5e
>obats
[aan
«eru£
ïaar
le
lessa
ïamschip Buffel
Ikomt voorgoed
tiaar Rotterdam
'pDAG 2 MAART 1974
7
ertu ^7
tijd maar lol", zegt Jos van
eveld (46).
herinnert hij 't zich, die tijd
Irieëneenhalf Jaar, waarin hij
alle smaragden van de
tl overzee mocht aanschouwen,
kli 1946 ging soldaat Van Har-
}d met 44 anderen als eerste
Jtplichtige naar "Ons Indië"
■Jbrn daar te redden wat er nog
^Mdden viel.
I Wrest van de "7 December-
■dNttc. waartoe hij behoorde,
igs..
I Wage naar
i later. Van Hardeveld en zijn
gingen vooruit als bewa-
detachement van generaal:
fet Brit.
de zaak in evenwicht te hou-
I hoorde hij ook weer tot de laat-
"De mooiste Jaren van Je leven",
peinst Jos van Hardeveld nu in
Veenendaal, waar hij reclameman
is, "voor héél veel jongens. Je
denkt er zo vaak met heimwee aan
terug".
De pasar, de sawa's, de baboe, de
djongos, Sarina het kind uit de
dessa, de klapperbomen en de
aapjes- das war einmahl.
Maar dankzij Jos van Hardeveld
gaat een stel sobats van weleer het
deze maand nog één keer terug
zien. Want hij heeft 30 wapenbroe
ders bijeen weten te brengen, die
er het bedrag van f 2.795 voor over
hebben om 14 dagen rond te reizen
in het gebied van hun jeugdsenti
ment. "Het land, waar wij zoveel
lief, leed en zweet hebben achter
gelaten", zoals Van Hardeveld zegt.
Naar Indonesië reizen doen van
daag de dag al heel veel toeristen.
Maar deze reis is een exclusieve:
hij is uitsluitend voor wapenbroe
ders,
"Het idee voor de reis", vertelt
hij, "kwam vorig jaar zomer op,
toen ik hier in Veenendaal mijn
auto liet doorsmeren. De garage-
chef is ook 'n ouwe sobat en die zei
ineens tegen me: "Van Hardeveld,
zou Je niet een portie nassi lusten?"
"Ik wel", zei ik en opeens flapte
ik er uit: "Maar ik heb nog iets
veel beters voor Je. Ik heb zojuist
een vliegtuig gecharterd voor 120
mensen en met z'n allen gaan we
nou eens terug naar Indië om her
inneringen op te halen". Er was
niks van waar natuurlijk en ik
weet ook niet hoe ik er toekwam om
't te zeggen, misschien een uiting
van een onbewust verlangen.
Ik vergat 't weer, maar toen ik
een tijd later weer in die garage
was, zei de chef: „Zeg, die reis van
jou, ik heb al twee ouwe jon
gens gevonden, die graag mee zou
den willen gaan. Kan dat nog?"
Nou. toen heb ik verteld dat het
maar een grap van me was ge
weest. Maar onderweg in de auto
dacht ik: als Je hier in dat kleine
Veenendaal al twéé mensen kan
vinden, dan moeten er dat in hele
land een paar duizend zijn".
Van Hardeveld zocht contact met
een reisbureau, er werd een aan
gepast" ouwe hap-arrangement ge
maakt en enkele duizenden fol
ders gingen naar veteranen en reü
nieverenigingen
Toch maar 30 inschrijvingen tot
dusver. „Ja, het is me tegengeval
len, maar de mannen kunnen nog
bij me terecht.
Voor de meesten zal de
prijs wel het grote obstakel zijn.
want ik hoor van alle kanten toe-
Juichingen voor mijn initiatief.
Ook twee oud-generaals hebben
me gecomplimenteerd".
i Indonesië moest gaan
Jaar overzeese
veld het over „lief, leed en zweet,"
maar in ons gesprek beperkt hij
zich spontaan tot „altijd maar
„lol," als hij zijn drieënhalf over
zeese jaren kenschetst. Hoe zit dat?
Jos van Hardeveld: „Nou, om te
beginnen heb ik niet één schot hoe
ven te lossen. Mijn bepakking in
Indië was de humor. Ik zat in het
cabaret. „De Plankenpatrouille," al
die tijd. Wij moesten de mannen
op de buitenposten vermaken. Ik
was humorist, sneltekenaar en imi
tator. Daardoor heb ik héél Indië
leren kennen; de meeste jongens
hebben niet veel meer dan een paar
duizend vierkante kilometer gezien
van dat prachtige land".
Van Hardevelds kandidatuur voor
het brengen van vertier aan de
actieve strijdmacht, was gesteld tij
dens de reis met het troepenschip
Kota Inten naar Indië. „Er waren
behalve ons, die 45 dienstplichtigen
van de landmacht, verder oorlog-
vrijwilligers en marinetroepen aan
boord. Voor de ontspanning van de
Jongens was er niets georganiseerd.
