Zeilen der hoop", curieus oek over Columbus' reizen Anders dan andere Vi oonbooteigenaars vechten oor stekkie in Achtergat Door C. J. Rotteveel 12 APRIL 1973 dat Napoleon nooit heeft hebt hem op school wel- A kennen als een historisch ie de Franse revolutie om- keizerrijk, maar dat is Napoleon was in wer den oude zonnegod en de ajn overvloedig. Zo noem- ide dichters de zon Apollo m Napoleon herinnert dui- Apollion, wat hetzelfde is Apollo betekent „ver- ■apoleon is dus Apollo met „ny" of „nai", wat in een Sterke bevestiging in- "poleon betekent derhalve: achtig verdelgt". Napoleon parte. Dat komt van ,pars": het goede deel. Dat veronderstelt ook een ei. Terecht, want de zon i verschroeit! s nog meer. Apollo werd het eiland Delfos in de e Zee: Napoleon op het rsica in diezelfde zee. Zoals ten opzichte van Grieken- Corsica ten opzichte van De verhalen over Napoleon duidelijk een Franse lezing Griekse mythe. Nog moeder van Apollo heette dezelfde naam als Letitia, betekent. De moeder van heette Lettitia Ramolino. Apollo leefden drie drie gratiën. Napoleon had zusters. En hü had verder Duidelijk genoeg: dat zün argetijden. Drie van Napo- werden koning. Natuur- drie Jaargetijden (lente, herfst) heersen over de oogst en de vruchten en alles te danken aan de ie broers van Napoleon keizer te danken hadden, broer was geen koning, winter. Die kreeg van Napo- prinsdom Canino. Canino Cani, de witte haren van grijsheid. Volgens de over- ïad de zon twee vrouwen: en de aarde. Bij een van een kind. Napoleon had wen, bij een van haar had ad. En verder: Apollo dood- Python en Napoleon de Revolutie komt van revolu- gerold. De revolutie is de slang, derhalve Python had twaalf maarschalken, vanzelfsprekend de twaalf de Dierenriem, die alle- het bevel staan van de Apollo/Napoleon. De zon het zuiden, maar verliest in het noorden. Toen Na- het noorden, naar Mos- verloor hü zün macht. Na- erf na twaalf Jaar gere geerd te hebben, wat natuurhjk een symbolische aanduiding is voor de twaalf uren van de dag. Het is, na dit alles, volkomen duidelük: de Napo leontische geschiedenis is geen wer- kelükheid, maar een Franse lezing van een mythe over de zonnegod Apollo! O zo! Altüd hebt u klakkeloos aan genomen, dat Napoleon echt geleefd heeft, maar nu hoort u het eens van een andere kant! Maar kom, alle gek heid ter züde. De baarlijke nonsens in het bovenstaande werd in het be gin van de vorige eeuw op spitsvondi ge wüze bedacht door een Fransman, een zekere J. H. Pérès, die er een boekje over schreef als verweer tegen de opvatting, dat Jezus niet zou heb ben bestaan. Waarmee hü wilde aan- zün geloof trouw was gebleven). In elk geval had Columbus zün expedi ties pas kunnen uitvoeren toen hü de steun kreeg van zeer vooraan staande marranen aan het Spaanse hof, die, onder de druk van de anti semitische inquisitie, op zoek waren naar een Joods rük, waar zü zonder vervolging zouden kunnen leven. Dat rük zou dan gesticht zün door een of meer van de tien „verloren" stam men van Israël. Die tien stammen waren eerst in Assyrische balling schap geraakt, verspreidden zich later over Azië en Afrika dn zouden, ver- moedelük In „Indië", een eigen Joodse staat hebben gesticht. Men behoeft niet veel fantasie te hebben om te begrüpen, dat de zwaar - vervolgde Spaanse Joden en marra- tonen hoe gemakkelük het is met be paalde gegevens te „manipuleren", om een mode-term te gebruiken. Toen Pérès zün boekje schreef waren er eohter nog honderdduizenden, die Napoleon met eigen ogen hadden ge zien. Maar tochhoe overtuigend klonk zün betoog. Dit verhaal over Napoleon/Apollo dat ik enigszins bekort ontleen aan een verzameling artikelen („Ge meentebelangen") van wülen de be kende Haagse hervormde predikant dr. F. van Gheel Gildemeester