BOEREN SLACHTOFFERS OF
VEROORZAKERS INFLATIE?
als
VVD nog niet sterk
oppositiepartij
De goede
verzekering-
adviseur
kentE&L.
Als de beste!
DONDERDAG 8 AUGUSTUS 1974
PAGINA 13
LEZERS SCHRIJVEN:
En de wereld
kijkt toe.
Het enige resultaat van het zg.
„Fartijse akkoord" is dat het, met
achterlating van Noor dvietnamese
troepen in Zuid- Vietnam, de aan
dacht van de wereld van Indo-China
heeft weggenomen. Zoals hij vrijwel
elk wapenstilstandsakkoord werd de
basis voor voortzetting van de strijd
verzekerd.
De strijd gaat onverminderd voort.
Ergens versoholen tussen de vele be
richten kan men nog wel eens iets
leven over de hevigheid, waarmee
Noordvietnamese en Vietcong-een-
heden slag leveren op Zuidvietna-
nees grondgebied. De hevige Viet-
namcampagnes hebben de weg voor
de communisten vrü gemaakt om
rustig zonder door het wakende
oog van de wereld te worden gade
geslagen door te gaan met de
gewelddadige poging Indo-China de
zegeningen van de communistische
heilstaat op te leggen.
Opnemen van brieven id
deze rubriek behoeft niet te
betekenen dat de redactie
het met de inhoud eens Is
De redactie behoudt zich
daarenboven net recht voor
om bijdragen te telgeren daD
wel In te korten.
Ondanks het overtuigende bewijs
van de onbetrouwbaarheid van de
communistische partners in het Pa-
rijse akkoord gaat Nederland door
meit het zonder enige controle weg
schenken van gelden, die voor het
belangrijkste deel ten goede komen
aan Noord-Vietnam, zgn. communis
tische delen van Zuid-Vietnam, Ha-
noi-wëlgezinde groeperingen, zgn.
politieke gevangenen in Zuid-Viet
nam (die in Noord-Vietnam verblij
ven kunnen rustig kreperen) voor
een totaal bedrag van 5 miljoen. De
hulp aan de communistische agres
sors kan kennelijk niet op. Intussen
vechten Zuidvietnamezen tegen de
communistische indringers en de we
reld kijkt toe.
voorzitter Oud Strijders Legioen
P. J. G. A. EGO.
Rozenoord 28
Berkel en Rodenrijs.
Minachtende
„humor"...
Zouden meer mensen zich ergeren
aan de minachtende humor (of wat
er voor moet doorgaan) van Paiul
Wolfswinkel?
Dat stükje over Hessen-N. Beieren,
pas aan 't eind zag ik wie dat
schreef, maar ik had het kunnen we
ten.
Omdat ze in Holland zo achterlijk
zijn, dat ze niet erkennen hoe goed
kuren is voor b.v. reumapatiënten
en Duitsland dit door de Kranken-
toasse laat betalen, daarom is het;
publiek in bepaalde Kurorte vetran-
derd.
Deze eenvoudige mensen (met ni
veau ligt niet hoog, zegt P.W.) zijn
dolgelukkig met die kuren en Jopen
niet in elegante badkleding.
Toen P.W. Wim Kau resenseerde
en het had over „de oude man" dacht
ik al: je bent nog niet rijp voor ao'n
grote persoonlijkheid
Laat hij zich maar bij zijn Alle
gaartjes houden, daarmee amuseert
hij misschien nog enige lezeressen.
MEVR. M. SMULING-DE LOG IE
Rijnsburgeriweg 63a, Leidein
Naar een
Keerpunt '74?
In 1973 werd het besluit genomen
naast en boven de progressieve be
lasting de inkomens boven een be
paald niveau te gaan aftoppen.
Nu, ongeveer een jaar later, stelt
de minister van Binnenlandse Zaken
in de salarismaatregelen overheids
personeel juli 1974 een „uitkering
i.vm. de aftopping" bekend (uitbe
taling eind augustus en terugwer
kende kracht tot 1 januari 1974).
Door deze uitkering wordt een be
leidsfout gecorrigeerd of misschien
wart duidelijker, een kwalijke fout
hersteld.