Daar heb ik toen met een paar
andere Jongens in voorzien. We
gingen bokswedstrijden organiseren,
maakten damborden van karton en
schreven ook een opera Romeo en
Julia en die voerden we op de brug
op. Toen ik in Batavia aankwam,
lag er een order dat ik mee moest
helpen het divisiecabaret op te
richten".
"Altijd maar lol": met de groep
Plankenpatrouille trok Hardeveld
naar de afgelegen posten, waar de
beroepsartiesten, die het leger uit
Nederland liet overkomen, zich
niet waagden.
"Ja, het was gevaarlijk natuur
lijk. Op onze drie-tonner, waarmee
we reisden, konden we moeilijk een
bord "Pas op cabaret: niet schie
ten!" zetten, dus het kwam wel
eens voor dat de ploppers in de
bush-bush ons belaagden. Maar we
hebben nooit één gewonde gehad".
Lol, maar het was toch een ernsti
ge zaak, die onafhankelijkheids
strijd van de Indonesiërs?
"Ach, bij ons wisten de meeste
Jongens niet waarom het eigenlijk
ging daarginds. Iedereen deed zijn
dienst. En de inlandse bevolking,
wist vaak ook van niks. De Jongens
hadden verdorie de mooiste contac
ten met ze. Wij ook. Als we ergens
in de rimboe een voorstelling ga
ven. waren er vaak duizend inlan
ders bij, die zich slap lachten om
mijn imitaties. Wij werden nooit
als vijand gezien. Je moest de ba
boes en de djongos eens aan de ka
de zien huilen als er een schip met
troepen naar huis vertrok. Dan
zag Je zo'n djongos staan, die had
een paar oude kistjes gekregen en
een battle dress-Jasje met een ser-
geantstreep er op en die voelde zich
dan een hele piet".
Van Hardeveld vreest dus ook niet
dat het detachement sentimental
trippers, waarmee hij op 25 maart
in Djakarta aankomt, gezien zal
worden als een souvenir van het
gehaat verleden?
"Allicht niet, waarom? Ik heb van
een kennis gehoord, die z'n zwager
was twee jaar geleden naar Indië
geweest, dat de inlanders ontroerd
zijn als ze weer iemand van vroe
ger zien. Logisch: het was toch 'n
mooie tijd. Ik vind het nog steeds
in en in jammer dat we Indië
kwijt zijn. Wat daar aan rijkdom
onder en boven de grond is..Al
lemaal foetsie voor ons".
Maar het is toch de rijkdom van
de Indonesiërs?
"Jawel, ik gun 't ze ook wel".
Maar toch.
"Ja, maar tóch. Zaten we d'r
nog maar".
"Altijd maar lol". En de soldaat
was toen nog soldaat. "Ik werkte vo
rig jaar in de buurt van Nijmegen"
zegt Van Hardeveld fel, "en toen
zag ik toevallig de Vierdaagse voor
bij komen. De buitenlandse solda
ten, de Duitsers, Engelsen en Zwit
sers en onze eigen mariniers: alle
maal keurig militair.
Maar toen ik onze landmacht
voorbij zag strompelen met d'r
haarnetjes aan, kon ik wel Janken.
Is dat nou ons leger? Een schande!"
Die keurige mariniers zijn juist
dezer dagen in diskrediet ge
bracht
„Ja", zegt Van Hardeveld, „ik
heb er over gelezen. Maar ze moe
ten mij godverdorie die Jongen eens
tonen, die ze drie nagels uit z'n po
ten hebben getrokken. Dat wil ik wel
eens zien voor ik 't geloof. Als het
waar is, van die mishandelingen,
dan moeten er mensen vervolgd
worden.
Maar als het niét waar ls, moet
er óók vervolging ingesteld worden.
Dat kan toch zomaar niet: ons
keurkorps in de urine zetten. Bah!"
Een man, die een voornaam aan
deel had in het succes van Van
Hardevelds cabaretgroep De Plan
kenpatrouille, was Gé Goudswaard.
Die is nu een hoog persoon in de
amusementsafdeling van de Vara.
Gaat hij ook mee op reis naar ons
Indië?
Van Hardeveld antwoordt ont
kennend.
Heeft Van Hardeveld na de
jaren in Indië nog wel eens con
tact met Goudswaard gehad?
„Nee. Hij zit niet op mijn zender.
Het spijt me erg".
