Bertha
bouwde haar kapel
iRDAG 22 DECEMBER 1973
Reportage
Aad Wagenaar
Foto's
Karei Bökenkamp
Bertha Meulenberg er
tuigd dat met Kerstmis in
el een echte Heilige Mis zal
ev ipgedragen. Nu mag dit nog
ilsschop Gijssen gaf geen
9 ling voor het vieren van de
'e iristie en het bewaren van
;ei rhei'ligste in de kapel, die
i de Limburgse plaats Stein
nber openstelde voor al die
fdie zich ontheemd
iun door binnengeslopen
s, veranderende kerk.
er veel", weet Bertha
,hier in deze kapel
mensen troost en
vinden. En stiraiks is er ook
is. Dan is mijn werk
ben ik mijn gelofte
t
van het wonder gaan vertellen.
Bertha loopt wat moeilijk; ze weegt
130 kilo. „En toen nog maar tachtig",
zegt ze, „ik was bezig dood te gaan".
Toen, dat was in de zomer van 1965.
Als ze erover begint in haar kleine
huiskamer, luisteren behalve wij,
ook een tiental meisjes van een
vormingsklas geïnteresseerd mee.
Verder zijn er enkele bejaarde
mensen en een Belgisch echtpaar in
net vertrek, dat daarmee tjokvol is.
„Zo is het hier iedere dag, tot
's-avonds zeer laat", zegt Bertha
„iedereen wil van het wonder weten".
en".
Meulenberg te Stein
fraaie kapel zelf laten
twëe ton, die er voor
'aren, kwamen uit haar
en die van haar man
ir kinderen Annie, Cor,
Jan. Nooit hebben die
Weren geklaagd. „De hemel
bewerkt", zegt moeder
Bvoudig.
opnieuw: „Het is
vrouwtje, dat in de kapel
hoedje zit te bidden, houdt
geprevel even op, klampt
zegt met blije ogen: „Als
n kan gaan, naar de
i ik opeens niet krom en
Is dat geen wonder?
i haar wel willen zoenen,
i daarvan gaan we de
en lopen terug naar
boerderij woning van
s, een minuut of vijf
Ze zal ons het verhaal
Theresia
„Ik lag te sterven", zo begint ze haar
verhaal, „iik had zware gewriohts-
reuma, de dokters hadden me al
opgegeven. Ik kon mijn handen niet
meer bewegen, mijn kaken niet
meer openen en ik kon alleen mijn
hoofd een heel klein beetje opzij
draaien. Ik had het zelf ook
opgegeven, ik lag in mijn bed te
wachten op het einde".
Maar Theresia Neumann kwam
tussenbeide. Deze vrouw, drie Jaar
eerder in Zuid-Duitsland overleden,
was aan Bertha bekend geworden
door haar stigmatisering. Alle Jaren
op Goede Vrijdag begon Theresia
Neumann te bloeden uit de wonden,
die Christus aan het kruis had.
Bertha Meulenberg had een boekje
over Theresia Neumann, maar ze
durfde er nooit in te lezen. „En
bovendien: ik kon niet meer lezen
en bidden. Maar op een zeker
moment, toen het heel erg met me
was, ben ik toch aan een novene
begonnen".
Een novene is een gebedsoefening,
„Ik lag boven, in bed, in het donker
en op de vierde dag hoorde ik
kloppen. En daarna hoorde ik de
stem van Theresia- ze zou mijn
voorspreekster zijn om weer beter te
worden. Maar ik moest een offer
brengen. Ik beloofde toen mijn hele
verdere leven droog brood te eten,
maar Theresia antwoordde niet en
ik begreep toen dat dat geen echt
offer was. Toen beloofde ik nooit
meer tez uilen roken,, dat was het
enige offer, want ik was een
kettingrookster, roken was het enige
genot, dat ik nog kende. Maar op de
laatste dag van mijn novene,
kwam Theresia weer terug en ze
zei; „Bertha, Je moet hier in Stein
een kapel bouwen". Tk zei; „Maar
Treeske, daar heb ik toch geen geld
voor Maar zij antwoordde:
.Bidden, Berbha, bidden voor de
wereldvrede en de mensen! En zorg
dat hier een kapel gebouwd wordt!
