[istorische achtergrond en wegbereiden van facisme Sparen is goed. Maar kan béter. Bij de ABN. 9Waarhedenkrant mogelijk gevaarlijk LEZERS SCHRIJVEN Het is vechten tegen leeghoofdige bierkaai Door C. J. Rotteveel Algemene Bank Nederland 5RDAG 22 NOVEMBER 1973 i dit land meningen verkon- i niet in overeenstemming i de stereotiepe opvattingen lalde weekbladen, radio en kan er op rekenen, dat tijd tot tijd de mantel wordt {d. De aanval van prof. dr. pel, Leids hoogleraar in de ■ntele plantkunde (in het van maandag j.l.) heeft mij allerminst verbaasd. Ik ben loor „pion van het Vaticaan" ilct, voor „fassist" (jawel, bel „s") en nu ben ik, vol- )f. Quispel zoveel als „een der van het fascisme". Als nietswaardige dienaar van en generaals geoorloofd is te antwoorden, me het volgende. ■en paar kleinigheden. Lezen aar moeilijk. Dat bleek vo le donderdag, toen collega tegenwoordig in Almelo, een t een Haags blad op mijn tte. Ik ben daar maar aan sgaan, want Je kunt wel aan blijven. Nu verwijt prof. nij minister Van der Stoel lebben bestreden met „het niykste van alle onfatsoen- malistieke middelen": hate- op iemands voorkomen, t kennelijk op de door mij ilde uitlating van een Haar- •eumdocent, die deze minis- cende" als „het prototype leraar die geen orde kan Dat is, dacht ik, toch wel ders dan een zinspeling op neus, ogen, oren of welk an- lamsdeel ook. Hier ging het ile indruk van een persoon, e het daarom, inplaats van fatsoenlijke journalistiek, i hebben over „het onfat- van alle onfatsoenlijke rale middelen": iemand weg- (proto-) fascist en specule- !e anti-nazi-gevoelens van de Want daaraan maakt prof. rich toch schuldig en hij zou ln mijn achting stijgen als strijdmiddel van dit allooi e zou willen laten. Ik ver- 0 mei 1940 mijn jongste die toen in 's-Gravenzande liitrailleur-compagnie van de |n best deed Nederland en iners onder wie waar- ook prof. Quispel tegen 1 parachutisten te verdedi- weet dus terdege wat „fascis- de praktijk kan betekenen, julspels kwalijke suggestie is een slag in de lucht. ns een slag in de lucht is tepels opmerking, dat toch llemand meer één goed woord vit voor wat er in Rusland I op het gebied van onder la der mensenrechten. Maar pet er bij te vertellen sinds Jrdat het geval is en dat die an zeer recente datum te bij herhaling mijn afkeer Sowjetrussische systeem tot b gebracht, dan is dat niet landacht af te leiden, maar ie agressiviteit van het l-bewind, dat niet alleen lerd miljoen mensen in Oost- ichter een grens van mynen- muren en machinegeweren houdt, maar er nog altijd eft zijn zegeningen aan de de wereld deelachtig te rden. de .kleine" puntjes. Er- at prof. Quispel zijn be- .n mijn adres baseert obuuste denkfout. Om dit te maken, dienen niet-hoog- en zeergeleerde lezers te weten, dat het tot de meest elementaire fouten in de logica behoort „uit de waarheid van de conclusie te besluiten tot de waarheid van de veronderstelling". Dit klinkt veel moeilijker dan het is. Een eenvoudig voorbeeld kan dit dui delijk maken. Twee mannen lopen langs het ge bouw van deze krant en zien, dat daar de onderdelen van een nieuwe rotatiepers naar binnen worden ge dragen. „Zo, dat gaat daar best", zeggen zij tegen elkaar. Nu géét het inderdaad goed met deze krant, het aantal abonnees stijgt nog steeds, maar de redenering van die twee is fout. Zy komt namelyk neer op het volgende als deze krant meer abonnees krygt, gaat de directie een nieuwe pers kopen; deze krant krijgt inderdaad een nieuwe pers; derhalve is het aantal abonnees aanzieniyk gestegen. Zoals gezegd: deze redenering is fout, omdat men niet uit de waar heid van de conclusie (de directie zal een nieuwe pers kopen) mag beslui ten tot