3n
3n
in
as direct na de oorlog. Een tijd, dat kloosters nog over-
konden zijn. Zoals dat van de Benedictijnen in Ooster-
!n groep van de monniken daar moest uitzien naar een
aderkomen.
erd voorlopig gevonden bij Doetinchem. Daar lag het
iwse kasteel Slangenburg. Toen de Duitsers, die het zich
Ie bezetting hadden toegeëigend, waren verjaagd, verviel
tel aan de staat. Die verhuurde het aan de naar huis-
ide Benedictijnen en stelde het verder onder de
in Monumentenzorg.
isteel was natuurlijk helemaal niet geschikt als kloos-
pater G. Heiwig, die alles van begin af heeft mee-
„maar het rijk zat er een beetje mee in de maag. Je
Is alléén goed houden als het wordt bewoond en wie wil
iwoordig nog doen?"
rester
n met
geel
21.95
issins
ronde
euren
29.95
dpak.
26.95
tijnen zagen toen ineens
«sing, die prachtige aan-
van de vaste tradities
orde en bovendien het mes
kanten liet snijden.
de Orde van Sint
is- de oudste in de wester-
is die van de gastvrij -
'as een genereus idee om
ie levende vorm te geven
het kasteel een gastenhuis
Maar dan moest er wel
klooster komen voor de
Ze wilden het zelf bou-
rmaar grond kwam.
Ms tot in de Kamer ge-
islotte kregen we kans een
jd van het landgoed Slan
kopen. Daar heeft onder
brandy nog erg zijn best
in".
terrein er was kwamen de
oed los. De Bene
van Doetinchem hadden
Dv bouwvergunning was
beperkingen gebonden, die
a-oorlogse land in
iveep hadden.
geen materiaal worden
aan de woningbouw, er
81 hout worden gebruikt,
11 en steen. Het was ver
uitgesloten, dat de
05 de woningbouw zouden
voor wat ze was om
in de Achterhoek een
P trekken.
1 de materialen had tot
het klooster pas na vele
jaren de houten deuren kon krij
gen, die het nu rijk is. Zij maakte
ook, dat de St. Willibrordus-abdij
het enige huiè in Nederland is, dat
een geheel stenen dak heeft.
De tweede hindernis was moeilijker
te nemen. Wat doe je met een
bouwvergunning zonder bouwers?
Het enige antwoord dat de klooster
lingen konden vinden was: „Je
bouwt zelf".
En dat hebben ze gedaan. Veertien
man sterk hebben de monniken hun
huis steen voor steen neergezet.
„Op zo'n moment ontdek je ineens,
dat je eindexamen gym hebt en
nog een paar andere dingen, maar
dat je op de universiteit nooit hebt
leren metselen", filosofeert pater
Heiwig.
Metsel-Ies
De Benedictijnen zijn toen metsel-
les gaan nemen, drie maanden lang.
Daarna konden ze beginnen. Eerst
met grondwerk. Daar hebben ze
materiaal voor geleend bij een aan
nemer. Geen draglines, maar wat
houten kruiwagens en schoppen. De
kelder hebben ze met de hand ge
graven, de bomen op het bouwter
rein hebben ze met de hand ge
rooid.
„Het waren allemaal vrij Jonge
mensen, zo om de 25 jaar, maar we
kwamen voor moeilijkheden, die we
no hadden gekend. De vader van
een van de paters, een architect,
heeft het ontwerp in een technisch
jasje gestoken. Dat is de enige
hulp, die we hebben gehad".
De Benedictijnen vormen een com-
templatieve orde, een communiteit
waarin gebed, studie en meditatie
een uiterst belangrijke plaats inne
men naast het wereldse werk. „Ora
et labora", bid en werk.
Aan werk was er geen gebrek, dat
kwam wel aan zijn trekken. We
hebben meer dan een miljoen ste
nen gemetseld. Tijdens de bouw
hebben we de gebedstijden aange
houden. Op het gebed is nooit ge
knibbeld. Maar de studie moest wel
in gedrang komen. Pas na vier Jaar
was alles klaar en konden we weer
een normaal kloosterleven gaan lel
den".
Film
Alles opnieuw overziend zegt de pa
ter: .Het is nog steeds een onge
hoord iets, dat een kloostercummu-
niteit zijn eigen klooster bouwt".
