Zoekdienst van lode Kruis is log steeds actief VERHAAL VAN HELGA EN MANFRED Meer dan 1600 Duitsers weten niet hoe zij heten 40 iEE I AG 20 APRIL 1974 Uriseren Namen and unsore Horkunft kennen wlr nicht Hfllfoa Sie uns mil Hlnwowm an DEUTSCHES ROTES KREUZ SUCHDIENST HAMBURG 2 Hamburg S3 - Riomkamri 81 Ie Tweede Wereldoorlog is bij de Kinderdienst van het itse Rode Kruis nog dagelijks werkelijkheid. In de Ham- gse centrale ligt op lange reeksen archiefkaarten de tragiek zameld van Duitse kinderen, die, soms pas enkele maanden de chaos der laatste oorlogsmaanden door hun ouders den achtergelaten of uit het oog verloren. Voorzover de ies en kleine kinderen van toen de volksverhuizing over- den kwamen zij bij pleegouders of in kindertehuizen te lt. Als zij wat gróter waren wisten zij nog hun voor- en ternaam, wat (veel) later de opsporing door ouders en an- verwanten kon vergemakkglijken. Maar de zuigeling, die ele minuten na de geboorte al in een Pommerse stal achter- :f of de baby, die eenzaam in een kinderwagentje werd aan- ■offen zij wisten geen naam of herkomst. stand kunnen rT„_0_ hUnn dprt.if 1aa.r ^WOllt J^nS© e, Jarenlange speurarbeid de kinderzoekdienst in 130.000 [)oor i het contact tussen kinderen ouders en. Maar nu, bijna dertig Jaar ineenstorting van Hitiers rijk, i^— ïog ruim 6400 ..open" gevallen Hamburgse kaartenbakken, gekomen en gedoemd zonder identl- behoren meer dan 1600 teit te leven. zonder naam, zonder Lange tijd konden Frieda Findling le van het verleden (vondeling) en vele anderen menen lar uit het niets tevoorschijn dat hun naam echt was en him geboortedatum Juist. Maar als zij zelf trouwden of de pleegouders overleden ontdekten zij met een schok dat zij mensen zonder historische achtergrond waren, zon der echte naam of geboortedatum, en niet in staat te antwoorden op de simpele vraag van de nieuwe generatie: waar is mijn opa, heb jij geen broers en zusters? De volwassenwording van de naam lozen heeft het werk van de Kinderzoekdienst nieuwe impulsen gegeven. Vanuit West-Duitsland. maar ook uit de DDR, uit Polen en de andere Oosteuropese landen, waar zich in het inferno van 1945 de woede op Duitse minderheden richtte. Tot op de dag van vandaag gaan zij voort de oproepen via de radio en de periodieken der vluchtelingenorganisaties. En ook door de opsporingsbiljetten met foto's die regelmatig 52.000-voudig op openbare plaatsen in de bondsrepu bliek worden opgehangen: „Wij zijn naamloos, help ons met aanwijzin gen." Tot in de Jaren tachtig, zegt directeur Otto Ohlsen in Hamburg, zal ons werk nog zin hebben. De naamlozen, deze mensen zonder schaduw, zullen verlangen wat voor ieder mens vanzelfsprekend is: de blik op de eigen voorgeschiedenis, weten waar je vandaan komt, wie je ouders zijn. En zo mogelijk een hereniging of tenminste een ont moeting als de dood of de dwang der politieke omstandigheden zich daartegen niet verzet. Die weg naar het verleden heeft weinig bakens. Vaak staat niets meer ter beschikking dan de vage herinnering aan een eigen troetel naampje, aan d e naam van een zusje, aan een dorpje dat een kerk had met een stompe toren. Vaak is de vindplaats een aanwijzing. Daarbij komen lichaamskenmerken te hulp, vooral de eigenaardigheden moedervlek, spraakstoornis die vooral de moeder als zij nog leeft zich ook na dertig Jaar vaak haarfijn herinnert. In de opsporingsbiljetten worden dergelijke persoonlijke kenmerken opzettelijk niet alle vermeld. Het is voorgekomen, dat zich tweeëndertig ouderparen voor één kind meldden. Alleen zo'n zorgvuldig gehanteerd controlemiddel maakt het mogelijk de echte ouders op te sporen. Het onderzoek wordt dan afgerond met een onderzoek van de bloedgroep en andere erfelijke biologische factoren wat kan leiden tot identificatie met een zekerheid van 99 procent. Kortgeleden is dit nog gebeurd: een Jongeman in de DDR. zelf pas getrouwd, werd onmiddellijk na zijn geboorte door zijn voor de Russen vluchtende moeder in een stal achtergelaten. Zij plaatste 28 jaar later in een vluchtelingenblad een oproep. waarvan de gegevens wonderwel bleken overeen te stem men met aanwijzingen, die een Oostduitse vrouw, op bezoek in de bondsrepubliek