Wie is er knotsgek de 19de eeuw of wij? Musical Het kon bijna niet uitblijvenna Leo Riemens Groot Operaboek is nu dan bq Elsevier het Grote Boek voor Operette en Musical verschenen. Het boek dat vooral voor lief hebbers van operettemuziek een onmisbaar naslagwerk is, is sa mengesteld door Pred Bred- schneyder. Het woord naslag werk hoeft niemand af te schrik ken. want de alfabetisch ge- rangsschikte biografieën van componisten met de daarbij be horende inhoudsbeschrijvingen van hun werken zijn gelardeerd met weinig bekende anekdotes en informatieve achtergrondver halen. De biografische notities zijn even als de inhoudsbeschrijvin gen nogal kort gehouden, het geen de leesbaarheid van Bred- schneyders operette- en musical- boek alleen maar ten goede De lange lijst van componisten en hun belangrijkste werken wordt voorafgegaan door een historisch overzicht van beide muziekvormen, de geschiedenis van operette en musical in Ne derland en België en een chro nologisch overzicht van compo nisten, premières en opvoerin gen. Het titel- en namenregister aan het slot van dit rijk ge- illustreerde operette- en musi- calboek met zijn kleurige omslag bevat meer dan 2200 trefwoor den. zodat men gauw kan vin den wat men zoekt. Kortom een boek om zuinig mee om te sprin gen. Fred Bredschneyder. Elseviers Grote boek voor Operette en Musical. Prysgeb. f 24.50. P.R. ZATERDAG 6 JANUi Sprookjes De Russische literatuur heeft veel opmerkelijke produkten voortgebracht en ook deze sprookjes en vertellingen beho ren niet tot die, waarvan er der tien in een dozijn gaan. In het boek zijn grotendeels onbekende sprookjes en fabels bijeen ge bracht. Soms herkent men de basisgedachte voor een verhaal uit Duizend-en-één-nacht, of uit een sprookje van Grimm. Geen wonder: Rusland was (en is) het ontmoetingspunt van Azië en Europa. Het is heerlijk om te lezen hoe de mens keer- op-keer de baas is over allerlei toestanden: heksen, dierendie natuurlijk kunnen praten) en ook over de duivel, die af en toe voorzichtig om de hoek komt kijken. In het zeer rijk uitgevoerde boek komen sprookjes voor over de menselijke zwakheden, maar met humor weergegeven, zeker niet meit de bedoeling te kwet sen. Maar ook bevatten de verhalen die we nu sprookjes noemen vaak een serieuze po ging van de mensen van eeuwen terug om bepaalde situaties te kunnen verklaren. Vooral in die dagen waren er bijzonder Veel zaken waarvoor men geen ver klaring kon vinden: welnu, dan maak je die zelf. Daarom is dit sprookjesboek vooral voor de "grote mensen". Die echter op hun beurt weer kunnen voorle zen aan de kinderen. Want sprookjes zijn geen verhalen voor kinderen om zelf te lezen, die moeten worden voorgelezen. Vooral op de donkere winter avonden, met een kop warme chocolademelk is dat erg fijn. Als u gaat voorlezen vergeet dan echter niet uw kinderen de fijnzinnige illustraties van Ger hard Gossmann te laten zien. Zij zijn een bijzonder fijne aan vulling op de verhalen. Sprookjes en vertellingen uit Rusland, vertaald en bewerkt door Hans Werner. Uitgave Deltos Elsevier. PIETER TAFFIJN De dagen dat we zonder blikken of blozen oude stoomgemalen of 19- de eeuwse stations afbraken zijn ge lukkig voorbij. Helaas natuurlijk is er al veel te veel verdwenen en de schade is onherstelbaar, maar misschien wordt er nog iets door de snel aan pleitbezorgers winnen de industriële archeologie gered. En geland koestert In Birmingham "n uniek museum van antieke stoom machines, die ook inderdaad eens in de zoveel weken in werking zijn. Rudy Kousbroek heeft nog niet zo lang geleden de opwinding be schreven die zich van hem meester maakte, toen hij inderdaad die unieke schroeigeur van machinevet op •♦•aal gewaar werd. Het is na tuurlik geen toevalligheid dat