als een
wals
"Medische
verzorging
gaat over
velen heen
iles de Corte"Dood geeft ruimte aan het leven
Staatsseretaris Hendriks:
adszorg: dure geschiedenis
einde. Een hoge rekening
specialist, maar we betalen
at kan 't bommen, de ziek-
iverzekeraars zijn er immers
te vergoeden. Daar betalen
se beurt weer premie voor
atig wordt aangepast aan
jstijgende kosten.
leine Roumen
n(
het ook met het peperdure
iiisbed. Lijdend tussen de
kens kunnen we alleen nog
onszelf denken. We slik-
s: medicijnen, lange wacht -
artsen die Latijnse volzinnen
Weer thuis maken
ïgen alles wat naar „esta-
it" riekt. We willen bewuste
^fnten worden, want zo kan
langer. De televisie en de
gen ook dat het de spuiga-
oopt met onze dure gezond-
de kranten staan
len pogingen gedaan
dichter bij de 3
irengen. De medische wereld
eft grote moeite met het
gen van de kloof, enkele
litgezonderd.
zondheidszorg zit vast
[sternen. Nu we na al die ja-
rekening gepresenteerd krij-
een rekening die wel
:pakt
pelen. Terecht. Sommige
kunnen dan wel
ethisch is om bij gezond-
over kostpn te praten,
eten we dan onnodig hoge
fjffc blijven uitgeven?
J zijn, als het starre
plaats zou maken voor hulp
afgestemd op de zieke
gezonde mens, dan zou
tien procent van de zieken-
intern geen weken in bed
naar poliklinisch geholpen
worden. Samenwerking van
medici in het ziekenhuis met die
daarbuiten wordt ook bemoeilijkt
door de verschillende honorariumsy
stemen.
Het wachten en hopen is op nieuwe
vormen, waarin de gezondheidszorg
moet worden gegoten. Hebben we
wel iets te verwachten en op welke
termijn? Ale ogen zijn gericht op
het kabinet Den Uyl. Op staatsse-
cfbtaris Hendriks van volksgezond
heid. Zal hij het roer omgooien of
zal hij alleen maar wat kunnen bij
schaven en verder alles bij het
oude laten? Binnen vier Jaar moet
er een volksverzekering tegen ziek
tekosten komen, heeft hij gezegd.
Een vurige wens van de vakcentra
les, waaraan oud-ziekenfondsman
Hendriks graag wil voldoen. Ook we
ten we dat de staatssecretaris het
stiohten van gezondheidscentra wil
bevorderen. Het bedrag van een
miljoen, dat voor dit jaar nog ver
deeld moet worden onder de centra,
wil hij voor 1974 verhogen. Inmid
dels zijn er in ons land a zeventien
gezon dheidscentr a.
Wil Hendriks dat het verstrekkin
genpakket van de gezondheidszorg
tegen minder kosten wordt geleverd,
dan zal hij wel moeten ingrijpen.
De cijfers zijn dreigend: de zieken
huistarieven zullen in 1980 zijn op
gelopen tot vijfhonderd gulden per
dag. Toen staatssecretaris Henrdiks
nog voorzitter was van de Neder
landse unie van ziekenfondsen en
tevens ziekenfondsdireoteur in Til
burg, zei hij: „We moeten de kei
harde vraag stellen of het mogelijk
is te komen tot een echte kostenbe
sparing".
En: „De zaak staat in brand. Op
deze manier gaat het niet langer
met de gezondheidszorg. We hebben
geen tijd meer om plannen op lange
termijn te maken".
Nu, vlak voor de begrotingen, is
Hendriks wat tammer in zijn uitla
tingen. „Ik ben niet van gedachte
veranderd", h eeft hij tijdens de
eerste ontmoeting met de pers ge
zegd. Maar zeggen en doen zijn
twee verschillende dingen.
Na twee keer afspraken maken en
twee keer weer afzeggen vindt
staatssecretaris Hendriks dan toch
nog een gaatje. Hij is al met va
kantie geweest. Is weggeregend in
Knokke, en buiten dat was het ein-
genlijk helemaal niet zo fijn.
„Praat me d'r niet over", roept hij.
„M'n vrouw zei op 'n gegeven mo
ment tegen me: als je helemaal
geen rust hebt ga dan maar weer
weg, naar Den Haag. M'n kop tol
de". Hendriks, enkele maanden ge
leden nog fel ziekenfondsbaasje, zit
voor een zware klus: het in goede
banen leiden van de alom bekriti
seerde gezondheidszorg.
