„Criminaliteit
stijgt maar niet
verontrustend"
PROCUREUR-GENERAAL: STRENGERE STRAFFEN
ZATERDAG 7 SEPTEMBER 1974
PAQINA 15
Berovingen op straat, overvallen op banken (met gijzeling),
op postkantoren, winkeliers en pompstations; alles bijeen lijkt
het eropdat de misdaad angstwekkende groeiverschijnselen
vertoont.
Criminoloog dr. W. Buikhuisen
(foto links): ,J)e misdaad is mis
schien alleen maar lonend voor
een hele kleine groep, die je altijd
zult houden: de professionals,
vakmensen als een Aage Af. Hij
komt dan wel in de gevangenis,
maar daar komt hij ook weer
uit...."
"De onrust van de mensen over
de toenemende criminaliteit kan
ik me wel indenken", is hert com
mentaar van mr. W. A. baron
van der Peltz, de procureur-ge
neraal bij het Haagse gerechts
hof. "Mijn persoonlijke opinie is,
dat de agressie in het algemeen
toeneemt: men wordt prikkel
baarder en is minder geneigd tot
harmonieus samenwerken. Ver
nieling en straatterreur zijn daar
van een duidelijke uiting, hoewel
het met die onveiligheid op straat
nog wel meevalt. Al wil ik beslist
niet bagatelliseren"
Mr. van der Feltz constateert
ook een verruwing in de misdaad
praktijken: "Inbrekers gaan
steeds meer met vuurwapens op
pad, die ze ook gebruiken. Het is
geen sport meer. Daarnaast is er
zeker een toenemende professio
nalisering ite bespeuren. Kijk
maar naar de uitgebreide tech
nische apparatuur, tot televisie
toe, die sommige criminelen ten
dienste staat".
De onlustgevoelens bij de poli
tie, die vaak ontmoedigd wordt
door een mild vonnis in zaken
strengere straf dicteerde, acht mr.
van der Feltz terecht: "Naar mijn
smaak is de gerechtelijke aanpak
waar de eigen verwachting een
inderdaad te zacht. Er wordt
bij het straffen teveel gekeken
naar de persoon van de dader.
Zijn resocialisering staat cen
traal, terwijl de wet zegt dat een
straf daar mede op gericht moet
zijn.
Met name voor de zware mis
daad, ik denk aan levensdelicten,
overval, gijzeling, diefstal met
bedreiging etcetera, pleit ik voor
een strengere strafmaathan
tering. De wetenschap heeft
nooit bewezen, dat er van een
strenge straf geen algemene pre
ventie uitgaat.
Ook is het zo, dat straf de zo
genaamde subsociale werking
van de misdaad tegengaat. Door
misdaad ontstaat onrust in steeds
bredere lagen van de bevol
king. Verontwaardiging ook, als
er dan een adekwate overheids
maatregel in de vorm van straf,
uitblijft kan' het gebeuren dat
men eigen rechter gaat spelen
of tot navolging overgaat: als dat
kennelijk mag, doe ik het ook.
Een gevoel van normloosheid
dus".
"Daarom ben ik sterk voor 'n
pakket van maatregelen: betere
voorzieningen1 voor de politie, os.
meer personeel, zodat de pak-kans
groter wordt. De oplossing van
zware misdaad moet steeds de
voorrang krijgen. En daarnaast
strengere straffen voor deze ca
tegorie".
vakman, hij heeft er zijn living uit.
Hij komt dan wel in de gevangenis,
maar daar komt hij ook weer uit
dat is overigens wel gebleken.
Een expert zoals hij kan altijd op
basis van zijn deskundigheid zijn
brood verdienen, al krijgt verdienen
in dit verband een wat andere
betekenis."
Pakkans
„Maar als U nou eens bekijkt, hoe
groot in de meeste gevallen de buit
is van een doorsnee diefstal in
Nederland, dan kun Je daar maar
korte tijd van leven Met andere
woorden: Je moet verschrikkelijk
veel kraken plegen om ervan rond
te kunnen komen.