we ons Juist nu zo druk gaan maken over de voortbrengselen uit de mid deleeuwen van ons technisch en in dustrieel kunnen. Er zijn gelukkig die wellustig -gedraaide art nouveau-hekken bij de ingang van menig Parijs Métro-station, niet alle locomotieven staan opgebaard in het spoorwegmuseum (alweer in Engeland worden ze regelmatig op beschutte trajekten ingezet). Die 19de eeuw is voor ons leven van nu minstens zo belangrijk als alles wat we aan de klassieke we reld of christendom ontleend menen te hebben. Vanzelfsprekend bouwde die 19de eeuw zelf voort op wat aan traditioneel denken en onder wijs in de loop van generaties was aangedragen, maar het voegde er in een nooit meer herhaalde bun deling van creativiteit en fantasie zoveel aan toe, dat we veel meer dan de helft van de eeuw die erop volgde nodig hadden om wat toen gezaaid werd te oogsten. Tot en met de storm toe. "Knotsgekke Uitvindingen van de 19de Eeuw" van de onvermoei bare samenraper Leonard de Vries geeft een verbijsterend amusante en interessante collektie van probeer sels, die heel vaak later en voor al nu, blijken voort te leven in het een of ander handig gebruiksvoor werp; helemaal dus niet zo knots gek. De verrukkelijke gravure-techniek van toen die ongeveer is verloren gegaan, is in de overvloed van il lustraties in dit boek in volle glo rie aanwezig. Dat geheimzinnig zwart sombere van deze wijze van illustreren moet bij de tijdgenoten zijn overgekomen als één lang onon derbroken avontuur. Alle mogelijk heden schenen voorhanden en me nigeen zo'n honderd Jaar geleden moet gedacht hebben dat het tijd perk van het eeuwige leven zon en verdriet aanstaande Het boek is de Nederlandse uit werking van een eerder in Enge land verschenen boek. De Vries verzamelde knipsels uit artikelen die tussen 1865 en 1900 zijn verschenen in het Nederlandse tijdschrift De Natuur, het Franse La Nature en de nog steeds besta Einde Scientific American. Hij deelde het boek in een paar grote onderwerpen: verkeer, elec- trioiteit, optica, telecommunicatie en diversen, waarin bijvoorbeeld 'n knotsgek idee van een "schrijfma chine". Bij dat instrument is de techniek van vandaag teruggekeerd naar het oeridee van toen om door een draaisysteem het gewens te schriftteken voor het papier te krijgen; alleen de cylinder werd in de IBM-versie een bolletje. Het idee voor "een 300 meter hoge toren", beschreven in De Natuur van 1885 kwam spoedig tot uitvoering; het werd de Eiffeltoren. En wat te zeg gen van de "spreekmachine" van over welke toepassingen de uitvin der in 1888 opmerkt: "wanneer een geliefde aria gezongen is, wordt zij door het toestel teruggegeven en be waard. Door in een omgekeerde zin te draaien, zal men ook een geheel andere aria kunnen voortbrengen". Griezelige grappen zijn te ver wachten in de eeuw dat Poe zijn fantasieën schreef en Jack the Rip per rondwaarde in Londen. De Vries drukt af "het langs elektri sche weg met een metaallaag be dekken van een dood kindje". Een dr. Varlot uit Parijs was daarmee in 1890 bezig. De Scientific Ameri can schrijft beeldend: wordt geleidend gemaakt do sbuiMng van zilvernitraa uit het zilver wordt vrl door het geheel onder een ge gleizen klok bloot te st de dampen van witte zwavelkoojstof. In een bad met kopersulfaat wordt lijk bedekt met een laag kop 1 millimeter dikte. Het rei glanzend rood koper is fraai en duurzaam", mensen toch, die 19-de sollen met kinderlijkjes, lan n dat we van Dow Chemical^ dat het met napalm ging- HAN "Knotsgekke uitvindingei w 19de eeuw" door Leonard (uitgave De Haan-Bussum). n Niet lief Een helemaal onbezorgd plaat jesboek is "Ons lieve leven" niet. Honderden Nederlandse krantefo to's, vrucht van een eeuw foto Jour nalistiek zijn in overvloed bijeen gebracht. Het