unst en antiek ieuwste i ranche ti onderwereld J. ZELDENRUST - EEN LEVEN MET LIJKEN c IJS 13 APRIL 1974 IBogen wel uitkijken. Zaten we totnogtoe goed in onze kunstschatten, als we niet oppas- ïl dat moois straks weg. Gestolen, want de kunstdieven in ons land worden met de dag t. De antieke klok, het waardevolle schilderij, niets lijkt meer veilig. Kunst en antiek, fwste branche in de onderwereld. Alleen al de laatste anderhalf jaar werden elfhonderd iefstallen gemeld. Welgesteld Nederland barricadeert de suite, waar de Franse impres- het zo aardig doet boven het tabouret je. Toch slaan duistere lieden steeds weer toe in jaar, op de Veluwe of in het Gooi. voorvallen: half Januari en kunsthandelaar in Velp an negen schilderijtjes van esters, waarde anderhalve februari worden aan de l wm drie antiekdieven en Iers gegrepen. Hun buit. kwart miljoen, is 5 e doet haar best. Enschede speciaal ..klokkenteam" van •cheurs. dat in Tukkerland antieke uurwerken In Hoogeveen zetelt een .7|wnr voor het noorden en het land. waar in enkele tijd honderdtwintig boc- 5 en zomerhuisjes kaal croofd. i gemeentepolitie trekken 1n samen op. Ook in andere i ons land kent men dit rkingsverband voor deze de misdaadbestrijding. En ook nog een afdeling les en kunstdiefstallen van faal Recherche Instituut Den Haag. anderhalf Jaar - uit nood geboren, omdat ke politiekorpsen het werk aankunnen of niet over s beschikken, die nodig is lerkennen en opsporen van itten. het aantal achterhaalde ken gering. Op veilingen politie de gestolen waar i te zoeken. Dieven en len hun buit daar niet uit, r een heleboel mensen die wei zo ongeveer t er in Nederland aan atiek bestaat. len goed verdwijnt over de )e EEG-gedachte gewaagt soepel verkeer tussen de en dat betekent dat de en Westduitse douane i kofferbak meer open- li een zeventiende eeuwse een stoeltjesklok nog wel uizen. genoeg. Kunst en antiek i in trek. Geld. dat daarin ïgd. behoudt zijn waarde, de inflatie ook is. Een nooit opeens niks meer horen dat op veilingen krankzinnige bedragen voor prulletjes worden neergeteld", zegt Pierre Janssen, directeur van het Arnhemse gemeentemuseum, „op dat moment willen zij ook wel zoiets in huis hebben". De prijs voor antiek en kunstvoor werpen is hoog, stijgt en zal blijven stijgen. Dat is het gevolg van vraag en aanbod. De koopkracht stijgt, de vraag is groot, maar het aanbod is beperkt. Een boevenparadijs, waarin voor vervalsingen en kopieën goud geld kan worden gemaakt. Door Daan Overhoff In musea kan de misdaad nauwe lijks nog terecht. Weliswaar blijft een tentoonstelling altijd kwetsbaar, omdat men weet wat er hangt of staat, maar in de beveiliging is men daar zo ver, dat Je echt niet fluitend met een Appel onder Je arm naar buiten kunt lopen. Dat verhtogt het risico voor de particuliere antiek- of kunstbezitter. Hij neemt het doorgaans niet zo nauw met de beveiliging van zijn bezit. Antiquairs klagen over treuri ge gevallen van nalatigheid. „Men betaalt enorme bedragen om een kunstvoorwerp te kopen", zeggen zij, „maar het naar verhouding weinige geld voor beveiliging vinden zij dan opeens teveel". „Geld wordt tegenwoordig enorm goed bewaakt", zeggen kunsthandela ren, „banken zijn vestingen gewor den, maar kunstschatten liggen voor het grijpen. Er hangt voor een half miljoen aan de muur, maar de achterdeur staat open". „Kreten als: zoiets overkomt me thuis niet en: we zijn toch verzekerd, dat hoor Je nog steeds", zeggen beveiligingsdeskundigen, „dat zit hier nog altijd ingekapseld in het maatschappelijk denken". Een leven bovendien met een bijna aangeboren nonchalance ten opzich te van kunst. „Wij zijn door de' eeuwen heen gewend geweest met kunstschatten te leven", zegt A.E.D. Hartmann, eigenaar van de kunst handel gebroeders Koch met vesti gingen in de drie grote steden, „voor Amerikanen bijvoorbeeld zijn Bel gië en Nederland nog steeds één grote kunstuitdragerij. Kerken, openbare gebouwen, we barsten van de kunst. We vinden het zo normaal". Daarom gaan we vaak slordig om met antiek en kunst. „De echte verzamelaars beveiligen hun bezit goed", zegt Hartmann, „en als zij het niet doen. zitten ze lelijk in hun rats, omdat zij de waarde van de verzameling beseffen. Ik ken