En dan mag de pakkans wel laag
zijn, 40 procent ongeveer, maar dat
zou er tooh op neer komen dat een
dief bij de 10 kraken die hij pleegt
in 4 gevallen theorerisch tegen de
lamp loopt. U ziet: daar heeft hy
geen vaste boterham uit, hooguit
een schnabbel. Tenzij hij een
superkraak pleegt waardoor hij in
een keer binnen is. en dan kom ik
weer terug op Aage M., Marine
Henkie en nog een paar van die in
dit opzicht capabele figuren.
Ik vind het altijd Jammer dat ze
hun capaciteiten op deze manier
gebruiken. Zo'n Aage M., die moet
bij voorbeeld in het bedrijfsleven
een kundig organisator kunnen zijn."
Neemt niet weg, dat er in ons
land veel gelegenheidsdieven rondlo
pen, die er na een keer of wat mee
ophouden en dan toch een misdaad
op hun geweten hebben.
„Hier wil ik op zeggen, dat wij, als
eigenaars van goederen, heel vaak
een gelegenheid scheppen voor een
ander. Als U ziet, hoe onzorgvuldig
auto's soms worden geparkeerd, met
het portierraam wijd open en de
cassetterecorder voor het grijpen op
de voorbank! Als we ons, als
samenleving, realiseren hoe gemak
kelijk we het soms maken, dan zijn
we al een heel stuk verder."
„De eerste roep is altijd: er moet
meer politie komen. In Scandinavië
is hiermee e en experiment uitge
voerd: In de ene wijk meer
politiesurveillance, in de andere wijk
voorlichting over preventieve maat
regelen. Die tweede wijk had na
afloop van de proef minder
diefstallen. Als wij, als overheid, zo
met voorlichting schermen is dat
niet omdat we vinden dat de
mensen zeuren om meer politie,
maar omdat voorlichting effectiever
is gebleken."
„Nog meer heil zie ik in
technologische preventie. Waarom
moeten er nog steeds auto's worden
gekonstrueerd die gemakkelijk te
stelen zijn? Waarom begint de
fabrikant niet gewoon, routinematig,
allerlei veiligheidsmaatregelen in te
bouwen, zoals een stuurslot?
Ik weet wel: een professionele
autodief kan elke auto aan de praat
krijgen. Maar een professional is
ook zuinig met zijn tijd! Die richt
zijn aandacht vanzelf op de auto.
die het gemakkelijkst is.
Ook voor het delict rijden onder
invloed bestaat preventie-appara-
tuur. In Amerika is een toestelletje
in research, dat bij een teveel aan
alcoholuitwaseming het startmecha
nisme blokkeert. En zo is er meer:
ook voor winkelbeveiliging, de
bescherming van huizen of banken".
Onder invloed
Zijn er delicten die conjunc
tuurgevoelig zijn?
„Ja, het rijden onder Invloed
bij voorbeeld. Dat stoelt op twee
verschijnselen: het grotere wagen
park en de grotere alcoholconsump
tie. ten gevolge van de toenemende
welvaart. Meer mensen gaan rijden,
meer mensen gaan drinken, en dus
mag Je gerust aannemen dat meer
mensen onder invloed gaan rijden.
Maar een categorie als de zedendelic
ten is weer typisch niet gebonden
aan welvaart.
„Een van onze samenlevingsproble
men is, dat wij er niet in slagen
goede voorzieningen te treffen voor
kwetsbare groepen. En daar bedoel
ik de groepen mee die vatbaar zijn
voor criminaliteit. Niet omdat zij
een ander ras vertegenwoordigen of
zoiets, maar omdat wij in ons hele
denken uitgaan van een midden
standsnorm en van deze kwetsbare
groepen, de arbeidersklasse bij voor
beeld, vanuit ons perspektief bepaal
de verwachtingen koesteren. Dat
komt ook, doordat het onderwijs
aan arbeiderskinderen vanuit de
middenstandsnorm wordt gegeven.
„Wij moeten leren hun taal te
spreken".
Onlust
Naast onrust bij de bevolking is
er ook sprake van onrust by de
politie. Rechercheurs die lange tijd
bezig zijn met het opsporen van een
dad^r zijn vaak geergerd als de zaak
voor de rechtbank een mild vonnis
oplevert.
