ops: „ER MOETEN NIET NOG MEER WEGEN WORDEN GEBOUWD.....99 STEDENBOUW MAG DIERENWERELD NIET VERJAGEN l'^unnsr „Kritiek hoogst onre delijk ZATERDAG 15 JUNI 1974 Prof. dr. Drees: •>1 „Ik vind de kern van de kri tiek op Rijkswaterstaat hoogst onredelijk, omdat Rijkswater staat in feite een dienend ap paraat is". Dat zegt prof. dr. W. Drees, voormalig minister van Verkeer en Waterstaat en nu lid van de vaste kamercommissie voor ver keer en waterstaat. „Alles wat Rijkswaterstaat in de loop der Jaren heeft aange pakt is overeenkomstig de wens geweest van de politici, die toen tertijd het beleid bepaalden. De verantwoordelijkheid ligt dus bij de politici, die het beleid be paalden". „Rijkswaterstaat is een hele correcte ambtelijke dienst, met loyale ambtenaren. Ze zijn bui tengewoon technisch en zitten door het hele land verspreid. In de carrièrevorming tn de op leiding treden zij als een sterke eenheid naar voren. Ik gebruik graag het woord corps. Ver gelijkbaar met de marine of bui tenlandse zaken bijvoorbeeld. Andere overheidsdiensten zijn meer open". „Dit dorpsachtige karakter leidt ertoe dat de waterstaters zich onderling sterk verbonden voelen. Het is een eenheid. De buiten wereld krijgt daardoor het ge voel, hier dringt men niet mak kelijk in door". „Contra-expertise, kennis van buitenaf die een tegenwicht zou kunnen vormen is in Nederland vrijwel niet aanwezig. Dat is in derdaad een probleem. De bui tenwereld is nu eenmaal sterk afhankelijk van de adviezen, die Rijkswaterstaat geeft. Dat is ge woon een technisch feit". "Rijkswaterstaat heeft 80 pro cent van de kennis op zijn speci fieke gebied in Nederland. De anderen vormen dus een min derheid. Dat zijn vooral de gro te aannemings maatschappijen.. Er is wel een zekere verweven heid. Conflicten zullen daarom niet snel tot de buitenwereld doordringen. Toch heb ik de in druk dat op de Nederlandse uni versiteiten een soort van contra- expertise groeit. Van mensen, die zelf aan het rekenen slaan". "In bepaalde sectoren heeft d© minister nauwelijks enige in vloed op het doen en laten van Rijkswaterstaat, geef ik toe. "Waterstaat werkt een plan uit. En de mensen, die er om heen zitten, die zeggen dan meestal: ja. het zal wel goed zijn. Als minister is het erg moeilijk dat soort dingen te beoordelen, vooral op het tech nische vlak". Rijkswaterstaat was jarenlang een onaantastbaar, ondoordringbaar bolwerk. De koers werd er bepaald door de civiele ingenieurs uit Delft, nauwelijks gehinderd dooT enige kritiek van buitenaf. Onze wereldbekende naam van stugge dijkenbouwers, die een le ven lang tegen het water vechten, danken we deels aan hen. De laatste jaren is er echter een wassende stroom van kritiek over Rijkswaterstaat ge spoeld. „Het is een staat in een staat en ze maken van Nederland één zwarte vlek met hun wegenbouwplannen", zijn wel de minste beschuldigingen. Ir. Johan Willem Tops (53) sinds 1 mei van dit Jaar de nieuwe topman op Rijkswaterstaat heeft wel begrip voor die kritiek. Maar hij ervaart de beschuldigingen als onplezierig en bovendien onjuist. „Ik geef U de verzekering dat met onnoemelijk veel belangen rekening wordt gehouden." „Er moeten, indien niet strikt noodzakelijk, niet meer wegen worden gebouwd in ons land. Maar de bestaande wegen moeten een grotere capaciteit krijgen. We moeten trachten de nog overgeble ven open ruimten zo weinig mogelijk met wegen te doorsnijden", is een verrassende uitspraak van ir. Tops. Door Jan Kees Kokke Hij volgde ir. Jacob van de Kerk (63) op als directeur-generaal