Hendriks is vijftig Jaar. Klein van
stuk, met iets guitigs dn z'n gezicht.
Hij heeft vijf kinderen. Geeft niet
zoveel van zichzelf prijs als zijn
collega-minister Irene Vorrdmk.
Eerst vergeet hij iets te drinken te
bestellen. Zegt „sorry" en steekt een
sigaret op. Als de voorlichtingsman
ons er op wijst dat een staatssecre
taris vaar Volksgezondheid beter niet
met een sigaret op de foto kan
gaan staan, gniffelt hij. Even later
steekt hij er samen met ons weer
een op. Rookt hij veel? „Wat noem
je veel?"
„Ik weet", zegt staatssecretaris
Hendriks na een d'iepe haal aan
zijn sigaret, „dat men iets nieuws
van mij verwacht. Als we nu over
stijgende kosten gaan praten, ko
men we vanzelf op de ziekenhuizen.
En dan begin je eigenlijk aan de
verkeerde kant.
Wat mij voor ogen staat is: zo snel
mogelijk zieke mensen opvangen
met alle adequate middelen. Die op
vang is nu onvoldoende. Bij de
huisarts komen veel mensen met
klachten die van psycho-somatische
aard zijn. Die huisarts is er niet
voor opgeleid om dat te kunnen op
vangen.
Hij verwijst de patient door naar
de specialist. En dan zit je in een
niet meer te stuiten stroom van de
duurste voorzieningen, die nog niet
altijd de beste behoeven te zijn. Wil
je dat de nood van de patient
vroegtijdig wordt onderkend, dan
moet je beginnen bij die eerste lijn:
het stimuleren van gezondheidscen
tra. Daarin werken de arts, het
maatschappelijk werk en de kruis
verenigingen samen. Op den duur
moeten ook de socioloog en net zo
goed de psycholoog en nog meer
andere hulpverleners erbij betrok
ken worden".
„We moeten alles op alles zetten
om gezondheidscentra van de grond
te krijgen. De beperkte subsidie die
we hebben, dat bedrag van een mil
joen, zie ik als stimulans.
Belangrijker is dat de ziekenfonds
raad een rapport heeft aanvaard
over de gezondheidscentra en de
groepspraktijkenDe raad is bereid
om de kosten die verbonden zijn
aan de centra, mee te nemen. De
ziekenfondsorganisaties staan er ook
positief tegenover. Er zit wel een
voorwaarde aan verbonden. De kos
ten worden betaald als ze ook aan-
noonbaar worden gemaakt. De ho
norering van de huisartsen moet Je
niet aantasten. Maar als men aan
spraak maakt op onkosten, moeten
de artsen die ook maar aantonen",
Hendriks ergert zich aan de ge
heimzinnigdoenerij als het om geld
gaat in de gezondheidszorg. Hij
huldigt het standpunt dat als kos
ten eerlijk zijn gemaakt, Je daar
ook eerlijk zwart op wit voor uit
moet kunnen komen. Zijn verwijt is
ook gericht aan de Koninklijke Ne
derlandse Maatschappij tot Bervor-
dering der Geneeskunst. „Meer
openheid zou goed zijn om gevoelig
heden weg te nemen. I k begrijp
niet dat men in het verleden niet
openhartiger is geweest over de ho
noraria. Iedereen schreeuwt dat de
specialist rijk wordt aan de gezond
heidszorg. zals dat niet waar is,
waarom dan niet openhartiger naar
buiten praten? Met onze salarissen
doen ze toch oök niet geheimzinnig.
Iedereen kan toch uit de krant le
zen wat een staatssecretaris ver
dient".
Als we de eerste hulp willen uit
breiden, moeten we ons volgens
Hendriks meteen maar afvragen
wat we daarnaast nog nodig heb
ben. „In het verleden is altijd veel
meer de nadruk gelegd op lichame
lijke hulp dan op geestelijke ge
zondheidszorg. We legden het ac
cent op de intramurale zorg. Eigen
lijk een rot woord, zeg maar de
hulp binnen de inrichtingen, de zie
kenhuizen.