En opeens zag ik die kapel staan:
langs de Vaart, op precies de plek
waar ik hem nu gebouwd heb".
Genezen
De gebedsoefening was voorbij op 3
september 1965. „Opeens was ik
genezen", vertelt Bertha Meulenberg,
„de knobbels op mijn handen en
voeten waren vertiwenen, ik kon me
bewegen, het bed uit, ik ging
holderdebolder de trap af en ik
kwam in de keuken waar mijn
dochter soep aan het maken was. Er
zat zo'n prachtig stuk rundvlees in
de soep. Ik heb 't er uit gehaald en
helemaal opgegeten- ik had opeens
te kunnen aanvallen. Dat wil ik
niet, want we hebben lang genoeg
gebeden om eindelijk zo'n bisschop
in Limburg te krijgen".
Zoals er iedere avond in Bertha's
kapel nog stééds voor bisschop
Gijssen (en voor Simonis van
Rotterdam) wordt gebeden.
Want H. Mis of niet, iedere dag
komen gelovigen in de Steinse kapel
samen. „We beginnen dan met het
Credo en daarna bidden we de
Rozenkrans. Dan zeven Onze
Vaders", vertelt Bertha, die dan het
vervolg van de gebedscyclus op
dreunt: „Vijf Onze Vaders en
Weesgegroetjes voor de vijf Heilige
Wonden, dan een Engel des Heere,
een Onze Vader voor de Heilige
Vader in Rome, een gebed voor de
Vrouwe der volkeren, een Weesge
groetje voor monseigneur Gijssen en
een voor monseigneur Simonis, dan
een voor alle priesters, een
Weesgegroetje voor de meest verla
ten zielen en een voor de zielen, die
in doodstrijd liggen en heden nog
zullen sterven. Tenslotte een gebed
voor al degenen, die aanwezig zijn".
En natuurlijk een gebed voor
Theresia Neumann.
Rozenkransje
„Treeske", zegt Bertha vertederd.
„Mijn voorspreekster Uit haar
tas haalt ze een heel klein
rozenkransje te voorschijn. „Hiermee
heeft Treeske gebeden toen ze nog
een kind was. Hier bid ik 's-zondags
zaak op. Ik heb Mtijd een
rozenkrans bij me. Een rozenkrans
is het mooiste wat er is".
Vanonder haar trui vandaan kom''
nu ook een krans met dikke
roodwitte kralen en uit een la pakt
ze nog 'n paar rozenkransen. Haar
vingers glijden over de kralen en ze
zegt iets binnensmonds.
Daarna toont ze ons ook nog een
boek over Theresia Neumann. Op
een kleurenfoto in dat boek zien we
Treeske in bed liggen- ze bloedt
afschuwelijk uit haar ogen.
„Zie nou toch, wat een wonder
fluistert Bertha.
Maar onze fotograaf is er heftig van
geschrokken; hij trekt wit weg.
Bertha ziet dat.
Ze buigt zich naar hem over de
tafel en zegt fel: „Dat bloeden had
u nu eens écht moeten zien. Dan
ging JIJ wel voor de bijl meneertje,
dan ging Jij op-Je 'knieën en dan
zou jij hard gaan bidden, meneer-
tje".Daarna gaat Bertha Meulenberg
weer rechtop zitten en ze kijkt met
een blik van: er is nog redding, ook
voor Jullie.
Als we door de keuken naar bulten
lopen, zit daar een man met een
alpinopet te wachten tot Bertha
hem kan ontvangen. De man zegt:
.Bertha's kapel ls onze toevlucht. En
ils er straks bovennatuurlijke
iingen gebeuren, komen de heb-
suchtdgen, de handelaren en de
woekeraars. Net als in Lourdes.