De bouw is vastgelegd op een film,
die wel eens werd verhuurd. De pa
ters en fraters hadden immers geen
cent!
„Die hele bouw hebben we gedaan
van het kasteel uit. Er waren tij
den, dat we 's ochtends niet wisten
of we 's avonds te eten zouden heb
ben"
Na vier Jaar weer het normale
kloosterleven. Dit houdt zo'n dag in
het Benedictijnerleven in:
Half zes opstaan. Zes uur eerste ge
bedsdienst, een meditatie-officie,
twee lezingen, twee psalmen, gebe
den (de oude metten, die hier geen
korte zijn).
Tussen half zeven en half acht
gaan de monniikken ieder voor zich
in meditatie. („Je kan in meditatie
gaan waar dan ook en wanneer dan
ook als Je wilt".)
Om half acht de morgendienst,
vroeger „laudes" genoemd.
Van acht tot tien: na het huishou
delijk corvee eigen tijd, die zoveel
mogelijk aan geestelijke lezing
wordt gewijd.
Om half tien de eucharistieviering,
elke dag een gezongen mis.
Kwart over tien: ieder aan zijn
werk. Voor de een is dat studie,
voor de ander werk op de ateliers.
Om +waalf uur: middagofficie, een
gebedsdienst.
Na het middagmaal gaat iedere mon
nik, van half twee tot vijf, aan het
Boerderij
Dat brood komt in het klooster on
der meer op de plank door de op
brengst van een vrij gerote boerderij
met een stuk of vijftig melkkoeien,
varkens en meststieren. Die boerde
rij wordt niet alleen gerund door
kloosterlingen, maar met hulp van
vier lekenkrachten, die een zeer
nauwe verbondenheid hebben met
de abdij bevolking. Ze kunnen nau
welijks „personeel" worden ge
noemd.
Dan heeft de St. Willibrordusabdij
een atelier voor kerkelijke kunst.
Het heeft vooral grote naam door
zijn paramenten, kerkelijke gewa
den, die hun weg vinden over de
hele wereld. „We hebben zelfs do
minees onder onze cliëntele", zegt
pater Heiwig met gepaste trots.
Schitterend pronkstuk op dit artis
tiek atelier is een gradule, waarin
de wisselende gezangen van de mis
in oude kloosterstijl zijn gecalligra-
feerd en verlucht met miniaturen.
Het boek is zo mooi, dat het alleen
maar bij de hoogfeesten als pasen,
kerstmis en pinksteren wordt ge
bruikt.
In een eigen ateliertje bedrijft
broeder Harry de beeldhouwkunst.
Niet alleen de religieuze. Zijn be-
vrijdingsmomument in Ulft en zijn
gedenkteken voor Kennedy in
Heemstede laten zien, dat hij ook
in wereldse kring de verdiende er
kenning vindt.
Aan pater Heiwig, die de abdijbi
bliotheek beheert, is persoonlijk het
atelier voor microcopie het dier
baarst Op zakelijke basis worden
daar met de modernste apparatuur
mi"-—copische afschriften gemaakt
voor krantenbedrijven, verzekerings
maatschappijen, banken, fabrieken.
Maar het klooster heeft zich met
deze techniek ook een microbiblio
theek kunnen opbouwen van de
zeldzaamste en kostbaarste boeken
en handschriften. In een bestek van
een stuk of tachtig bakken- niet
groter dan een schoenendoos- zijn
daar tussen de dertig- en veertig
duizend werken op micro-fiches
overgebracht. Door middel van een
projector kunnen ze weer leesbaar
worden gemaakt.
!r" Boekerij
De abdij kan met deze boekerij in
kaartvorm ook derden-studenten
bijvoorbeeld- van dienst zijn en
doet dit dan zonder winstoogmerk.
Het microcopiebedrijf van pater
Heiwig heeft over de hele wereld
een klinkende naam. Dat brengt
niet alleen heel veel orders met
zich mee, het opent ook de weg
naar de zeldzaamste geschriften, die
aan niemand worden uitgeleend
maar wel worden toevertrouwd aan
pater Heiwig en z'Jn medewerkers.