de waarheid van de veron derstelling (de krant krygt meer abonnees). Er kunnen namelyk heel andere redenen zyn om een nieuwe pers te kopen. Misschien is de oude versleten, misschien kan die op aantrekkeiyke voorwaarden voor een nieuwe worden ingeruild, misschien is (zonder toeneming van het aantal abonnees) het aantal neven-uitgaven aanzieniyk vergroot waardoor een grotere machine nodig is enz. enz. En nu prof. Quispel. Waar komt zyn betoog op neer? Samengevat re deneert hy als volgt: als iemand een wegbereider van het fascisme is, zal hy ondemocrati sche regimes in bescherming nemen; hem wel op een hard koekje van eigen deeg tracteren. Ik mag er in dit verband aan her inneren, dat deze rubriek ruim twee jaar geleden is ontstaan naar aanlei ding van een artikel, dat ik schreef ter weerlegging van een in dit blad overgenomen stuk van Laurens ten Cate, hoofdredacteur van de „Leeu warder Courant". Ten Cate keerde zich fel tegen het voorgenomen be zoek van Prins Bernhard aan het feest in Persepolis, in Perzlë. Dat was een typisch voorbeeld van wat ik confectie-denken pleeg te noemen. Want stel Je voor: een Oosters po tentaat ging me daar honderd mil joen (achteraf bleek het zestig te zyn, maar dat doet weinig ter zake) verslingeren aan een feest voor „hoge omes" terwyl „het volk" in bit tere armoede leeft. Een kolfje naar de hand van Ten Cate om eens flink uit te halen tegen de uitwassen van het schaamteloze kapitalisme. Alleen vergat hy een paar kleinigheden, waarop ik de lezers attent maakte. Zeer verkort geeft ik ze nog eens 1. Ofschoon Perzië (Iran) aan- zienlyke inkomsten geniet uit de op brengst van de olie kan zyn econo mie nog best een flinke duw voor waarts gebruiken. En wat is daarvoor beter geschikt dan contact met al lerlei kopstukken, die, ieder op hun wyze, daartoe een steentje kunnen bijdragen? Prins Bernhard heeft des- tyds een lange reis door Zuid-Ame rika gemaakt waarvan het Neder landse bedryfsleven en dus de Neder landse werknemers tot op de dag van vandaag profiteren. Die reis zal ook wel het een en ander hebben ge kost, maar de cost gaet voor de baet uyt. Rotteveel neemt inderdaad onde mocratische regimes in bescherming; derhalve is hy een (proto-) fascist. Het betoog van prof. Quispel komt er dus op neer, dat hy, ter ver klaring van een hem niet-welgeval- lig feit (de artikelen van ondergete kende) slechts één uit vele motieven kiest en my als „wegbereider van het fascisme" disqualificeert. Hy vergeet gemakshalve dat er andere re denen kunnen zyn om iets ten gun ste van bepaalde regimes ter tafel te brengen. Ik noem er een paar: ver zet tegen de stelselmatige zwart-wit- tekening van zekere weekbladen, ra dio- en t.v.-commentaren; de erger nis over het gebrek aan kennis van deze „gelykstrykers" ten aanzien van de geschiedenis van bepaalde landen, waardoor het oordeel anders dient te luiden dan wanneer dezelfde feiten zich in West-Europa zouden hebben voorgedaan; de veronachtzaming van de strategische positie en bodemryk- dommen van zekere staten, waar Moskou en Peking de gretige hand naar uitstrekken, enz. Inplaats van rekening te houden met de mogeiykheid van andere overwegingen mynerzyds, beticht prof. Quispel my zonder nadenken zoals hierboven aangetoond via een kromme redenering van leiyke beweegredenen. Ik zou dit niet zo scherp hebben gezegd als prof. Quis pel redely ke tegenwerpingen had ge maakt. Nu hy my, ongemotiveerd, in de fascistische hoek zet, moet ik moedigen en Persepolis is de grote trekpleister voor de toeristen, die Griekenland, Marokko, Tunesië, Tur- kye, Egypte en Israël al hebben be zocht en nieuwe objecten voor hun reislust zoeken. In Perzië is men zo verstandig hierop in te haken, zoals ook reeds bleek uit het boekje over Iran in de serie „Landendocumen tatie" van het Koninkiyk Instituut voor de Tropen. 