treurige is dat in die honderd Jaar de mens even dom, wreed en onverdraagzaam is ge bleven. Persjournalisten zijn mee geëvolueerd en laten izch niet meer door een parmantige ki-ka- kolonel met beenkappen wegja gen, als hare majesteit (Wilhelmi- na toen nog) de legermanoeuvres in de bosjes van Poot of zo kwam gadeslaan. De Duitsers zetten het trouwens een paar jaartjes later evenmin op een lopen voor onze kwatta-officiertjes. De persfotografie had niet al leen een ver ontwikkelde techniek nodig om te worden tot de onver- bid dellij ke pottekijker van nu. De televisie maakte ons kijkbewust. Foto's kwamen groter in de krant en gingen him eigen verhaal ver tellen. Pas laat in de vijftiger Ja ren begon het voor te komen dat geschreven berichten moesten plaatsmaken voor de foto. De emancipatie van de persfotograaf naderde zijn voltooiing. Het objekt van de lens verander de niet zoveel. Een foto uit 1918 toont het vervoer per bakfiets van één van de duizenden lijken van slachtoffers van de Spaanse griep, „windvlaag des doods," die één pro cent van de wereldbevolking velde in 1961. Toen zaten al dde Stap horster polio-patiëntjes onwe tend van het blinkende invalidewa gentje dat hen wachtte nog vei lig en wel in het wat zondige in- jekties vrije moederlichaam. HAN MULDER "Ons Lieve Leven", 100 jaar Ne derlandse krantefoto's. (Uitg. L. J. Veen/Foton bij het 40-jarig be staan van de Nederlandse vereni ging van Fotojournalisten). Auto' s en sex en Nederlands neutraliteit niet er kende. Anti-biotica ontbraken, evenals een anti-serum. Die waren er in maart 1971 wel tegen polio, maar „Ons lieve leven" geeft op bladzijde 173 een foto van polio- stakkerdjes achter ziekenhuisglas, kinderen van de in noord-oost Ne derland nestelende stam der Stap- horsters. Geen tam-tam, wel klok gelui. Voor het ziekenhuisglas staan de moeders. Erachter is een leuk patiëntje met lang blond haar zichtbaar. Zie de boerinnekes met hun dieper-dan-zwarte rokken, 't Meisje gaat later in een wagentje naar de kerk en ze zal staande in het middenpad opnieuw horen van de zwarte dominee dat „inenting zonde is". Een bladzijde eerder staat Phil Bloom. Gelukkig maar. Dit spotgoedkope boek (een tien tje, met CRM-steun, na begin Ja nuari kost het zeven gulden meer) moet iedereen kopen. Dominee Dorsman uit Staphorst zeker, want op bladzij 164 staat hij ook nog eens oog in oog met gemeentelid Maarte Schoenmaker. Zij werd op een mestkar rondgereden, omdat ze in verwachting bleek van haar aan staande man. Nederland was weer eens in het wereldnieuws. En toen moesten Open het Dorp, de Provo's, Claus, Cruijff en Wiegel nog komen. De matrozen die in 1970 het huza renstukje van de Amsterdamse pooiers herhaalden en het vrede lievende hippie-leger met riemen te lijf gingen, moesten nog zorgen dat ze er (ook) bijkwamen. Maarte Schoenmaker? Dat was Harold Robbins staat te boek als de schrijver van „bestsellers". Er zijn cijferaars, die hebben uitge rekend, dat er op elk moment van de dag wel ergens ter wereld een kassa rinkelt voor een boek van hem. Begrijpelijk voor hen, die vroegere romans van hem zoals „De erfgenamen" en „De avontu riers" hebben gelezen. Geen adembenemend proza, maar heel direct geschreven verhalen met een overmaat aan actie, avontuur en wat ontspannend lezen nog meer kan veraangenamen. Maar dat alles toch steeds in een duidelijk geprojecteerd tijdsbeeld. Met de tekening van een décor, vaak boeiend in zijn veelzijdigheid en veelomvattendheid. Met dat voor ogen is zijn Jongste boek „De giganten" een teleurstel ling. Als achtergrond heeft Harold Robbins daarvoor de gigantische Amerikaanse autoindustrie gekozen. Merkwaardig eigenlijk, want nog niet zo lang geleden nam een an dere veelgelezen Amerikaanse au