Jos van Hardeveld zwijgt daar
na. Hij is zich bewust dat „heim
wee naar Ons Indië" eigenlijk een
delicate zaak is, reactionair in ve
ler ogen. Politieke uitspraken
wenst hij niet meer te doen. Hij
zegt tenslotte: „We gaan in ieder
geval niet met een stel oude frö
belonderwijzeressen op stap, dus er
zullen ginds geen tranen vloeien".
vai
ÏÏ)TTERDAM Neerlands oudste ijzeren zeeschip komt voorgoed naar Rotterdam.
adBnuit Amsterdam: waar dit stukje maritiem curiosum het in 1868 gebouwde ram-
)_}iip Buffel ruim 20 jaar logementsschip is geweest. De Koninklijke Marine maakt er
iflfn jaar of twee al geen gebruik meer van en men wilde er vanaf. Als toén het Mari-
eufm Museum „Prins Hendrik" geen interesse voor 't unieke 19e eeuwe marine-restant
caid getoond, zou de Buffel zeker door scheepsslopershamers in elkaar zijn geramd. „Rot-
orJdam" ging onderhandelen en het resultaat ervan is dat de stad het ramschip voor
)np00 gulden per jaar de komende vijf jaar huurt en daarna het recht van koop heeft. De
er|et de toepasselijke ram-naam getooide Buffel wordt dépendance van het museum: spe-
kal voor het exposeren van scheepsmachines uit de stoomtijd.
komst van de Buffel naar Rot-
lam is zeker. Met heel mooi
ir gaat dat in 't voorjaar - ach-
een sleepboot overzee - gebeu-
Voorlopig niét zeker zijn: de
r-feuwe ligplaats en het feit of het
e« lip volledig in z'n oorspronkelijke
a- at kan worden teruggebracht.
>p or die verbouwing is namelijk
:er dan een miljoen gulden nodig
dat geld is er nog lang niet.
Is de bedoeling dat de Rotter
damse burgerij daaraan gaat mee-
talen via een op te richten
tichting Vrienden van de Buffel",
t-f.t het bedrijfsleven eveneens over
brug komt en dat ook de
heepswerven in en rond de stad
lp „in natura" zullen bijdragen.
gemeente is in elk geval nog
et bereid te dokken. Financieel
Museum-conservator B. C. W.
ip hoopt niettemin snel het eerste
ild binnen te krijgen, want het
is dit najaar de Buffel reeds
het publiek te openen.
n dan de plaats. De meningen zijn
erdeeld. Van wethouders- en mu-
umdirectic-kant denkt men aan
Leuvehaven, maar conservator
ap heeft daar z'n bezwaren tegen:
>at geeft middenin de stad bewa-
ngsproblemen en bovendien krijgt
iet schip dan te lijden van de ge-
Door
Bram Oosterwijk
tijdenbewegingen. Zelf denk ik aan
de bocht van de Coolhaven bij het
Deense zeemanskerkje. Daar ligt 't
beschermd en bovendien in zoetwa
ter. Voor Delfshaven is de Buffel te
groot".
Maar waar de Buffel dan ook zal
komen: één ding moet er gedaan
zijn voordat hij als museumschip
z'n 106e levensjaar zal hebben vol-
looid. De lelijke lichtkoepels moeten
van de (tijdelijke) houten overkap
ping af, de schoorsteen en de twee
masten moeten erop en de romp
moet als 't even kan van mari
ne-grijs weer glimmend zwart wor
den.
Tijdens z'n museale bestaan kan
het ramschip dan - op basis van
het beschikbare geld - verder in de
oude staat worden teruggebracht.
Dat wil zeggen: ruwweg. Want hoe
de Buffel er nu precies uitzag toen
de Schotse werf van Robert Napier
hem in 1868 afleverde, weet nie
mand. Er zijn geen werftekeningen
meer, er zijn geen foto's, er is
slechts één schilderij-afbeelding en
het
Lap: „Ik ben bezig met het maken
van tekeningen voor de diverse ver
bouwingsfases en ik moet daarbij
afgaan op andere schepen en wat
algemene kennis. Het schip is na
melijk in 1894, toen het van een
ram- een logementsschip werd, zó
veranderd. Verwijderd zijn toen de
schoorsteen, de geschutstoren, de
commandobrug, de vijf sloepen, de
machines, de stoomketels en het
pantser op de romp. In de romp
zijn een hele serie ramen gemaakt
en boven het hoofddek, dat nog van
oorspronkelijk teakhout is, is een
afdak gemaakt. Fraai is 't niet. Au
thentiek is ook nog de comman
dantskajuit en de officierssalon,
met mooie mahoniehouten betim
meringen. Je kunt aan 't schip zien
dat de mensen honderd Jaar gele
den heel wat kleiner waren dan nu.
De plafonds zijn nogal laag en 't
wordt straks wel een zorg dat Je Je
hoofd niet stoot".
