Helden van de KLM „Een zeer rijk land ja, Suriname Vijftig jaar geleden eerste vlucht op Indie NADAGEN VAN EEN KOLONIE ZATERDAG 28 SEPTEMBER 1974 EXTRA PAGINA 13 Op 1 oktober 1924 steeg van een drassig Schiphol een miniem vliegtuigje op met het drieste voornemen de 15.373 kilometer naar Batavia in Nederlands Oost-Indië af te leggen. Nederland was nog een land van „jongens van Jan de Witt", die inmiddels, bijvoorbeeld, Albert Ples- man heetten. Diens KLM bestond inmiddels vijf jaar, er werd regelmatig gevlogen op Londen, Parijs, Brussel en Rotterdam, maar dat was hem niet voldoende de blik moest maar eens over de horizon gericht worden, want daar lag „ons" Insulinde, die Gordel van Smaragd die tot nu toe alleen per schip (zes weken) te bereiken was. Het leek velen onwaarschijnlijk dat het te doen was, die afstand overwinnen met een éénmotorig toestel, en de destijdse Nederlandse re gering geloofde er evenmin in. Steunend op de geest die ons, drie eeuwen tevoren, in de eerste plaats die begerenswaardige kolonieën had opgeleverd, richtte toen een groep vaderlanders, on der leiding van generaal Snijders, in 1923 het comité „Vliegtocht NederlandIndië" op, inlei ding tot wat zo graag een epos in onze luchtvaartgeschiedenis genoemd wordt. Toen vliegtuigfabriek Fokker in 1924 een nieuwe machine aan de markt brachit - de F-VII - was de finan ciering van de reis naar indie in middels gerealiseerd, en de Neder landse en Indische regeringen had den zich laten bepraten om onder meer verbeteringen aan een aanta' vliegvelden aan te brengen. De Door H. J. Oolbekkitnk F-VII (uitgerust met een 360 pk Rolls Royce „Eagle" motor) werd in, staat geacht drie man naar Batavia te tillen en gezagvoerder A. N. J. Thomassen a Thuesink van der Hoop lid van het comité, mocht op zoek gaan naar zijn bemanningsle den. Het werden eerste luitenant- vlieger H. van Weerden Poelman en boordwerktuigkundige P. A. van den Broeke. Van Juli tot september vloog dit trio de KLM-route Amsterdam- Londen om het machientje te leren kennen, terwijl inmiddels de uitrus ting voor de lange vlucht naar Indie bij elkaar werd gezocht. Vliegen was in die tijd nog voorna melijk een kwestie van „huisje boompje-beestje" (wat nu de auto matische piloot is, heette toen ogen, armen en benen). Ook dat was een reden waarom de voorbereidingen zo langdurig en nauwgezet waren.Maar op die eerste oktober stond de F-VII H-NACC klaar op het oude Schip hol, met als „betalende" lading vijf kilo post en vijftien kilo ba-rage per bemanningslid. Het duurde een kwartier eer de motor van de Fok ker voldoende warm gedraaid was en na een lange aanloop kwam het toe stel om precies kwart voor neger, 's ochtends los. Met een snelheid van 130 km stoof de H-NACC in oostelijke richting; Praag tegemoet waar de eerste tus senlanding zou plaatsvinden. De drie deden er zeveneneenhalf uur over; een diekselse prestatie van het vooral uit staalbuizen, hout en linnen opge trokken vliegtuigje. De volgende dag waagde men de 800 kilometer lange sprong naar Belgrado, waarbij woeste rivieren en ruwe bergruggen die plaats van „huisje-boompje beestje" innamen. De derde etappe moest naar Is tanboel voeren, maar voorlopig zou de H-NACC de Bospo rus niet zien. Want boven Bulgarije raakte de Eagle-motor oververhit omdat het koelwater wegliep en het inmiddels vertrouwde geronk maakte plaats voor suizende stilte. De Fokker moest een noodlanding maken op een hobbelig weiland; het rechter- wtól brak af. de rechter vleugeltip was beschadigd, de motor was vast gelopen en Indië leek opeens veel verder dan op ruim 14.000 kilometer afstand te loggen. Van der Hoop, Van Weerden Poel man en Van den Broeke stonden weinig opgewekt tussen de koeien in de nabijheid van de Bulgaarse vlek Saladinowo, 25 kilometer van wat nu Plowdiw heet. De enige telefoon in het gehucht werd bewaakt door een Bulgaars soldaat die hun pas na veel gebarentaal, geduld en een gou den Engels muntstuk toestemming gaf de hoorn van de haak te lich ten. Nadat Fokker en KLM gewaar schuwd waren, ontstond aanvanke lijk het plan het toestel te repare ren, naar