schoot me te binnen toen ik het nieu we boek van dr. Simon Wiesen thai onder ogen kreeg: „Zeilen der hoop", ui tg. Becht, Amsterdam. Een merk waardig boek van de Weense speur der naar oorlogsmisdadigers, dat ove rigens met ongestraft geboefte uit de nazi-tüd niets te maken heeft. Het behandelt namebjk de zeereizen van Columbus naar het westen, waar hü, denkende dat het „Indië" was, Ame rika ontdekte. Zoekende naar de wor tels van het antisemitisme stuitte Wiesenthal op zeker ogenblik op de jodenhaat tüdens de Spaanse inquisi tie. Ook toen:-bloed- en bodemtheo rieën, een gele ster, raszuiverheid, boekverbranding en meer van derge- lüke verschünselen, die de ouderen zich nog maar al te goed herinneren uit de nazi-tüd. Wiesenthal verdiepte zich toen verder in dat stuk van de Spaanse geschie denis en kwam in aanraking met de theorie van de Spaans-Engelse schrij ver, diplomaat en hoogleraar Salva dor de Madariaga, dat Columbus misschien een Jood was geweest of althans een „marraan" (een Jood, die voor de schijn tot het christendom was overgegaan, maar in het geheim nen reikhalzend uitkeken naar een mogelükheid Spanje te ontvluchten en zich te voegen bü de afstammelin gen van de Assyrische ballingen. Elk gerucht over dat geheimzinnige Joodse rük viel als een milde regen op verdord land. En hoe verdord Spanje toentertüd als woonplaats voor de Joden en marranen was, te kent Wiesenthal op duidelüke wüze. De Spaanse inquisitie raasde als een orkaan over het land. Zü stond onder leiding van dominicanen, in wier op dracht hele troepen verklikkers door het land trokken. Die bespioneerden de tot het christendom overgegane Joden („conversos") en hoorden him bedienden uit. Om de spionnen te hel pen hadden de dominicanen meer dan twintig regels opgesteld met pun ten waaraan de Joden te herkennen waren: gewoonten, gelaatsuitdruk king en zelfs taalgebruik. De bedoeling was duidelük: de in quisitie streefde enerzüds naar een strikt-zuivere godsdienst zonder ook maar een sclujn van afwüking van de ware leer; anderzüds naar een soort raszuivere Spaanse volksgemeen schap waarvoor, zoals later de „ariër verklaring" uit de nazi-tüd, het sys teem van „bloedcertificaten" werd toegepast. Dde bloedzuiverheld van de Spanjaarden was overigens nogal fic tief, omdat ze een samensmelting vormden van Feniciërs, Romeinen, Kelten, Basken, Vandalen, Westgo- ten, Iberiërs, Joden en Arabieren. Maar als middel om de rijke Joden en marranen van hun bezittingen te ontdoen was Jat „limpieza de sangre" (bloedcertificaat) een effectief mid del. Het werkehjke oogmerk van die zuiverheidsmanie was dus het spek ken van de staatskas, al kwam het dan, bü het verdelen van de in beslag genomen vermogens, herhaaldelük tot onenigheid tussen Koning Ferdi nand en Koningin Isabella aan de ene kant en de inquisitie aan de an dere kant. Die laatste kon namebjk enorm veel geld gebruiken, omdat zü langzamerhand was uitgegroeid tot een reusachtige bureaucratie, die een staat in een staat vormde. Wiesenthal schildert uitvoerig wat de inquisitie aan misdaden op haar geweten heeft en schetst daarnaast de hoop die de vervolgde Joden en marranen nog koesterden op een vlucht naar een Joods rük, waar zü als het ware on der verwanten een nieuw bestaan zouden kunnen opbouwen. Tegen die achtergrond beschrüft Wiesenthal dan de pogingen van Co lumbus om een expeditie uit te rusten die de „nieuwe wereld" moest gaan ontdekken. Aan „verkoopargumenten" heeft het de zeevaarder allerminst ontbroken. De vrome Isabella wees hü erop, dat op die manier de bevol king van de nieuwe wereld aan de kerk kon worden toegevoegd; op Fer dinand maakte hü indruk door te ge wagen van de goudschatten, die de Spaanse schatkist zouden toevloeien. En bü de (al of niet „bekeerde") Jo den hield hü de hoop levend door te spreken van een of meer Joodse sta ten, waar zü zich in de naaste toe komst zouden kunnen vestigen om aan de vervolging door de inquisitie te ontkomen. Aanvankelijk was Columbus niet erg gelukkig met zün verzoeken aan het Spaanse koninklük paar. Hü werd afgescheept met het vooruitzicht, dat het land eerst de laatste Moren moest verdrüven voordat er steun aan zün plannen kon worden verleend. Maar toen de laatste Moorse vesting op 2 januari 1492 gevallen was en Columbus erin slaagde tot Ferdinand en Isabella door te dringen, dreigden de plannen toch nog in het water te vallen. Op dat ogenblik echter namen vier mannen van Joodse afkomst het voor de zeevaarder op: Cabrero, De Santangel, Sanchez en Caballeria. Zü boden aan, de reis van Columbus uit eigen middelen te financieren. Wie senthal zegt: „Dit feit is essentieel, omdat de expeditie van Columbus zonder dit voorstel uitsluitend wegens geldgebrek niet had kunnen door gaan." Waarom namen die vier zo'n groot risico? Want als de onderneming zou mislukken, als Columbus niet of met lege handen zou terugkeren, zou er wat zwaaien voor het viertal, benüd en gehaat als zü, „ere-ariërs", aan het Spaanse hof waren. Maar „voor de Spaanse Joden viel op dat moment weinig tüd meer te verbezen: de Moorse kwestie was opgelost, er was niets meer dat de „Endlösung" (uiteindebjke oplossing, als „verzach tende omschrijving" voor massa moord, C. J. R.) van het Jodenpro bleem in de weg stond". Nu heeft De Madriaga de vraag waarom die vier mannen het voor Columbus opnamen beantwoord met de veronderstelling, dat Columbus een „converso" (bekeerde Jood) was, die om die reden door de rüke en mach tige bekeerlingen gesteund werd. Maar voor Wiesenthal is die verkla ring niet afdoende. Naar zün mening moet er nog iets anders zün geweest, waardoor conversos en marranen zich tot Columbus aangetrokken voelden En dat ziet hü in de levendige belang stelling voor het doel dat Columbus met zün expeditie nastreefdede mo gelükheid. dat de expeditie tot de ontdekking van Joodse staten zou kunnen leiden. Opmerkelük is, dat Columbus een tolk meenam, die uitstekend He breeuws kende. Dat was een zekere Luis de Torres. Waarom viel de keuze van Columbus op De Torres? He breeuws was in die dagen nergens een landstaal en de enige verklaring is dan ook, dat Columbus ervan over tuigd was gebieden te zullen ontdek ken waarvan werd beweerd dat zü door Joden bewoond en geregeerd werden. Bovendien kende Columbus Wiesenthal leidt dat af uit de aan tekeningen van de zeevaarder in diens nagelaten boeken de Joodse geschiedenis op zün duimpje. Con clusie: Columbus leidde een Joodse expeditie. Er waren trouwens nog meer Joden aan boord: de scheepsarts Bernal en de chirurgün Marco. Voorts treft men nog een aantal Joodse namen op de lüst van bemanningsleden aan. Wie senthal: „Het was voor Columbus even vanzelfsprekend, dat hü iemand meenam die Hebreeuws sprak als voor Vasco da Gama, die in 1497, het jaar van de verdrijving van de Joden uit Portugal, via de Kaap de Goede Hoop een ontdekkingsreis naar Indië maakte en als Hebreeuwse tolk de Jood Joao Nunez aan boord had" Een onopgelost raadsel is, dat er zich onder de 120 koppen tellende beman ning van de drie schepen van Co lumbus in tegenstelling tot latere expedities geen enkele priester be vond. Wiesenthal somt nog andere argu menten op. Op de terugreis zond Co lumbus met een extra-snel schip twee gelükluidende brieven naar Spanje om het positieve resultaat van zün expeditie te melden en die waren niet gericht aan Ferdinand en Isabella, zoals men zou mogen ver wachten, maar aanDe Santangel en Sanchez! Bovendien had Colum bus bü zün vertrek aan de gehele bemanning opdracht gegeven op 