„Helft van de Leidse
winkeliers heeft het
niet gemakkelijk..."
l^egt
Kruidenier
gaf het op
Afscheid
van een
groenteman
\0
NVV boos op industriëlen
BALLY
LMC-
secretaris
an van
WOENSDAG 25 JULI 1973
Buurtkruidenier (annex groente
handelaar)
„Meer dan 25 Jaar hebben mijn
vrouw en ik onze zaak gerund.
Vroeger, heel vroeger, was het ook
hard werken geblazen, maar daar
stond in elk geval nog een behoor
lijke verdienste tegenover. De
laatste jaren kon Je dag en nacht
werken, het enige dat omhoog ging
waren Je onkosten. Je had te eten
en daar was dan ook alles mee
gezegd.
We weten het allemaal: de dood
steek voor ed kleine kruidenier is
de supermarkt of hoe die dingen
allemaal worden genoemd. Zo'n
supermark is vaak over geheel
genomen niet goedkoper dan 'n
gewone zaak, maar ze kunnen er
op grote schaal met lokkertjes
weaken: zoveel pond suiker tegen
die- en-die paijs. Daar winnen ze
niets op. Het voordeel is alleen
dat de mensen er op af komen en
dan meteen al hun boodschappen
doen. De auto heeft aan die ont-
wikkeling 't zijne bijgedragen. Ik
zie het hier elke zaterdagochtend:
allemaal in de auto en hup naar
de supermarkt. Het is net optocht.
Ze zeggen wel éeois: als buurt
kruidenier heb Je toch Je vaste
klanten. Vergeet dat maar. Als de
mensen uit de straten die hier bij
mijn winkel samenkomen, klant
waren geweest, had ik het makke
lijk kunnen redden. Maar zo was
het niet. Bij mij kwamen ze nog
voornamelijk voor de dingen die
ze in de supermarkt waren verge
ten: bosje peterselie, blikkie-zus,
onsje-van-dat.
Het werd steeds minder. Je keel
werd als het ware langzaam dicht
geknepen. Ik heb Jaren maar één
behoorlijk pak gehad. Wat ik daar
al niet mee gedaan heb. Mijn
vrouw heeft de laatste tien Jaar
bijna nooit meer iets persoonlijks
voor haar verjaardag gekregen.
We vroegen dan altijd geld, daar
zouden we zelf iets voor kopen. Ja-
ja Met die centen betaalden we
dan weer een leverancier af. Voor
m'n werk had ik een auto nodig.
Die kon er net af. Dat wil zeg
gen: als ik voor de onderdelen die
vervangen moesten worden de slo
perijen afstroopte. Bij een goeie
klant, waarvan ik wist dat het
safe zat, liet ik de rekening gedu
rende 'n aantal maanden oplopen
en dan kon ik van dat bedrag
met pijn -en moeite met vakantie.
Nee, het zat er voor een kleine
man als ik niet meer in. Het slo
ven, de spanning. Mi jn gezondheid
ging achteruit. Ik gaf bloed op.
Tenslotte zed de dokter: Je moet
ermee stoppen. Maar dan val je
in de handen van de bijstand en
daar voelde ik niet voor .Ik ben
niet iemand die zijn handje op
houdt.
Dat heb ik die dokter toen ook
gezegd. Daarna is er via andere
wegen een oplossing gevonden. En
zo heb ik de winkel kunnen slui
ten. Op het moment dat ik dat
deed, had ik nog heel wat rekenin
gen te vorderen. Van Jaren terug.
Ze bleken niet te innen. Ik heb
ze allemaal verscheurd.
Toep de winkel dicht was, ben ik
2% maand niet het huis uit ge
weest. Ik weet niet wat dat nu ei
genlijk is, maar ik kon er niet toe
komen naar buiten te gaan. Nee,
ik kon het gewoon niet.
Söhaamte? Neel waarvoor
moest ik me dan schamen? Ik heb
m'n hele leven keihard gewerkt,
wat viel er dan in hemelsnaam
te schamen?