Haal je de kosten er bij, dan hoef
je niet zo lang na te denken wat je
het eerst moet doen. In het kader
van het ziekenfondspakket ver
dwijnt zestig tot zeventig procent in
de sector ziekenhuizen. Met de Al
gemene Wet Bijzondere Ziektekos
ten erbij wordt dat percentage nog
hoger. De ziekenhuizen vormen de
grootste post. En ook mijn eerste
zorg. Er komen veel vragen bij kij
ken. Wat is de behoefte aan zieken
huisbedden? Is de spreiding van de
ziekenhuizen evenwichtig en wat
mankeert eraan? Het moet niet zo
zijn dat elk ziekenhuis aan neuro
chirurgie doet en aan hartchirurgie.
We weten dat de dure ziekenhuizen
de voorpagina halen. Maar Je moet
dat ook niet overtrekken. In totaal
wordt dertig procent van de kosten
veroorzaakt door de investeringen
en zeventig procent door de perso
neelslasten. Daar zitten de artsen-
honoraria niet bij in".
„We moeten ons afvragen of de zie
kenhuizen misschien te groot zijn
en we moeten de post personeels
kosten kritisch bekijken. Veel meer
hulp zou poliklinisch kunnen. Als
de ziekenhuizen willen uitbreiden,
gedlt dan als wissel dat ze bedden
moeten inleveren. Dan zouden we
zonder meer tot goedkopere en
minstens even goede hulp komen".
Staatssecretaris Hendriks i s niet
voor het terugschroeven van het
medisch handelen. Het beteugelen
van de kosten is niet een kwestie
van minder hulp geven. „En het
moet zeker niet zo zijn dat de kwa
liteit van de hulp minder wordt".
Er zijn nu al aanwijzingen dat al
lerlei ziekenhuizen zichzelf proberen
in te dekken zodra een bewindsman
een adviesaanvraag verzendt.
De afgelopen maanden lijken bij
voorbeeld isotopenlaboratoria ver
sneld van de grond te komen, nu
de minister aan de Gezondheids
raad een advies over aantal en
spreiding heeft gevraagd. Hendriks:
„We zullen er niet voor terugdeinzen
om dn te grijpen en werkelijk
maatregelen daar tegen te nemen".
Dat de ziekenhuizen vaak, onnodig,
de patiënten vasthouden, heeft de
man op het ministerie zelf aan den
lijve ondervonden. „De dokter had
mij verteld dat ik een ooroperatie
moest -ondergaan omdat ik een
beetje slechthorend was. Toen Ik
aan de specialist in het ziekenhuis
vroeg hoe lang die grap kon duren,
zei hij tien dagen.
Ik vroeg of ik niet eerder naar huis
kon. Nou Ja, uiteindelijk kreeg ik
dan te horen dat ik eigenlijk na
twee dagen wel naar huis zou kun
nen gaan. Dan kon ik daar nog wat
uitzieken. Die operatie is nooit
doorgegaan. Maar had niets ge
vraagd, dan had ik toch mooi tien
dagen in het ziekenhuis gelegen.
Dan had ik na twee dagen in m'n
pyama over de gang gelopen Je
ziet nu toch ook al die mensen door
het ziekenhuis lopen, die misschien
veel beter af zouden zijn als ze ge
woon naar huls zouden gaan".
De patient moet bewuster worden,
vindt hij. De toogdag gezondheids
zorg, die op 8 september in Rotter
dam wordt gehouden, is daartoe een
goede aanzet. „Ik heb goede hoop
dat de nieuwe generatie artsen an
ders denkt: dat zij willen meewer
ken om de patient tot een bewuste
consument te maken.
De verzorging gaat nu over heel
veel mensen heen als een wals. De
dokter die tegen zijn patient zegt
dat hij over zes dagen een nekschot
krijgt, weet niet wat hij doet. De
patiënt niet weet wat een nekschot
is. Hij is geen arts en weet niets
van medische termen. Hij is zes da
gen helemaal overstuur.
Door de man te vertellen wat er
precies met hem gaat gebeuren, zou
hij erbij betrokken raken. En dan
de onzalige hoeveelheden kalmeren
de middelen die we slikken. Die
schuld ligt ook bij de mensen zelf.
Zij willen vaak graag een recept
hebben als ze bij hun huisarts zijn
geweest".
Het gesprek gaat over op de volks
verzekering tegen ziektekosten. „Dat
betekent geen nationalisatie van de
gezondheidszorg. Ik ben niet van
plan om het particulier initiatief de
nek om te draaien. De volksverze
kering is ook niet het wapen om de
kosten drastisch te beteugelen.
