Heli's
Angels
Geen 'hoeremeid' voor 'n verweerde zeeman
MAANDAG 26 AUGUSTUS 1974
Pagina 15
Frits "the looser" ziet er
niet zo best uit. Enkele
maanden geleden kreeg hij
een pan kokend frituurvet
over zich heen.
De grauwheid van de arbeidèrswijk in Amsterdam Oost, waar wij op een woensdagavond
doorheen rijden, stemt tot grote somberheid. De verveloze huizen zijn, hoewel het pas
tien uur is, bijna geen van alle meer verlicht. Op de dodfe straten rond het gemeentelijk
slachthuis is geen mens te bekennen. De spoorbaan van het station Muiderpoort lijkt de
wijk met zijn ijzeren ring als een getto van dte rest van Amsterdam af te sluiten. Aan het
eind van de lange straat ontwaren wij, als in een sprookje, een lichtje. Een café, zoals het
hoort op de hoek gesitueerd. Op het ruime trottoir staan enkele zwaar-kaliber motorfiet
sen, waarvan het opgepoetste chroom glanst in het kale licht van de straatlantaarn.
Door
Alexander Mümininghoff
En Jongeman, gehuld in een leren
rijgbroek, leren laarzen en een le
ren jack dat 4s afgebiesd met nikke
len dopjes laat het glas pils dat hij
Juist naar de mond bracht op borst
hoogte hangen als hij ons het café
ziet binnenkomen. Op zijn Jack zie
ik twee ijzeren kruisen, de Duitse
militaire dapperheidsonderscheiding.
Zijn oorlellen zijn doorboord door
fijne ringetjes, waarvan minia
tuur hakenkruisen bungelen.
„Ik zoek S5", zeg ik ter kennis
making. Een hartelijk gebulder stijgt
op uit de groep van een stuk of
tien gelijksoortig uitgemonsterde,
knapen. „Hee, Willem, er is iemand
voor Je", roept er een naar een ta
feltje aan de kant. Op zijn rug, die
hij me nu heeft toegekeerd, vlam
men de vuurrode woorden, die eens
in Amerika paniek zaaiden, mij te
gemoet: HELL'S ANGELS.
Fascisme
Angels, hadden wij de afspraak ge
maakt. De groep, die onlangs weer
in het nieuws kwam toen zij een
van haar leden, die bij een motor
ongeval was omgekomen, gezamen
lijk ten grave droeg, vindt bij bre
de lagen van de bevolking geen sym
pathie. Verhalen over vechtpar
tijen in dancings, verkrachtingen,
roof en overval doen in het burger
milieu veelal de ronde, als het ge
sprek op de fanatieke motorduivels
komt. Hun uiterlijk, gekoppeld aan
hun gezamenlijke optreden, brengt
bij velen het woord „fascisme" op
de lippen.
Willem, teder aangeleund door
zijn vriendin Marja, wier naam hij
voor eeuwig in de huid van zijn on
derarm heeft laten aanbren
gen, vindt dat er sterk overdreven
wordt door de buitenwacht.
„Wij zijn helemaal niet politiek ge
ïnteresseerd", begint hij als we aan
zijn tafeltje hebben plaatsgenomen
en het eerste pils (hier „bakkie" ge
noemd) achter de kiezen hebben.
,Hct gaat ons er alleen maar om dat
we met z'n allen gein kunnen ma
ken.
Die hakenkruisen en zo, dat. is voor
ons het symbool van de Heli's An
gels zoals die in Amerika geweest
zijn. Dat waren Jongens die uit de
oorlog terug waren gekomen met dat
soort dingen als aandenken, en die
toen in Amerika op de motor zijn
geklommen."
„Die motor dat is voor ons het al
lerbelangrijkste. Je moet het zo
zien: de meesten van ons werken
allemaal verdomd hard in hert,
slachthui» en zo. Hun motorfiets ais
de enige ontspanning die ze hebben.