Waar ik ook nog altijd last van
heb, dat is een andere winkel
binnenstappen om je spullen te
kopen. Dat gaat me erg moeilijk
af. Dat zal wel oud zeer zijn. Nu
hebben we dan die uitkering. Mijn
vrouw en ik hebben voor het eerst
vakantiegeld gekregen. Dat had
den we nog.nooit gehad. We waren
net een stel uitgelaten kinderen.
En nou we het toch over kinde
ren hebben: als jé als man en
vrouw in een winkel werkt dan
hebben de kinderen het moeilijk.
Je luisterde vaak niet naar 'ze
als ze wat te vertellen hadden. Je
kop stond naar andere dingen.
Altijd die zorgen.
Als onze dochter in de winkel
kwam en er waren klanten dan
of dag meneer. Dat vertakte ze.
Dan hielden, we haar later voor
dat we de mensen toch nodig had
den. Het enige wat ze dan zei was:
„Ik wil later nóóit een huis met
een glazen deur hebben".
Groentehandelaar (Vijftiger)
"Nee, ik ben er niet mee ge
stopt, omdat ik er geen boterham
meer in had. Zo is het niet. Ik
heb altijd redelijk verdiend, ben
niets tekort gekomen. Het heeft
me dan ook heel wat slapeloze
nachten gekocht voor ik kon be
sluiten er mee op te houden. Het
ging per slot van rekening om 'o
zaak die nog door mijn groot
vader is begonnen, een zaak met
een erg goeie naam. Ik hield ook
van de handel, iets wat me met
de paplepel is ingegoten. Ik stond
er op om goede spullen te heb
ben. Daar ging het me om: goeie
dingen verkopen. Ik heb er nooit
op gelet of mijn collega's mis
schien een paar centen goedkoper
waren. Het was een fijn vak. Mijn
vrouw en ik hebben de winkel al
tijd met veel plezier gedreven. En
gelukkig waren we zelden of nooit
ziek, want als er één van de twee
gaat sukkelen dan ben Je natuur
lijk gauw weg. Je moet ook een
vrouw hebben die er aardigheid
in heeft. De vrouw is de kapitein
op het schip, zeg ik altijd.
Het waren lange dagen die we
maakten. Erg lange dagen, 's
Ochtends om kwart voor vijf liep
de wekker af en dat veertig
jaar lang. Dan ging je naar de
grossiersmarkt. Vroeger deed ik
ook nog de veiling er bij, drie keer
per week, en de fruitveiling in
Oud-Beijerland. Maar dat deed
ik de laatste Jaren niet meer. Dat
werd me te veel.
Met een uur pauze tussen de
middag was je dan tot zes uur 's
avonds bezig. Dan sloot je de win
kel en kon Je met schoonmaken
beginnen. Vijfenzeventig uur
per week maakte ik gegarandeerd.
Nou kun je natuurlijk zeggen:
neem dan personeel. Dat was er
vroeger ook. Twee keer hebben we
een meisje in dienst gehad. Alle
bei, reuze goeie meisjes. Ze zijn
Jaren bij ons gebleven. De één
stierf, de ander ging trouwen.
Daarna lukte het niet meer zo. Je
kreeg niet de juiste meisjes, die je
klanten goed behandelden. Het
was ook niet het schoonste werk,
er was niet veel animo meer voor
Toen hebben we het maar weer
met z'n tweeën gedaan. Ja, we
hebben wat af gestouwd. Als Je af
gaat op al die uren dan had ik
nou schatrijk moeten zijn. Maar
dat ben ik niet, haha, nee.
Wanneer je dit werk zo'n 40
jaar doet, dan komt het moment
dat je merkt dat je geen 20 meer
bent. Het wordt zwaarder. Je
raakt het zat. Ik voelde dat ik het
niet meer zou kunnen volhou
den, tenminste niet tot mijn 65ste
Je kunt het ook niet kalmer aan
doen, want dan loopt de zaak te
rug en dat wil Je per se niet.
Waarvoor
Ik ging me steeds meer afvra
gen, waar ik nou eigenlijk mee
bezig was, waar ik het allemaal
voor deed. Wat was er nou nog
voor ruimte en plezier buiten het
werk? Ik heb een boot en in mijn
vrije tijd, de zaterdagavond en de
zondag, zit ik daar altijd graag.