Met zo'n verzekering, waarbij we
allemaal een premie naar eigen
draagkracht betalen, krijg Je wel
een belangrijk stuurmechanisme in
handen. Als Je de financier ingssy-
stemen rond hebt, kom Je ook tot
de Juiste verdeling binnen het ge
zondheidsapparaat. Volstrekte au
tonomie in de gezondheidszorg
wordt al minder groot. Er is geen
ziekenhuis meer dat in vrijheid z'n
tarief en omvang kan bepalen".
„Ik hang ook aan de eerder Inge
voerde kreet regionalisatie. Maar
dan moet je er wel inhoud aan ge
ven. Behalve het afstemmen van de
voorzieningen op elkaar afstemmen
in een bepaald gebied denk ik daar
ook bij: het interesseren van de
voorzieningen die erbij horen, be
paalde hulp die naast andere hulp
nodig is. Maar ook: het laten door
dringen dat andere voorzieningen
mogelijk in de toekomst niet meer
nodig zijn.
Als patient zeg Je natuurlijk dat
alle voorzieningen moeten blijven
bestaan. Maar we moeten ook nog
eens budgetteren. De rekening van
de gezondheidszorg is hoog. Dat
komt ook door de techniek waar
onze esculaapzonen dankbaar ge
bruik van hebben gemaakt".
Staatssecretaris Hendriks, die wat
gereserveerder overkomt dan collega
Vorrink, belooft openhartigheid voor
de komende periode. Zo zal hij alle
nieuwe rapporten die te maken
hebben met de organisatie van onze
gezondheidszorg, open en bloot op
tafel leggen. „Omdat de mensen
recht hebben om te weten met wel
ke gegevens wij hier werken".
Het klinkt aardig. Maar hoe lang
denkt hij het vol te houden? Bij
het Centraal ziekenfonds in Tilburg,
waar Hendriks directeur ls geweest,
zit nu een waarnemend directeur.
Koestert de ziekenfondswereld de
stille hoop dat hij weer terugkomt?
Ol zijn de verwachtingen elders
niet zo hoog gespannen? Hendriks,
grijnzend: „Ik ga er van uit dat ik
hier wel een tijdje zal zitten. We
maken de rit vol".
- Het Oostbrabantse
rep en roer. Daarvoor
serie vaten met uiterst
die, bedolven onder
aarde, op vuilstortplaatsen
Peeldorp ligt. Die vuile
et weg, tiert de bevolking,
burgemeester vindt dat je
tje beter kam laten liggen,
et pas echt gevaarlijk
Je gaat proberen de vaten
»ven.
Dverhoff
irt
pen en hoorzittingen bege-
lu zoveelste milieuprob'-i
windt echter ook i
|V(| Corte (49) zich op
Jtrf. Jules heeft i
Helanaveen een heel lief
een heleboel natuur ge
baar houdt hij zoveel
•iever niet wil worden
•En als het zo doorgaat",
hij somber, „gaan we toch
donder. Niet zachtjes, 3
d- De wereld zal niet
1 aarde wel. Eén planeetje
hl is al".
Corte meent heit. Hij be
ters goed dat de cyanide in
Deurne maar een heel klein vlekje
is in een verrotte wereld, die wordt
bewoond door mensen met zieke ge
dachten. „Die vaten zijn eigenlijk
maar punt twee", redeneert de zan
ger, „punt één is de vraag: wat is
de oorzaak van alle ellende? Waar
om vergiftigen wij de grond en de
lucht? Waarom roeien wij planten
en diersoorten uit?"
Simpel, vindt Jules de Corte. „We
leven in een maatschappij, die uit
sluitend wordt beheerst door econo
mische motieven. Het bezit van en
kelen wordt steeds groter en die
paar mensen krijgen daardoor
steeds meer macht. In ruil daarvoor
geven ze de massa kraaltjes ©n
spiegeltjes, een sportheld en een
popzender. Een weggooileven".
Waardeloze prullen, die het volk
zoet houden. „Want wat is een
sportheld al met al", schampert Ju
les, „Cruyff is een verschijnsel,
meer niet. De massa vindt hem
prachtig zolang hij voetbalt. Maar
als hij straks doodgaat zal diezelfde
massa er geen traan om laten,
want dan voetbalt Cruyff niet meer
en dan is Cruyff niets meer".
Het zijn die zoethoudertjes, die het
de enkeling, die de macht heeft, toe
staat volkomen verkeerd te denken.
