OPERNICUS: tRONDLEGGER AN MODERN WERELDBEELD roem d Pools us Iron oom vijfeeutv^geleden geboren Veelzijdig geleerde IAG 3 FEBRUARI 1973 Het slaperige stadje Frau- enberg, zoals het er uit zag in de tijd dat Copernicus hier als een heremiet zijn be schouwingen over de bewe gingen van de planeten schreef Wetenschap en technologie door P. Bok Portret van Copernicus zoals düt voorkomt in de eerste editie van zijn geruchtmakende werk. Vermoedelijk is het een zelfportret. De basis-fout van het steisel-Co- pernicus was het aannemen van cir- kelbanen van de planeten om de zon. Hij stelde, dat de toenmalig be kende planeten Mercurius, Venus, Mars, Jupiter en Saturnus in cirkel- banen liepen met de zon als mid delpunt en de aarde in een cirkel- baan met een middelpunt, dat op enige afstand van de zon gelegen was. Het scheelde een haar, of hij had het Juiste stelsel ontworpen, dat later door Kepler (15711630) zou worden gelanceerd: alle planeten ook de aarde, draaien in ellipsen om de zon, waarbij de zon dn het brandpunt van zo'n ellips staat. Ellips Hoewel de meebnauwkeurigheid van de waarnemingsinstrumenten het ook in die tijd mogelijk zou hebben ge maakt, deze elliptische vorm van de planetenbanen te bepalen of al thans te vermoeden, was deze fout van Copernicus eigenlijk wel ver geeflijk. Een ellips is een kromme, (met twee "middelpunten" die brandpunten genoemd worden. Wan neer deze ver uit elkaar liggen in verhouding tot de korte en lange doorsneden van de ellips, wordt de ze zeer langgerekt .Liggen zij rela tief dicht bij elkaar, dan gaat die ellips steeds meer op een cirkel lijken: de korte en lange diameter gaan steeds minder verschillen. De "excentriciteit" wordt steeds gerin ger. Van de toen bekende planeten is de excentriciteit van Mercurius het grootst: 0,2056. Daarop volgen Saturnus en Jupiter met ongeveer •0.05 en vervolgens de aarde met 0,0167 en Venus met de kleinste: 0,0068. Zelfs wanneer men de ellip tische baan van Mercurius tekent, is deze op het oog niet te onder scheiden van een cirkel 1 Voor de an- On voorstelbaar Copernicus worstelde nog met een andere moeilijkheid, waar hij niet uit zou komen. In zijn stelsel, waarin de aarde een wijde baan om de zon be- sohrijft, moet een aards waarnemer in de loop van een jaar de sterren- plaats en ook de sterren onderling, wanneer die niet in één enkele bol schil met de aarde als middelpunt zouden zijn gerangschikt, hetgeen onwaarschijnlijk leek. Men moet dit vergelijken met ie mand, die een bos ziet. Gaat hij een stuk op^ij, dan ziet hij het bos op een iets andere plaats en de bomen ten opzichte van elkaar verschoven. Copernicus merkte niets van een Bisschop Lucas Waczenro- de, die zijn neef stimu leerde in zijn loetenschap- pelijke ontwikkeling Torün, de Poolse geboorte plaats van Copernicus te gen het eind van de Mid deleeuwen naar een prent uit die tijd. dergelijke sterverschuiving bij waarnemingen vanaf de aarde op verschillende punten in de door hem voorgestelde baan om de zon, die toch altijd nog een doorsnee had van ongeveer 300.000.000 kilo meter. De logische consequentie uit die tegenstrijdigheid had moeten zijn dat de "vaste sterren" blijkbaar zo ver verwijderd zijn, dat him totale en onderlinge verschuiving niet meetbaar was met de middelen van toen. Deze stap (of sprong) naar de re aliteit was te groot voor die tijd of voor Copernicus. Die stap vereiste bovenal, dat men de aarde zou moeten beschouwen als een nietig- heidje in het heelal, terwijl de over heersende gedachte nog was, dat de grootste, nog nauwelijks bereisde aarde het centrum was van het heel al! Brahe en Kepler Deze verschillen tussen theorie en werkelijkheid brachten later Tycho Brahe (1546-1601) er toe, het stelsel van Copernucus te verwerpen. Uit eindelijk werd het Kepler, die de juiste verklaring vond voor de ano malieën in de planetenbanen en de verschillen in lengte der seizoenen: de banen der planeten zijn geen cir kels maar ellipsen. In cirkeübanen zouden de seizoenen op grond van de wetten der dynamica alle even lang moeten duren. Bij ellipsbanen niet, omdat de snelheid