En Je wijf en de gein natuurlijk",
voegt hij er glimlachend aan toe.
Betekent de motor ook wat voor
het meisje? Instemmend knikje van
de popped! Jn: „Jawel hoor, zeker".
Als ik opmerk dat ik op haar bloes
je geen ijzeren kruisen zie, zegt ze
dart, ze die wel op haar motorjack
draagt. „Nou ben ik weer aan het
woord" onderbreekt WÜIem dit in
termezzo.
Toffe goser
Hoe word Je lid van de Hells An
gels, vraag ik hem bij het volgen
de bakkie. „Iedereen kan het wor
den, het gaat er alleen maar om of
je een toffe goser bent, dat is alles.
Je hoeft er niet eens een motor
voor te hebben, al wordt dat wel op
prijs gesteld natuurlijk. En dan liefst
een zware, niet zo een licht dinge
tje. We proberen een nieuweling
wel even uit natuurlijk. Laatst had
den we er nog een, die is afgetaaid.
Aardige knul wel, maar hij was een
beetje bangig. Toen ik hem om te
proberen een dreun gaf deed ie niks
terug. Ja kijk, daar hebben we dan
typisch geen moer aan. Om er bij
ons bij te horen is het nodig dat Je
wel terugmept. Want anders is zo
iemand waardeloos als het er opaan
kamt".
Wat bedoelt hij daarmee? Willem,
met een nauwelijks bedwongen glim
lach: Nou Ja, als we een keer echt
gaan knokken, dat voel Je toch wél?
Dat gebeurt wel geregeld, hoor. Er
zijn groepen die ons 'n beetje dwars
zitten zo af en toe. Momenteel is
het een slappe tijd, want er zijn er
een heleboel met vakantie naar
Spanje en zo. Maar gisteren hebben
we nog een beukpartij gehad met
een Amerikaan die vervelend deed,
hij wou deze motorketting niet af
geven".
Willem laat ons een zwartglimmen
de goed geoliede brede stalen scha
kelketting zien: „Nou, Je ziet, we
hebben hem".
Vertelt vervolgens dat een van de
Angels nog steeds door de politie
wordt vastgehouden. „Die smerissen
zijn heel anders geworden de laat
ste tijd, bovendien is er hier vlak
bij een gloednieuw bureau bijgeko-
Kettiing
„Waar is dat ding voor nodig",
vraag ik nogal sullig als ik hem de
loodzware ketting die ik even in de
hand heb mogen houden, teruggeef.
Gegrinnik bij de Angels, die in de
loop van het gesprek erbij zijn ko
men zitten: „Ja, wat dacht Je? Om
iemand mee voor z'n kanis te mep
pen natuurlijk".
Als Willem ziet dat ik nogal onder
de indruk ben van de gedachte, dat
zo'n stalen gevaarte zich misschien
eens zwiepend door mensenvlees zal
ploegen, moet hij wel even lachen.
„Erg hè", grapt hij.
De sfeer wordt op slag erg tof als
ik op een gegeven moment toegeef
aan de steeds sterker wordende druk
om een rondje weg te geven. De bel
wordt geluid en de naam van de
krant weerklinkt waarschijnlijk voor
het eerst, in de knusse lokaliteit.
Frits, bijgenaamd „the looser"
staat erop dat hij close-up gefoto
grafeerd wordt. Hij is ernstig ver
minkt: een paar maanden geleden
kreeg hij een pan kokend fri
tuurvet over zich heen, waardoor
zijn gezicht grotendeels, is wegge
brand.
Hij laat een van de tatoueringen
zien die het ongeluk ongeschonden
zijn doorgekomen. „Bom to loose",
(„voor verliezen geboren") staat er
te lezen. „Hij wordt wel weer beter
hoor", roepen zijn kameraden opge
ruimd, „plastisohe chirurgie en zo".