Het volk heeft het te druk met an
dere dingen, niemand die hem op
de vingers tikt. „Daarom mag er
dat er op korte termijn weinig aan
te doen is. „Het inzicht van de
mensen moet veranderen", weet De
Corte „maar dat gaat niet éém-
twee-drie. De overheid moet met
een gericht beleid komen. De men
sen moeten niet op winst uit zijn,
maar alleen werken om in leven te
blijven.
Tachtig procent van onze bezighe
den is overbodig en veelal schade
lik. Om meer geld te verdienen la
ten we fabrieken stinken en nie
mand die vindt dat die fabriek dan
maar wat minder winst moet ma
ken door de aanschaf van een an
ti-stankapparaat". s
Zolang dat niet gebeurt gelooft Ju
les de Corte niet in een mentali
teitsverandering. „Voor dit soort
problemen heb Je dan deskundigen",
moppert hij, „daar had ik vroeger
een hoge pet van op. Maar zij heb
ben het laten afweten, want anders
waren er dertig Jaar geleden wel
ingenieurs en technici geweest, die
hadden gezegd: pas op, er komt een
milieuprobleem. Ik zong in 1959 al
over de walm van de welvaart en
wie zijn er verder echt aan gaan
trekken? Een handvol provo's en
kabouters".
Er gebeurt maar weinig of niets en
daarom gaan we naar de knoppen.
„De aarde zal vergaan", concludeert
De Corte koeltjes, „en wat dan
nog? Het heelal, d e andere planeten
worden niet aangetast, dat daar
door. Het leven in dat grote geheel
gaat door en in die zin hoef ik dus
niet somber te zijn".
Maar Jules de Corte gaat dood en
alle mensen gaan dood. Is dat dan
niet triest? „Ach, het feit dat ik
eens doodga interesseert me niet
zo", zegt Jules, „en of ik nou alleen
ga of we gaan allemaal samen dat
maakt ook niet zoveel uit. Ik zit
niet uitzinnig te streven naar mijn
honderdste verjaardag.
Je moet leven zolang het zinvol is,
zolang Je functioneert temidden van
anderen. Mijn vader zei altijd: ik
wil dood zijn als ik mijn schoenve
ters niet meer vast kan maken. Dat
is gebeurd en dat is goed".
Een opmerkelijke vrede met de
dood, die lang niet iedereen met
Jules de Corte zal kunnen delen.
„Dat is dan verdrietig voor die
mensen", mijmert hij, „maar elk
organisme is er om op een gegeven
moment te vergaan en dood geeft
ruimte aan leven.
Zo zal de aarde een keer moeten
verdwijnen. Het vervelende is alleen
dat de mens wel eens de oorzaak
van dat verdwijnen zou kunnen
zijn. Nou zal ik wel weer voor cyni
cus worden versleten, maar één
ding Ls zeker: met eromheen
draaien bewijs je niemand een
ongestraft gedacht worden dat de
mens het enige ding op deze wereld
is", treurt Jules, „de rest zijn maar
grapjes".
Een vergiftigde gedachte, die het
milieu besmeurt. „De mens is niet
meer dan een soort onder de soor
ten", waarschuwt De Corte, „met
zijn verstand is hij daar echter nog
niet achter. Niet alles mag als het
maar niet schadelijk is voor de
mens.
De mens is een soort, dat behoort
tot een eenheid: het leven in al
zijn verschijningsvormen. Als Je
straks alleen nog maar mensen en
geheel functioneert goed en effi
ciënt".
De mens vindt echter dat alleen hij
belangrijk is. Met het geheel, waar
in hij slechts een onderdeel is,
heeft hij niks te maken en daarom
verontachtzaamt hij het milieu. Met
een stinkende fabriek net zo goed
als met abortus. „Want wat is nou
grtuwelyker", vraagt Jules zich af,
„iemand, die dood gaat, of een sla
ger, die met een stofzuiger leven
komt weghalen. De mens laat de
natuur niet zijn loop, verstoort het
evenwicht en daar gaan we".
Het vervelende voor ons daarbij is
De mensen moesten maar eens meer
naar de dieren kijken, vindt Jules
de Corte. Al was het maar omdat
de mens niet meer dan een dier is,
alleen met één extraatje: het ver
stand. „Maar de mens zegt: de na
tuur is wreed. Niet waar. Eten en
gegeten worden is niet fout. Een
vleesetend dier is geen bedreiging
voor een andere soort, wel voor een
ander individu. De dierenwereld
houdt zijn soorten op peil en het