Ja Maar er zullen bovenna
tuurlijke dingen gebeuren. Ik weet
het. En ik hoop op heel binnenkort.
Want de toestand kan zo niet
Olijven op deze aarde".
Daarna zwijgt hij.
"Die man ls een bekeerling" weet
Bertha.
is in ieder geval móói dat moeten ook de onge-
toegeven. En allicht is hij ingewijd. „Wat dacht je nou",
verhaal naar buiten met als direct
gevolg dat huize Meulenberg een
pelgrimsoord werd.
Meulenberg, als we op het kiezelpad lopen dat
ingang leidt, „heel vroeg op de zondag van de opening
kapel, heeft een pater hem ingewijd. Er waren er maar
die 't doen wilden. Maar ik vertel u de naam van de
er zijn al genoeg moeilijkheden met personen in
sdom. Alleen ik en mijn gezin zijn bij de wijding geweest
zullen zwijgen.Bertha opent de deur en we gaan de
binnen. „Nee, ontroerd was ik niet op die zondagmorgen.
iaar wel, dat het nu bereikt was. Maar ik herinner me
ijk maar één gedachte. Toen ik 's morgens vroeg bij de
kwam, dacht ik: „Mens, wat ligt die kiezel dik op het
lal dat nou wel ooit platgetrapt worden? En nü is het al
w We lopen naar het altaar. Links ervan is een Maria-beeld.
steekt er een paar kaarsen voor op. Dan kijkt ze rond in
vierkante meter grote kapel en roept uit: „Het is fantas-
In deze fanatieke tijd tijd geloven de mensen niet meer
aderen. Maar hier zien ze er toch een met eigen ogen!
lalt oprecht geluk uit. En ze zegt: „Wat de hemel begon-
zal de hemel ook afmaken".
Ook als wij er zijn, blijken de
bezoekers niet in de eerste plaats
voor de kapel als wel voor het
kruisbeeld gekomen te zijn. Bertha
Meulenberg reikt een vergrootglas
aan en we kijken naar de
Christusfiguur. We zien roestbruine
vlekjes op het bronzen lichaam.
„Opgedroogd bloed", zegt Bertha.
„Doe maar snel een wens", zegt een
oud vrouwtje, „Christus is er ook
voor jou".
"Iemand heeft een korreltje van dat
bloed meegenomen naar een pel
grimsoord ui Italië waar Maria is
verschenen, zegt Bertha. „Ze heeft
het bioedkorreioje aan haar beeld
getoond. En Maria heeft toen
gesproken. „Dat is het bloed van
mijn zoon", zei ze.
In de huiskamer van de familie
Meulenberg is het nu doodstil. Twee
meisjes hebben tranen in de ogen
als ze naar het kruisbeeld onder de
stolp kijken. En het vergrootglas
begint in de handen van één
meisje te beven als Bertha na een
korte pauze zegt: „En Maria heeft
toen ook nog gezegd: „Mijn zoon
lijdt op dit moment nog meer dan
toen hij aan het kruis hing
Ook Bertha's ogen zijn nu nat.
Bekeerlingen
ook weer honger, dat vlees was meer
dan een kilo
Verbazing en daarna dankbaarheid
in huize Meulenberg. Bertha vertel
de de familie van Theresia
Neumann, die op haar verschenen
was, boven. En ze sprak over de
belofte, die ze gedaan had. De
Meulenbergs moesten een kapel
gaan bouwen bij De Vaart.
En ze deden het.
De twee goed verdienende zoons Cor
(30) en Leo (28) - de een is lasser,
de ander heeft een tractor, waarmee
hij langs de boeren gaat - droegen
aan moeder een groot deel van hun
inkomsten af, vader Sjeng liet
Bertha over zijn loon beschikken en
ook de schoondochters droegen bij.
Zo kwam het voornaamste deel van
die tweehonderdduizend gulden bij
een, die de kapelbouw vergde, en zo
worden nu nog schulden af betaald.