In hoeverre men de oude waarheid
herontdekt heeft, dat een normaal
mens best bereid is zich behoorlijk
in te spannen. Mits deze inspanning
een voor hem redelijk resultaat op
levert öf dat gebleken is dat via de
progressieve lijn belastingveren pluk
ken tóch beter is dan met de af-
toppingsbijl de kippen die nog steeds
leggen slachten, is een vraag die ze
ker mag worden gesteld.
Hoe het ook zij sombere prognoses
van een tg.v. progressieve belastin
gen in combinatie met aftopping me*
elkaar steeds meer afzakken naar
een grauwe eenheidsmaatschappij
waarin iedereen een bedragje aan
zakgeld krijgt en de staat verder
voor alles zorgt komen gelukkig
(nog) niet uit.
Wat die vraag betreft, misschien
zou de AH. minister DeGaay Fort
man hierover eens met zijn politiek
radicale zoon voor de t.v. willen
discussiëren. De regering heeft ten
slotte zendtijd
Een aardiger oplossing lijkt mij dat
de NCRV De Gaay senior en junior
in het bekende „zo vader, zo zoon"-
programma voor de buis brengt.
Het bij dergelijke programma's on
misbare panel zou men voor de ver
andering 'misschien eens uit de 10
procent Nederlanders die met elkaar
plus minus 90 procent van de direc-
te-belastingguldens opbrengen kun
nen kiezen.
Zou best een leuke uitzending kun.
nen worden. Misschien zit er zelfs
een keerpunt '74 in
I. DEKKER
Gansstraat 17,
Leiderdorp.
Zelfs in Nederland, het laind met ,,de best gestructureer
de landbouw van Europa", zoals Europees landbouwcom
missaris Lardiinods ons kleine boerenerf op deze aardbodem
kenschetste, gaat de inflatiegolf niet ongemerkt aan land
en tuinbouw voorbij.
Daar hebben de Nederlandse boeren ons de afgelopen dagen
dan ook op geattendeerd. Door middel van ongemeen felle
acties, zoals barricades, afluiting van toegangswegen en bezet
ting van strategische verkeerspunten maakten onze agrariërs
bezwaar tegen de landbouwpolitiek en veroorzaakten op de
wegén een kortstondige chaos.
De Europese boeren en dus ook
de Nederlandse voelen zich slacht
offers van de inflatie, de zgn. kosten-
inflatie. De prijzen van o.a. veevoe
der, landbouwmachines, kunstmest en
energie zijn op niet mis te verstane
wijze de pan uitgevlogen. De tot nu
tot steeds verhoogde minimumgaran-
tieprijzeji kunnen een dergelijke zeer
grote kostenontwikkeling niet meer
compenseren. Tot zover dus slacht
offer van inflatie.
In de praktijk echter bleek het in
het verleden vaak onmogelijk de mi
nimumprijzen te stabiliseren op een
peil, dat voor minder efficiënte be
drijven tot een sterke inkomensdaling
zou leiden. Een in feite te hoog land-
bouwprijspeil dus, dat ook de grote
meerderheid van vrij ondoelmatige
agrarische bedrijven een kans gaf. In
zoverre dus de Europese boer als ver
oorzaker van inflatie (te hoge voed
selprijzen)
Hier iekent zich het dilemma af.
En het aloudé economische probleem:
in hoeverre voor de (landbouw)pro
ducent afwenteling en doorschuiving
van inflatie naar de consumen; ge
rechtvaardigd is» wordt weer aan het
daglicht blootgesteld. Een Inflatie
dilemma, dat misschien juist in de
landbouwsector (vanwege specifieke
problemen als weersgesteldheid, In-
elasticiteit van de vraag enz.) wel
het sterkst naar voren treedt.
Nietemin voor de Nederlandse boe
ren een zuur dilemma, dat nog onver
teerbaarder is geworden, nu de Fran
se regering door middel van maat
regelen, die duiden op een sterke her
leving van het nationalisme in de
landbouw, haar boeren wel te hulp is
geschoten. Maatregelen, die» recht
streeks indruisen tegen Europa's ge
meenschappelijk afgesproken land
bouwpolitiek en voorzover zij de vee
houderij betreffen, strijdig zyn met
het Verdrag van Rome.