Nederland terug te vliegen en later een nieuwe poging te wa gen. Het thuisfront, dat toen nog niet de beschikking had over een Europa Cupcompetitie om zich onledig mee te houden, liet zich echter door het weekblad „Het Leven" - altijd tuk op een stunt - overhalen, twaalfduizend gulden bijeen te brengen voor een nieuwe motor die, met enkele tech nici van Fokker, naar de Balkan werd gestuurd. De reparaties duur den bijna een maand en nadat, bij gehrek aan vllegtuigolie ter plaatse, van een apotheker te Sofia 50 liter ricinusolie was afgenomen, kon de H-NACC zich op 1 november (pre cies een maand na het vertrek van Schiphol) lostrekken van het Bul gaarse weiland. Net op tijd, want drie dagen later lag het weiland on der een dikke sneeuwlaag. Via Istanboel en Anatolie koerste de Fckker de daaropvolgende dagen richting Azië. Bij de landing in An gora vloog men in dichte scheme ring weliswaar nog een telegraaf draad en een windwijzer kapot, zo dat er een flink gat in de vleugel werd geslagen, maar ditmaal verg den de reparaties slechts een dag. Zodat het drietal op 5 november tussen de 3000 meter hoge Taurus- Een beeld van de huldiging van het trio, dat met een F-VII naar Batavia vloog: van links naar rechts KLM-directeur Albert Plesman (vooraan)boordwerk tuigkundige P. A. van den Broeke, gezagvoerder A. N. J. Thomassen a Thuessink van der Hoop (met glas aan de mond) en eerste lui tenant-vlieger H. van Weerden Poelman en A. H. G. Fokker. bergen door (de machine kon niet zo hoog klimmen) naar het Syrische Aleppo vloog. Zonder problemen wipte de Fokker vervolgens via Eufraat eri Tigris naar Bagdad, naar Bushire, naar Bender Abbas en tenslotte naar Ka- ra tsji waar khakihemden en tropen helmen de plaats innamen van Eu ropees confectiewerk. Pakistan en India, de Taj Mahal en de Ganges; toen nog delen van het Britse impe rium, wat neerkwam op een colle giaal etentje met RAF-vliegers, in Calcutta en het Wilhelmus in de trooennacht: koloniaal-gouden tij den waar menigeen alsnog een brok van in de keel zal krijgen. Hierna kwam Rangoon in Birma, waar op een In aanbouw zijnde ren baan moest worden geland bij ge brek aan een vliegveld. En via Bangkok dartelde de Fokker naar Singapore, de laatste tussenlanding voor de overzeese sprong naar Su matra. Daar men hier weer enig oponthoud kreeg (Van den Broeke moest onder een parasol de kleppen bijschuren) stuurde de onderkoning van Thailand bij wijze van ver strooiing een uit schildpaddenleer gevormde doos met sigaretten; een attentie die het aanzien van deze koene onderneming nog eens on Versterkt met luitenant-vlieg er derstreepte. Kengen, die de laatste etappes zou assisteren, steeg de Fokker F-VII in Singapore op om de oversteek naar Medan op Sumatra te maken. In tussen was het aldaar speciaal aan gelegde vliegveld overstroomd door de moesson, zodat er - temidden van duizenden dolzinnige mensen wier harten rood-wit-blauw klopten - alweer op een renbaan werd geland Maar Batavia was pas het einddoel; de eindeloze Sumatraanse oerwou den lagen nog te wachten en, na die boeren koolvelden, Moentok op het eiland üanka, waar de laatste tus senlanding werd gemaakt. Op 24 no vember 1924 steeg de H-NACC voor de laatste maal op - bestemming Batavia, op 660 kilometer afstand. Java Voor de kust van Java gilden de fluiten van een enorme vloot sche pen en bootjes, en op het vliegveld Tjililita was opnieuw het vader landslievend gejuich niet van de lucht Loen de Fokker er, 55 dagen na het vertrek van Schiphol neer streek. Met een gemiddelde snelheid van 120 kilometer per uur had de Fokker de 15.373 kilometer afgelegd in 127 uur en 16 minuten, verdeeld over 20 vliegdagen. Wie vandaag op het (nieuwe) Schiphol in een DC-10 stapt wordt na 20.5 vlieguren in Djakarta afgeleverd. Maar ja, de F-VH H-NACC was 14,5 meter lang en werd voortgestuwd door een mo tor die 360 paardenkrachten telde; de DC-iO is 55.35 meter lang en het motorvermogen (nu gemeten in kg stuwdrukis ruwweg vergelijk baar met 60.000 paardenkrachten. Een halve eeuw geleden Juichten Nederland en Indie (toen nog aan elkaar gesmeed door