Het zal overigens niet voor het
eerst Zijn dat de Buffel in Rotter
dam afmeert. Driemaal eerder was
het waarschijnlijk minst krijgshaf
tige schip van onze marine er. Dat
was in 1892, toen het „grote her
stellingen" onderging bij de Neder
landse Stoomboot Mij., van mei '46
tot september '47, toen de Buffel in
de Waalhaven als logementsschip
voor de onderzeedienst diende en
van februari tot september '49, toen
er een deel van de bemanning van
de Karei Doorman op gehuisvest
Allemaal vreedzame doeleinden eti
zo is het al die 106 Buffel-Jaren ge
weest: het schip heeft nooit één
schot in oorlogstijd gelost. Het is
krap 25 jaar oorlogsschip geweest
en in die periode heeft 't slechts
één kustreis gemaakt. Dat was in
1871, toen de Buffel samen met vijf
andere schepen in Antwerpen de
stoffelijke overschotten ging opha
len van de vaderlanders die in
18301831 bij de verdediging van
de Citadel (van Speyk!) waren ge
sneuveld.
In 1894 werd het een logements
schip en sindsdien heeft de Buffel
als marine-slaapplaats gediend in
Hellevoetsluis, Vlissingen, Den Hel
der, Rotterdam en Amsterdam. Bij
de Marinekazerne in de hoofdstad
is 't schip sinds '51 niet meer weg
geweest. De Buffel lag er dichtbij
het 17e eeuwse 's Lands Zeemaga
zijn, dat vorig Jaar het Historisch
Scheepvaartmuseum is geworden.
Ook dat museum wilde de Buffel
wel hebben, maar er was - gelukkig
voor Rotterdam - geen geld voor.
De Buffel: tachtig jaar slaapschip
al. Dat was niet de bedoeling toen
onze marine in de jaren zestig van
de vorige eeuw 1,17 miljoen gulden
uittrok voor de bestelling van het
ramschip (d.w.z. een schip met een
scherpe, zware steven, om andere
vaartuigen ten onder te kunnen
rammen.) Het was een populair
type toendertijd. De Engelse marine
had diverse van die schepen. Ook
Oostenrijk/Hongarije, dat dankzij
die ramschepen in 1866 bij Lissa
een zeeslag tegen de Italianen won.
De Buffel werd in Schotland ge
bouwd, omdat ons éigen land in die
tijd nog weinig afwist van de ijze
ren scheepsbouw. De Buffel was één
van de eerste dubbelschroefschepen
ter wereld: 62^ meter lang, 2.198
ton groot, een machinevermogen
van 2.000 pk (goed voor 11,2 mijl
per uur), twee masten met kleine
gaffelzeilen, een zwaar pantser en
op de geschutstoren twee kanons
van 23 centimeter (die in 1888 ver
vangen werden door één kanon van
28 centimeter)
Onze marine heeft totaal vijf ram
schepen gehad. Behalve de Buffel
waren dat de (grotere) Prins Hen
drik der Nederlanden (1866), de
Schorpioen (1868; de romp bestaat
nog, verbouwd tot zeevaartschool
internaat in Den Helder), De Stier
(1868) en de - als enige in eigen
land gebouwde - Guinea (1870).
De Buffel blijft behouden: in een
tijd dat de belangstelling voor oude
schepen - over de hele wereld -
toeneemt. Engeland is daar een
stérk voorbeeld van. Dat land heeft
de in 1843 gebouwde Great Britain
het eerste zeil/stoomschip ter
wereld met schroefvoortstuwing -
bewaard, de uit 1765 daterende Vic
tory, het vlaggeschip van admiraal
Nelson; de klipper Cutty Sark uit
1869 en ook de Discovery van 1901,
het schip van poolreiziger Scot',
Maar de Verenigde Staten, West-
Duitsland en enkele Scandinavische
landen hebben ook moeite gedaan
Zo ligt de Grijze Buffel al
jaren bij de Marine-kazerne in
Amsterdam.
In Nederland is daar nauwelijks
aandacht aan besteed, 't Gevolg er
van is dat we geen enkel zeilend
zeeschip over hebben en er bijna
zeker nooit meer één zullen krijgen
ook.
Alleen in Rotterdam begint 't er
iets op te lijken. Er is een Stichting
Openlucht Binnen vaartmuseum, die
(o.a. in Delfshaven en in de Veer
haven) wat scheepjes bij elkaar
heeft weten te krijgen: een turf-
tjalk, een zeetjalk, een zandaak en
een Hasselter aank. Het Maritiem
Museum „Prins Hendrik" - dat nu
officieel het honderdjarig bestaan
viert - heeft al enige tijd de
stoomsleper Volharding I. En dan
straks de Buffel, die - bij een juiste
aanpak - best wel eens een toeris
tisch trekkertje voor de Maasstad
kan gaan worden.
Jos v. Hardeveld: Altijd