bij voorbeeld uitsluitend op duiken vanaf vaste booreilanden in de Noordzee. Ze houden zich niet bezig met duiken vanaf vaartuigen. En het is in die sector dat de 'cowboys' aan het werk zijn, ver van alle controle. 'Het is maar wat aanmodderen', zegt de Nederlandse duiker, 'er moeten internationale, uniforme voorschrif ten komen, nu het duiken steeds dieper en dieper gaat. Dit najaar gaat er een onderneming al naar 480 meter diep en het eind is nog niet in zicht. Nog meer doden? Enfin,voorlopig is het ons pakkie-an nog niet Nederland tobt immers niet met zijn duikveiligheid. De man, die vanaf een Nederlands vaartuig in het water van de zee afdaalt, weet dat de wet die hem dit toestaat maar liefst 39 artikelen bevat. Artikelen, die men beneden en boven maar liever naleeft, om dood of mafheid te voorkomen. opgetekend in zijn boek „Klaar voor onderwater!" Het traject liep van Den Hel der naar Funchal, via St. Vincent naar Pernambuco, Rio de Janeiro, Montevideo, Buenos Aires, Mar del Plata, Kaapstad, Durban, Mau ritius en Fremantle naar Soera baia. In totaal werden van de acht maanden 130 dagen op zee doorgebracht. De overige tijd deed men havens aan, werd ontvangen door de daar gevestigde Neder landers en bezichtigde het land. Een interessante reis, waar heel Nederland met meeleefde. Op Mauritius werd zelfs een radio uitzending vanuit Holland be luisterd. waarin familieleden van de opvarenden een groet mochten overbrengen. De heer Van der Linde herinnert zich deze gebeur tenis als een van de ontroerend ste van de hele reis. Het medeleven van Nederland se zijde uitte zich ook in het aan bieden van de meest vreemde ge schenken. Zo stuurde een militair, die in Oost-Indië zat, een beeldje van koningin Wilhelmina in Fries kostuum, een Amsterdammer gaf een voetbal mee „voor als Jullie aan de wal zijn" en een Haagse familie wilde een lekkere taart sturen. Er ontstond trouwens hier in Nederland een hele K XVÜI- rage: er waren KXVIII's van suikergoed en marsepein (het liep tegen Sinterklaas tenslotte), K XVIII-sigaren, K XVm-hoed jes een restaurant in A'dam ser veerde K xvrn -schotels en bij het carnaval in Maastricht was een echte K XVHI-groep. Ook in 1934 had men trouwens al met milieuvervuiling te kam pen: Wytema schrijft, als hij het frisse leven aan dek vergelijkt met het „vuile" Amsterdam: Frisse lucht kennen ze daar he lemaal niet. Alleen 's winters als de Noord-Ooster giert". De armoe de in Brazilië wordt op de volgen de wijze beschreven: „Het gemis aan sociale voorzieningen wordt goedgemaakt door hulpvaardig heid. De tegenstellingen tussen arm en rijk zijn niet zo groot als in de Europese hoofdsteden, omdat de levenstandaard in Bra zilië veel lager is. En dat ook toen al de man, niet meer was, wat hij eigenlijk moest zijn maakt de volgende pas sage duidelijk: „In de vorige eeuw behaalden zeilboten hier (in de buurt van Mauritius) 16 tot 18 mijl per uur. Men moet hierbij ter vergelijking weten dat onze mooie moderne boten naar Indië volle kracht lopend ongeveer 17 mijl per uur halen. Ja, dat was de tijd van de ijzeren mannen op de houten schepen, nu beweert men in de tijd te leven van houten mannen op ijzeren schepen!" Dat er aan boord van de K XVm naast de btf 'n dergelijke onderneming noodzakelijke disci pline ook tijd was voor ontspan ning, blijkt uit het succesvol op treden van het K XVHI-orkest in Recife. Dit orkest bestond uit een trek-piano, mondharmoni ca's en een „Zoeloefoon", een zelf gemaakte .slagwerksectie", die bestond uit een stok met rammel- werk en blikken. Ook werd dagelijks de K XVin krant in een oplage van twee „ge drukt". Op maandag verscheen hij niet in verband met het weke lijkse onderhoud der drukpersen schrijfmachine) Op 11 Juli 1935 kwam de K XVIII in Soerabaia aan. Een geslaagde reis was ten einde. De hele wereld had kennis gemaakt met het stalpaardje van de Ne derlandse Marine. Prof. Vening Meinesz had voldoende metingen kunnen doen, om meer gegevens over de vorm van de aarde en de verdeling van de massa's in de aarde te verkrijgen. Commandant HetterschiJ schreef over de reis onder andere: dat de reis zonder belangrijke storingen tot een goed einde werd gebracht. Hiermede werd het be kende feit bevestigd, dat de Ko ninklijke Marine over een type onderzeeboot beschikt, waarvoor den ontwerper, den inmiddels o- verleden Hoofdingenieur der Ma rine, J. van der Struiff, onver dachte hulde toekomtMoge het besef tot onze landgenooten doordringen, méér dan zulks tot voorheen het geval was, dat de Koninklijke Marine die belang stelling slechts noode kan ontbe ren en dat het bescWkken over een voldoend krachtige Zeemacht een belangrijke eisch is voor het voortbestaan van een welvarend Nederland". Korporaal-kok Van der Linde stonden toen nog een dieptebom aanval in de Middellandse Zee in 1942 door de Duitsers te wachten en een aanstelling als chef-kok bij de koninklijke familie in Otta wa van 1943 tot 1945. Hij had daar het beheer over de huishouding èn moest opletten of de prinses jes hun huiswerk wel maakten. Maar dat was op dat moment nog verre toekomst.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1974 | | pagina 23