Frits: „Toen ik in het ziekenhuis
lag merkte ik, hoe geweldig het is als
je vrienden hebt. Ze hebben me
geen moment in de steek gelaten,
iedere dag kwamen ze me opzoeken.
Ze hebben me er echt doorheen ge
holpen".
Saamhorigheid'
De indruk van saamhorigheid dringt
zich inderdaad op, als je met de
Angels praat. Het verhaal dat een
van hen in Assen door een groep
Duitse Angels (want de motor-
duivels zijn een internationaal ver
schijnsel) in elkaar werd geslagen,
waarna men probeerde hem van zijn
„kleuren" (d.w.z. de woorden Heli's
Angels op de rug van het Jack, die
al naar gelang de anciënniteit van
wit over roze naar rood lopen) te be
roven leidt bij het herkauwen tot
een woeste, massale kreet. „De Duit
sers zijn vogelvrij voortaan, die
schappen we nog eens helemaal in
elkaar".
Wij worden uitgenodigd om zater
dag mee te gaan naar Haarlem waar
de groep „Mad Dogs" aan de Heli's
Angels de oorlog schijnt te hebben
verklaard om interne redenen. Enig
zins huiverig vanwege de gedach
te aan die ketting nemen wij de uit
nodiging aan.
Als we die zaterdag op het af
gesproken tijdstip de verzamelplaats
bereiken, zijn de Angels reeds
gevlogen. De patronesse van de uit
spanning, een gezette dame die naar
goed cafégebruik als „tante" Lies
wordt aangeduid, roemt nog eens de
menselijke kwaliteiten van haar af
wezige clientèle: „Beste Jongens
hoor. Ze komen hier allemaal uit
de buurt vandaan, de meesten wer
ken in het slachthuis of de sloperij.
Hard werk, hoor. Je kunt aan ze
merken dat ze elkaar nodig hebben:
als ik 's avonds om acht uur open
ga, zitten ze na een minuut al
binnen. Ze helpen elkaar werkelijk
door dik en dun, dat is met Frits
wel gebleken".
Terwijl we wachten komt Andree,
die alleen op stap is geweest, binnen.
Hij vertelt dat er de vorige avond
nog geknokt is met een paar Tur
ken, die een vrouw lastig vielen in
een andere bar. „Zij kwam ons vra
gen, of we haar niet konen bescher
men. Dat hebben we natuurlijk ge
daan, reken maar". Een paar buurt
bewoners bevestigen met instemmend
geknik, dat de actie van de bescherm
engelen afdoende sukses heeft ge
had.
Een geknetter en geraas kondigt
even later de terugkomst van de
hoofdmacht aan. De deur van het
café barst open en laat een stroom
van bezwete en verhitte Angels bin
nen, die de motorhelmen op de ven
sterbank deponeren en zich vervol
gens uitgelaten op de tap storten. De
leden van de groep, die ik de vorige
keer heb ontmoet herkennen me pas
als de nawerking van snelheid op de
motor en gezamenlijke actie na het
eerste (men heeft in Zandvoort wat
gedanst in een Surinaamse tent)
bakkie is uitgewerkt.
Beste jongens
Ik vraag aan Willem hoe dat nou
zit met die Mad Dogs? „O, die lei
der van ze heeft urenlang aan de te
lefoon gehangen", zegt hij, „De hele
tijd zei die maar dat we helemaal
geen ruzie hadden en zo, nou, toen
zijn we maar niet gegaan"
Groot enthousiasme ontstaat, als
wij voorstellen een groepsfoto met
de gekoesterde motoren erbij te ma
ken. Het voorstel heeft zo een suk
ses, dat zelfs de motormeisjes, die
aanvankelijk nogal schroomvallig wa
ren voor het vogeltje, verlekkerd op
de glimmende motoren poseren. De
consideratie met de buurt wordt even
later merkbaar, als er door de bu
ren geklaagd wordt. „Iedereen naar
binnen", kommandeert Willem. Als,
er niet direkt aan deze oproep ge
hoor wordt gegeven en er aan de
andere kant van de brug toevallig
een politieauto Opduikt, spoort Wil
lem nog eens extra krachtig aan:
„Naar binnen, nu!" De witte volks
wagen rijdt zonder zelfs maar in te
houden door. De rust op de straat
hoek is even later weer teruggekeerd.
