NATUUR LONGEN DER 28 SEPTEMBER 1974 EXTRA PAGINA 19 op direct eigen belang gericht te- „verbeteren", overigens zonder daar bij volledig inzicht te hebben in alle factoren, die dit evenwicht bepalen. Nu is het niet zo, dat acute ont bossing van grote delen van de we reld ogenblikkelijke ademnood voor de mensheid zou, betekenen, zeker niet wanneer het alleen om de zuur stofbehoefte van de mens ging. De mens ademt per dag ongeveer 13 kubieke meter lucht in en uit, om daaruit een deel van de vrije zuur stof via de longen op te nemen ten behoeve van de energievoorziening voor zijn lichaam en lichamelijke activiteiten. Tot op een hoogte van tien kilome ter (dat is slechts de onderste laag) bevat de atmosfeer in totaal 5.120.000.000 kubieke kilometer lucht, hetgeen volgens een eenvoudig re kensommetje genoeg zou zijn, om iedereen van de huidige wereldbe volking 460.000 jaar verse, nog niet eerder geademde lucht te bieden. Maar zo eenvoudig is het niet. Veel meer zuurstof dan de mens nodig heeft wordt opgevorderd door het dierenleven op aarde, van de meeste ontelbare miljarden bacte riën en insekten af tot en met de giganten als olifanten en walvissen toe. Al die levensvormen zijn nodig om het ecologisch evenwicht te be waren en daardoor ook het menselijk leven mogelijk te maken. Bovendien zijn de longen (van mens en dier) nu eenmaal ingesteld op bepaalde natuurlijke zuurstofconcentraties in de lucht. Bij een te geringe concen tratie moet sneller een grotere hoe veelheid lucht worden verwerkt om aan de benodigde zuurstof te komen. Daarop zijn de longen niet gebouwd en deze onttrekking aan een zuur- stofarme atmosfeer vergt veel meer energie, derhalve meer spierkracht, meer zuurstof. Het gaat als gezegd om zeer ge voelige evenwichten die, wanneer zij eenmaal zijn verstoord, niet of nau welijks zijn te herstellen. Bomen zijn, behalve als ver fraaiing van het landschap, daarom niet slechts onze vrienden, maar ook de basis van ons bestaan zelf. In Nederland bestaat nauwelijks meer oorspronkelijk bebossing, in West Nederland in het geheel niet meer. In geheel West-Europa slechts weinig. Vele miljoenen Jaren lang is ge heel West-Europa bedekt geweest met dichte wouden, bestaande uit loofhout en naaldbomen. In die tijd, waarin de zuurstof verrijking van de atmosfeer door de bomen zeer inten sief was en de mens met de ver- brandingsprodukten van zijn bescha ving nog niet de atmosfeer vervuilde met verbrandingsprodukten waarin zuurstof niet meer vrij maar che misch gebonden is, moeten zich ech ter ook al gigantische processen van ontbossing hebben afgespeeld. In droge hete zomers moeten zich door blikseminslag tijdens zware on weersbuien herhaaldelijk series brandhaarden hebben ontwikkeld, die tot gigantische bosbranden aan leiding hebben gegeven. Er waren geen brandweren, geen kunstmatige vuurkeringen als brandgangen, bre de wegen, weilanden en dergelijke waardoor het vuur kon doorrazen op welhaast continentale schaal. Er zijn archeologisch aanwijzingen gevon den. dat dergelijke onvoorstelbare bosbranden herhaaldelijk in enkele dagen tijds gebieden hebben ontbost van vele malen de oppervlakte van Nederland. Slechts brede rivieren verandering van windrichting en he vige regenval konden dergelijke na tuurrampen een halt toe roepen. Niettemin heeft die natuurlijke ontbossing de verdere ontwikkeling van het leven niet tegengehouden. De natuur kan derhalve nogal een stootje hebben. Al kan de natuur dan nog wel te gen een forse stoot, de mens mag hec toch niet te gek maken met zijn in grepen in het milieu, ook wat de plantenwereld betreft. Zoals gezegd kent West-Nederland geen oorspronkelijk bos meer. Alles wat er groeit is geplant of gezaaid door mensenhand of heeft zich langs natuurlijke verspreidingswegen in door mensenhand geschapen land schap lang na die vormgeving gewor teld. Daarbij ook verrukkelijke „na tuurgebieden" zoals die door het de zer dagen 75 Jaar bestaande Staats bosbeheer in het leven zijn geroepen. Dit geschiedde niet alleen uit het oogmerk, dat bebossing in een te- zeer kaalgestroopt gebied een grote recreatieve waarde heeft. Tevens, en