Nog andere moeilijkheden hangen
de Europese landbouwmarkt boven
het hoofd. Zo rust er, ondanks de
goede ontvangst van de rundvlees-
voorstellen van de Europes Commis
sie in het Engelse Lagerhuis, nog
steeds de Britse hypotheek op de
landbouwpolitiek, die zij legden met
hun verzoek om nieuwe onderhande
lingen over de voorwaarden van het
EG-lidmaatschap. Een opnieuw in
discussie brengen van de gemeen
schappelijke landbouwpolitiek door de
Engelsen wordt bovendien onder-
Doot
E. E. v. d. Lustgraaf
steund door de Duitsers, die met hun
ondoelmatige landbouw al enige tijd
blijk hebben gegeven van hun onte
vredenheid. Een ander struikelblok
voor het handhaven van de gemeen
schappelijke landbouwmarkt is het
ontbreken van een gecoördineerde
monetaire politiek. De geldelijke
compensaties, die momenteel in Eu
ropa bestaan, vormen een voortdu
rende brem van moeilijkheden. Zo ko
men boeren, wier nationale valuta de
valueert of gaat zweven in een on
evenredig gunstige positie t.o.v. hun
Europese collega's en verstoren daar
door eerlijke concurrentie. Door de
valuatie namelijk wordt de valuta
goedkoper en krijgen de betrokken
boeren dus meer nationale valuta
voor hun produkten.
De oprechte Europeaan moet al
met al de schrik om het hart slaan
bij het opmaken vam de Europese
landbouwbalans. Een Europese inte
gratie zonder gemeenschappelijk
landbouwbeleid heeft weinig overle
vingskansen. Juist een gemeenschap
pelijke landbouwmarkt (gelijk duur-
teniveau van primaire levensmidde
len) is één van de meest dringende
voorwaarden voor eerlijke, onverval
ste concurrentie in de industriële en
dienstensector en maakt het zo fun
damentele vrije verkeer van goederen
en diensten mogelijk. Bovendien
noopt een Europees landbouwbeleid
veelal tot beslissingen op andere ge-
reinen en kan zo als versneller fun
geren voor andere gebieden en pro
blemen, die een Europese aanpak be
hoeven.
Wat nu staat een gemeenschappe
lijke landbouwpolitiek van de Negen
op lange termijn in de weg? Van na
ture al heeft de landbouwsector met
een aantal problemen te kampen. Zo
wel op kortere als op langere termijn
blijft de vraag naar land- en ouin-
bouwprodukten ongeveer constant,
ongeacht prijsveranderingen (sterke*
inelastische vraag). Dit heeft tot ge
volg dat een vergroting van het aan
bod (produkiegroei) tot prijsdaling
leidt, omdat een overeenkomstige af-
zetvergroting vaak niet moge tij i: is.
Daarnaast staat het prijspeil onder
permanente buitenlandse druk van
landen, die hun overschotten vaak
tegen sterk verlaagde prijs op de we
reldmarkt spuien. Vooral voor de klei
ne boeren is een dientengevolge lage
prijs vaak onvoldoende om de hoge
kosten van mechanisering en hulp
stoffen te dekken. Ook de afhan
kelijkheid van weersgesteldheid, hoe
wel door huidige technische mogelijk
heden aanzienlijk verminderd, speelt
in de landbouwsector een rol.
Doel van de Europese landbouw
politiek nu is de markten te stabili
seren, de landbouwbevolking hier
door een redelijke levensstandaard te
verzekeren en de consument bij leve
ring een overeenkomstig redelijke
prijs te garanderen. Middelen hiertoe
waren het zoveel mogelijk onderbren
gen van landbouwprodukten in ge
zamenlijke marktordeningen met op
Europees niveau vastgestelde richt
en minimumprijzen. Zo vertegen
woordigt de richtprijs voor elk pro-
dukt een gezamenlijk afgesproken
prijsniveau en wordt door interven
tie-instellingen gewaakt tegen een te
ver dalen beneden het gewenste peil.