van Rijkswaterstaat. Van de Kerk legde zijn functie om gezondheidsredenen vervroegd neer. Ir. Tops is een waterstater in hart en nieren. Johan Willem, zoon van een onderwijzer, groeide op in Rotterdam, fietste zijn hele studen tentijd van en naar Delft. Na zijn studie kwam hij op zijn 27-ste terecht bij Rijkswaterstaat. Kletsnat „Ik ben kletsnat, zoals we dat noemen, begonnen bij de studie dienst bovenrivieren. Ging in 1960 naar het arrondissement Hoorn, ook nog behoorlijk nat, zij het wat zilter. Maar daar was toch al eer weg. de rijksweg 7. In 1962 naar Breda, een droge dienst met toch ook wat natte problemea In 1967 kwam Tops terecht op de hoofddirectie van Rijkswaterstaat in Den Haag. „Ik heb dus alle fasen van klesnat tot droog doorlopen", zegt hij in zijn ruime werkkamer op de 15-de etage van het blinkende Rijkswaterstaatkantoor aan de Haagse Koningskade. „De ingenieur, die de dienst verlaat, is geen echte Waterstater", heeft een topman van Rijkswaterstaat eens gezegd. „Want een man kiest in zijn leven slechts twee maal, zijn vrouw en zijn werk." Ir. Tops glimlacht. „Een vrouw kies Je éénmaal, dat ben .k wel met hem eens. Maar de rest zou ik toch niet helemaal willen onderschrijven. Ik vind het toch wel goed als je in Je werk met meerdere aspecten te maken krijgt. Bij Rijkswaterstaat is dat mogelijk. Ik heb dan ook wel heel duidelijk voor Rijkswaterstaat De „bedwinger van de Zuiderzee", Cornelis Lely vertoonde volgens de blografie van mr. K. Jansma een verzameling eigenschappen, die nog steeds bij de waterstaatsingenieur kunnen worden aangetroffen, zoals een voortreffelijk lid der samenle ving, vroom, rechtschapen, onkreuk baar. niet vertrouwelijker in de omgang met zijn ambtenaren dan strikt noodzakelijk, nauwgezet, voor zien van een grote dadendrang en wat zijn kleding betreft: correct, maar meer kan er niet van gezegd worden. Onkreukbaar Tops: „Ik geloof dat dat beeld wel veranderd is. Ik dacht wel dat je mag verwachten dat de waterstaats ingenieur het predikaat „onkreuk baar" moet benaderen. Dit is geen winkel, waar Je het niet zo nauw zou kunnen nemen. Wat zijn kleding betreft zijn ze misschien iets conservatiever", geeft ir. Tops toe, die zelf in correcte grijze tinten gekleed Waterstaat faalt nooit. Gezichtsver lies. daar wordt zwaar aan getild. Blunderen is heel erg, want er worden immers geen fouten ge maakt. Dat wil zeggen, Waterstaat, hangt ze niet graag aan de grote klok. Ir. Tops is het met deze schets niet eens. „Waar gewerkt wordt, worden fouten gemaakt. Er zijn natuurlijk bepaalde waterstaatswerken, waar van Je je moet realiseren dat er veel tijd zit tussen het ontwerpen en uitvoeren van een plan. Intussen kunnen de behoeften of de toekomstverwachtingen veranderd zijn. Ik geloof niet dat je dit tot de blunders moet rekenen. Je moet natuurlijk wel steeds de toekomst verwachtingen toetsen aan Je uitgangspunt." .Kr is nog een ander aspect. Dat is dat waterstaatsprojecten toch altijd zijn afgestemd op een bepaalde gebruiksduur. Ikzelf heb bij de constructie van bepaalde werken weieens het gevoel gehad, dat Je iets voor de eeuwigheid maakt. Maar waterstaatsprojecten, die het eeuwen uithouden, zijn er bijna niet. Deze dingen zijn altijd afgestemd op een bepaalde gebruiksduur." Ir. J. W. Tops, de nieuwe directeur-generaal van Rijkswaterstaat: ..meer fietspaden. Eén van Tops' voorgangers, direc teur-generaal Maris zei bij zijn afscheid in 1961: „Men noemt ons een staat in een staat en mijn conclusie luidde: dat moeten we zo houden. Een staat