„Dat onlustgevoel is begrijpelilk,
maar het mag de politie in de
uitoefening van haar taak niet
beinvloeden. En omgekeerd: de
inspanning van de opsporingsambte
naar mag natuurlijk nooit maatge
vend voor de straf worden. Wel is er
misschien sprake van communica
tiestoornis tussen politie en rechter
lijke macht. De politie hoort vaak
wel het vonnis, maar weet dan niet
waarom het zo is uitgevallen.
Evenmin als de overheid kun Je je
als rechter permitteren een beleid te
voeren vanaf een soort Olympus, in
de geest van „neem nou maar van
ons aan dat het zo goed is"
„Wat Je ook doet in Je strabeleeid:
zelf moet Je weten waarom Je het
doet, de delinquent moet het weten
en de maatschappij moet het weten.
„Dat vraagt om een goede
voorlichting, en daar ontbreekt het
nog wel eens aan."
-Het Nederlandse strafbeleid acht
niet te inild?-
„Het is wel mild.^l hoeven we daar
als land bepaald niet ongelukkig
mee te zfjn. De Nederlandse
criminali teits-statistieken vertonen
betere cijfers dan die van de meeste
West-Europese landen, om van
Amerika maar te zwijgen.
Strenger straffen heeft geen effect,
dat is bewezen. Wel vind ik, dat de
neiging om licht te straffen teveel
wordt gegeneraliseerd. Er zijn
gevallen, waarin ik een strengere
straf passelijk zou vinden. Een
bankroof bijvoorbeeld, de professio
nele misdaad dus waarbij de dader
een zeker risico incalculeert. Kijk,
zoiets gaat veel verder dan de
onnozele Hans, die in een cafe een
pa»r pilsjes teveel heeft gedronken,
met bravour een kraak plant en,
natuurlijk gepakt wordt."
.Jets anders is, dat er in de
samenleving altijd mensen zullen
zijn die niet aanspreekbaar zijn. Die
geen medegevoel hebben, die emo
tioneel droogstaan. Die rustig
iemand in elkaar slaan, en als je ze
dan vraagt of ze daarbij een
bepaalde emotie hadden, doodkalm
„nee" zeggen. Dergelijke mensen zijn
niet te benaderen. Je kunt er geen
afdoend beleid voor ontwikkelen.
Hun daden zullen altijd weer in
onze statistieken terugkeren. Wel is
het een troost, dat het hier gelukkig
om kleine aantallen gaat."
opeenhoping van zedengevallen is
ontstaan, is mensenlijk gesproken
zeer begrijpelijk".
Er is tegen dat soort gevallen ook
geen preventie mogelijk: de daders
zijn van te voren niet goed te
identificeren, dat is uit de recent©
gevallen weer gebleken
En ook de slachtoffers zijn niet te
waarschuwen. Ik doe het zelf thuis,
De kindermoorden in Amsterdam, in Waal re en op TeTschelHing. De gewelddadige dood
van een Amsterdamse politieagent in functie. Een Japanner wordt na een overdosis
heroïne in een gracht gedumpt. Jeugdbendes in de Bommelerwaard en de omgeving
van de hoofdstad slaan elkaar en iedereen die ze voor de voeten komt met kettingen
om de oren. In het Haagse Bos wordt een man tot twee keer toe ernstig mishandeld.
Zes kileuterpatiëntjes worden door een onbekende in het Rotterdamse Zuidexziekenhuis
bont en blauw geslagen, enkelen hebben gebroken armen. Een jongetje in Arnhem
wordt door zes sadisten aan een boom gebon den en met een zweep afgeranseld.
Berichten die schokken. En het is
nog maar een kleine greep uit de
lijst die Je over de eerste acht
maanden van 1974 zou kunnen
opstellen. Het ANP maakte in juni
een halfjaarlijkse balans: 61 mensen
bleken door toedoen van anderen
om het leven te zijn gekomen, tegen
21 ln het vorig Jaar. Het aantal
gewonden door geweld bedroeg in
Juni al meer dan 170 bijna 1 per
dag.