Interventie-instellingen hebben de
verplichting bij een bepaalde mini
mumprijs steunaankopen te doen.
Hierdoor vermindert het aanbod en
stijgt de prijs.
Zo ligt de interventie- of mini
mumgarantieprijs bij granen 5 10%
beneden de richtprijs, maar bij groen
ten en fruit 40—70%. De buitenland
se druk op het prijspeil wordt on
schadelijk gemaakt door een reeks
van douane-maatregelen (vnl. invoer"
heffingen) aan de Europese grens.
Omgekeerd echiter wordt de uitvoer
van Europese overschotten naar der
de landen mogelijk gemaakt door uit-
voersubsidies uit de Gemeenschaps-
kas. Kortom, een aantal beschermen
de maatregelen, die de Europese
landbouw vrijwel volledig afschermt
van de wereldmarkt.
Het voortboeren in deze opzet mu
wordt onmogelijk gemaakt door het
zeer grote aantal kleine boerenbedrij
ven. Daar mechanisatie het voor één
arbeidskracht mogelijk maakt ten
minste 30 a 40 ha akkerland te be
bouwen of tenminste 40 melkkoeien
te verzorgen, is 80% van de Europese
boerenbedrijven te klein om één man
zakelijk verantwoord te laten werken.
Een bedrijfstak, die dus voor onge
veer 80% inefficiënt produceert. Toch
bleek het in de praktijk va® de ma-
rathon-landbouwzittingen in Brus
sel vaak onmogelijk de minder doel
matige bedrijven goeddeels uit de
marict te prijzen door op een prijs
peil te stabiliseren, dat slechts aan
efficiënte landbouwers een redelijk
inkomen garandeerde. Zo werd jaar
in jaar Uit de marict op een aanzien
lijk te hoog prijsniveau gestabiliseerd.
hetgeen de Europese landbouwer be
stempelde tot inflatiemaker zonder
weerga. Een economisch gezien
uiterst ongezonde zaak, waar de ster
ke nationale landbouwlobby's debet
aan zijn.
De gevolgen van één en ander wa
ren onmiskenbaar. Het landbouw-
prijspeil klom op tot ver boven dat
van de wereldmarkt. In 1968 reeds
lagen de prijzen voor de belangrijkste
produkten 17% (gedopte rijst) tot
33,8% (witte suiker) boven die van
de wereldmarkt. Een verschil in prijs
niveau, dat de enorme ondoelmatig
heid in de Europese landbouw duide
lijk weerspiegelt. Bovendien leidde de
inmiddels voortgeschreden produktie-
vergroting (door mechanisatie en ge
bruik van kunstmest) tot overpro
duce. Verminderde inkomsten uit
Invoerheffingen, grotere uitgaven aan
uitvoersubsidies en steunaankopen
van de enorme overschotten waren
het gevolg. Een beleid, dat in 1968
al zo'n 7,5 miljard gulden aan ge
meenschapsgelden opslokte.
Tegen deze achtergrond kwam de
toenmalige landbouwcommissaris
Mansholt in december 1968 met een
"Programma Landbouw 1980" op de
proppen, dat een verschuiving be
oogde van markt- en prijssteun naar
structurele verbetering. Mansholt
streefde hierin op langere termijn
naar een zekere afbouw van het be
staande minimumprijs-systeem en
wenste een afvloeiing van ongeveer
de helft van de bestaande 10 miljoen
landbouwers door vervroegde pensio
nering, omscholing van jongere land
bouwers en nieuwe opleidingsmoge
lijkheden voor hun kinderen. De vrij
gekomen grond zou tegen aanvaard
bar e voorwaarden beschikbaar moe
ten komen voor nieuw op te stellen
produktie-eenheden van minstens
80—120 ha akkerbouw of 40 a 60
melkkoeien of 150 a 200 runderen.