van de pla neten in het deel het dichtst bij de zon hoger is dan die in het baange- deelte het verst van de zon. Niettemin, ondanks de fouten in zijn theorie, werd Copernicus de grondlegger van het moderne we reldbeeld. Juist omdat hij zwakheden in zijn stelsel onderkende, heeft Copernicus lang geaarzeld om zijn theorieën wereldkundig te maken. Bovendien aarzelde hij, omdat hij verzet van zijn tijdgenoten vreesde. Vooral van kerkelijke zijde was te duchten, dat men niet graag de ge dachte zou aanvaarden, dat de aar de niet 't middelpunt van het heel al zou zijn. Galilei zou een eeuw la ter ondervinden, hoe gevaarlijk het was theorieën te lanceren die in strijd waren met de kerkelijke op vattingen.... Ongehoord Toch liet hij zich bewegen tot pu blicatie. Voor het eerst in zeer be scheiden vorm en verondestellen- derwijs in 1515 in de Commantario- lus. Van kerkelijke zijde kwam er geen reactie, van wetenschappelijke kant nauwelijks. Verder uitgewerkt en volledig be redeneerd kwam zijn nieuwe we reldbeeld pas goed uit de verf in zijn hoofdwerk, "De revolutionibus orbium caelestium", dat in 1543 verscheen. Met dit werk, dat in 1530 al in hoofdzaak was voltooid, gebeurde er bij de eerste uitgave iets onge hoords. Druk en uitgave werden ver zorgd door de Lutherse geestelijke Osiander in Neurenberg. Deze voeg de er een voorwoord aan toe onder de naam van Copernious maar zon der ziens medeweten. Waarschijn lijk bevreesd voor kerkelijke reac ties stelde hij in dit voorwoord, dat het ging om zuiver hypothetische stellingen, die geen bewezen ver band met de werkelijkheid inhiel den! Copernicus ontving het eerste ge drukte exemplaar van zijn boek op zijn sterfbed op 24 mei 1543. Ver moedelijk heeft hij daarbij deze fal sificatie niet opgemerkt. De tweede editie van zijn werk verscheen onge wijzigd in 1566 in Brussel. Pas in de derde editie, verschenen in Amster dam in 1617, werd in een toelichting gewag gemaakt van de vervalsing. Op index Inmiddels was in 1616, toen de strijd over het wereldbeeld tussen ivrij denkende wetenschapsbeoefena ren en de kerk zich had toegespitst door de publicaties van Galilei, het werk op de index geplaatst. Misschien is het inderdaad aan het vervalste voorwoord te danken geweest, dat Copernicus' levenswerk algemene erkenning heeft gevonden door een brede verspreiding. Van katholieke zijde werd het aanvanke lijk niet bekritiseerd. Paus Paulus III aanvaardde het aan hem opge dragen werk zonder protest. Boven dien maakte de kerk er later dank baar gebruik van. Copernicus had zich met het oog op voorgenomen verbeteringen in de kalender zeer omstandig bezig gehouden met de waarneming en beschrijving van omlooptijden van zon en maan,het geen opgenomen werd in zijn hoofd werk. In 1582 bracht paus Gregorius XIII een kalenderhervorming tot stand, welke gebaseerd was op de astronomische tabellen van Coperni cus. Dat was bijna veertig jaar na de verschijning. Niettemin moest het boek weer 34 Jaar later op de in de komen. Al zijn tekortkomingen en de strubbelingen over zijn hoofdwerk ten spijt is Copernicus terecht als grondlegger van het moderne we reldbeeld de geschiedenis ingegaan. De aanstaande herdenkingen rond zijn persoon en werk zijn dan ook volkomen terecht: hij had de durf om de realiteit te omschrijven, zoals die voortkwam uit wetenschappelij ke observatie en overdenking, ook al was die strijdig met de opvattin gen van zijn tijd en de bevooroor deelde kerkelijke machthebbers. Niklas Koppernigk aan- J schouwde op 19 februari 1473 het levenslicht in het Poolse 1 plaatsje Torun. Hij zou zich in a zijn zeventigjarig leven ontwik- a kelen als een veelzijdig weten- schapsbeoefenaar zoals die vroeger dikwijls te vinden wa- ren maar tegenwoordig zelden of nooit doordat de wetenschap zich op elk terrein dusdanig J heeft ontplooid dat van één mens niet meer verwacht kan a worden dan de beheersing van a slechts één onderdeel. In Krakau studeerde hij wijs- begeerte en medicijnen met daarnaast de bijvakken astro- J roomie en wiskunde. In het Eu- 2 ropese wetenschappelijk cen- m trum van die dagen, het