in de goede betekenis van het woord, want een hoge menselijke organisatie wordt gekenmerkt door competentie, com petitie en coördinatie". Moloch Tops: „Persoonlijk ervaar ik de uitdrukking „een staat in een staat" alleen maar als negatief. De moeilijkheid is echter dat het volkomen begrijpelijk is dat een organisatie als Rijkswaterstaat, die nogal eens ingrijpt in de belangen van groepen en individuen, op de mensen moet afkomen als vm moloch." Tegenover de onverstoorbare conti nuïteit van het appara it staat ue vluchtigheid van het nieuwe gezicht op de ministerszetel. Zo'n bewinds man zit er gemiddeld maar twee Jaar. Wat is voor de dienst het effect van een ministerwisseling? Tops: „Die is niet zo groot. Het beleid ligt toch al in grote lijnen voor een aantal jaren vast. Heel veel zaken werkt de minister af als nalatenschappen van zijn voorgan ger of hij entameert bestaande werken. Het karakter van de waterstaatswerken is nu eenmaal dusdanig dat ze op wat langere termijn spelen." Prof. dr. W. Drees Jr., oud-minister van verkeer en waterstaat, heeft eens van Rijkswaterstaat gezegd: „Ongetwijfeld houden ze van grote werken." „Grote projecten zijn bijzonder leuk", geeft Jr. Top stoe. „Maar het groot ste deel van de mankracht en de capaciteit van waterstaat zit toch in het beheer en het toezicht. Grote werken vormen maar een betrekke lijk klein deel. Er wordt wel eens gezegd, „ze zoeken werk". Daar is geen sprake (van. Rijkswaterstaat staat bijvoorbeeld uiterst sceptisch tegenover inpoldering van de Waddenzee. Wat Waterstaat maakt, is als het ware Hollands Glorie. Een gevoel van trots deel uit de mogen maken van deze kundige dienst, wil de waterstater wel eei maar een praalhans is hij niet. Gepaste trots Tops: „Ik ben niet zo gelukkig met het odium van de doe-man met laarzen aan, zoals de waterstater wel eens wordt getekend. Watersta ters zijn geen eigenzinnige mensen, die te allen tijde hun eigen wil willen doorzetten. Ze zijn wel kundig op specifieke gebieden. Ik dacht dat daar een gevoel van gepaste trots toch wel juist was." „Ik geloof dat we een open oog moeten hebben voor het feit dat er bij waterstaat een groep mensen zit, die op zijn gebied sterk gespeciali seerd is. Dat verschijnsel kom Ie ook op andere terreinen tegen, bijvoorbeeld bij medici, biologen. Maar ik geef toe dat het uiteindelijke resultaat niet meer toegankelijk is voor verdere controle." „Over het algemeen hoor je alleen maar de negatieve kanten van de kritiek op Rijkswaterstaat. Het is wel eens moeilijk om desondanks t enthousiast te blijven. Toch geloof ik dat het nodig is om je regelmatig te bezinnen op de reacties en de kritiek. Rijkswaterstaat moet de soeplesse kunnen opbrengen nieuwe inzichten te aanvaarden. Die kunnen liggen op technisch terrein maar ook in de veranderende waarden van de samenleving." Ir. Tops betreurt het dat er in de Randstad zo weinig fietspaden zijn. „Ik heb kortgeleden een prachtige fiets gekocht. Juist hier in de Randstad zijn geweldige mogelijkhe den om fietspaden aan te leggen. Het is echter de vraag of dit de taak van Rijkswaterstaat is." DELFT Ir. F. C. J. Dingemans, architect, heeft gelijk, het is eigenlijk te gek, „Een boer uit Friesland", zegt hij, „rent naar de grote stad en zegt: kijk, dat is nog eens leven. Aan de andere kant bouwen stadsmensen de polders vol met tweede huisjes om in de natuur tot rust te komen. Die situatie, hier de mensen en daar de natuur en die dieren, klopt niet. Zij moeten naar elkaar toe gebracht worden. Je moet na een dag