3. Ik citeerde echte Perzië-ken- ners, als Harold Volcke uit de „Frankfurter Allgemeine Zeitung", die kort tevoren had geschreven dat Perzië, onder de staten in het Mid den-Oosten, de voorbye tien Jaren de scherpste sty ging in economische ontwikkeling had weten bereiken waardoor het niet eens meer onder de „onderontwikkelde landen" gere kend kan worden. Het opschrift van zijn artikel luidde dan ook: „Perzië's opbouw is een voorbeeld voor Azië". En prof. D. R. Denman (Cambridge), deskundige op het gebied van de agrarische economie, schreef in een speciale bylage van de „Times" op 14 december 1970: „De landhervor ming in Perzië is een van de grootste feiten van ordelyke herdistributie in de wereldgeschiedenis van na de Tweede Wereldoorlog". Tot zover, zeer in het kort, de toen aangevoerde argumenten ten gunste van Perzië. „Maar", schreef ik, „weet de heer Ten Cate veel! Schrijf maar raak tegen de Sjah, dat gaat er al- tyd wel in. Het enige wat hy met zyn stuk bereikt is, dat Perzië in zyn toeristische groei wordt gehinderd. Het Perzische volk laat hem vrien- deiyk danken!" Kyk, prof. Quispel, wat u als (pro to-) fascisme wenst te duiden, is my nerzyds niet anders dan verzet tegen „maar raak schrijven". Niemand be hoeft my te vertellen, dat er heel wat misstanden in de wereld zyn. Maar wat my mateloos ergert, is het klakkeloze cliché-denken en -schry- ven, dat zich richt tegen bepaalde landen, die nog niet zo ver ontwik keld zyn als West-Europa. Met een snik in de stem (Ja, die snik mag vooral niet ontbreken!) geven be paalde media doorlopend een eenzy- dige voorstelling van zaken. De an dere kant van de zaak zie hierbo ven over Perzië werd en wordt stelselmatig verzwegen. In datzelfde artikel over Perzië van 10 augustus 1971 schreef ik nog: „Wie enig geschiedkundig benul heeft, weet dat er maar enkele lan den zyn, die al eeuwenlang een re- delyk-democratisch bestuur hebben en dat de rest pas langzaam daar naar toe groeit. De grote moeiiyk- heid van het onderling verkeer tus sen de staten van die uiteenlopende categorieën is „de geiyktydigheid van het ongelyktydige", zoals een ge- schiedfilosoof het eens treffend heeft gezegd. Op hetzelfde ogenblik, dus in 1971, bestaan er over de gehele wereld verspreid landen die een zeer verschillend ontwikkelingsniveau hebben bereikt. Men kan weliswaar proberen daarin zo snel mogeiyk ver andering te brengen, maar het is nu eenmaal een keihard feit, dat dit niet in een handomdraai kan geschieden. Voor de heer Ten Cate is dat blyk- baar nog steeds geen gesneden koek. Hy behoort kennelyk tot wat ik de „gelykstrykers" pleeg te noemen, d.w.z. die lieden, die geschiedkundige ontwikkeling, inheemse gewoonten en denkwyzen en in tientallen eeuwen gegroeide tradities by voor baat van de tafel vegen. Eelke va riatie is ontoelaatbaar en iedereen moet maar denken zoals hy en de zynen. Wie wat niet doet, staat in het verdomhoekje". Het spyt me, maar ik vrees, dat prof. Quispel een soortgeiyk stand punt als de heer Ten Cate Inneemt: een gemakkelyke veroordeling uit spreken over wat zich elders naar eigen patroon voltrekt en dat afmeten naar zuiver Westeuropese maatstaven, zonder rekening te hou den met de vaak dramatische voor geschiedenis, met andere gewoonten, tradities en denkwyzen. Wie dat doet komt gemakkelyk tot een veroorde ling van al die landen, die het „ge daan" hebben. Ik wens daar niet aan mee te doen en zoek zoveel mogelyk naar de geschiedkundige achter grond. Wie dat te veel moeite vind en zich baseert op oppervlakkige stukjes