Itali- 1 aanse Bologna, wierp hij zich a vervolgens op het kerkelijk recht en op een praktische op- leiding astronomie. In die tijd waren er nog geen telescopen en moesten alle waarnemingen aan de hemel met andere meet- 2 instrumenten worden verricht. m De verfijning van die meet- B technieken was een belangrijk a onderdeel van dé toenmalige astronomie. Omstreeks de eeuwwisseling vertrok Copernicus naar Rome voor het geven van sterrekun- dige voordrachten, waarna hij zijn oude liefde opvatte door in Padua zijn medische studie voort te zetten. In Ferrara be haalde hij in 1503 de doctorsti tel in het kerkelijk recht, en van 1506 tot 1512 was hij arts in Heilsberg. De toenmalige nau we verbondenheid tussen we tenschap en kerk kwam duide lijk tot uiting in zijn benoeming tot kanunnik van het domkapit tel te Frauenburg in 1512. Die benoemiing geschiedde vooral door toedoen van zijn oom Lu cas Waczenrode, de bisschop van Ermland, die hem in zijn gehele wetenschappelijke ont wikkeling en loopbaan stimu leerde en steunde. Zijn verblijf in Frauenburg gaf hem gelegenheid, zich ge leidelijk meer teruggetrokken geheel te wijden aan astrono mische research en de ontwik keling van zijn theorieën. De laatste jaren van zijn leven versleet hij als een heremiet. Op zijn sterfbed ontving hij het eerste gedrukte exemplaar van zijn hoofdwerk, "De revo lutionibus orbium Caelestium" of "Over de omwentelingen van de hemellichamen". In deze schets wordt het sys teem van de "epicykels" sche matisch weerge geven, zoals het werd ontivikkeld door Ptolemeus en opvolgers, en zoals Copernicus dat later nodig bleek te 'hebben om zijn bijna ge heel juist kos misch stelsel in overeenstem ming te brengen met de waarge nomen hemelver schijnselen. In de gedachien- gang van Ptole meus wentelen de planeten in cir- kelbanen om de aarde maar ook nog in epicykels Zo'n epicykel is de bovenste kleine cirkel. Een planeet zou zich bevinden op de omtrek van die kleinere cirkel, b.v. op het punt PI. Terwijl het middelpunt van de epicykel (M) zich verplaatst langs de grote cir kel, de deferent, wentelt P om M. De planeet P gaat daardoor een merkwaardige lussen-baan be schrijven om het algemene cen trum van het stelsel, t middel punt van de grote cirkel, d.w.z. in de gedachtengang van Ptolemeus de aarde. In de tekening zijn zes plaatsen van de epicykels in de baan om de aarde aangegeven, nl. als El. E2, E3, E4, E5 en E6 met als mid delpunten op de deferent Ml tot M6. De plaatsen waar de planeet zich bevindt op de momenten Ml tot en met M6 zijn als sterretjes AARDE aangeduid op de plaatsen PI t/m P6. De baan, die ie planeet in middels doorloopt is als een lijn van dikke punten aangegeven. Een van de "lussen" blijkt duide lijk uit de tekening. Aantal en grootte van die lus sen hangen af van de verhouding tussen de omloopsnelheid in de epicykel en die van M in de defe rent, en bovendien van de straal van epicykel en deferent. Op deze wijze kon men vrijwel alle merk waardigheden in de planetenba nen verklaren, omdat men 8ie zo juist genoemde verhoudingen kon aanpassen aan de waargenomen "realiteit". Iwaas gooit de hele astronomie ondersteboven. Boven- ït in de Heilige Schrift, dat God de zon beval om stil te 1 niet de aarde «wetenschappelijke en op vooroordelen gebaseerde kri- wP Maarten Luther werd in woede geuit tegen het werk I van de grootste astronomen van het verleden, de bin- >1500 jaar geleden geboren Niklas Koppernigk, beroemd én onder de naam Nicolaus Copernicus, de grondlegger huidige wereldbeeld. Op vele plaatsen, vooral in zijn pland Polen, worden binnenkort herdenkingen gehou- jarin de gedurfde grootheid van zijn werk in herinnering 1 tfen gebracht. Dat werk ontnam de aarde haar centrale het heelal, die ongeveer vyftien eeuwen in ere was op grond van het werk van de Griekse astronoom j us, een fictieve centrale plaats die maar al te graag door 0^tige kerk met hand en tand verdedigd werd. iniet alleen aan kerkelijke te wijten geweest, dat Vijf eeuwen geleden vrijwel overtuigd was van die (laats van de aarde, waar- maan, planeten en tuden wentelen. Voor