Door
Alexander Münningboff
Voeg daar nog bij de al dan niet
gewapende overvallen op banken,
postkantoren, winkels en pompsta
tions. De berovingen op straat van
wissellopers, collectrices en bejaar
den. De diefstallen in de winkels, de
inbraken die dagelijks in de krant
komen. Alles bijeen lijkt het erop,
dat de misdaad in Nederland
angstwekkende groeiverschijnselen
vertoont. Er is een toenemende
onrust onder de bevolking t©
bespeuren.
Onrust
Is er reden tot die onrust en de
ermee samenhangende, steeds vaker
gehoorde roep om afdoende maatre
gelen? Of laten we ons te
gemakkelijk meesleuren door de
stroom van misdaad berichten, zon
der dat we even kijken waar het
precies om gaat, wat er precies
toeneemt?
Wij spraken hierover met dr. W.
Buikhuisen, sinds 1 februari van dit
Jaar direkteur van het Wetenschap
pelijk Onderzoek- en Dokumentatie-
cenrum van het Ministerie van
Justitie, waar hij ook als algemeen
adviseur voor het wetenschappelijk
werk aan verbonden Is. Zijn taak is
onder meer de resultaten van
onderzoekingen op de Juiste plaats
terecht te laten komen, zodat het
ministerieel beleid ervan kan
profiteren.
Dr. Buikhuisen heeft furore ge
maakt als hoogleraar criminologie in
Groningen, verrichtte in die functie
een aantal onderzoekingen onder
andere naar agressieve criminaliteit
onder jongeren. Ook hield hij
steekproeven in de leeftijdsgroep
van 15 tot 20 Jaar, waaruit bleek dat
in 1972 ongeveer vijftig procent van
de betrokkenen wel eens had
gestolen.
Volgens dr. Buikhuisen wordt er te
onwetenschappelijk met de misdaad
statistieken omgesprongen. „Door
gewoon de getallen bij elkaar op te
tellen geef je alles een even groot
gewicht, en dat is fout. De
criminaliteit stijgt wel, maar als Je
nagaat om wat voor gevallen het
gaat, dan zie Je dat de stijging niet
verontrustend is. Ik vind dat Je een
onderscheid moet maken tussen
aantallen en soorten misdaad."
„Verder moet Je kijken, of het
niveau van de misdaad in een land
zo hoog komt, dat Je Je zorgen moet
gaan maken. Dat mis ik in
discussies over dit onderwerp: men
noemt alleen de relatieve toename,
maar wat de absolute getallen
zeggen wordt te weinig bekeken.
Want wat neemt er toe? De
vermogensdelicten, zegt U maar: de
diefstallen. Deze categorie vormt
momenteel in Nederland 75% van
alle misdaad. En wat er binnen dat
kader voor 70% aan de stijging
heeft bijgedragen, dat zijn de
eenvoudige diefstallen, van fietsen
en dergelijke.
„Kijk, op deze manier geef Je een
Juister perspectief aan de ontwikke
ling van een verschijnsel. Je zegt
niet van: de misdaad stijgt, maar:
dat en dat aspect van de misdaad
neemt toe. Alleen op die manier kun-
Je ook tot een beter beleid komen."
Doden
Wat zegt zo een Inventarisatie
van het ANP, dat een toename van
bijna tweehonderd procent aan
geweldpleging met dodelijke afloop
suggereert?
Als Je over doden gaat praten moet Je
zeer voorzichtig zijn. Het is
ontzettend moeilijk daar nuchter en
zakelijk over te blijven. Op dit
aansluitend wil ik wel zeggen, dat
het me verbaast dat men zich zo
geweldig drux maakt over de
toename op dit terrein, terwijl, als
Je een vergelijking maakt met de
rond 3000 verkeersdoden, waar de
kranten toch ook over schrijven
maar waar geen verontrusting over
is in de samenleving.... Je moet de
dingen wel in hun Juiste perspectie
ven blijven zien: om hoeveel
gevallen gaat het nau."