kort tevoren bij de Kinderzoekdienst had achtergelaten. Na al die Jaren weten moeder en zoon van eikaars bestaan, zij zal haar kmd binnenkort in de DDR kunnen bezoeken. Maar niet altijd vinden de humanitaire bemoeiingen op zo gelukkige wijze hun bekroning. Met behulp van het Oostduitse Rode Kruis kon de in het westen levende moeder van een Oostduitse burger worden opgespoord. Maar de Jonge inmiddels soldaat van de Nationale Volksarmee en daardoor „drager van staatsgeheimen". De autoriteiten dwongen de Jongen zijn moeder te verloochenen en verboden hem zelfs schriftelijk contact op te nemen. „Soms vraag Je Je toch af of dat werk louter zegen brengt," aldus Ohlsen. een Pools dorpje, die naar zijn inmiddels opgespoorde en tot welstand gekomen ouders in de bondsrepubliek mocht reizen. Het kind kreeg een eigen kamer en al wat het hart begeerde, maar voelde zich daardoor of desondanks steeds minder thuis. Het werd verteerd door heimwee naar de armelijke, maar zeer warme sfeer van het Poolse boerendorp. „Daar wonen mijn broers en zusters." De aanvankelijk ontredderde ouders beseften de scherpe kloof van tien Jaar niet meer te kunnen overbrug gen en namen de zwaarste beslissing van hun leven: het kind ging terug naar het vertrouwde milieu. Ohlsen: „Een drama. Zo zijn er meer geweest. Maar je kunt er niet bij stilstaan. Het enige wat wij doen is de voorwaarden scheppen voor opsporing en heriniging. In de meeste gevallen is dat wel degelijk een zegen geweest." Hij schetst dat zo: „Al die tijd koesterden de ouders nog hoop. Dan wordt hun voorzich tig meegedeeld, dat hun kind nog leeft. Eerst zitten ze daar, sluiten de ogen, kunnen niets zeggen. Dan wijkt langzaam de verstarring, ze beginnen te spreken, beiden tegelijk soms komen de vroegste foto's uit een stoffige map op tafel. Bij zoi-^s houdt zelfs de nuchterste mens de tranen niet tegen." De Kinderzoekdienst is een schep ping, noodgedwongen geboren uit de naoorlogse apocalypse, de gedwongen en overhaaste uittocht van meer dan elf miljoen vluchtelingen uit het oosten. Hitiers erfenis strekt zich uit tot in deze dagen. Ohlsen zegt ervan: „In tijden van oorlog zouden kleine kinderen voorzien moeten zijn van een identiteitsteken want dit zou toch nooit meer mogen gebeuren dat kinderen naamloos en ongekend uit een oorlog te voorschijn komen. Manured Meisel (d Meisel (naam van pleegou- 31 Jaar (geschatte leeftijd), in Koningsberg (aangeno- sboorteolaats). Nu filiaalchef iheim, tien Jaar getrouwd, van twee kinderen. Een a dat zich verliest in de herinnering aan een rood en kindertehuis, mogelijk in Polen. Manfred genaamd kwam in 1948 met een ort uit Oostpruisen in een tamp aan. zonder verwanten, J persoonsgegevens. Uit de fijMpde antwoorden van het kind aam gebouwdManfred tardt. Daarna Meisel, naar htpaar dat hem enkele Jaren een kinderhuis in de Poolse grensplaats Görlitz In 1957 vluchtte hij met de Wers uit de DDR naar het -_t nu toe had hij ig W K-s geweigerd. Hij spreekt amenhangend en doordacht, terughoudend, wacht vragen In wedervraag: waar is het Ik goed voor? sollKjven jaar a<joptie kwam ik er dat zij niet mijn lijfelijke waren. Maar pas toen ik i was, is mijn nadenken IJk begonnen, nam de onze- steeds meer bezit van me. Doordat elke identificatie mogelijkheid en elk werke lijk voorbeeld ontbreekt wordt Je in Je groei sterk ge remd. Zo is het mij ge gaan, ik ben een echte laat bloeier, vele Jaren in mijn ontplooiing sterk geremd. En nog nu het allemaal wat minder zwaar weegt vraag ik me vaak af hoe ik mij zou hebben gevormd als ik eigen ouders had gehad. Een andere vraag die mijn leven heeft beheerst: zijn mijn ouders nog in leven? Je denkt, nee, dat kan toch niet meer. Want, zo houd Je Jezelf telkens voor, anders zouden zij toch wel evenveel moeite als ik hebben gedaan om elkaar op te sporen? Hoe gaat dat ik heb ontelbare beelden van mijn ouders ontworpen, hoe zij er uitgezien moeten hebben, wie zij waren, wat zij deden. Gedachtenspelen natuurlijk maar zo wens ik mij mijn ouders voor te stellen, als mensen die alles zouden hebben gedaan om mij te vinden. Dat maakt dan de verklaring van hun dood heel plausibel. Maar niet altijd ben