een man, die 45 klokken heeft. Hij kon niet slapen, zo bang was hij dat ze gestolen zouden worden. Zette hij ze allemaal op zijn slaapkamer, maar toen deed hij helemaal geen oog meer dicht. Die mensen kijken wel uit. Maar het gevaar schuilt in mooie dingen, die al lang in familiebezit zijn of die door mensen worden geërfd. Ze beseffen de waarde niet en dan zetten ze het ook nog bij het raam, want daar komt het zo leuk uit. Je moet Je hond eens uitlaten en om Je heen kijken. Er staat voor kapitalen dan kijk Je nog binnen, mooiste klokken om moeilijkheden niet eens echt bijvoorbeeld de hangen. Dat is vragen". Niet alleen de argeloze kunstbezitter nodigt tot stelen uit. „Goede antiquairs zullen moeten toegeven", zegt Pierre Janssen, „dat er in het vak scharrelaars zijn, die zonder schaamte dingen kopen en verkopen, waarvan ze op hun klompen kunnen aanvoelen, dat het gestolen is. En zolang er helers zijn zullen er kunstdieven zijn". „Dat noemen wij de secundaire handel", zegt Hartmann, „dat zijn ambtenaren, kantoormensen en an dere lieden, die er een. tweede beroep op nahouden, omdat ze nog wat meer willen verdienen. Dan gaan ze in kunst of antiek handelen. Op veilingen zien ze iemand bieden op iets en met die mensen gaan ze dan een gesprek aan over kunst. In negen van de tien gevallen mag de handelaar dan later wel eens bij die persoon thuis naar zijn verzameling komen "kijken. Wie is er niet trots op zijn kunstbezit. Of de handelaar koopt wat bij zo iemand thuis en verkoopt het later met winst door of hij tipt de onderwereld om daar en daar maar eens te gaan kijken. Die tip levert ook een smak geld op. Die handelaren zijn niet gevestigd. Noch de politie, noch wij hebben vat op hen". Na de tip waar veel valt te halen, is de inbraak vaak niet meer dan een formaliteit. Maar ook zonder een hint valt er genoeg te stelen. „Zo van een uurtje of vijf tot zeven rijden hele bendes een bepaalde buurt af", zegt Hartmann. „ze kijken alleen maar wat er zoal voor de ramen staat .Een paar dagen later komen ze terug en bellen ze aan. Wie niet thuis is is zijn kunstbezit in de kortst mogelijk tijd kwijt". Wil het opsporen van de dieven nog wel eens lukken, hun buit blijft in de meeste gevallen spoorloos. Dat komt, omdat een kunstbezitter vaak geen foto van het gestolen voorwerp heeft en het CRI het nog steeds met vage signalementen als „olie verfschilderij" moet doen. Zoek het maar uit. Bovendien lopen de belangen van politie aan de ene kant en kunstbezitter of verzekeraar aan de andere kant uiteen. De één zoekt de dader, de ander het kostbaar kunstwerk. „Ik heb het meegemaakt", zegt Hartmann. „dat er een schilderij werd gestolen en doorver kocht. De dader werd gepakt, maar hij weigerde -te zeggen aan wie hij het doek had doorverkocht. De reactie van de politie was lauw, zo van: jammer, niks aan te doen". Zo verdwijnen heel wat kostbaarhe den. Om de diefstal tegen te gaan dringt men in kunstkringen aan op voorzichtig en selectief aankopende antiquairs en kunsthandelaren. Ze moeten zélf inkopen en via legitimatie weten van wie. Ook specialisatie zou een hoop ellende kunnen voorkomen. „Met antiek is het een hachelijke zaak", zeggen antiquairs, „de één zget een bepaald voorwerp niks, de ander is het een kapitaal waard. Dat geeft mensen, die verkeerd willen, meer mogelijkheden. Een specialist kan daarnaast de politie op een spoor zetten". Ook het beleid van verzekerings maatschappijen is van het grootste belang. Zij zouden niet eerder een polis moeten afgeven dan nadat het kunstbezit van een cliëmt is gefotografeerd, de inboedel door een beëdigd taxateur op zijn waarde is geschat en de cliënt een alarmin stallatie heeft aangeschaft. De kans op inbraak is dan vrijwel uitgesloten en de verzekeringsmaat schappij kan haar premie verlagen, waardoor de cliënt zijn alarmsys teem weer terugverdient. Giganti sche schadeclaims komen nauwelijks nog voor en het geld, waarmee de onderwereld nu de zakken vult, blijft in .schone" handen. Een serie voordelen, die menig kunstbezitter, verwend als hij is, nog nauwelijks aanspreekt. Bzag van het getuigenis van dr. J. Zeldenrust, patholoog van het gerechtelijk laboratorium in Den Haag, heeft vaderlands rechter de hamertik gegeven waarmee een iger voor geruime tijd werd verwezen naar gedwongen rijkskosten. In talloze processen wegens moord of ag is hij na sectie op het slachtoffer te hebben ver- - opgetreden als getuige-deskundige. Niet dat zijn woord "Ach welnee", zegt hij "zo'n rechter kan wat ik zeg naast zich neerleggen." 