Door slechts een beperkt aantal goed
lopende agrarische bedrijven over te
houden zou het landbouw-
prijspeii niet meer de inefficiënte
agrariërs hoeven te beschermen en
zou dus de kloof tussen wereld- en
Europese marktprijzen kunnen ver
smallen. Hierdoor zouden dan ook de
aanzienlijke kosten van steunaanko
pen en uitvoersubsidies kunnen ver
minderen.
Indien de Europese landbouwer
zich noch slachtoffer, noch veroor
zaker van inflatie wil voelen, dwingt
een oplossing op langere termijn zich
in de richting van aanzienlijke sa
neringsmaatregelen en structuurver
beteringen, zoals reeds door Mansholt
in 1968 aangegeven. Betere afvloed-
ings- en omscholingsmogelijkheden
(analoog aan de dezer dagen door
minister Boersma getroffen maatre
gelen m de staalsector) tezamen met
structuurverbeteringen (meer me
chanisatie en kapitaalinvesteringen
in reeds gezonde bedrijven) lijken
ook voor de Nederlandse landbouw
op den duur de enige oplossing. Een
gezonde agrarische bedrijfstak zou
het resultaat kunnen zijn, waardoor
ook een groot deel van de bescher
mingsmaatregelen aan de gemeen
schappelijke grens overbodig $ou
worden. Beschermingsmaatregelen,
diie tegenover bijvoorbeeld de ontwik
kelingslanden al bijna niet meer te
verdedigen zijn.
ADVERTENTIE
(Kent tiw adviseur ons?)
|E&LE
V/] J Levensverzekeringen
helder als glas
Korte Voorhout 20 Den Haag
Tel. 070-4692 62*
Eon van de handigste zetten van het
kabinet Den Uyl gedurende het
afgelopen Jaar was de benoeming van
oud-CRM-staatssecretaris en thans
weer Kamerlid Henk Vonhoff tot
burgemeester van Utrecht.
Vonhoff is een van de weinige
WD-Kamerleden die een zeer goede
spreekvaardigheid paart aan kennis
en vechtlust. Maar Vonhoff is nu -
aan de vooravond van het mediadebat
- op 43-Jarige leeftijd tot burgervader
van Utrecht benoemd. Hij laat in de
fractie een leegte achter die niet zo
maar door een nieuwkomer is op te
vullen. Het oppositie voeren zal de
WD weer iets moeilijker gaan vallen.
Wat is er sinds de verkiezingen
eigenlijk met de liberalen gebeurd?
Wat was het gevolg van de
deskundige campagne, die de WD
van 16 op 22 zetels bracht?
Even zag het er naar uit dat de WD
geen enkele moeite zou hebben bij
het voeren van een harde oppositie.
Amper had Den Uyl zijn kasboekje
voor het komende jaar op tafel gelegd
of de tegenbegroting van de VVD kon
er ter vergelijking worden naastge-
legd. Oud-staatssecretaris Rietkerk
kwam met een nota inkomensbeleid.
Het tweede kamerlid De Beer kwam
met een gedegen woonfilosofie,
getiteld: baas in eigen huis. Waaruit
zijn voorstel tot het verlenen van 100
pet. hypotheek inmiddels verwezen
lijkt is. Het laatste produkt was een
defensienota. Die kwam zelfs voor de
moeizaam tot stand gekomen nota
van minister Vredeling.
De pech van oppositionele nota's is,
dat ze veel tijd en energie kosten,
terwijl ze toch slechts het standpunt
van de minderheid verwoorden. Veelal
zijn ze na een publikatie of
persconferentie gedoemd vergeten te
worden. Of ze gaan de ijskast in. Als
pleister op de wond vindt men dan
enkele ideeën terug in regeringsvoor
stellen. Dat is zuur
Kader
Waar het de WD nu echter in de
eerst^ plaats om zou moeten gaan, is
het optreden van de Kamerfractie en
de vorming van een eigen kader.
Om met het laatste te beginnen.
Voorzitter Haya van Someren heeft
er tijdens 't afgelopen congres niet
voor niets op aangedrongen dat er
meer contact moet komen tussen
kader en bestuur. De grote aanwas
van leden tot 80.000 betekent nog
niet dat het gemakkelijker wordt een
heCht kader te vormen. Het zijn twee
dingen die volkomen los van elkaar
staan.