liefde en pro fijtbeginsel) het wakkere drietal hartstochtelijk toe: „onze Jongens" hadden weer eens een daad gesteld, vergelijkbaar misschien in het hui dig bestek met een wereldkampioen schap voetbal. Wat dat betreft heb ben Van der Hoop c.s. alsnog een streepje voor op Cruijff cs. Maar de enige nog levende pionier van dat trio, boordwerktuigkundige Pie- ter Adr aan van den Broeke (76)' wenst de prestatie sterk te relative- In zfjn Delftse flat zegt hij nu: Ach man, die vlucht naar In dië Ouwe koek is het. Wie denkt of praat daar nog over De ene helft van het volk is het vergeten, de endere helft is dood. Dat vlie gen is \oor mij toch altijd maar bijzaak geweest. Het ging mij om het vliegtuig zelf." En toch Dinsdag as. zal Albert Plesman vanaf een wolk weemoedig terugkij ken naar hoe het was. In 1924. Toen de KLM nog geen 80 iCO miljoen gulden per jaar verloor, zoals voo 1974 wordt verwacht. PARAMARIBO Die Surinamers, die alsmaar naar Neder land vertrekken ruilen een steenrijke bodem hier, in voor een drassig poldertapijt daar, waaronder alleen een paar gasbellen zitten en vergeten steenkool. Ze verlaten, kortom, een land dat zozeer barst van de bodemschatten, dat het de regering hier in Paramaribo soms frustreert. Drs. Michael Christiaan Cam bridge (39) is de minister van opbouw in het kabinet Arron. Hij is een forse, perfect geklede man de enige minister, die tijdens ons verblijf in Suriname de deur van zijn werkkamer opende. i.Een zeer rijk land ja, Suriname", zei hij, „maar ik weet niet of dat nou wel zo gunstig is Het waren zijn eerste opmerkingen, nadat hij eerst omstandig, zeer op zijn hoede, had zitten informeren wat precies onze bedoelingen waren en of we wel met een positieve instelling naar Suriname waren gekomen. Door Aad Wagenaar Want: „Ik heb zeer slechte ervaringen met Nederlandse journa listen. Ik heb vanaf 1967, tot ik minister werd, in de Staten gezeten voor de NPS en toen ook vaak de heer Pengel begeleid naar Neder land. Slechts zelden werden onze woorden terecht weergegeven, soms werden we volmaakt belachelijk gemaakt en anders werden ze met tendentieuze commentaren omgeven". „Maar gaat u zitten Of dat nou wel zo gunstig is, die bodemrijkdom „Het leidt tot een verschraalde industrialisatie", legde minister Cam bridge uit. We begrepen dat Suriname, door zijn overweldigende aanbod van het bauxietgesteente in de bodem het schreeuwde om gewonnen te worden er niei aan toegekomen is om zijn economie gevarieerder te doen schragen. „Een geslaagde transformatie van de Surinaamse economische opbouw, is nu het doel van de huidige regering", zei drs. Cambridge, „en dat is, in een paar woorden, de taak van mijn departement". Niet dat Suriname zijn bauxietwln- ning nu stiefmoederlijk gaat behan delen. Zeker niet. Cambridge's voorganger, minister Frank Essed had eens gezegd dat als Suriname zijn bauxit zelf zou kunnen omsmel ten, dit een verdubbeling van het nationaal inkomen zou betekenen. En wat begeert een straks onafhan kelijke staat meer dan een stevig nationaal inkomen? „Ja", zei drs- Cambridge, „we smelten nu zelf 200.000 ton per Jaar om, maar we winnen 6,5 miljoen ton! 't Is dus maar een schijntje, dat we binnenslands houden. Het grote probleem is immers de energievoor ziening". Krachtcentrale De minister liep naar een grote kaart van Suriname wat een Immens land, denk Je als Hollander dan steeds opnieuw en wees naar de Afobaka-krachtcentrale, in het oosten, bij de Brokopondo-stuwdam boven het Van Blommesteinmeer, dat zo groot als de provincie Utrecht is. „Deze centrale levert een miljard kilowattuur energie", zei hij, „we kunnen pas aan expansie van eigen activiteit gaan doen, als we ook hier stroom vandaan krijgen". De aanwijsstok gleed naar het westelijk deel van Suriname, over het Bakhuisgebergte, de Jongst ontdekte schatkamer van het land die men dus met spoed aan het ontsluiten is. Nederlandse wegen bouwers voeren daar een Hollands Glorie-karwei uit met zich in de hardnekkige bush-bush wegen te kappen. „Twee krachtcentrales moeten hier komen", lichtte drs. Cambridge toe, „een bij Avanavero, die 