ZATERDAG 9 NOVEMBER 1974
PAGINA 15
een architect van vandaag
kunnen doorproduoeren zonder zich
ook maar een keer af te moeten
vragen of de gebruiker van hun
produkten dat nu wel een fijne si
tuatie vond. De vraag was zo groot:
die woningen kwamen toch wel vol.
En dat ging dan bovendien met
rijkssubsidie, met geld van de ge
meenschap. De systeembouwers heb
ben nauwelijks aan produktieverbe-
tering gedaan. Als vergelijkbaar in
andere sectoren van het bedrijfsle
ven mensen aan zo'n productieverbe
tering voorbij gingen zijn ze gewoon
er onderdoor, kapot gegaan. Dat is
de tweede paradox: alleen op basis
van het aantal heeft de bouw zich
dit soort zaken kunnen permitteren."
Het is deze groep mensen en vooral
de mentaliteit, die ze vertegenwoor
digt waardoor een milieuzuivering in
de bouw wordt gefrustreerd. Klun-
der is niet bevreesd voor hun tegen
aanval. Ze kunnen niet het argu
ment hanteren van "wat die jonge
architecten willen is onmogelijk" om
dat de mogelijkheden in de praktijk
duidelijk zijn aangetoond.
Berkel
Klunder verbelt van Berkel, rand
staddorp bij Rotterdam, waar hij
met zijn collega's Witstok, Brinkman
en Verhoeven een plan van 535 wo
ningen heeft ontworpen. De eerste
werden opgeleverd in 1972, de laat
ste zullen nu zowat klaar zijn. Op
een dichtheid van 55 woningen per
hectare hebben alle mensen een ei
gen tuintje gekregen. Huurprijs
ƒ180,— tot ƒ320,— per maand. In
dezelfde periode werden in dezelfde
randstad flats neergezet met een
huur, die vijftig tot honderd procent
hoger ligt. Geen rotzooi daar in
Berkel, geen revolutiebouw. Wonin
gen, die aan alle subsidievoorschrif
ten moeten voldoen, die bouwtech
nisch zijn beoordeeld als alle andere
subsidiebouw.
„Berkel is begeleid met inspraak en
informatie door de stichting Nieuwe
Woonvormen met Hedy de Boer-An-
cona als sociologe. Ze zijn zover ge
gaan dat ze de ervaringen na een
half jaar en na een jaar wonen
hebben vastgelegd. Dat rapport over
het eerste half jaar is uit. Het blijkt
een groot succes," zegt een blije
Henk Klunder. "Het grootste aantal
bewoners heeft precies gevonden,
wat het had gehoopt. Er is ook kri
tiek en die slaat achteraf op die
punten, waarvan men in een vroeger
stadium bij de inspraak afstand van
had gedaan. Het terrein waar open
baar en privé gebied elkaar heel
dicht nadert. In een vroeger sta
dium keek men niet zo naar die
scheiding. Dat scheelde een tientje,
twintig gulden huur per maand. Nu
hebben ze soms spijt. Een breder
pad,' een iets hogere tuinmuur. Dat
is vreselijk leerzaam, daar kan Je bij
een volgende inspraakzitting de
mensen op attenderen."
Berkel een succes. Er is volgens de
zelfde principes gebouwd in Hooge-
veen. Er wordt nu gewerkt in Den
Helder.
"Dat is een stuk stadsvernieuwing in
het hart van de binnenstad. Daar
moet je wel bouwen in meer dan
een laag, dat is door de beperkte
ruimte een dwingende eis. Toen
hebben wij gesteld: het wonen op
een verdieping is pas dan verant
woord als Je daarbij kan beschikken
over dezelfde condities als wanneer
Je op de begane grond woont. Dat
heeft in Den Helder geleid tot dak
terrassen. Ieder een eigen terras van
drie bij vijf en zelfs van vijf bij vijf
meter, volledige privacy voor dingen,
die je anders in Je tuin zou doen."
Geen utopie
In de gedachten, die deze architec-
tsnganeiraibie ontwikkelt wordt nog
een ander ingedut systeem doorbro
ken.
"Het was altijd grote woningen bij
grote, kleine bij kleine, bejaarden
bij bejaarden, dat schematische
kwalitatieve aspect. In Berkel en
Den Helder staat alles door elkaar.
Daar wonen vrijgezellen en bejaar
den in kleine, middelgrote en grote
huizen. Zo krijg Je een gezonde
doorsnee van de bevolking".
De huren in Den Helder?
„Gemiddeld ƒ225,- per maand. Een
bejaardenwoning voor 110,-, een
grotere voor even driehonderd gul
den. Het kan echt, het is geen uto
pie. Er zijn gebouwde voorbeelden."