De plaatselijke geestelijkheid haa
niet veel op met Bertha's plannen-
het verhaal van haar wonderbaarlij
ke genezing en de belofte, die deze
gekost had, deden al snel de ronde
in Stein.
De pastoors van Stein distancieer-
den zich van Bertha en zwegen
haar - tot op de dag van vandaag -
dood. Ook de gemeente, waar
Bertha kwam aankloppen voor een
bouwvergunning, deed moeilijk.
„Ik heb de grand voor de kapel
uiteindelijk voor 34.500 gulden
kunnen kopen. De gemeente kon
niet weigeren, maar ze boden me
Als de mensen de huiskamer
verlaten hebben, mogen we nog een
poosje verder praten met Bertha.
Haar stem ls nu schor en ze geeft
toe erg moe te zijn. „Iedere dag ben
ik moe", zegt ze, „maar ik moéei
doen waartoe ik geroepen ben. God
heeft me niet voor niets verder
laten leven. Onze Lieve Heer doet al
zijn wonderen tenslotte niet voor
niets. Ik moet de wereld wakker
schudden. Iedere morgen na het
wakker worden bid ik Onze Lieve
Heer om me die dag te leiden, want
zelf kan ik niks".
-Ze maakt bekeerlingen?
„Ach meneer, zo veel, zo veel".
Want Bertha Meulenberg heeft
geconstateerd dat de mensheid er
om gilt bekeerd te worden. Er zijn,
weet ze, zo veel mensen verdwaald
in de „moderne" katholieke kerk. „Ik
ook kan in geen kerk haast meer
terecht. Ze hebben het altaar naar
het middenschip gesleept- het lijkt
in de kerk wel een theater
tegenwoordig. Ze delen de hostie op
de handen uit in plaats van op de
tong. Niet voor mij- dan liever nooit
meer. De enige kerk, waar ik en
mijn man en de kinderen nog heen
kunnen, is de kapel van de paters
van het H. Hart".
En. straks, in haar eigen kape
natuurlijk. Zodra de toestemming ls
gegeven dat daar de H. Eucharistie
mag worden gevierd. Bisschop
Gijssen van Roermond zou al lang
zo ver hebben willen gaan, weet
Bertha Meulenberg. Maar ze wil
niet aandringen.
„Als de monseigneur zich duidelijk
zou moeben uitspreken over mijn
kapel, in het positieve, dan zouden
de mensen weer wat vinden om hem
Kruisbeeld
In de kleine huiskamer, waar
Bertha ratelend verhaalt, knikken
allen instemmend. En de blikken
gaan nu van haar weg om zioh te
richten op het kruisbeeld, dat ander
een glazen stolp in de hoek op een
soort altaartje staat. Bertha zal nu
het woord gaan voeren over het
tweede wonder, dat te Stein
geschiedde.
Het was op Goede Vrijdag 1970.
Zoon Leo was in de gang, waar de
Crucifix aan de wand hing. En
getroffen bleef hij opeens staan- hij
zag dat van het Christus-corpus
bloed stroomde. Het parelde onder
de doornenkroon vandaan. Leo
haalde vader Sjeng erbij en toen
zagen ze 't samen. Ze besloten om er
niet over te praten: „Want dat
gelooft toch geen mens Maar
lang konden ze hun waarneming
voor moeder Bertha niet stil
houden. En daardoor kwam het
eerst een stuk grond aan bij het
kerkhof. Ik zei toen: „Ik houd niet
van dooien". Later kwam de pastoor
klagen dat mijn kapel zijn pastorale
planning zou doorkruisen, wat dat
ook mag zijn. En toen weer begon
men te zeuren, dat een kapel
bouwen wat anders is dan een huis
bouwen. Voor een huis kon Je wél
toestemming krijgen. En toen heb ik
gezegd: "Ik bouw toch een huis
Alleen is dit huis voor GodEn
daar had niemand natuurlijk van
terug! Je mag Onze Lieve Heer toch
geen huis onthouden