„Dat klinkt natuurlijk erg hard voor
de betrokkenen, en dat moet Je als
beleidsman wel even scheiden, want
anders worden het zulke anonieme
grootheden. Maar als Je daar, net
als een medici's die ook sterfgeval
len kent waar niets aan te doen is,
toch vanuit gaat, kom je automa
tisch tot de conclusie dat er in
verhouding met andere categorieën
weinig gevallen zijn."
„Zo'n opsomming is in feite een
statistiek over een bepaalde periode,
waar het in de regel om kleine
aantallen gaat. Toevalligheden kun
nen in zulke gevallen voor een
plotselinge, scherpe uitslag zorgen.
Met conclusies moet Je ontzettend
voorzichtig zijn. De onrust over
toenemende criminaliteit kan by-
voorbeeld niet ontstaan zijn door de
zedendelicten, want dat is nou Juist
een van de groepen die in de loop
der Jaren een constante daling
vertoont, mede door de normver
schuiving: wat vroeger als strafbaar
werd beschouwt, is dat nu niet
meer. Maar het onmenselijke, diep
tragische karakter van een zeden
misdrijf valt in het totaal sterk op.
De emotie, die door een toevallige
als vader, natuurlijk wel. maar het
moet voldoen, dan dat Je kimt
zeggen: goed zo, nu heb ik ze
gewaarschuwd, nou kan ze niks
meer gebeuren. Dat gaat niet. hoe
erg het ook is. Maar nogmaals: het
Is begrijpelijk dot de mensen op
maatregelen g*an aandringen, alleen
is de kans dat Je preventief iets
kunt gaan doen, te verwaarlozen
ia
Brokken
Een van de maatregelen zou het
beperken van het proefverlof voor
mensen uit inrichtingen kunnen
zijn. Ik denk aan het geval op
Terschelling".
„Bij het vormen van het beleid
moet Je Je afvragen, wat er nu
eigenlyk gebeurt als Je de mensen
met proefverlof stuurt. Dat wordt
een wetenschappelijk onderzoekje:
in zoveel Jaar heb ik zoveel gevallen
van proefverlof gehad, en in zoveel
procent is hst misgegaan, waarbij
het om dat en dat soort zaken ging.
Dan zie Je. dat ih' de over, overgrote
meerderheid van de gevallen het
proefverlof goed afloopt en verder,
dat zelfs als het slecht afloopt de
delicten niet ernstig zijn: diefstal,
joyriding. Die ernstige recidive is
buitengewoon laag. U voelt wel dat,
als dat niet zo zou zijn, geen
overheid het in zijn hoofd zou halen
een dergeiyk beleid te handhaven."
„Als overheid moet Je zorgen, dat de
dader op een gegeven moment in de
samenleving kan terugkeren. En dat
hy dan goed voorbereid is, anders
krijg je weer brokken. Dat vereist
een goed behandelingsplan. Proef
verloven zijn daarvan een niet te
missen onderdeel. Ons Wetboek van
strafrecht laat een onbeperkte
vrijheidsberoving niet toe."
Maar Terschelling heeft bewezen,
d?t het risico van een dodelijke
recidive bestaat.
„Ja, dat is zo, maar hier geldt weer
dat Je moet kijken naar de cijfers.
De getallen zyn niet zorgwekkend.
Hetzelfde geldt voor ontvluchtingen
uit gevangenissen: ook daar blijkt,
dat de meerderheid van de
ontvluchten «n de tijd voordat ze
weer gepakt worden (doorgaans
binnen een maand, maar daar wordt
weinig drukte over gemaakt) geen
alarmerend gedrag vertonen. Ze zijn
wel hinderlijk, maar e en ernstige
bedreiging voor het welzijn van de
mensen is er haast nooit by. Het
tragische geval in Amsterdam,
waarbij een politieagent werd
doodgeschoten door een voortvluch
tige, beschouw ik als een uitzonde
ring, evenals Terschelling."
Een groot deel van de misdrij
ven wordt niet opgelost. De politie
in Utrecht ging zelfs zover te
zeggen, dat de misdaad in
Nederland wel lonend is.
„Nou, dat geldt misschien alleen
maar voor een hele kleine groep die
Je altijd zult houden, namelijk de
professionals. Ik bedoel, voor Aage
M. loont de misdaad: hij is een