een •Idbeeld was een voor die welhaast onaannemelijk jsvermogen vereist, om- wereldbeelden de aarde •aderen tot een brokje in een oneindig schijnend die aarde zelf leek al .arschijnlijk uitgestrekt. >pernicus geboren werd JColumbus en de andere Zeevaarders nog van n om Amerika en overige «relden en zeeën te ont- Het leek onvoorstelbaar, jdie enorme aarde het jtt zou zijn van een heelal, ports twee bollen (zon en l enkele duizenden licht je sterren en planeten) ven. In in de klassieke oudheid 'Moude Arabische wereld wel bte denkers geweest, die op |n astronomische waarne- .gen twijfelen aan een v^laats van de aarde, maar ien waren zwak en wer- niet ernstig genomen. Tot jaar geleden berustte [beeld uitsluitend op het ontworpen was door de -ronoom Claudius Ptole- lange tijd in Alexandrië 'erkt. Kort na het begin jaartelling lanceerde hij igrijkste werk, Megale in het Arabische Amal- in hij ingewikkelde sy- ontwikkeld voor de zon- (wegingen van de "dwaal- planeten, langs het fir- lukte zelfs vrij nauwkeurig, om in dit stelsel de hemelverschijnselen te voorspellen! Naarmate de metingen nauwkeu riger werden bleek er toch wel iets aan het systeem te schorten. Er maesten steeds meer epicykels wor den ingevoerd en andere theoreti sche kunstgrepen worden toegepast om het stelsel in overeenstemming te houden met de waargenomen werkelijkheid. Het is zo gezien wel verwonderlijk, dat de gedachten van Ptolemeus circa vijftien eeuwen stand hebben kunnen houden terwijl toch zoveel hoogst onwaarschijnlijke invloeden en factoren moesten worden inge voerd om deze theorieën niet in te laten storten. Zijn stelsel werd ge leidelijk aan een bouwwerk, waar van niet alleen de muren tot het belachelijke toe waren gestut maar waarvan ook de kennelijk verrotte fundamenten met onwaarschijnlij ke hulpmiddelen moesten worden verstevigd. Nieuw gebouw He tw<as uiteindelijk Copernicus, die het aandurfde dit gebouw te slopen en er een ander voor in de plaats te zetten. Later bleek ook zijn "hemelse gebouw" gebreken te vertonen, maar het staat nog steeds overeind en naar de huidige inzich ten blijft het 'staan, zij het geres taureerd. Uitgangspunt van zijn stelsel was, dat niet de aarde een centrale plaats innam, maar de zon, waaromheen alle planeten (waarvan de aarde er één is) cirkelen, terwijl hij ook on derkende dat de maan om de aarde cirkelt. Wat er precies met de ster ren moest gebeuren was hem niet duidelijk, maar daarvoor vond hij wel vage oplossingen. Hij is niet zo ver durven gaan, dat ook die zon slechts een betrekkelijk onbedui dend sterretje zou kunnen zijn tus sen ontelbare miljarden. De grote betekenis van Coperni ous lag niet in zijn sterrekundige observaties, want hij was geen ge niaal waarnemer. Maar hij wist met vasthoudendheid deels uit de oud heid stammende (maar nimmer au serieus genomen) en nieuwe eigen denkbeelden in een goed doorwrocht stelsel samen te bundelen. ren vooral die merkwaar- eetbanen waarin van de gezien lussen voorkomen, sselende duur van de sei- ie de grootste problemen bij een geo-centrisch we- dus een stelsel waarin de middelpunt fungeert. Hij an zijn opvolgers pasten "epicykels" toe. Dat wil t de planeten niet alleen anen om de aarde zouden naar in die banen ook nog nere cirkelbaantjes om elpunt dat zich langs die el verplaatste. Enigszins is elijkbaar met een punt op van een wieltje, dat men Qtrek van een groter wiel n. Men krijgt dan inder- uit het middelpunt van wiel (dat middelpunt zou irde zijn) de indruk, dat e op de omtrek van het Pieltje een baan met lus- de aarde beschrijft. Het Afwijkingen Een goed doorwrocht stelsel dat echter niet bleek te kloppen waar het details betrof. Er traden verschillen op tussen op grond van de theorie voorspelde hemelver schijnselen en de waargenomen werkelijkheid. Had hij iets verder doorgedacht, dan zou hij een per fect wereldbeeld hebben geschapen. Nu moest ook hij zijn toevlucht me- cmen tot die merkwaardige "epicy kels" om theorie en werkelijkheid met elkaar in overeenstemming te brengen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1973 | | pagina 13