2 Simon Wiesenthal augustus 1492 nog vóór middernacht aan boord te gaan, ofschoon de drie karvelen pas de volgende dag zouden uitvaren. Waarom deed hü dat? Is er verband met het decreet van Fer dinand en Isabella, dat zich op 3 augustus geen enkele Jood meer op Spaans grondgebied mocht bevinden? Wat Wiesenthal aanvoert voor zün stelling, dat het bü de reis van Co lumbus om een Joodse expditie ging, is zeker belangwekkend en heeft al thans de schün van gelük meege kregen. Maar het is natuurlük ge vaar lük vanuit een zekere gezichts hoek naar feiten te gaan zoeken, die steun geven aan een bepaalde ver onderstelling. Men komt dan zo spoe dig terecht bü het soort argumenten, waarmee dit artikel werd begonnen: Napoleon was geen historisch per soon maar een zonnegod, Anderzüds is het kortzichtig de feiten zodanig te groeperen alsof een bepaalde ver onderstelling niet bevestigd mag worden, ook al zün er voldoende ge- gegevens voorhanden om een zekere steun aan dat vermoeden te verlenen. Het boek van Wiesenthal laat mJ. gemengde indrukken achter. Aan zün betoog ontbreekt hier en daar zeker geen overtuigingskracht, maar toch heeft hü niet de indruk gegeven, dat hiermee min of meer het laatste woord over Columbus' expedities is gezegd. Het is immers niet zo heel moeilük bepaalde ondersteunende elementen naar voren te halen, de rest in de schaduw te laten en dan een conclusie te trekken, die men graag wil horen. Wie de argumenten inzake de „Napoleon-legende" aan het begin van dit artikel nog eens bekükt, ziet hoe gemakkelük de „inlegkunde" het kan winnen van de „uitlegkunde". Maar ook als men na lezing van Wie- senthals boek geneigd is te denken aan het wat al te nadrukkebjk groe peren van bepaalde feiten om tot de conclusie van een „Joodse ex peditie" te komen, dan neemt dit niet weg. dat „Zeilen der hoop" een boeiend boek is, dat de figuur van Columbus in een verrassend licht plaatst. ■VDVER l'ENTIF IAAG LEIDEN Twaalf igenaars uit Den Haag en tbben de president van de echtbank te hulp geroepen )rkomen dat zij zullen wor- reven van hun ligplaatsen langs de wal van het Achtergat, een water in de gemeente Warmond, dat uitmondt in het Vennemeer en, via de Zijp, in de Ragerplassen. Sommigen van hen liggen al meer dan dertig Jaar op hun geliefde stek kie, dat zij destijds hadden gehuurd van de "Stichting Rooms-Katholiek Armenkantoor". Aan hun zomers vertier dreigt een einde te komen, sinds in 1968 de toenmalige admini strateur van de stichting er vandoor ging met drie ton aan kasgelden, die hij opmaakte aan wijntje en Trijntje zodat de stichting zich zag genood zaakt het kastekort weer aan te vul len door verkoop van haar land te Warmond. De nieuwe eigenaars willen de woon boten weg hebben. Zij bouwden er het bungalowpark "Waterland", an nex een Jachthaventje, en de woon boten vormen nu een doorn in hun vlees. Toen de evacuatie niet goedschiks bleek te lukken werd door de ex ploitanten van Waterland een proce dure aangespannen tegen de woon booteigenaars, die op 13 november 1972 van de Haagse rechtbank inder daad bevel kregen te verdwijnen. Het vonnis blijkt eohter weinig houvast te geven, omdat de recht bank tevens bepaalde dat de woon boten niet met de sterke arm moch ten worden verwijderd zolang de ei genaars nog geen andere ligplaatsen hebben gevonden. Geen plaats DEN Steeds meer bomen gaan de binnenstad sieren, diswaar zijn de jonge bomen nog maar kale vervangers van Oproeper zo weelderige groen, maar er groeit tenmiste iets. fe de -plantsoenendienst bezig rondom het water bij de Utopoortsbrug, op Oude Beestenmarkt en Turfmarkt dus. (Foto Jan Holvast) Welnu, die ligplaatsen zijn er niet. Zoals de Haagse advocaat mr. M. J. Broekhuijsen gisteren voor de pre sident van de Haagse rechtbank