hard werken 's avonds door het weiland kunnen lopen zonder dat je daarvoor eerst honderd kilometer verderop moet". Ir. F. C. J. Dingemans nog niet verder dan Die hoogstnormale, maar in de ruimtelijke ordening kennelijk nog niet doorgevoerde gedachte is terug te vinden in de „dieren-tuin-stad", het ontwerp, waarop architect Dingemans onlangs aan de TH in Delft is gepromoveerd. Ir. Dingemans heeft zich op papier ontfermd over 1250 hectare aan het Gooimeer aan de rand van de toekomstige stad Almere in zuidelijk Flevoland. „Een ontwerp, waarin eindelijk eens wordt gebouwd zonder de dieren weg te Jagen", zegt hij „leven naast en met de dieren zonder dat het ten koste van die beesten gaat." Door Daan Overhoff Zover zijn wij in Nederland nog niet, concludeert de 31-jarige ingenieur. „Neem de dierentuin hier", zegt hij „in die hokken kan Je net zo goed een Cadillac zetten of een opgezette olifant die via een motortje koekjes aanpakt. Het is allemaal hetzelfde en allemaal even onnatuurlijk. De mensen weten van televisiefilmpjes allang dat een panter Jaagt en dat een leeuw lui is, maar in die hokken zijn alle dieren gelijk en even maf. Door bouwkun dige ontwerpen worden die beesten beperkt in hun natuurlijk gedrag." Die ongezonde situatie is een erfenis uit het verleden. „Vroeger was het. exclusief om dieren te houden", zegt ir. Dingemans, „de mensen sloten ze op omdat ze bang waren door die beesten opgegeten te worden. Voreten hadden zo him eigen dierentuinen, waar het gepeupel naar de beesten mocht komen kijken. Dat is de dierentuin van nu: hier de mensen en daar, achter de hekken, de dieren." Tot verdriet van de dieren. Hun gedrag wordt, in principe net ais bij mensen, bepaald door erfelijke invloeden en reacties op de omgeving. „Geleerden weten alles van de ingewikkelde materie" zegt de Delftse architect, .maar gedrag komt neer op een wisselwerking tussen die twee invloeden. Daar moet een evenwicht tussen bestaan zo niet, dan gaat het mis. Dan krijg je bijvoorbeeld mensen, die door het slechte milieu, waarin ze verkeren, op het slechte pad geraken. Het gedrag van dieren wordt door dezelfde invloeden bepaald. Een wolf loopt in de natuur 25 kilometer in het vierkant om zijn terrein af te bakenen. Zet Je dat beest in een hok van twee hij twee meter dan gaat het mis. Dan gaat 'ie rondjes lopen of achtjes draaien en dan wordt 'ie knettergek. Als dat beest het tenminste nog niet is van de scheermesjes en de sleutels, die de mensen hem voeren." Wil het dier zich natuurlijk kunnen gedragen, dan zal bouwkundig rekening met hem moeten worden gehouden. „Neem een apenkolonie in Engeland" zegt Dingemans, daar Engeland" zegt Dingemans, „daar beesten neergezet Zo zwiepen ze naar de omliggende bomen die de apen zelf hebben uitgezocht. Na tuurlijk gedrag, vogelnestjes uitha len. wurmpjes eten, enzovoort. Die beesten planten zich ook goed voort. Bouwkunde is daar een middel in plaats van een doel." Hoe schrijnend bijvoorbeeld steekt Artis daartegen af. «Het olifanten- verblijf daar is net een suikerhuis", zegt de architect, „waar is dat nou goed voor? Een enorme staf om de beesten in leven te houden maar met dat harde werken zou zoveel meer kunnen worden bereikt. En die mensen maar roepen dat dierentuinen zo goed zijn in opvoedkundig opzicht en voor de bescherming van bedreigde diersoor ten. Waanzin. Er valt niets te leren, omdat de dieren zich niet normaal kunnen gedragen en soorten sterven juist uit, omdat ze zich in dat onnatuurlijk gedrag niet of nauwe lijks voortplanten." Daarom