Maar ik deed er steeds minder. Op
zaterdagavond vielen m'n ogen
steevast dicht. Voor de zondag
zette ik natuurlijk nooit de wek
ker, maar ik was toch prompt om
kwart voor vijf wakker.
En op zondagmiddag was het
dan weer pitten. Die hele week
brak Je dan op. Maar Je slaapt die
vermoeidheid niet meer weg. Je
krijgt het nooit helemaal weg. En
maandag kon Je dan weer begin-
Een tijdje terug heb ik een
baan aangeboden gekregen, een
heel goeie baan. Ik heb lang ge
aarzeld of ik het zou doen. Je
laat een zaak van naam achter,
er is altijd hard voor gewerkt.
Mijn vrouw zei: doe het nou
maar niet.
Ik heb het toch doorgezet. Het
wordt tijd dat we het wat rusti
ger krijgen. Zo'n baan, Ja, het zaï
heel wat aanpassing vragen. Dat
is zeker. Maar er zitten ook voor
delen aan. De vrije zaterdag bij
voorbeeld: ik heb geen idee wat
dat is. Dat wordt een hele bele
venis".
LEIDEN -„Voor veel winkeliers is 1973 een rampjaar
aan het worden. Het publiek gaat hun deur voorbij en als
het al binnenkomt, koopt het veel minder dain vorig jaar.
De omzetstatistreken van het Economisch Instituut voor
het Midden- en Kleinbedrijf (EIM) brengen deze alarme
rende feiten aan het lichtin één op de drie branches wordt
te weinig verkocht".
Dat naargeestige bericht para-
deerde nog onlangs op de voorpagi
na *van deze krant. Nu stijgen uit
de gelederen van winkeliers (en boe
ren) vrijwel altijd klagende gelui
den omhoog, het is een bijna te voor
spellen deel van het nieuws. Maar
in dit geval kun Je er toch moei
lijk schouderophalend langslopen.
Daarvoor is de uitspraak van het
EIM te krachtig.
Wat Je Je daarbij direct afvraagt
is hoe de neringdrijvende midden
stand het maakt in een probleem
stad als Leiden met zijn weinig
kapitaalkrachtige bevolking. Daar is
moeilijk achter te komen. Een groot
aantal gesprekken met winkeliers uit
allerlei branches levert een weinig be
vredigend beeld op. De benaderde
middenstanders zijn ondanks de
toezegging dat hun naam in dit ar
tikel niet zaJl worden genoemd ui
terst karig met mededelingen over de
gang van zaken in hun bedrijfje. Het
gaat ons redelijk goed, zo laat veruit
de meerderheid weten, zelfs in moei
lijke branohes als textiel en schoe
nen. Zij verwijzen niet zelden naar
hun buurman als voorbeeld van
iemand wie het slecht gaat, maar die
buurman zingt proant hetaelfdfe lied
je.
Je zou zeggen dat het dan erg mee
valt. Maar die conclusie wordt op los
se schroeven gezet door een enkeling
die wel wil praten en er rond voor
Uit komt dat het hem een stuk
slechter gaat dan vorig jaar. En die
over zijn collega-winkeliers opmerkt:
„De meesten willen niet weten dat
het ze minder goed of slecht gaat,
Ach, meneer ik ken ze toch. Winke
liers daar zitten heel sterke Jokke
brokken onder. Of eigenlijk moet ik
het anders zeggen: je zou het valse
trots kunnen
De Haarlemmerstraat: verzamelde middenstand.
LEIDEN Het baad Wöt van di
taustriebond NW heeft in zfjn Juli-
immer scherpe kritiek geleverd op
29$ en recente publikatie van Industrie
0,40 f(inland, een uitgave van de Leid
de Vereendging van Industrieëlen.