380 megawatt moet leveren en dan die van het grote Kabalebo-project, waar 700 megawatt vandaan moet komen. Ziet U: zonder stroom kun Je nu eenmaal niks doen, dus voorlopig gaat het bauxiet nog als gesteente het land uit, naar oorden waar ze met goedkope energie wel de aluinaarde en aluminium er uit kunnen halen". „Maar", zei de minister, „ondertussen zitten we in het proces van economische transformatie niet stil, natuurlijk", De aanwijsstok ging weer naar rechts en omhoog, naar de noordoostelijke kust, daar waar de grote zeeschildpadden aan land komen zwemmen. „Hier komt een voornaam project", zei drs. Cambridge, „we gaan er een industrie stichten, die de zeeschild padden gaat verwerken, zowel het vlees als de omhulsel. We schatten dat daar werkgelegenheid voor 1500 man ontstaat". Dat moeten nogal wat schildpad den zijn dan, die daar geslacht gaan worden, zeiden we bzorgd: weten de natuurbeschermers daar wel van? „Allicht hebben wij bij de voorberei ding van dit project het World Wildlife Fund betrokken, .haastte drs. Cambridge zich te zeggen, welhaast vrezend dat prins Bern- hard ons gestuurd had, „in overleg wordt een jaarlijks kwantum vastgesteld, het aantel schildpadden dat .geoogst" mag worden. Daar houden we ons aan, zo goed als we ook, om maar eens wat te noemen, de buffelstand beschermen". opbouw van zijn land, is de goudexploratde weer begonnen. Er is een contract gesloten met een Canadese onderneming: „Een goed contract. Voor de blote inbreng van het areaal krijgt de Surinaamse staat voor de helft zijn deel in de resultaten". Een Joint-venture dus, een gedeeld risico. Suriname kan dus ook voor de helft deelnemen in een fiasco? „U begrijpt, zei drs. Cambridge, „dat zo'n soort onderneming niet wordt aangevangen zonder dat wij een grondige visibility-studie hebben gemaakt." Toch wordt over die Join t-ven ture- politiek in Suriname nog wel eens een kritische wenkbrauw opgetrok ken, zeiden we: „Is er niet een zo'n onderneming aangegaan, waar de Surinaamse regering nu spijt van Mje^ hui]en heeft?" De minister: „Ik vind het politiek niet Juist om daar een antwoord op te geven". soort „afkoopregeling", zeiden we: „Heeft de minister daarbij specifieke wensen?" „Ik zou het geen afkoopregeling willen noemen", zei hij, „en over die specifieke wensen: ik kan hoe dan ook niet vooruitlopen op een gedachtenwisseling met Nederland, die ik zelf heb voorbereid. Maar die wensen zijn allemaal af te leiden uit de hoofdwens: het economisch weerbaar maken van het volk van Suriname." Over de toekomstige ontwikkelings samenwerking tussen Nederland en het soevereine Suriname: „De ontwikkelingshulp moet niet pro ject-gebonden zijn. Hij moet geö- rienteerd zijn op de autonome positie van de regering, die beheerst en verantwoord te werk moet gaan." Goudexploratie We kwamen op de toekomstige onafhankelijkheid van Suriname terecht, aangekondigd door Cam- bridges NPS-partiJgenoot premier Arron. Nederland komt met een We vroegen de minister ook nog wat hij van de Exodus dacht, de versnelde uittocht van zijn landge noten naar Holland. „Ik wil niet huilen met de wolven in het bos", zei drs. Cambridge, „maar ik wil er toch dit van zeggen: ik zie het niet als een groot probleem voor ons land. En voor uw land? Ik geloof in Een deel van de Brokopondo- dam een projekt dat goed is voor de levering van een miljard kilowattuur energie, maar lang niet voldoende voor de totale energiebehoefte in Suriname. een spontane remigratie, als de opbouw eenmaal zo gaat als ons voor ogen staat. En als het Nederland ernst is met de wens Suriname economisch te transfor meren, dan zouden de migrerende Surinamers gespreid moeten wor den over Nederland. Alleen zo krijgen zij een spontane oriëntatie op de welvaart daar en kunnen ze kennis opdoen. Het verblijf in Nederland zouden ze zo optimaal kunnen benutten." „Van de mensen", zei minister Cambridge, „die dan terugkomen naar het onafhankelijke Suriname en ik weet dat ze zullen komen verwacht ik veel inbreng *n Boodschap aan de Bijlmer?

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1974 | | pagina 13