Het is waar te maken wat Klunder
en die andere strijdbaren willen:
door de afstanden tussen de bebou
wingen terug te brengen tot mense
lijke afmetingen, die dan best mo
gen leiden tot een smal woonstraat-
Je of pleintje met aan de achterkant
maximale privacy. En door terug
dringen van de auto.
Gedachten, die zo logisch lijken dat
men zich afvraagt hoe het mogelijk
is dat dertig jaar lang en ook nu
nog de terreur van de flatbouw het
woonmilieu kon en kan beheersen.
"Je hebt in het architectenvak men
sen die zich meer tot de zakelijke
dan tot de beeldende kant van het
vak voelen aangetrokken," consta
teert Henk Klunder nuchter. "Als ik
het is zwaartepunt had gelegd op de
vraag „hoe word ik in tien jaar
rijk dan had ik andere dingen ge
bouwd dan ik nu heb gemaakt Dat
is onlosmakelijk van elkaar."
Henk Klunder, architect van van
daag. Hij is niet bepaald optimisti
sch, maar zonder hoop is hij ook
niet.
„Als Je luistert naar het unanieme
geluid over wat er de laatste dertig
jaar nieuw is gebouwd dan moet je
toch gaan geloven dat de architect
in het algemeen en alle disciplines
die bij de bouw zijn betrokken in de
komende 25 jaar zorgvuldiger moe
ten afwegen wat wel en wat niet
verantwoord is. Ze zullen eindelijk
rekening moeten gaan houden met
de bewoners.".
Samenvattend zegt Klunder: „Er is
zo krankzinnig geproduceerd dat er
geen tijd is genomen voor research.
Er is niet gestudeerd. Het wordt de
hoogste tijd dat er voorbeelden wor
den aangedragen, die laten zien dat
het ook anders kan dan een flat
van veertien verdiepingen en een
doorzonhuisje. Het wordt tijd dat de
mensen weten wat ze kunnen kie
zen. Dat zie ik als voornaamste taak
van de architect".
Er zijn architecten, die aan de ver
vulling van deze taak zijn begonnen.
In Berkel en Den Helder bijvoor
beeld.
Door
Frans HappeJ
ROTTERDAM „De ongebreidelde flatbouw is illustratief voor het woonprobleem,
waarmee we opgescheept zitten. We hebben dertig jaar achter de rug, waarin we nooit
zoveel flats hadden moeten produceren. Alleen de kwantiteit was belangrijk, er is nooit
tijd genomen om ook naar kwaliteit te kijken. Heel iin 't begiin en nu wil ilk clement zijn,
laat zeggen van 1945 tot 1955 was dat misschien nodiig. Die tijd kort na die oorlog
is iets afschuwelijks geweest. Maar toen is er een technisch produktie-apparaat opgezet,
dat tot nu toe in de consumptieve slijtageslag blijft dóór-produceren. Dat heeft afschuwe
lijke konsekwenties voor de mensen: de beelden van de nieuwbouwwijken". Henk Klun
der, Rotterdams architect, 38 jaar. Hij is een van die bouwmeesters van de jongere gene
ratie, die zich grote zorgen hebben gemaakt over de ontwikkelingen in de volks-woning-
bouw. Door situdiieplarnnen hebben deze jongeren van hun ongerustheid getudlgd, met een
aantal reëel gebouwde voorbeelden hebben ze zo zegt Klunder het gelijk aan hun
kant gekregen. „Het hele verhaal, waaróp de flat in ons léven is gekomen berust op on
juiste uitgangspunten", stelt hij gedecideerd vast.
Architecten uit één etn dezelfde stu
diegeneratie, die deze gedachten de
len zijn Aldo van Eijck, de nestor,
Piet Blom, Herman van Hensbergen,
Joop van Sticht, Jan Verhoeven,
Wim Brinkman, Nico Witstok, Han
van Ardennen en Henk Klunder zelf
(die hoopt in deze opsomming geen
van zijn verlichte collega's te hebben
vergeten). Deze architecten hebben
elkaar door hun denkbeelden gevon
den. Ze hebben zich nooit als een
gezamenlijk werkende groep gema
nifesteerd, maar het kwam in de Ja
ren 1960-1965 wel tot regelmatige
ontmoetingen. Daar hebben zij de
opvatting kenbaar gemaakt, die
zij nu dagelijks individueel in prak
tijk uitdragen.
"Er is alleen geproduceerd, alleen
aan het aantal gedacht. Weinig
mensen hebben zich afgevraagd of
het ook anders zou kunnen. Het
heette toen dat als Je voldoende wo
ningen op een hectare wilde bou
wen, dat je dan hoogbouw moest
plegende grond was zo duur."