Industrie Rijnland ging in het be-
tste artikel uitvoerig in op het mis-
miik dat wordt gemaakt van de so-
ble wetgeving, in het bijzonder de
Werkloosheidswet. Volgens het blad
4 tot 4%, procent van de mamne-
Ite beroepsbevolking in „het Leidse"
tim 2400 man) werkloos en een
Tart daarvan heeft de status van
tinder geschikt", mensen die moei-
ik te plaatsen zijn op grond van
titljd, gezondheid of mentaliteit en
ühalve permanent in de WW
■"Pen. „Driekwart van de categorie
der minder geschikten, zo verzekerde
een oveaheidsfunctionaris ons, is dat
op grond van hun mentaliteit. Drie
tot vierhonderd personen wier devies
is: Waarom weaken voor een geeltje
meer?" en dat nog glashard uitdra
gen ook in woord en daad", aldus
Industrie Rijnland, die daarvan een
aantal voorbeelden geeft.
Wlik (Industriebond NW) schrijft
dat de Leidse industriëlen komen
aanzetten met de in dit verband „be
kende verhaaltjes over vermeend
misbruik van onze sociale wetge
ving".
Het blad vervolgt, zijn commentaar
met:
„We begrijpen dat de Leidse indus
triëlen in hun maag zitten met de
gevolgen van hun eigen al met de
industriële revolutie aangevangen
wanbeleid. Z« zijn het geweest die
investeringen hebben uitgesteld b(j
de gratie van het grote aanbod van
zy
uit
ben gehouden". Wik schrijft dat het
op de Leidse problematiek al eerder
is ioigegaan „en wij hebben wel de
Een oordeel dat in grote trekken
wordt gedeeld door Jan van Zijp,
de secretaris van de Leidse Midden
stands Centrale, zij het dn wat ande
re bewoordingen: „Een winkelier
loopt niet gauw te koop met zijn
moeilijkheden. Het -duurt bijvoor
beeld heel erg lang voor hij met zijn
problemen bij een organisatie aan
klopt. Hij ervaart zakelijke moeilijk
heden kennelijk als een tekortko
ming van zijn vatomansohap, als 'n
schande. En In falend vakmanschap
zit het (hem vaak helemaal niet".
„In Leiden", zegt Van Zijp, „zijn
20:n 1000 zaken. Ruw geschat en
nu neem ik alle branches door elkaar
gaat het 10 pot. uitstekend; 40 pet.
gaat het goed en 50 pet. zit in de
zorgen. Die variëren van een factum
niet binnen acht dagen kunnen vol
doen tot een factum helemaal niet
kunnen betalen. Het aantal aanma
ningen om te betalen stijgt met de
dag".
De hoeveelheid winkeliers, die er om
allerlei redenen mee stopt, neemt de
laatste Jaren sterk toe. In de marge
van dit verhaal treft men het verdrie
tig getinte relaas aan van twee van
zulke winkeliers. ZIJ
Het blad bedluit met: „Nee, de
t 0en him tijd niet
verdoen met riooljoumalistiek. Daar
bevredigen ze alleen zichzelf maar
mee
Van Zijp vindt dat de specifieke
buurtzaken het 't zwaarst te ver
duren hebben. Dat geldt niet alleen
voor Leiden, dat Is een landelijke
trend.
Het zakenbestand in Lelden vindt
Van Zijp "te groot", maar het weg
vallen van talrijpe buurtwinkels be
stempelt hij als triest en bedenkelijk.
"Het houdt iin dat het publiek in zijn
directe omgeving bepaalde artike
len niet meer kan krijgen. Echt die
dingen die je gewoon was op de hoek
van de straat te kopen. Het gevolg is
dat de druk op het centrum nog ver
der wordt vergroot".
Praten met middenstanders, dat is
monologen aanhoren over de groei
ende kosten, de personeelslasten,, de
btw ("We zijn nu ook nog admini
strateur van de beliastingd enst ge
worden"), lange werktijden', lage
streken van de concurrentie, belas
ting op de liquidatiewinst ("Dat zou
toch eigen onze oude-dagvoorziening
moeten zijn") en over de kinderen
die de zaak niet in willen.
„Mij niet gezien"
Dat laatste punt speelt vooral in
zaken die door man-en-vrouw jaren
zijn gedreven. Van Zijp: "Een groot
aantal winkeliers is boven de vijftig.