Je daarmee tevreden. Dan komt weer die twijfel. Misschien is het toch anders Ook denk Je dan, och misschien is het maar beter het allemaal niet te weten. Ik kan er nu, vooral dank zij de hulp van mijn vrouw, mee leven. Eindeloos hebben wij er over gesproken, gegist, verondersteld, stel Je voor, dat ze nog leefden, wat zou Je dan te wachten staan? Dit allemaal emotioneel nog eens van voren af aan te moeten beginnen Mijn late groei, die geremdheid, dat onvermogen aansluiting te vinden bij leeftijdgenoten dat kan ook door de druk van de pleegouders zijn bewerkstelligd. Ze stelden eisen, beschouwden mij als een bezit. Uit alles was duidelijk dat zij dankbaarheid van mij verwachtten. En als dan blijkt dat ze uit het aangenomen kind niet kunnen vormen wat zij zich hadden voorgesteld ontstaat er spanning. Natuurlijk ook omdat de voortdurende, drukkende plicht tot dankbaarheid aan mijn kant tot wrok leidde. Meer dam ooit verlangde ik er dan naar mij met mijn lijfelijke ouders te kunnen meten. Maar van mijn pleegouders mocht ik zelfs niet naar mijn eigen vader en moeder speuren. Een brief van het Rode Kruis, dat ik had aangeschreven. verscheurden zij. Pas in mijn huwelijk had ik niet langer het gevoel „bezit" te zijn. Maar dat kwellende gevoel dankbaarheid te moeten tonen heeft mij nog lang zeer terneergedrukt". Je persoonlijkheid is in volle Steeds maar weer die vraag: hoe ontwikkeling, Je zoekt aanknopings- waren mijn eigen ouders? Het hield punten als het ware een me dag en nacht bezig die leegte, spiegelbeeld waarin Je Jezelf einde- geen natuurlijke binding te hebben, lijk zou kunnen herkennen. met geen enkel mens te kunnen worden vergeleken, Je zelf niet te Iserlohn „Mevrouw Lehmann kunnen plaatsen, nooit kans te Voor het eerst in dertig Jaar zult u hebben op zo'n hele vanzelf spreken- uw verjaardag echt kunnen vieren, de opmerking als: kijk, hij lijkt op Ik kan u meedelen dat u geboren z'n vader. bent op 29 april 1944 en niet, zoals tot nu toe aangenomen, in juni van dat Jaar. Uw geboorteplaats is Danzig, uw echte naam Hella Kraft. Uw moeder heet Frieda, is 67 jaar, woont in Thuringen, DDR. en wel in het dorp._." De plechtige mededeling van een Rode-Kruis-spreker bezegelt een moeizame speurtocht van dertig Jaar. Als éénjarig kind kwam de huidige mevrouw Hella Lehmann geboren Kraft, ouderloos, onbege leid en ongekend in een kinderte huis in Helmstedt terecht, totdat zij door pleegouders werd opgenomen Zeven sporen volgdie het Rode Kruis, alle malen tevergeefs: bloedproeven en onderzoek naar erfelijk biologische factoren deden veronderstelde ouders spoedig weer achter de horizon verdwijnen. Tot het lot het zo schikte, dat voor het eerst van haar leven de weduwe Frieda Kraft uit de DDR naar Frankfurt aan de Main mocht reizen om daar vroegere kennissen uit Danzig op te zoeken. Het gesprek ging natuurlijk over de zoekgeraakte dochter. En of die vrienden vanuit Frankfurt niet nog eens konden proberen via het Rode Kruis de vermiste op te sporen? Zo en zo waren de omstandigheden waaronder de baby verloren was gegaan, op die en die datum, in die en die plaats... Zo nauwkeurig was na al die jaren opeens de Informatie, dat de zoekdienst Hamburg met grote zekerheid het spoor kon volgen naar Hella Lehmann te Iserlohn. De dossiers Frieda en Hella die in het archief hadden gesluimerd, kwamen na dertig Jaar bij elkaar. De speurtocht rechtvaardigde oiolo- gisch onderzoek en vergelijking der bloedgroepen tussen de inwoonsters der beide Duitse staten. Het leidde tot een waarschijnlijkheidsgraad van ruim tachtig procent. De Oostduitse moeder zal weldra de Westduitse dochter kunnen opzoe ken. Hella heeft meer het gevoel te zweven dan te leven, zegt zij. „Jartn heeft het Je gedrukt, Je kon er wel mee leven, maar het was er altijd, altijd". Een medewerkster van het Rode Kruis stelt een telegram op voor de nog verre moeder (Hella: ..Zelf ben ik te nerveus"). Tekst: „Dank zi'J de hulp van de familie K... heb ik Jou, lieve moeder, na dertig Jaar onzekerheid, hervonden. Ik ben dankbaar en gelukkig Je spoedig te kunnen zien. Je kind Hella".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1974 | | pagina 17