Bouwers als Klunder hebben zich
zelf wel afgevraagd of het anders
kon. En het kan, zo is hun gebleken.
Tuintje
"Het was verrassend voor iedereen en
speciaal voor die groep, die zich er
mee bezig hield was het een vreug
devolle ervaring, dat Je door laag te
bouwen iedereen zijn tuintje kan
verzekeren en affiniteit met de bo
dem waarop hij woont en dan per
hectare minstens zoveel woningen
kan maken als met flatbouw."
Henk Klunder wil duidelijk stellen,
dat het gaat om een aantal princi
piële zaken, dat het .niet alleen een
kwestie is van cijfertjes naast elkaar
leggen en dan tellen of Je met laag
bouw. net zoveel huizen kunt krijgen
als met hoogbouw.
"Er zijn nog andere criteria. De een
zaamheid. Dat is een vreselijk pro
bleem in de riièuwbouw. Opgeborgen
zitten in die hoge. grote woongebou
wen, waar Je nauwelijks relatie hebt
met Je eigen buurman. Opgestapeld
op elkaar met een balkon, dat te
klein is om op te zitten en te groot
om de stofdoek uit te slaan, geen
vleesgeen vis. Een woonomgeving,
die allesoverheersend door de auto
Ir beslag wordt genomen."
Die dominerende functie, die de
bouwers van na de oorlog aan de
auto hebben gelaten is er oorzaak
van dat de maat tussen de woonge
bouwen, de onderlinge afstand tusen
de flatbloiks zo groot is.
„Dat is gewoon onmenselijk, hon
derd, soms honderden nieters. De
nauwe relatie, die er moet bestaan
tussen wonen en woonomgeving is
volledig zoek. Het buitengebied van
de woning is omgevormd, is ano
niem en dat is een van de hoofdoor
zaken van de vervreemding van de
plek waar Je woont."
Bij het ontwerpen van experimente
le plannen - (Klunder vindt dat "ex
perimenteel" een verkeerd woord, het
zijn plannen die uit een andere
mentaliteit, een andere visie worden
gemaakt) - kwam natuurlijk het
economisch facet boven: het gaat
om sociale woningbouw voor de
grootste groep, de grond is waanzin
nig duur, het is telkens weer een
heilig moeten om een bepaald aan
tal woningen per hectare te halen.
"De laagbouwplannen die wij op het
oog hebben, krijgen een neven
aspect, dat negatief lijkt: erg veel
mensen op elkaar gepropt, dat moet
toch tot vervelende zaken leiden. En
dan wordt de inferieure vooroorlogse
bouw in 'de binnensteden als voor
beeld aangehaald. Maar zo hoeft het
natuurlijk helemaal niet."
Klunder rekent voor: in flatbouw
krijg Je 40, 50, soms 60 woningen
per hectare. Het landelijk gemiddel
de ligt tussen de 25 en 28 woningen.
De oude stadskernen vertonen
dichtheden van 150 en meer huizen
per hectare. In de laagbouwplannen
van Klunder en zijn bentgenoten
worden 50 tot 60 huizen op een hec
tare geprojecteerd.
"Onze criteria zijn dan, dat er in de
eerste plaats een nauwe relatie tus
sen woning en woonomgeving moet
zijn. 'n Begrip als "gezelighedd" dat
zo kenmerkend is voor het wonen in
de oudere woonkernen, moet terug
komen. Een betrokkenheid op de
buren, de mensen direkt om je heen,
dat kan zo positief werken, maar er
moet ook het uiterste tegengestelde
van-dat collectief bestaan: een wo
ning moet privacy hebben. Aan de
andere kant van je huis moet Je een
plek hebben waar Je in de zon kan
liggen. Als Je dat kunt maken: een
collectief en toch de gelegenheid Je
„individu" te voelen, dan voldoe Je
aan de belangrijkste criteria van
wonen en leven."
Zoekend naar ruimte om dergelijke
idealen te verwezenlijken, komt
Henk Klunder vanzelf weer op de
auto terecht.
"Alle nieuwbouwwijken waren tot
voor kort in een opzicht gelijklui
dend. Ze zijn gemaakt op de auto.
Veel te lang heeft de stelregel ge
golden dat elk huisje per auto be
reikbaar moet zijn, de auto moet
voor de deur staan. En daardoor
heeft zich voor de woonomgeving
overal een keihard stenen stramien
Inspraak
„Wanneer Je als deskundige de denk
modellen aandraagt, die binnen de
financiële kaders mogelijk zijn en je
laat de mensen daaruit kiezen dan
kan het fenomeen "inspraak" een
uitstekende zaak zijn. Met zo'n in
spraak is het meteen opvallend, dat
de mensen hun aanvankelijk desola
te houding tegen huis en woonom
geving laten varen. Ze kenden dit
niet, ze waren toen al doodgelukkig
als ze de sleutel van zo'n flat kon
den bemachtigen. Maar als ze ge
confronteerd worden met de moge
lijkheid iets zelf te mogen en kun
nen zeggen dan krijg je geweldige
resultaten."