heeft ir. Dingemans zijn „dieren-tuin-stad" ontworpen. ,Een mentaliteitsverandering in de bouw kunde" zegt hij „kijk maar naar stadscentra een paar bomen, duiven en spreeuwen, dat is al. Misschien nog een parkiet voor in een kooltje en een hond voor het plezier van de eigenaar. Voor werkelijke natuur, voor dieren, moeten de mensen kilometers naar buiten. Dat moet veranderen. Ik wil met de bouw reageren op onze kennis over dieren en planten. Maar wat gebeurt er nu: de polders in het IJsselmeer liggen twee en een halve meter onder water en wat doen ze? Twee en een halve meter zand erover en weer een Zoe termeer bouwen. Geen aanpassing aan de natuur." Zoals dat aan de rand van toekomstige Almere zo goed zou kunnen. Architect Dingemans heeft er drie natuurgebieden uitgezet. De eerste, 't dichtst bij de stadskern, is een recreatiegebied met zandgrond. ,Want zoals de dieren een bepaald gedrag hebben zo hebben de mensen dat", zegt hij, „ze zijn van nature lui en blijven in de buurt. Hun natuur behoef te gaat niet ver van de voordeur. In mijn ontwerp hoeven ze ook niet ver te gaan." Na het recreatiegebied volgt een strook met zand en leemgrond. De natuur bloeit er al wilder op en trekt andere diersoorten aan. ,Een gebied voor de echte natuurliefheb ber, die er met een verrekijker öp uittrekt" zegt Dingemans „hij heeft ook geld voor de toegang tot dat terrein over. Wordt het recreatiege bied door de belastinggelden gedekt de natuurliefhebber financiert dit terrein." Het verst van de stadskern ligt de pure leemgrond met alweer zijn eigen plantengroei. zijn eigen diersoorten. „Die grond grenst aan het Gooimeer. Je moet er steltlopen. Een ideaal terrein voor weten schapsmensen. Zij kunnen er experimenteren met planten- en diersoorten." Elk gebied heeft zijn eigen grondsoort zijn eigen natuur en zijn eigen dieren. ,Zo kunnen de mensen toch de beesten aangapen zonder dat het ten koste van de dieren gaat", zegt de bouwkundig ingenieur, ,een bepaalde plantsoort bijvoor beeld trekt de koekoek aan. Nou laat die plant dan groeien en trek de koekoek aan. Volgens mij kunnen alle Europese diersoorten op het terrein, waar zij zich thuis voelen, terecht. Vossen en marters zijn natuurlijk gevaarlijk voor de kinderboerderij in het recreatiegebied. Maar een kip stapt bijvoorbeeld nooit over een krijtlijn en een slang begeeft zich niet op koude grond. Ik ben geen bioloog, maar zo kan ik mij ook voorstellen dat een vos zijn grenzen kent." Zo leven in de „dieren-tuin-stad" van ir. Dingemans mens en dier als gelijke naast en met elkaar. De Rijksdienst voor de IJsselmeerpol- aers Staatsbosbeheer, het wereldna- tuurfonds en biologen hebben al belangstelling getoond, maar voorlo pig reiken de ideeën van de architect nog niet verder dan de Delftse TH. waar hij een tentoon stelling heeft ingericht „Ach, de één zegt: het zou een aanleiding kunnen zijn de normen voor de stedenbouw te herzien" zegt Dingemans, „een bioloog zegt: Ja de natuur beschermen door een hek om Friesland te zetten is inderdaad wel mal Staatsbosbeheer en het Wereld- natuurfonds zeggen: leuk, nog nooit van gehoord, maar ik ga er niet van uit, dat ik morgen met mijn ontwerp mag beginnen Ik ben blij met het enthousiasme. Wie vindt het niet zonde als een ontwerp klaar is en de rol verdwijnt in een hoek van de kamer het glas komt op tafel en verder niks. Zeg maar dat *en machine op gang is gekomen en dat het nu afwachten is of'ie blijft lopen of afslaat."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1974 | | pagina 21