in zekere weekbladen, moet zich dan maar scharen onder wat ik de „weekblad-intellectuelen" noem. Als men van die zyde myn arti kelen als „fascistisch" wenst te beti telen, moet men dat maar doen. Ik houd my liever aan de spreuk, die enkele Nederlandse raadhuizen siert: „Audite et alteram partem", hoor ook de wederpartij. Myn artikelen zyn de stem van die wederparty. Dat daardoor eenzydigheid ontstaat, zal ik niet ontkennen, maar is niet myn schuld. Dat ligt aan de eenzydigheid van allerlei mzdia, waarvoor ik een tegenwicht poog te verschaffen. Wat dat met „wegbereiden van het fascis me" te maken heeft, ontgaat my volkomen. ADVERTENTIE Er zijn drie redenen: Ten eerste: er zijn bij de ABN veel verschillende spaarvormen, met oplopende rentepercentages, zodat u precies dat kunt kiezen, wat u past. Bijvoorbeeld: spaarboekje of spaarrekening, rente 4'/!%. Maar ook: spaardeposito's, met een opzegtermijn van 3 tot 24 maanden, waarbij de rente varieert van 5% tot 7%. Ten tweede: als u toch spaart bij de ABN, kunt u meteen gebruik maken van al die andere ABN-diensten: van een lening-op-maat tot een zonnige vakantiereis. Ten derde: als u nü een spaarrekening opent, met een eerste inleg van tenminste f 10,-, doet de ABN er f 5,- bij! En - dat is eigenlijk nog een Een echte bank, óók om te sparen. Er blijkt misverstand te bestaan over de hoofdredactionele noot onder de ingezonden brief van professor Quispel, zoals die maandag in de krant verscheen. "Domheid in het duister, woekert voort; domheid in het licht valt wellicht te cureren". Uit reac ties van diverse zijden is geble ken dat menigeen deze zinsnede als een regelrechte desavoue ring van columnist C. J. Rotte veel heeft uitgelegd. Deze in terpretatie is onjuist en de hoofdredactie betreurt dat hier mee de belangen van de heer Rotteveel geschaad kunnen zijn. De hoofdredactie erkent daar bij ook volmondig dat een wat onzorgvuldige wijze van formu leren harerzijds tot dit misver stand heeft aanleiding gegeven. Daarvoor biedt zij op deze plaats haar verontschuldigingen aan. Met handhaving van de constate ring dat de mening van de heer Rotteveel zijn louter persoon lijke is (en daarbij vaak zeer afwijkend van die van de hoofdredactie), is bedoeld te zeggen dat met het niet willen kennisnemen van opinies, ook als die extreem zijn, niemand geholpen is. De onwetendheid blijft en niet weten is dom zijn; niet lezen is dom blijven. Wie zijn tegenstander wil over tuigen, moet minstens van diens argument kennis nemen, hoe bizar hij het mogelijk ook vindt. En daarom nogmaals, nu met een kleine variant, over domheid en niet weten heerst de duisternis. Dat kennisnemen van eikaars mening kan daar iets aan doen. Misschien blijft die domheid, misschien ver dwijnt zij. Maar dan pas "in het licht" heeft men recht van spreken. Hoofdredactie Hiermee wil ik reageren op de in gezonden brief van prof. dr. A. Quis pel in het L.D. van 19 november, on der het hoofd "Verontrusting". Prof. Quispel neemt in die brief stelling tegen de teneur van de artike len van dhr. Rotteveel. Ik lees deze artikelen altyd met veel belangstel ling en instemming, en wel omdat daarin een byna uitgestorven geluid doorklinkt van een man die de lucht boven Nederland nog een beetje blauw probeert te houden, dwars te gen de zich alsmaar dikker samen pakkende wolken van de geestelyke en politieke milieuvervuiling. In een steeds luidruchtiger opklinkende baaierd van emotioneel geschreeuw van "bepaalde zyde", laten we maar ronduit zeggen dat hiermede altyd Links en rood bedoeld wordt, tracht dhr. R. onder aanvoering van argu menten en logica de waarheid nog een klein kansje op overleving te ge ven. Het is vechten