Vroeger was het meestal zo dat Je als
zoon stilzwijgend de vader opvolgde.
Je kwam meteen al in de. zaak wer
ken. Maar dat is niet meer zo. Daar
ontstaan moeilijkheden over. De
kinderen hebben het aangekeken,
hebben hun ouders zien ploeteren en
zeggen dan vaak: mij niet gezien,
geef mij maar een baan met minder
zorg en rompslomp. Er wordt wel
gezegd: als middenstander ben je de
knecht van iedereen. Het valt niet te
ontkennen dat daar wat in zit". De
zoon van een winkelier drukte het
wat minder netjes uit: "Ja, ik ben
daar bedonderd. Ik ga me daar ka
pot lopen en dan op m'n vijftigste
zeker e»en hartinfarct. Ik.heb gezegd:
nee, oude heer. Je zoekt maar een
ander".
Sommige winkeliers (niet alle) zijn
tamelijk verbitterd over de houding
van de Jeugd. Maar vraag je ze dan
zelf: zou Je er onder de huidige om
standigheden nog aan beginnen dan
luidt het antwoord bijna altijd: nee.
Een zo kwetsbare groep als de-mid
denstand zou uiterst hecht georga
niseerd moeten zijn, een grote saam
horigheid moeten vertonen. De prak
tijk wijst anders uit. Van Zijp: "Het
is erg moeilijk er een hechte groep
van te maken. Je kunt daar zo een
aantal oorzaken voor opnoemen: de
branches verschillen, de belangen
zijn niet hetzelfde, er zijn midden
standers die miljonair zijn en er
zijn er die het hoofd maar net boven
water kunnen houden. Maar dan
nog zou Je kunnen zeggen: er zijn
dingen die Je gemeen hebt, die in al
ler belang zijn. En dan stuit je vaak
REPORTAGE:
RUUD PAAUW
TEKENING:
JOOP WALENKAMP
FOTO:
JAN HOLVAST
op het feit dat het allemaal indivi
dualisten zijn. Ieder vecht voor zijn
eigen broodje. Ik zeg altijd: we moe
ten niet elkaar bestrijden, maar ge
zamenlijk optreikken tegen de orga
nisaties en bedrijven die een gevaar
voor ons betekenen. Dat lukt niet. Er
is weinig eenheid in denken. We heb
ben belangrijke vergaderingen en
lezingen uitgeschreven. Je mocht blij
zijn als er van 500 leden 30 aanwe
zig waren".
Verdeeldheid
Een bestuurslid van een winkeliers
vereniging: "We wilden, het is al
weer een tijdje terug, in onze straat
nieuwe verlichting hebben. Dat was
hard nodig ook. Daar moest een ste
vig bedrag voor op tafel komen. Als
iedereen zijn schouders er onder zet,
dan Is dat zo voor elkaar. Een niet
gering aantal winkeliers heeft ge
woon niet meegedaan. Ze zeiden
rustig: mijn branche heeft die ver
lichting niet zo nodig of ze gingen
stilzwijgend van de veronderstelling
uit dat die verlichting er toch wel
zou komen ook zander hun bijdrage.
Verdeeldheid, verdeeldheid. Als we
als winkeliers naar buiten tot een
zekere eenheid konden komen, moet
u eens kijken wat er dan allemaal
zou kunnen".
Een sportartikelenhandelaar„Er
wordt zo ontzettend gezeurd onder
middenstanders. Ze willen niet in
een grote groep samenwerken uit
angst dat een ander er beter van
wordt. Als het om een andere bran
che dan van henzelf gaat dan houdt
hun belangstelling op."
Diezelfde sportartikelenhandelaar
zegt ook dit: "Een winkelier moet
een soort artiest zijn. Hij moet zijn
publiek kunnen bespelen, hij moet
voortdurend in beweging zijn, vin
dingrijk z«n. Ik zie te we nlg arties
ten en te veel zure gezichten".
ADVERTENTIE
schoenen
een
lust
om op
te lopen
Van Dalen
Donkersteeg 21, Leiden