zelfs in hoofdzaak, uit de erkenning, dat wij bomen nodig hebben om te le- In onze eigen regio is een bijzon der voorbeeld hiervan de bebossing van grote delen duinterrein door Staatsbosbeheer, ondermeer tussen Noordwi'jk en de Langevelderslag. Dat de wetenschap wel eens tekort schiet bij de planning van dergelijke herbebossingsobjecten, die mede op grond van wetenschappelijke over- weingen worden ondernomen, blijkt uit het voorbeeld Juist van die duin bebossing. Staatsbosbeheer erkent dit, en noemt de natuur de winnaar van het „schaakspel" tussen natuur en mens. Staatsbosbeheer is daarmee nog geen verliezer. Men heeft geleerd. En elders werd wel directe winst geboekt. In de Noordwijkse duinen, die vril- wel geheel ontbost waren geraakt, werden tientallen Jaren geleden Oos tenrijkse dennen geplant, waarmee een uniek bosgebied werd geschapen waarvan ontelbare duizenden recre anten genoten hebben, en dat boven dien veel heeft bijgedragen tot voor koming van duinverstuiving en ver vlakking. De Oostenrijkse dennen waren met hun lange, stijve donkergroene naal den goed bestand tegen wind, maar op den duur moesten zij het tegen de Hollandse zeewind afleggen. Wind, zout en droogte verzwakten de bomen zodanig, dat ze ten offer vielen aan een natuurlijke dierlijke vijand: de dennescheerder. Dit ke vertje holt jonge loten uit, die daar door afsterven. Eitjes worden gelegd onder de schors van stervende bo men, waarna nieuwe generaties ke vertjes de rest doen. Dit kon hier al-» leen gebeuren doordat de geïmpor teerde dennen het aflegden tegen de omstandigheden van het milieu. De dennenscheerder herinneren wij ons overigens ook nog uit de maan den na de recente herfst- en voor- jaarsstormen, die ontelbare hectaren bos in ons land platsloegen. In die ruïne had het gevreesde kevertje vrij spel! Door deze gang van zaken heeft Staatsbosbeheer een boomaanplant van tientallen jaren geleden van on geveer 450 hectare zien inslinken tot 125 hectare. Maar ook dit resterende deel ten noorden van Noord wijk Is nog een duinbos-paradijs, dat zijn weerga in de omgeving niet kent. Het is bijzonder verheugend, dat de belangstelling voor bomen groeit. Niet alleen voor bomen in het na tuurlijk milieu maar evenzeer voor wat er nog aan bomen overblijft in de steden. Zij worden steeds beter op wetenschappelijk verantwoorde wijze beschermd, zelfs „chirurgisch" geres taureerd en ook in volwassen vormen van buiten naar de steden overge bracht. Men begint steeds meer oog te krijgen voor de onmisbaarheid van bom -n, in landschap en stad. Die belangstelling wordt ook gesti-* muleerd (en bevredigd) door vele- publicaties op dit gebied. Daarvan willen wij op deze plaats alleen noe men de dezer dagen verschenen uit gave „Het Bomen Boek" van de hand van Hugh Johnson in een Neder landse vertaling en (een beetje) be werkt met het oog op het Nederlandse lezerspubliek. De uitgeverij Zomer Keuning in Wagen ingen heeft hier een schot in de roos gedaan voo'- ie" steeds groeiende schare van liefheb bers van bomen en bossen. Te zijner tijd komen wij op dit boek terug op de pagina boekbesprekingen. Wetenschap cn technologie door P. Bok bomen en bossen de mens bieden. Een feest van geel, goud, bruin en rood waarin het in de zomer verstofte en dof ge worden groen zich opmaakt om ons te wennen aan de warmte, die wij maanden lang moeten gaan zoeken in de beslotenheid en intimiteit van het „eigen" huis. Misschien nog meer dan in de lente met haar lokkende be loften roepen bomen en bossen in het najaar om onze aan dacht. Bomen: niet alleen sieraden en aankleding van landschap en stad, maar ook de longen van ons milieu, waarvan be staan en weelderigheid een conditio sine qua non zijn voor alle ander leven op aarde, ook het menselijke. Op de kalender een nauwkeurig vastgestelde periode van 23 september tot 21 december. In de natuur een vloeiend, niet afgebakend proces, d&t zich vain onduidelijk begin tot vaag einde niets aantrekt van de menselijke zucht om alles in te delen in vakje6 en tijdper ken. In onze streken ten zuiden de evenaar is het op de kalender „herfst" wanneer de bloemen