Nog te veel heerst de oude liberale
gedachte dat men het wel kan als het
er op aankomt raadslid, statenlid of
kamerlid te worden.
Fractie
Het tweede zorgenpunt is de tweede
kamerfractie. De WD is qua grootte
wel uitgegroeid, maar er niet veel
sterker op geworden.
Een probleem waarvan men de schuld
niet de fractie in de schoenen kan
schuiven, is dat het onmogelijk is om
tot één oppositie te komen. Met de
rechtse splinterpartijen kan de WD
zich niet identificeren. DS'70 mist de
affectie voor de liberalen en de CH is
aan handen en voeten aan het CDA
gebonden.
Wel te voorzien was dat de fractie
met een natuurlijke afval door
benoemingen elders te maken zou
krijgen. Zo waren het vertrek naar
Gelderland van Geertsema en de nu
opstappende Vonhoff grote verliezen
voor de tweede kamerfractie. Bij Me
samenstelling van de kandidatenlijst
is met de broodnodige gemeleerd-
heid van de Kamerleden geen
rekening gehouden.
Na het afvallen van Vonhoff blijft er
op de gehele fractie slechts een
enkele goede spreker over: Han
Wiegel. Dat ds op 22 man niet veel.
Verder kampt de fractie met een
oververtegenwoordiging van onder-
wijsspecialisten (6 op de 22) en een
zware onderbezetting op sociaal-
economisch gebied. Dit zijn echter
nog factoren van buitenaf, waaraan
de fractie geen schuld heeft. Wel
verantwoordelijk'is men intern voor
het feit dat er amper of niet wordt
gezocht naar opvolgers van de Wie
gels en Vonhofs, en dat er voor de
jongere nieuwkomers amper een
plekje wordt vrijgemaakt om aan de
slag te kunnen.
In wezen is dit een euvel waar elke
uit haar krachten gegroeide fractie
mee kampt. De ouwe rotten in het
vak geven of ze zelf nou slecht of
Door
Reny Dijkman
goed in de Kamer zijn - niet of node
slechts een puntje van hun
specialistisch gebied voor de nieuwko
mers als „oefenterrein" vrij. Dat
werkt natuurlijk frustrerend op de
nieuwe kamerleden.
Als de oude ploeg nou zo goed was,
was er nog iets voor te zeggen. Maar
de WD heeft het afgelopen
parlementaire Jaar vele kansen
verspeeld. Het debat rond de subsidie
aan De Tijd en de WD-inbreng op
de interpellatie van Verburgh over de
defensie-uitgaven kunnen zelfs in
eigen gelederen geen bevrediging
hebben gegeven.
Ook was het eerste - volstrekt
nietszeggende commentaar op de
defensienota teleurstellend. (Hierbij
moet worden aangetekend dat
oud-minister De Koster, wiens
gedegen commentaar we uitvoerig in
de krant hebben gehad, het niet Juist
vond om als buitenlandspeciallst in
de Tweede Kamer als eerste van zijn
fractie op de nota te.reageren). De
grondige reacties kwamen uit de
regeringspartijen. De socialist Klaas
de Vries veegde en passant de vloer
aan met het aan Vredeling vooraf
gaand VVD-defensiebeleid. Er kwam
geen enkele reactie op, want van de
22 Kamerleden was er niemand op
het Binnenhof te vinden.
Werken
De fractie zal aan zichzelf moeten
gaan werken. Wiegel kan niet alle
alleen, maar Wiegel zal de zaak wel
strakker moeten gaan leiden. In Juni
heeft de club zich een heel weekend
teruggetrokken om het fractie-optre
den door te praten op de Bilderberg.
Deze bijeenkomst zal na de Algemene
Beschouwingen worden herhaald.
Het wordt hoog tijd dat men wat
meer gaat letten op een alert
reageren en de presentatie in de
Kamer. Maar ook om de Jonge
kamerleden, die het afgelopen Jaar
amper aan bod mochten komen, eens
een opening te geven. Tenslotte was
ae eigen verkiezingsleuze: "Gelijke
kansen voor iedereen."