uit eenzette, zijn er In heel Zuid-Holland geen ligplaatsen voor deze woonbo ten te vinden. Want in Jachthavens worden de bakbeesten door de haven exploitanten niet toegelaten terwijl zü buiten de jachthavens nergens mo gen liggen krachtens allerlei gemeen telijke en provinciale verordeningen. De exploitanten van Waterland zijn echter zo ongeduldig geworden dat zij één woonboot vast op eigen hout- Je hebben weggesleept, naar de an dere oever van het Achtergat, waar de provincie hem niet wil hebben. De eigenaar heeft met hulp van de War- mondse politie zijn boot inmiddels al weer teruggelegd op de oude plaats, waar zijn steigertje en een meerpaal echter waren verdwenen. Mr. Broekhuijsen eist dan ook dat de Waterlandexploitanten de zaak in ae oude toestand terugbrengen. Buitendien vraagt hij dat aan de nieuwe landeigenaars nog eens uit drukkelijk zal worden verboden de woonboten te verwijderen zo lang de eigenaars geen vervangende lig plaatsen hebben gevonden in of rond de Kagerplassen. Pleiter gaf de pre sident in overweging aan het von nis enige voorwaarden te verbinden, bü voorbeeld dat de booteigenaars hun rechten verliezen als zij hun boot verkopen en dat zij elk rede lijk aanbod ovor een andere ligplaats moeten aanvaarden. Mr. T. G. Scheer vindt de vorde ring onzinnig. Namens de Waterland exploitanten betoogde hij dat de woonbooteigenaars nou bijna drie Jaar de tijd hebben gehad om ande re ligplaatsen te vinden. Die zijn er zat, meent hij, in Jachthavens in de Westeinder en in de Brasem, en ze ker in de wateren van Brabant (Drimmelen) en Limburg, waar het vergunningenbeleid veel soepeler is. Mr. Scheer kan zich best voorstel len dat het voor de woonbooteige- naars vervelend is om van hun oude plekje te moeten verdwijnen, maar het is nu eenmaal niet anders. De eigenaar van het land heeft tenslot te óók rechten, die door de rechtbank dan ook zijn erkend. Enthousiasme kon mr. Scheer voor het reohtbankvonnis overigens niet opbrengen want men heeft niet veel aan een vonnis dat niet kan worden uitgevoerd. Mr. Scheer meent dat de eis van de booteigenaars moet worden afge wezen. Hij stelde zelfs als tegen-eis dat de booteigenaars zullen worden veroordeeld tot betaling van een dwangsom voor elke dag dat zü blü- ven liggen en dat hun zal worden verboden ook op straffe van een dwangsom om zich te bevinden op het land of in het water van "Wa tertand". Woedende protesten van de in gro ten getale aanwezige booteigenaars: het dijkje langs het Achtergat is openbare weg, d!ie zü betreden via het erf van hun welgezinde boer. Vraag van rechtbankpresident mr. J. H. C. Slotemaker: er bestaan toch speciale havens voor ontheemde sche pen? Antwoord van mr. Broekhuijsen: Ja. bijvoorbeeld in Waddtaxveen. Dat zijn deportatiehavens, een soort con centratiekampen, zonder gas, licht of water. Dat kunt u hun niet aan doen! Vonnis 2 mei. zonder... Ed. Laurens Continental Ned. Herv. Kerk Beroepen te Vlagtwedde J. Kort- leve te Rotterdam te Schevenlngen G. Juckema te Enschede. Bedankt voor 's Gravenpolder G. H. Verhaere, kandidaat te Kolham. Beroepbaar drs. B. Oosterom, voorheen zendingspredikant in dienst van de GZB. Tollenslaan 50 te Waddinxveen. GerefKerken Beroepingswerk Beroepen te Dokkum P. Rlemers- ma te Rotterdam te Dordrecht G. de Zeeuw te Voorschoten, te Via- nen J. Broekhuis te Hornhuizen- miss. predikant drs. B. F. Drewes, te Amsterdam die dit beroep heeft aangenomen. Geref. Kerken (vrijgem.) Chr. Geref. Kerken Bedankt voor Zwijndrechö P. Beekhuls te Zierikzee Geref. Gemeenten Beroepen te Oostkapelle A. Hof man te Schevenlngen. Bedankt voor Sprang Capelle J. Mol te Hardinxveld voor Scherpe- nisse A. Bregman te Rassen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1973 | | pagina 15