„Beste Jongens", zegt Tante Lies nog
eens waarderend.
Is sterk spul. Je zou hem bij wijze
van spreken dood moeten slaan.
Morgen wordt hij negentig".
Anderen gaan vroeg „naar kooi", de
„hut" van drie en een halve bij drie
en een halve meter. Met meer
ruimte zouden zij zich niet prettig
voelen. „Net als op het schip", zegt
de directeur, „een hele kleine hut en
veel ruimte aan dek".
De sterkste zeemansbenen „gaan
aan wal". Waar de toeristen in de
Egmondse etablissementen 1,10 gul
den voor een borreltje betalen, hoeft
de oude zeerot maar 75 cent neer te
tellen. „Een gebaar van de
caféhouders hier", zegt Ziek, „de
oudjes zijn geliefd in Egmond.
Iedereen wil ze er wel eentje geven.
Soms rolt er wel eentje om drie uur
's nachts hier de draaideur door.
Maar niemand, die ze aan hun lot
overlaat. Ze worden netjes afgele
verd".
Het ruige zeemans bestaan tot in de
laatste levensuren. De ouwe rotten
zijn, geen wonder, niet weg te slaan
uit de sfeer in de Prins Hendrik
Stichting. Toch Is er nog plaats in
Egmond aan Zee.
„We hebben te lang te weinig in de
publiciteit gestaan", zegt „kapitein
Ziek, „de oude zeeman weet het niet
of denkt nog steeds dat hij
behoeftig moet zijn. Dat is
doodzonde. Wat moet een oude
zeerob in een bejaardentehuis tussen
breiende dames? Daar kan hij zijn
stoere verhalen over het stappen in
Casablanca of Port Said niet kwijt.
Als hij ze hier zou vertellen zegt er
meteen een: Je liegt, want die en
die tent bestaat niet daar".
Net als elke andere badplaats doet Egmond aan Zee het 's zo
mers goed bij de toeristen. Het zijn, zolang de zon tenminste
zijn plicht doet, vette maanden voor de horeca-exploitanten.
Er is echter maar een bar in het dorp, die niet afhankelijk is
van het hoogseizoen. Menige café-eigenaar zou jaloers zijn op
de enorme jaaromzet van die gelegenheid. Een dranklokaal
bovendien, waar de klandizie het zonder popgeweld en gok-
gerinkel afkan. Hendrik de Koe of hoe die oude zeerotten in
de Prins Hendrik Stichting ook mogen heten, heeft genoeg aan
zijn borrel en zijn herinneringen. De gemiddelde leeftijd op de
barkrukken is tachtig jaar, maar schenk de oudjes geen „hoe
remeid", een jonge zonder kop, want er wordt niet betaald.
Zo gaat dat in de alleen van buiten
statig ogende Prins Hendrik Stich
ting, tehuis voor bejaarden ex-zee
varenden. De „bemanning" telt 162
koppen, de oudste is 97 Jaar. Er
woont er een, die Kaap Hoorn nog
heeft gerond en zijn stramme vingers
bouwen nog regelmatig een driemas
ter in het klein, „zeewaardig" tot in
de wonderbaarlijkste details.
Door
Daam Overhoff
Een uniek tehuis daar in Egmond
aan Zee, het Bronbeek voor
zeelieden, die het want te hoog is
geworden. De stichting, die volgend
ijaar haar honderdste verjaardag
•viert, is genoemd naar Prins
Hendrik de Zeevaarder, broer van
koning Willem de Derde. Hij gaf
zijn zegen aan het initiatief van een
gereformeerd diaken in Egmond, die
zich over behoeftige zeelieden wilde
ontfermen.