Ora et labora, bid en werk. Twee
vuistregels voor de Orde der Bene
dictijnen De derde werd al ge
noemd: gastvrijheid.
Die wordt dus gegeven op het kas
teel Slangenburg. Voor een zeer be
scheiden bedrag kunnen gasten
daar een tijdje logeren om met een
echte kasteelkamer als pied k terre
en de Gelderse bossen als decor tot
rust te komen.
Slangenburg is beslist niet te zien
als een vakantiehotel en nog veel
minder als toeristisch vermaakcen-
trum. Ook Is het geen rust- of her
stellingsoord voor over hun toeren
gedraaide patiënten. Het kasteel en
zijn gasten sluiten voelbaar aan op
de sfeer van de abdij. Slangenburg
biedt de mens gelegenheid eens een
tijd rustig te werken en zichzelf te
rug te vinden in contacten met ge
lijkgestemde zielen.
Een heel andere face van de Bene-
dictijnse gastvrijheid leeft in het
klooster zelf. Ook daar komen le
ken, die tijdelijk de buitenwereld
ontvluchten. Zij kunnen in de abdil
met de monniken het kloosterleven
meeleven.
Gastenpater
Pater Heiwig is ook de „gastenpa
ter". Bij elke postzending krijgt hij
aanvragen, ook van niet-katholie-
ken. Ze zijn welkom voor zover de
beperkte ruimte van zeven cellae-
kleine, maar goed ingerichte kamer
tjes dat toestaat.
„Wij willen die mensen gelgenheld
geven zichzelf te ontdekken en de
waarden van het leven en God te
zoeken. Dat is een van onze belang
rijkste bijdragen aan de maat
schappij".
In de abdij worden de gasten ge
holpen bij het relativeren van hun
moeilijkheden. Het is de ervaring,
dat steeds meer mensen belangstel
ling hebben voor meditatie en waar
kunnen ze daarbij betere hulp vin
den dan in een klooster?
Dit laatste doet pater Heiwig ook
veel geloof hebben in de toekomst.
Natuurlijk zijn de hevige beroerin
gen in de kerk ook niet aan de
kloosters van de Benedictijnen
voorbij gegaan. Er zijn nogal wat
monniken uitgetreden, er is strijd
geweest over vernieuwingen in de
uiterlijke vorm.
Pater Heiwig is er van overtuigd,
dat ook de geestelijke vernieuwing
eerlang een zuivere vorm zal vin
den.
„We hebben hier een tijdje geleden
een klas van middelbare scholieren
gehad. Leerlingen van een niet-ka-
tholieke school. Het gaat misschien
nog niet zo diep, maar als Je ziet
en hoort hoe veel er bij die Jongens
leeft dan mag Je veel vertrouwen
hebben. Ik ken mijn kerkgeschiede
nis een beetje. Er zijn altijd van
die roerige perioden geweest, het is
een normale fase in een groeipro-
Beschutting
Het lijkt misschien, dat de klooster
ling zich in zijn beschutting veilig
terugtrekt van de beroerin <?-•-> in de
wereld. Pater Heiwig kent die vra
gen, waarin de ondertoon doorklinkt
van „Jullie zitten daar wel heel fijn
en lekker in Je klooster, maar wat
doe je voor Je medemens?"
Zijn antwoord hierop is dit: „Het
klooster had vroeger taken in de
wereld, waardoor het onvoorstelbaar
veel heeft betekend voor de bescha
ving. Het onderwijs, de klooster
scholen van waaruit de universitei
ten zijn voortgekomen, ziekenver
pleging, sociale zorg. Het klooster
heeft letterlijk en figuurlik het
land in cultuur gebracht".
Nu dergelijke taken zijn overgeno
men door wereldse instellingen kan
de monnik weer meer speciaal gaan
leven voor het gebed.
„Op zichzelf is het al een dienst
aan de medemens als wij ons aan
gebed wijden", is de door zijn ge
loofsvisie gedragen mening van pa
ter Heiwig, „Wat de ene mens doet
heeft altijd invloed op de andere.
Door ons gebed vormen .vij een
hartkem, -aardoor het bloed mede
voor anderen kan stromen. Op deze
wijze doen wij onzichtbare werken,
net als andere mensen. Alleen lopen
wij er een beetje anders bij".