MAGNETO-METEOROLOGIE Stervende ster Verschuivingen waren vroeger geen probleem Nieuwe wetenschap geeft uitzicht op een klimaat- voorspel- ling op langere termijn ZATERDAG 27 JULI 1974 Wetenschap en technologie door P. Bok Voordat volken door de vorming van afzonderlijke staten en gebon- i denheid aan permanente woon- en werkgebieden binnen starre politieke grenzen werden gehouden, waren veranderingen in klimatologische zo nes geen ernstig probleem. Wanneer bv de Sahara over een periode van vele jaren geleidelijk aan zich meer naar het zuiden verplaatste, dan trokken de nomaden, die langs de zuidelijke grenzen van de woestijn leefden, gewoon mee naar het zui den waar zij op ander terrein voed sel konden vinden voor hun veesta pels. Zulke verschuivingen van kli maat-zones hebben zich in het ver* leden ongetwijfeld zeer vaak voor gedaan. Maar dergelijke veranderingen, veel al het gevolg van slechts kleine, nau- welijk te meten oorzaken, kunnen tegenwoordig niet meer op deze wijze worden opgevangen. De recente droogte in de Sahel-lan- den, in delen van Ethiopië en in In dia, hebben aangetoond, dat zich rampen kunnen voltrekken, nu de "natuurlijke" oplossing van migratie niet meer toegepast kan worden bij zulke verschuivingen. Dr. Derek Winstanley, een Londen- se meteoroloog, heeft vorig Jaar al aangetoond, dat het hier niet om toevallige veranderingen gaat, maar dat in veel groter verband verplaat sing van de klimaatzones op het noordelijk halfrond te bespeuren valt. Uitdijen van de circumpolaire luchtstromen drukt de klimaatzones naar het zuiden, waardoor het weer op ongeveer onze breedtegraad dro ger wordt, de noordelijkste streek J van Afrika en 't gehele Midden-Oos ten natter, en de woestijngebieden van Afrika en India zich naar het I zuiden verplaatsen. I Er is geen enkele manier bekend, om dergelijke wereldwijde klimaat I veranderingen een beetje in de hand I te houden, af te remmen of voorko- I men. Het is zelfs de vraag of het Juist zou zijn, dergelijke natuurlijke globale processen te wijzigen, omdat men er geen flauwe notie van heeft, wat een menselijke ingreep elders op j andere gebieden tot gevolg zou heb ben. De conclusie daarvan kan alleen maar zijn, dat we ter voorkoming van rampen door klimatologische wij zigingen dringend behoefte hebben, aan een Juist inzicht in het klimato logische proces, zodat voorspellin gen kunnen worden gedaan op een termijn van minstens Jaren, liefst tientallen Jaren, waardoor men tijdig maatregelen zou kunnen nemen om bedreigde bevolkingsgroepen te be schermen. Men kan de samenleving dan aanpassen aan het veranderende milieu in plaats van het omgekeer de. Bestaat er enige kans op dergelij ke voorspellingen op zeer lange ter mijn? Nog niet veel langer dan twee Jaar geleden kon er op die vraag redelijkerwijs alleen maar met een volmondig "nee" worden geant woord, maar dat begint nu geleidelijk te veranderen. Dat is het gevolg van de gemeenschappelijke research van klimatologen, geologen, natuurkun digen en ook astronomen en ruim- tevaartkundlgen en allen, die zich be zig houden met de studie van 't ge hele systeem van aarde, atmosfeer, interplanetaire ruimte en zon. Zoals straks zal blijken hebben ook de standen ten opzichte van aarde en zon van de planeten Mercurius, Ve nus en Jupiter invloed op de aardse klimatologie Twee aspecten van het geïnte greerde klimaatonderzoek lijken veel belovend te zijn. Beide detailonder zoeken zijn verricht op instigatie van dr. J. W. King van het Appleton Laboratory in de omgeving van Lon den, het vroegere Radio and Space Research Station. Hij publiceerde in het wetenschappelijke tijdschrift Na ture een artikel, waarin hij direct verband legde tussen de cyclus van zonnevlekken-activiteit en de ver anderingen in het klimaat in Enge land. Hij veronderstelt niet zonder argumenten, dat dit verband ook ge legd kan worden in andere streken. Het merkwaardige is, dat in dit zelfde tijdschrift Nature al in 1873 'n dergelijk verband is gesuggereerd, namelijk een verband tussen de zon nevlekken-cyclus van ongeveer 11 Jaar en de waterstand in