33 trad de medicus p als anatoom in Izen; vanaf 1948 hanteert lancet ten dienste van de luim 25 Jaar dus „opent" hij door onnatuurlijke de dood hebben gevonden - ren met lijken. Deze omgang met de dood (hij «o'n 300 secties per Jaar) m de forse, wat stram Ie Zeldenrust geen morbide t>P gemaakt: bijna opge- idt hij opruiming onder de n onbegrip omringd? toijnselen van de dood. dood eigenlijk? niks, het is afgelopen, it niks meer. Juridisch ben registers verdwenen en Je ■n houwen wordt door verdeeld. Dat wéét Je, en 11 Je Je bij neerleggen. Je steeds aan de dood gaan token, dat is dus treurig, verwacht niks na die ik wéét ook niks het pedant zijn als Je Je sou uitspreken over dit waarnaar we allemaal in «ter tasten. Wie weet. het tóch anders dan ik torster. in de bibliotheek van het Uk aboratorium aan de hte Volmerlaan in Rijswijk. Achter de rug van Zeldenrust staan in glazen vaten enige foetussen en baby's opgesteld, terwijl het sterke water ook herkenbare brokstukken van het menselijk lijf conserveert. Toch weer eens iets anders dan een verlichte globe of de buste van Plato als sierstuk tussen de boeken. De dokter heeft onordelijke wenkbrau wen, vrij diepgravende rimpels, een zware kin en een kleine mond die zich vaak tot een verrassend mild lachje perst. Het peper-en-zoutkleu rig haar is recht afgesneden, zoals moeders van een vorige generatie het hun zoons graag zagen dragen. Bij de vragen houdt hij een hand met lange, slanke vingers achter het dove rechteroor geschulpt. Als hij over een wurging spreekt slaat hij de linkerhand aan de keel; gaat het over doodsteken dan richt hij een denkbeeldig mes op de hartstreek. „Hoe oud bent u, dokter?" „Zesenzestig. En u? Wat doet leeftijd er nou toe? Ja, Je kunt natuurlijk niet tot in het oneindige doorgaan. Mijn voorganger, dr. Hulst, legde er op zijn 83ste pas het bijltje bij neer. Zó lang ga ik zeker niet door. maar ik bind me niet aan een bepaalde leeftijd. Ik zie dit niet als een taak, ik doe het werk met genoegen en ik kijk niet op een uur, een dag. Een punt dat erbij komt Is dat de opvolging moeilijk is; er zijn, althans in Nederland, weinig mensen die voor dit werk geporteerd zijn. „Het vak verandert ook, dat komt door de specialisatie. Tot zo rond 1940 kon Je het hele vak bestrijken, daar is nu geen sprake meer van. Ik kén natuurlijk wel het gebied van bijvoorbeeld de toxicologie, maar ik beperk me tot wat we noemen de forensische pathologie, of traumatologie, als patholoog-anatoom. In Italië, Frankrijk en Duitsland izjn er nog wel die alle facetten behandelen, maar ik zie niet goed hoe dat mogelijk is". Ook met de dood bijwijze van spreken achter onze stoelleuning blijkt Zeldenrust een attent gast heer. Hij heeft twee merken sigaretten '(met en zonder filter) en een doos sigaartjes meegebracht. Bij de aanblik van een gepekelde hand in een glazen stolp steek ik dan ook op, al is het mijn merk niet. Met af en toe een schril uitschietend lachje gaat de dokter verder over zijn levenslange verkering met zijn grimmige gezel. „Het belangrijkste van mijn werk is niet het lijken openen, dat is een kwestie van techniek, dat moet Je in Je vingers hebben. Nee, het belangrijkste vind ik de overdracht van je bevindingen, het duidelijk maken wat naar mijn mening de mérites van een geval zijn. Ik kan tegen een officier van Justitie of een rechter-commissaris of een politie functionaris hele verhalen houden, maar tachtig procent daarvan raakt hen niet, dus moet ik het voor hen passend maken. „Neem iemand die overleden is door verwondingen aan de hals. Je ziet wat ontvellinkjes, een paar kneuzin gen aan het strottehoofder heeft dus geweldpleging aan de hals plaatsgehad, maar in welke mate? Zijn de verschijnselen voldoende om door geweldpleging de dood te hebben laten intreden? Het kan best dat zo iemand geïntoxiceerd was door alcohol of door koolmonoxide; daar kan men onwel bij