tegen een luid ruchtige en Leeghoofdige bierkaai, maar daarom niet minder lezens waard. In Nederland, waarin de belang rijkste publiciteitsmedia, waar het de opimlievormende programma's betreft, gemonopoliseerd schynen te zyn door links tot extreem links, is een meer genuanceerde opstelling broodnodig. Wanneer dhr. Quispel bezwaar maakt tegen opmerkingen over het uiterlyk voorkomen van dhr. Van der Stoel, heeft hy gelijk: dit soort strijdmid delen is niet geëigend voor iemand van het kaliber \-an dhr. Rotteveel, maar past meer in de styl van bij voorbeeld de VPRO, dat open riool van ons omroep bestel, waar een an ti-Wiegel-cyclus tot de praktische mogelijkheden bleek te horen. Overi gens citeerde R. een kennis van hem. Ik dacht dat dhr. R. gezien moet worden als de woordvoerder van de zwygende meerderheid, welke ik wat ruimer omschreven zou willen zien als de "zwygende, normaal voor de kost werkende, alles betalende en overal voor opdraaiende meerder heid". Zulks in tegenstelling tot de "schreeuwende, alle verantwoording aan andere overlatende, talloze min derheden" in Nederland. Dhr R. ziet door alles heen het algemeen lands belang, dat steeds meer verstikt dreigt te worden door de belangetjes van steeds meer en steeds kleinere minderheidsgroepjes, welke, door hun militante claim op inspraak, iedere beleidsvoering en elke besluitvorming geleidelyk onmogeiyk dreigen te ma ken. De gang van zaken in de ge meenteraadsvergaderingen van ons eigen Leiden zyn daarvan een spre kend voorbeeld. Opnemen van brieven ln deze rubriek behoeft niet te betekenen dat de redactie het met de inhoud eens is De redactie behoudt zich daarenboven net recht voor om bijdragen te «velgeren dan wel ln te korten Wanneer boven het artikel van dhr. Quispel het woord "Verontrusting" staat: akkoord, maar dan wel graag op de Juiste plaats en op de echte gevaren gericht. Zoals het hardnek kig trachten van bepaalde lieden om ons aan te praten, dat we moeten le ren leven met een snel groeiende criminaliteit. Dat het feit dat het aantal bankovervallen, dat in enkele Jaren van twee per Jaar tot twee per week groeide, nog geen weten- schappeiyk bewys voor sty ging in houdt. (sic!!) Dat vermogensdelicten eigenlyk alleen in de vermogenssfeer mogen worden bestraft (prof. Hlils- mann). Dat militairen een by de wet geregeld recht op staking moe ten hebben (VVDM). Dat leerlingen het recht moeten hebben, hun leraar uit de klas te zetten (de uiteraard communistische wethouder van onderwys van Amsterdam). Dat de achterstand in kennis by arbeiders kinderen moet worden Ingehaald niet door kennis maar door andere eigen schappen, welke niet gericht zyn op aangepast gedrag in onze maatschap pij (actie PVDABC te Amsterdam). Dat oorlog alleen verwerpeiyk is. wanneer de communistische party dreigt de verliezende party te wor den. Zie Vietnam: elk protest tegen de oorlog aldaar verstomde zodra de Amerikanen zich terugtrokken. De agressie van Noord-Vietnam gaat on verminderd voort: Nu is de oorlog niet langer mensonwaardig, want het imperialistische communisme kan doorgaan met haar agressieve poli tiek. Het is de grote verdienste van dhr. Roteveel, dat hy haar agressiev Rotteveel, dat hy ons steeds weer at tendeert op verschiinselen als "selec tieve verontwaardiging" ter linker- zyde. Dat hy daarbil soms in herha ling dreigt te vervallen, en dat zün betoog daardoor soms eentonig dreigt te worden, brengt hem in het goede gezelschap van byv. Douwes Dekker, die zich tegenover zyn lezers in zUn Max Havelaar voor hetzelfde euvel verontschuldigde. Zyn betoog werd er slechts sterker door. Morgenavond treedt in het LAK-theater het cabaretgezelschap "In den beginne" op. Louis