teur (Arthur Hailey met „Wie len") hetzelfde onderwerp bij de kop. Natuurlijk dringt zich dan een vergelijking op. Die geheel ten gun ste van Hailey uitvalt. Deze heeft de autoindustrie als duidelijk uit gangspunt. Hij geeft een fascine rende schildering van de tirannie van de lopende band en alle exces sen, die daaraan kunnen ontsprui ten. De mens is maar een klein radertje in die allesverslindende machinerie. Hoe anders gaat Robbins te werk. Hij wil doen geloven, dat zijn hoofdpersonen bezeten zijn van het maken van auto's. Maar hij maakt het nauwelijks waar. We kunnen ons niet onttrekken aan het gevoel, dat zij precies hetzelfde zouden hebben gehandeld als ze toevallig grof geld hadden kunnen verdienen met 't produceren van vogelkooit jes. Bovendien: Robbins beroert de autoindustrie nauwelijks. Het gaat slechts om een klein top laagje van één firma. Eén familie, die toevallig wat met auto's te ma ken heeft. Waarbij dan de racerij er met de haren bij is gesleept om dat die veel opwindender is. Spec taculairder. En die racerij is ook veel stimu- lerender voor het echte hoofdmo tief van Robbins roman: het sek suele leven van zijn helden en an ti-helden. Want wat in zijn vorige boeken bijzaak was is nu hoofdzaak geworden: de bedgymnastiek. Het lijkt wel of geen man een vrouw kan tegenkomen zonder haar mee tussen de lakens te moeten nemen. En als hij dat toevallig niet doet, nou dan heeft Robbins meteen de conclusie bij de hand: hij is homo seksueel. Maar met al dat seksuele over werk blijft er voor Robbins nauwe lijks meer gelgenheid over wat aan het verhaal te doen. Hier en daar een intrigetje, wat moeilijkheden tussen vader en zoon en later tus sen grootvader en kleinzoon en dan is het wel bekeken. Neen, bijster geboeid zijn we niet door deze gi ganten. Integendeel. KOOS POST Geliefde Gedichten Geliefde Gedichten, die iedereen kent maar niet kan vinden. Gekozen door Wim Zaal. De Arbeiderspers, Amsterdam. Geliefde gedichten Ja was het maar waar. „Die iedereen kent maar niet kan vinden" zullen we het maar niet omdraaien? Die niemand kent maar gemakkelijk kan vinden? Ik geloof dat er lelijk de klad in zit, in dat kennen van gedichten. Hoort u nog weieens iemand een re gel citeren? Ik niet en nou zit nog wel in een kring van lieden enfin. Net zomin als Je ooit nog iemand op straat een deuntje hoort fluiten. De moderne poëzie nooh de moderne muziekjes schijnen reproducabel te zijn. Maar laat ik niet honen inplaats van samensteller Wim Zaal dankbaar te zijn omdat hij in zijn loffelijk optimisme een poging onderno|l heeft lezers met hun neuzen te ken op een verschijnsel in de sa 1 leving dat op zijn minst even ta U verdrukt is. Nu valt er op die niet dat aan te merken. Maar a een kwestie is van die (door mi in twijfel getrokken) populi dan had ik er de volgende exe ren nog aan toe gevoegd Wat dat de wereld is/Dat al te wis/(God betert) door 't zoeken. (Bredero). Wat zong het vrolijk vogelkiji in de boomgaard zat? (Vondel), f' Geduld is zulk een schone (Van Alphen). Ik weet niet waar ik stervefv (Multatuli). Ik ben in eenzaamheid niet alleen (Van Deyssel). Zwak-burgerlijk en laf-lief 1 Bussum (Kloos). Ik ging naar Bommel om de^ te zien (Nijhoff) Hier ligt Van Lier, tot schrijf' booze kinderen (Van Lier). En waarom, dit is heus mijn klacht, is bij het vers van F« van Eeden op J. J. L. ten Katt volgend heerlijk refrein onder gevallen? Loof den Heer met snarenspel.^ Voor Ten Kate J. J. L. Om geen verwarringen te 'f ontstaan, moet ik vermelden c 1 een bloemlezing van gelijke stre is verschenen,samengesteld Cees Budddngh bij Bert Bakker" Haag, dat ik helaas niet onttff? heb daarom geen oordeel. CLARA EG(

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1973 | | pagina 14