In de eerste plaats blijkt dat er bij
de belanghebbenden een verrassend
grote betrokkenheid leeft met him
woonsituatie
"En je merkt dan - en dat is hoogst
interessant - dat zaken als die auto,
waar men altijd van uitging en
waaraan een groot aantal dingen is
opgeofferd - dat als ze zich daar
over mogen uitspreken men vrijwel
unaniem kiest voor een situatie,
waarbij de directe woonomgeving op
de voetganger wordt afgesteld en in
belangrijk mindere mate op de auto.
Daarmee wil ik niet zeggen dat Je
de auto zou kunnen uitsluiten, dat
zou waanzin zijn."
Als antwoord op de vervreemding,
die de flat brengt, kiest de mens in
het kader van het voor hem bereik
bare voor het collectieve patroon:
oude brinken, bouw zoals in oude
stadjes in het algemeen, waarbij de
ruimte tussen de bebouwing meer is
"Bij wijze van spreken het boven -
en onderdeurtje. En een dakterras
of een patio-achtig iets, een plekje
Henk Klunder,
waar Je alleen kimt zijn zoals Je dat
zelf wilt bepalen en niet op die ene
manier, waarop een architect dat
voor je bepaalt. Niet van die door
zonwoningen, waar je zes straten
ver al de melkboer ziet aankomen
en waar je als je in je eigen tuin
stapt de afschuwelijke ervaring hebt
dat je bij Je buurman binnenkijkt."
Klunder en zijn makkers hebben
goed praten maar de gedachte komt
allicht op dat je naar onbetaalbare
huren moet als je dergelijke ideële
condities gaat inpassen in de volks
woningbouw.
Betaalbaar
"Als je voldoende rekening houdt
met de economische gegevens en de
moderne bouwtechnieken is dat niet
nodig. Want we kunnen nog zo poë
tisch denken, het moet betaalbaar
zijn. En dat is wel degelijk mogelijk.
Er zijn recente voorbeelden van wo
ningen die volgens dit alternatief in
de randstad zijn neergezet en waar
van de huurprijs zelfs lager is dan
die van menige flat. Dat is het
meest dankbare van dit hele aspect,"
verzekert de Rotterdamse baanbre
ker.
Het is dus niet alleen theorie, er is
ook praktijk.
"Nadat we aanzetten tot onze filoso
fie hadden gemaakt hebben we de
eerste ondersteuning in praktijk ge
kregen door minister Schut. Dat was
zo in 1969, 1970. Hij heeft als eerste
bij de politieke druk op kwantiteit
en werkgelegenheid ook kwaliteit la
ten gelden en het streven daarnaar
ondersteund."
Geholpen door een "experimentele
pot", waarbij zo'n drieduizend gulden
subsidie per woning werd gegeven,
konden de vernieuwers hun gedach
ten uitproberen.
"Dat was een geweldige stimulans,"
waardeert Klunder, "Aan werken
naar kwaliteit in de bouw heeft het
bij de overheid altijd in schromelij
ke mate ontbroken. Terwijl het toch
gaat om een stuk welzijn heeft iede
reen maar aan kunnen rotzooien."
De ingehouden woede en wanhoop
hierover komt bij Klunder plotseling
naar buiten.
"Dat hele apparaat, waarmee dat
beeld is geschapen waar wij ons te
gen afzettensteeds is het dat zowel
overhead als particulieren daar zo
veel hebben geïnvesteerd en dat
het daarom maar moet blijven be
staan. In de beginperiode van deze
regering heb je duidelijk kunnen
zien hoe sterk dit speelt èn dat viel
me van een kabinet als dit bitter
tegen. Er dreigde de sluiting van
zo'n woningfabriek, die al twintig
Jaar in dit vreselijke systeem produ
ceert. Op basis van de werkgelegen
heid is die zaak toen kunstmatig
draaiende gehouden want anders
zouder er twee-, driehonderd men
sen op straat komen. Er kwam op
dracht om in Zeeland acht tot ne
genhonderd woningen neer te zet
ten. Op basis van werkgelegenheid
voor 200 mensen worden 900 gezin
nen opgescheept met een woonsitua
tie, waarvan we weten dat ze ach
terhaald is: aan afschuwelijke para
dox."
Klunders tweede uitbarsting: „Wat
helemaal mis is: die grote systeem
bouwers hebben tientallen Jaren