Cor- nelisse, Ellen Zonde en Marc van der Geer, alledrie leerlingen van het Rembrandtlyceum, streven naar een serieus, demonisch, theatraal, droevig, meeslepend en tegelijk ook humoristisch pro gramma. Hun programma "K" begint om acht uur. Aan het artikel van prof, dr. A. Quispel, in uw blad van 9-ll-'73, zou den wy gaarne nog een en ander willen toevoegen, mede in verband met het "naschrift" van uw "hoofd redactie". Vooruit zy vastgesteld, dat wy het ten volle eens zyn met de zienswyze van de heer Quispel, ja, zelfs nog een stap verder willen gaan. De tendens die by uw blad de laatste jaren hoog- ty viert is, zonder meer verderfelyk te noemen. Voorheen was de voorpagina van uw blad voor de meeste lezers het voornaamste deel van het nieuws. Daar werden de toonaangevende nieuwtjes verteld op eeriyke, reëele wyze, zonder opsmuk, gewoon zoals het was. Heden ten dage is de voorpagina gedegradeerd tot een armoedig sensa tiegedeelte, met voor het grootste deel een berichtgeving, die geheel is afge stemd op de zienswyze van een of an dere reporter, die verkondigd, dat zyn zienswyze de juiste is Over het blad verdeeld stralen de "waarheden???", die alleen door de betreffende scribent zo worden ge zien of aangevoeld. "Overtuigin gen???", die vooral in deze dagen van internationale spanningen, mogelyk nog vreselyk gevaarlyk kunnen zyn ook. Hier wordt heus niet alleen de sphryver C. J. R. bedoelt, maar het overgrote deel van uw werknemers, die de naam van journalist niet eens waardig zyn. De één bepaalt "zyn" standpunt in milieu-vervuiling, sug gereert die als de enig juiste, een tweede weet op het gebied van de sport veel en veel meer dan iedere bondscoach, trainer, scheidsrechter, aanvals- en verdedigingstaktiek of wat dan of wie dan ook. Weer een ander weet voor stads-, ver keer s-, wo ning-, en nog andere voorzieningen, de beste oplossingen te creëren, moes ten ons lands- en stadsbestuur by in de leer gaan. Op politiek gebied zyn in verschillende van hen, ware groot meesters verloren gegaan, in econo misch en staatsrechtiyk inzicht, ge lukkig dat hun "grootheid" aan ons lands- en stadsbestuur bespaard is gebleven tot nu, want mogelyk kwa men er dan naast de olie-boycot, ook nog andere sancties van geïnsinu eerde grootheden. Uw hoofdredacteur durft te vertel len het "menigmaal" niet eens te zyn met zUn reporters, schynt daar zelfs nog een weinig trots op te zyn ook. Bekent zelfs overtuigd te zyn, dat de gegevens van C. J. R. "eenzydig" dus "VALS" zyn, wil uw lezers dus bewust voorlichten met "valse gege vens". Is dat uw mening van juiste voorlichting op democratische basis? Heeft u de democratie zo hoog s aan, dat u die gaat voeden met onjuiste of minstens "eenzydige" voorlichting, zonder behoefte die nonsens te her roepen.? Op welke school wordt die democratische wysheld in leer ge bracht? Moet er niet ergens een beet je schoolgeld worden teruggehaald? Natuuriyk kunnen mensen onder ling van mening verschillen, maar dat verleent een eenling niet het recht en de mogeiykheid. zyn "val6e" en (of) "eenzydige" soms zelfs "ge- vaariyke" injecties te geven aan de goegemeente, met het gevaar, zo daar door niemand wordt gereageerd, door velen als waarheid te worden aan vaard, want het staat toch ln de krant. Het minste of geringste dat kan biyven hangen van dergeiyke insi nuaties, is (by wie dan ook) verder felyk, voor een juist democratisch in zicht en overleg. Om met uw eigen laatste zinsnede te eindigen, laten wy allen hartgron dig hopen en wensen, dat de duistere domheid eenmaal de juiste genezing vind. J. J. Bekker Utrechtse Veer 34 Leiden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1973 | | pagina 15