meren, die door regenval beïnvloed wordt. Maar die suggestie is nooit serieus geno men en wordt pas nu tot nieuw leven gebracht. Dr. King verklaarde de invloed van zonnevlekken (tijdelijke zeer hef tige turbulenties op het zonoppervlak met een verhoogde uitstraling in bepaalde golflengtegebieden en van bepaald soort geladen deeltjes) als 'n invloed van deze straling op de lucht stromingen in de atmosfeer. Recen te studies in de Bondsrepubliek en Amerika hebben aangetoond. dat die kosmische straling een sterke In vloed heeft op de lagere regionen van de atmosfeer, de troposfeer. Kort nadat de straling de stratosfeer be reikt ontwikkelen zich in de tropo sfeer meer en diepere depressies of lagedrukgebieden dan gewoonlijk. Deze depressies beheersen het weer beeld vrijwel volledig. Dr. King stelt nu, dat deze ver schijnselen zich voordoen doordat de geladen deeltjes in de verhoogde zon nestraling in sterke mate gericht en gebundeld worden door het aard- magnetisch veld in een specifiek voor deze straling gevoelige zone van de atmosfeer, 'n rug van gewoonlijk ho ge atmosferische druk tussen 76 en 79 graden noorderbreedte die in sterke mate mede-bepalend is voor het weer op het noordelijk halfrond. Op het zuidelijk halfrond spelen zich vermoedelijk soortgelijke pro cessen af maar daarover zijn veel minder exacte gegevens bekend om dat dit halfrond grotendeels uit ocea nen bestaat, waar weinig meteorolo gische waarnemingen worden gedaan. Een zeer duidelijk direct verband blijkt te bestaan tussen de gemid delde hoeveelheid zonnevlekken per jaar en de lengte van het „groei seizoen". Onder dat laatste moet worden verstaan de periode, waarin de gemiddelde dagtemperatuur boven de 5,6 graden Celsius komt. waarbij landbouwgewassen zich ontwikkelen tot oogstrijpe produkten. Uit statische gegevens, (verwerkt in een bijgaand grafiekje) blijkt een duidelijk verband te bestaan tussen de zonne-cyclus en de groeiperiode: hoe groter de zonneactiviteit is, hoe langer is de groeiseizoen. Eenmaal Het grillige wolkenpatroon om de aarde, zoals dit gezien werd vanuit de Apollo-11 waarmee de eerste maanlanding werd uitgevoerd. Pas door de ruimtevaart heelt men inzicht gekregen in de wereldwijde veranderingen die zich in de atmosfeer en daarmee in het klimaat voltrekken. Men begint thans enig primitief inzicht te krijgen in het meteorologisch mechanisme, waardoor weers voorspellingen op langere termijn in het verschiet komen. op zoek naar dergelijke correlaties ontdekte dr. King ook, dat over het algemeen de droogste lentes voor komen in periodes met de hoogste zonne-activiteit en de natste lentes Juist in tijden van geringe aantal len zonnevlekken. Dit betekent, dat men althans enig beeld van toekomstige seizoensitua ties zou kunnen krijgen, wanneer men de zonneactiviteit juist weet te voorspellen. Deze verrassende rela tie tussen astrofysica en meteorolo gie opent inderdaad perspectieven, omdat die zonne-activiteit een be paalde cyclus doorloopt van om streeks elf jaar. Niet precies elf Jaar. De activiteit wordt ondermeer beïnvloed door getijdewerkingen op de zon als gevolg van de stand van de planeten Mercurius, Venus, Aar de en Jupiter. Prof. K. D. Wood van de University of Colorado (VS) heeft statistisch aangetoond dat de elfja rige periode een afwijking van twee tot drie jaar naar beide zijden kan tonen onder invloed van de onder linge stand van deze planeten. In dit activiteiten-model van de zon, dat op basis van de genoemde relatie betrekkelijk nauwkeurig te voorspel len zou zijn, ligt een mogelijkheid om het klimaat althans op het noor delijk halfrond in grote lijnen over tientallen Jaren te kunnen voorzien. Het tweede aspect van het onder zoek van dr. King is zelfs nog veel- belovender waar het gaat om voor spellingen op langere termijn. Hij vroeg zich af of het toeval zou zijn, dat het aardmagnetisch veld de voor het weer belangrijke zonnestraling bij grote activiteit Juist concentreert of althans intensiveert op die gebie den van de atmosfeer, die het meest gevoelig zijn voor die straling. In dien dit inderdaad toeval is, leven