De Egmonder vissers waren toender-
tijd immers niet te benijden. Met
hun kleine scheepjes konden zij 's
winters nauwelijks de ziedende zee
op. Armoe was troef zonder
visvangst en zeker toen zestig
procent van de manlijke bevolking
in Egmond onder een tyfus-epidemie
bezweek.
De medische wetenschap en sociale
voorzieningen laten behoeftige zee
lieden echter niet meer toe en
daarom is de Prins Hendrik
Stichting uitgegroeid tot een natio
nale, particuliere instelling voor
oud-zeevaarders, die „op het droge"
van het gemiddelde bejaardentehuis
snel zouden verkommeren.
Op het „schip" van de Prins Hendrik-
Stichting is het voor de verweerde
zeerobben gioed toeven. Een zeemans
echtpaar kan er voor 1035 gulden
per maand terecht, weduwen en
alleenstaanden gaan voor 690 gulden
per maand aan boord. De loopplank
Een bruin café in het
naar andere bejaardentehuizen gaat
pas voor dubbele prijzen uit.
Wat zou de krasse koopvaardijvaar-
der of elke andere zeebonk op Jaren
daar moeten doen? In Egmond aan
Zee staat in de hal een prachtig
kompas en hij poetst het maar al te
graag zelf op. De koperen zuilen en
trapleuningen glimmen ook al als
een spiegel. Een echte „koperzuiger"
(koperpoetser) verloochent zich niet,
ook al is hij negentig.
Daar was en is hij nog altijd
zeeman voor. Hij pruimt tabak en
spuit de bruine straal, die deze
gewoonte begeleidt, kaarsrecht ln de
kwispedoortjes langs de muur. Hij
kijkt geen klok, maar luistert naar
het „glazen slaan", een enkele
gongslag om het halve en een
„Een warme hap en de borrel, daar
leven ze alleen nog voor", zegt F.
Ziek (47), zelf vijftien jaar op zee
geweest en directeur van de
stichting, „maar ze drinken maar
zelden teveel. Dat weten ze nog van
zee. Wie onbekwaam het want
in ging liep de kans een doodsmak
te maken. Ze kijken wel uit".
dubbele om het hele uur.
Zo weet hij, dat hij om precies tien
uur 's morgens de scheepsbar binnen
kan. Het dik favoriete borreltje,
maar ook alle andere dranken
kosten er 75 cent. De stemming is er
iedere dag vanaf het vroege
aanvangsuur goed in. Een bruin
cafe, een gulle lach en harde
visserstaal.
En directeur Ziek kijkt wel uit een
zeeman aan het handje te houden.
„Betuttelen, zoals in de meeste
bejaardentehuizen, is er hier niet
bij", zegt hij, „als iemand van de
dokter niet meer mag drinken en
hij doet het tx>ch, moert; hij dat zélf
weten. Zonder borreltje wordt hij
misschien 85, met zijn slokje 84.
Moet Je die man dat plezier
onthouden? Zeelleden maken him
eigen dienst uit. Het ene moment
hebben ze knetterende ruzie, vijf
minuten later is het over".
Om gezamenlijk aan tafel te gaan
voor de warme hap. Hollandse kost
gaat er het beste in: speklappen,
griesmeel, groetpap, „bramstaglopers"
of „raasdonders" (capucijners) en
erwtensoep met „drijfijs" (worst en
spek). „Al vallen de mussen van het
dak", zegt een kok, „en ik maak
erwtensoep, dan vreten ze een liter
de man".
's Middags zijn de .ruimten aan dek",
de sooszaal, de biljartkamer, en het
„ruim", de kelders vol knutselappara-
tuur, in trek. Een museum met de
prachtigste miniatuurschepen ge
tuigt van vlekkeloze handenarbeid.
„Een man stond al drie keer op
uitstappen", zegt Ziek, „maar nog
steeds komt het ene schip na het
andere uit zijn handen. Een zeeman