ontluiken, een groen waas over de bomen trekt en alle vogeltjes een ei leggen is het meest opvallend in de natuur het feest van kleur, dat Bomen, niet alleen als sieraad maar ook als een noodzakelijk le vensorgaan van de natuur. Links oude beuken langs een rijwielpad bij Bussum. Rechts bomen in het stadsbeeld, ditmaal bij de Leidse Lodewijkskerk. Deze opname stamt uit omstreeks 1950, voor de verbouwing van de kerk aan het Steenschuur, mèt het standbeeld van Van der Werf, het decor voor de jaarlijkse koraalmuziek op de derde oktober. (Foto's P. Bok De litho van de wereldberoemde grafische kunstenaar M. C. Escher (stammend uit 1955, oorspronkelijk formaat 25x36 cm en getiteld "Drie Werelden") brengt op zeer decoratieve wijze de herfst in beeld, en tevens de functie die de boom ook op andere wijze vervult dan als long voor de natuur. Het herfst kleuren en vallen van de bladeren is geen negatief passief proces maar een actief, doelbewust. De bladeren gaan zich op andere wijze voeden, verliezen bewust hun ademfunctie, la ten een vliesje groeien aan de voet van de bladsteel die daar door van de tak gescheiden wordt icaardoor weer het blad loslaat en valt. Het dient met in zich verzamelde stoffen tot de vorming van een nieuwe humuslaag waaruit bomen en planten zich in de nieuioe lente kunnen voeden, maar ook het dierenleven in het ivater. Zo sluit zich een kringloop, waarvan alleen de natuur het geheim echt geheel schijnt te kunnen doorgronden. De gehele plantenwereld, in het bij zonder de bomen met hun relatief grote bladoppervlakte in verhouding tot het bezette stukje grond, vervult een belangrijke functie in de hand having van het evenwicht in de aardse atmosfeer. De flora zorgt voor de zuurstofvoorziening van het dier lijke, ook het menselijke leven, en wel door middel van het proces van de fotosynthese. Bij de fotosynthese zetten alle groe ne planten, waaronder ook micro- organismem zoals eencellige algen en enige soorten bacteriën, atmosferisch koolstofdioxide om in koolhydraten of koolwaterstoffen onder invloed van liCht, in de natuur derhalve het zon licht. Bij dat proces wordt vrije zuur stof in de atmosfeer afgegeven, die mens en dier nodig hebben om hun lichaamsverbranding, hun energie voorziening, op peil te houden. Planten en bomen vormen der halve de longen van ons levensmi lieu. Het gecompliceerde chemische pro cédé van de fotosynthese is wel in chemische formules weer te geven, maar het mechanisme van het pro ces is toch niet geheel doorgrond, noch de werking van de natuurlijke „apparatuur" voor het proces. Zou men er in slagen, de fotosyn these met behulp van synthetische materialen effectief na te bootsen, dan zou dat niet alleen voor de vrij making van zuurstof van belang zijn, maar vooral voor de synthetisering van andere voor het leven belang rijke stoffen en vooral ook energie. De planten vervaardigen namelijk door middel van de fotosynthese koolwaterstoffen, die zij voor hun in terne verbranding, nun groei, nodig hebben, maar die koolwaterstoffen zijn het nu Juist (bv. in de vorm van steenkool, hout, aardolie etc.) waar aan de mensheid een gebrek begint te krijgen. Bovendien leveren de planten door middel van de fotosynthese direct of indirect voedingsstoffen voor an dere organismen. De omzetting van lichtenergie in chemische energie door middel van fotosynthese is dan ook in wezen de uiteindelijke energie bron voor alle levende organismen, de mens incluis. Men neemt aan, dat het leven op aarde in enigszins plantaardige vorm is ontstaan, en dat zich pas later, toen de flora de atmosfeer had veranderd, het dier lijke leven, de fauna, bestaansmo gelijkheden kreeg en derhalve in primitieve vorm ontstond. Op haar beurt levert de dierenwereld weer le vensbehoeften aan de planten, bv in de vorm van mest, cadavers etc. Het gaat om een zeer gevoelig evenwicht, waarin echter ongetwij feld de planten de baas zijn, ware het niet dat de mens een gevaarlijk element aan dit labiele evenwicht heeft toegevoegd: zijn zucht om zijn milieu te hervormen en uitsluitend

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1974 | | pagina 19