wij nu in een uitzonderlijke fase van de verschuivingen. Het aardmagnetisch veld is ten opzichte van het aard oppervlak in de honderden miljoe nen Jaren waarover geologen gege vens hebben kunnen verzamelen, herhaaldelijk van positie en zelfs van polarisatie veranderd door nog onbekende oorzaken. Dr. King veronderstelt nu, dat de toevallige situatie van vandaag niet zo toevallig is, maar op een causaal verband wijst: de verandering van de positie van het magnetisch veld zou gepaard gaan met veranderingen in de globale atmosferische opbouw en vooral het atmosferische circula tie-patroon. Hij voerde op grond van die veronderstelling zelfs de term van mag netome teorologie in. Een nogal indrukwekkende aanwij zing uit historische tijden bevestigt deze theorieën. Uit paleomagnetische metingen het meten van de gerichtheid in ijzerkernen van bekende ouderdom, op allerlei plaatsen op aarde is gebleken, dat het aardmagnetisch veld in de laatste paar honderd jaar van plaats is veranderd ten opzich te van de continenten. Volgens de theorie van King zou daarmee ook het circulatiepatroon in de atmos feer gewijzigd moeten zijn, en dat zou hebben moeten leiden tot duide lijke klimatologische consequenties. HIJ ging berekenen wat voor weer type overheersend zou moeten zijn geweest in Engeland en West Europa van ongeveer vier tot vijf eeuwen ge leden. Zijn berekeningen klopten precies met wat al eerder bekend was geworden onder de naam "klei ne ijstijd", die Europa ongeveer van het Jaar 1550 tot 1700 in zijn greep had. Het ging toen niet om een wer kelijke ijstijd, waarin de arctische gletchers over Europa lagen maar om een periode met aanzienlijk kou der weer, koele zomers en veel meer sneeuw en ijs in de winters. Er zal nog heel wat studie moeten worden verricht voor de thans als be langrijk geïdentificeerde factoren, in de meteorologie dienstbaar kun nen worden gemaakt aan betrouw bare weersvoorspellingen voor de verre toekomst en over langere pe rioden, maar de zaak begint zich door deze en soortgelijke onderzoekingen het laatste Jaar wat duidelijker af te tekenen. Dit zou de gelegenheid bieden, tientallen Jaren tevoren een bepaald beleid uit te stippelen, dat afgestemd is op de te verwachten toekomst. Voor de voedselvoorziening vooral, maar ook voor b.v. de produktiever- hoging van bepaalde grondstoffen en artikelen waarnaar duidelijk mee- vraag zal zijn wanneer een koude-pe riode intreedt. Te denken vale b.v. aan tijdig vergroten van de raffina- ge-capaciteit voor aardoliep -mkten zodat aan een vergrote vraag kan worden voldaan, aan het aanleggen van grotere graanvoorraden etc. In het voorgaande hebben wij slechts enkele nieuwe factoren in on ze kennis omtrent het globale mecha nisme van de atmosferische en kli matologische veranderen aangestipt. Er zijn veel meer nog onbegrepen krachten werkzaam zodat we van de eerder genoemde nieuwe inzichten vooralsnog geen wonderen mogen verwachten. Het weer wordt beheerst door zoveel factoren, dat het de vraag is of we er de komende eeuw werke lijk een goed en betrekkelijk gedetail leerd inzicht in zullen hebben ge kregen. Wat heeft bv het kouder worden van het noordpoolgebied in de afge lopen twintig jaren voor invloed op het weer op het noordelijk halfrond en waardoor werd die tempera tuur sdaling veroorzaakt? Onderzoekers van het Noordpool In- tituut in Leningrad hebben de laatste 52 jaar de temperatuur en het zoutgehalte van de Barentszee gemeten. Zij zijn tot de conclusie ge komen, dat in de afgelopen twintig Jaar het water in dit gebied meer dan een halve graad is afgekoeld. Andere Russische onderzoekers heb ben vastgesteld, dat de ijskap zich aa ankelijk aan het terugtrekken was door een relatieve warm te perio de die omstreeks 1905 een aanvang nam. Deze ontwikkeling sloeg in 1950 om. De onderzoekers verwachten dat het nog een vijftien tot twintig Jaar zal duren voordat het weer warmer gaat worden in het Noordpoolgebied, maar die verwachting is uitsluitend gebaseerd op extrapolatie van meet gegevens in het verleden en niet op een goed begrip van de oorzaken van deze