worden en dan met de hals op een tafelrand of een stoel vallen - dan is hij dus niet door geweldpleging omgekomen" Wanneer is iemand overigens dood? „Da's ook niet zo eenvoudig. Een paar Jaar geleden werd een Engelse vrouw op het strand gevonden. Ze vertoonde geen levenstekenen meer en werd naar het mortuarium gebracht. De lijkschouwer kwam erbij en zag dat de borstkas bewoog. Het bleek dat ze een overdosis aan slaapmiddelen had genomen, wat dus bewees dat de kenmerken van het overleden-zijn ons soms in de steek laten. Ze was schijndood. Het werkelijke dood z-jn tja, dat is het leven dat ophoudt". In een poging om het lichaam ook na de dood te laten voortbestaan kent men, tegenwoordig vooral in de Verenigde Staten en Engeland, het balsemen. In Amerika wil men zelfs, middels invriezing, hoop bieden op een toekomstig nieuw leven. Heeft het zin? „Tja, dat balsemen, dat gaat, geloof ik, een beetje tegen de natuurlijke gang van zaken in: het lichaam is krachtens natuurwetten gehouden tot ontbinding over te gaan. En die diepvriezerij? Ik begrijp de zin er niet van. Ik vraag me af of het realisabel zal zijn, zo'n ingevroren lichaam weer tot leven te wekken. Vergeet niet dat het lichaam niet meer in optimale conditie is, Je wordt tenslotte niet levend ingevro ren. Dus als dat ooit nog tot leven terug kan komen krijg Je een stuk invaliditeit, de vitale weefsels zijn dood". Hij veert op, loopt naar een boekenkast en komt terug met het werk „Biological Effects of Freezing and Supercooling." Het boek valt open op een foto van spermadeeltjes die bij -79 graden zijn ingevroren; toch een behoorlijk drastische ingreep. „Maar die waren vitaal, in optimale conditie," zegt de dokter, en laat zijn staccato lachje weer los. Vervolgens zal hij geruime tijd met het boekwerk spelen, alsof zijn handen voortdurend iets te doen willen vinden. Hoe ziet hij de zin van zijn werk, dat de buitenwacht toch op zijn minst als wat lugubei zal ervaren? „Mijn werk is bestemd om bij te dragen tot de opheldering van misdrijven, en als Je het wat verder doortrekt, om bij te dragen tot een grotere rechtszekerheid. Niet dat tk me een missionaris voor die rechtszekerheid voel, hoor; het is gewoon de problematiek van het vak die het voor mij als vakman en patholoog aantrekkelijk maakt. Ik geloof bijvoorbeeld niet dat Je het misdrijf kunt uitroeien". Dat zeker niet. Ziet hij trouwens een toename van de geweldsdelicten? Het is een punt, dat door onder andere politiefunctionarissen als onomstote lijk, door onder andere gedragswe tenschappers als aanvechtbaar wordt beschouwd. „Ik geloof wel dat de mensen agressiever zijn geworden. Mijn statistiek zegt niet veel, ik zie tenslotte alleen de toppen. Zeg, er wordt tien keer gestoken, dan is dat vermoedelijk maar één keer dodelijk. Maar ik kan wel zeggen dat in het bestand van opdrachten tot onderzoek, om het zo maar eens te zeggen, het aantal gevallen van werkelijke agressie is toegenomen. Ik zie naar verhouding méér gevallen van mensen die zijn doodgeschoten, doodgestoken of doodgeslagen. Maar dat blijven de toppen, ik weet niet hoe het daaronder ligt". Ruim veertig jaar reeds zet hij het mes in stoffelijke overschotten, waarvan meer dan een kwart eeuw de lichamen van misdaadslachtof fers in aanmerking komen voor zijn kervende hand. Voelt hij ooit betrokkenheid bij het levenloze ding op de snijtafel? „Er zijn twee dingen. Je moet een bepaald onderzoek doen en dat doe je vanuit Je vak en met Je kennis. Je probeert feiten naar voren te brengen - dat is zakelijk. Daarnaast heb ik zeker belangstelling voor de persoon van zowel de dader als het slachtoffer, maar dat is een privégevoel, dat beïnvloed mijn werk niet. Het is alleen belangwek kend omdat de daad iets weerspie gelt van de persoonlijkheid van de dader - haat of Jaloezie of naijver. Kijk, er is tenslotte niets waar Je niet emotioneel bij betrokken bent, dat is volkomen menselijk, maar betrokken-zijn. dat is eigenlilk meegezogen worden en, nou nee. dat heb ik bepaald niet. Het boeit me. Ja, omdat het mensen zijn, en ik geloof dan ook dat als ik geen anatoom was geworden ik psychiater had willen zijn.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1974 | | pagina 17