temperatuurcycli. Juist omdat het in de.atmosfeer om uiterst subtiele evenwichten gaat, is het uiterst gevaarlijk voor de mens om met de atmosfeer te mani puleren. Er zijn meteorologen en na tuurkundigen, die de vrees koesteren dat zelfs de betrekkelijk geringe effec ten van de uitlaatgassen van straal vliegtuigen op grote hoogte het even wicht daar kunnen verstoren meteen globale weersverandering tot onher roepelijk gevolg, dwz zonder dat de zaak kan worden teruggedraaid en in de oorspronkelijke staat hersteld. Uit dit alles blijkt, dat we nog heel ver af zijn van wat we zouden wil len: niet alleen weten hoe het weer morgen is, of in onze vakantie van over enkele weken, maar over Ja ren, tientallen Jaren en zo mogelijk nog langer. Astronomen van de sterrewacht Lick in Californië hebben bekend gemaakt, dat zij de (snelle) dood van een ster obser veren, die op een afstand van 8000 lichtjaren van de aarde staat. De ster FG-Sagitta, genaamd naar het sterrenbeeld Sagitta waarin zij ligt, had in 1950 nog een oppervlaktetemperatuur van 30.000 graden. Die is thans tot ongeveer 5000 graden ge daald. Uit spectroscopische metingen is gebleken, dat aan het op pervlak van de ster thans zware elementen zijn verschenen zoals barium, strontium, lanthanum etc. hetgeen er op wijst dat de voorraad waterstof van de ster bijna is uitgeput. Robert P. Kraft, een astronoom van de universiteit van Californië is Santa Cruz heeft verklaard, dat binnen 75.000 jaar FG-Sagitta. die nu ongeveer duizend maal zo groot is als onze zon, zal zijn ingekrompen tot een "witte dwerg" die niet veel groter is dan de aarde. De merkwaardige corre latie tussen zonne-activiteit en aantal groeizame dagen in beeld gebracht van 1900 tot nu, verlengd met een voor spelde zonne-activiteit tot het jaar 2000. De zonne-activiteit is door een dikke lijn aangegeven, door een dikke gebroken lijn waar het een voorspelling geldt. De aantallen groeizame dagen zijn getekend als een dunne lijn met de jaar tota len als stippen. Geheel onder de jaartallen, boven de jaartallen van de maximale activiteit per zon necyclus van omstreeks elf jaar. Opvallend is, dat de groei- toppen aanvankelijk iets voor de zonnevlekken-maxima uit lopen en later juist iets schij nen achter te blijven. Dit zou kunnen wijzen op een toeval ligheid in de samenloop van de curves, maar vooralsnog meent men, dat er wel dege lijk een directe relatie be staat. De referentie-kaders voor aantallen zonnevlekken en groeizame dagen zijn niet ge geven, omdat zij niet wezen lijk van belang zijn: het gaat slechts om de statistische re latie. Recente uitzonderlijke weersomstandigheden in verschillende gebieden van de wereld benevens tegenvallende oogsten en slinkende voedselvoorraden hebben er toe geleid, dat over de gehele wereld teams wetenschappelijke onderzoekers van uiteenlopende discipli nes zich met nieuw elan hebben gestort op het beter doorgronden van 't meteorologisch mechanisme. In het bijzonder zoeken zij naar de oorzaken van globale klimatologische ver anderingen en hun eventuele periodiciteit en voorspelbaarheid. Hoewel dit onderzoek, veelal in internationaal vedbanl, pas betrekkelijk in de kinderschoenen staat, zijn er al op merkelijke feiten aan het licht gekomen. *95 2000 ln Rusland wordt druk geoefend door de vüf ruimtevaarders, die in juli volgend jaar een geza menlijke vlucht zullen maken in gekoppelde Apollo- en Sojoez-ruimteschepen. Dezer dagen ver scheen de volledige bemanning die in eerste instantie voor deze vlucht is aangewezen, voor de camera's van Amerikaanse en Russische journalisten. Van links naar rechts V. N. Kubasow (Sü), D. Slayton (VS), A. A. Leonow (VS), T. Stafford(VS) en V. Brand (VS). Voor Slayton wordt deze vlucht een glorierijke gebeurtenis. Hij behoorde tot de eerste zeven astronauten, die Amerika in training nam voor het allereerste bemande ruimteproject: de Mercury-vluchten. Hij viel later ech ter af om gezondheidsredenen, doch heeft thans toestemming gekregen deze historische vlucht mee te maken.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1974 | | pagina 15