leiit De eerste man ter wereld met een neuzen- snuit- kamer naast de w.c IPAG 6 JANUARI 1973 op. De politie zei: meneer, ziet u niet wat daar aankomt, heeft u geen respect voor de dood? Ik zeg: mag ik mijn vader voorgaan of niet? Dat is wat ik bedoel: Je mag je eigen vader niet meer in de grond stoppen, dót is onze maat schappij." „Maar dat ik op het bed waar Le nin in is gebaren en gestorven, schaak heb gespeeld met een man die nooit communist Is geweest maar toch de Lenin-orde kreeg, dat vind ik prachtig." „Alice zegt vaak: Hein, jij denkt dat alles maar kan. Ik zeg: Ja vrouwtje, ik denkt dat alles kan". „Is het niet verschrikkelijk dat we Heer tegen elkaar zeggen? En dan dat geschrijf over die groetplicht. Verbeeld Je dat er een plicht komt dat we elkaar niet meer mogen groeten. Ik was maar sergeant-ma joor in het Amerikaanse leger, maar ik heb nooit iemand opge schreven. Van hoog tot laag, altijd maakte ik iedereen attent ergens op. Ik heb van langharige jongens, anti-militairisten, beroepsofficieren gemaakt door te zeggen: wees blij dat Je mag groeten. Stel Je voor dat we elkaar straks niet meer goeiedag mogen zeggen. Ik ging eens een keer de kazerne uit, in Bremerhaven. Van links komt een generaal, van rechts ook. Groet plicht bestond alleen binnen de ka zerne. Amerika is altijd een eeuw vooruit. Al veertig Jaar geleden schaften ze daar de vijfde, vierde en derde klas af in treinen en bios copen. Maar ik vind het leuk om hallo te zeggen. Maar goed: die twee generaals salueerden en ik word opgeschreven door de mare chaussee. Ik zeg: waarom schrijven Jullie mij op? Daar komt nooit een rechts zaak van, want zeg ik: wie had ik nou 't eerst moeten groeten, gaat rechts voor, of links?" „Die formule waar ik naar zoek. De mensen zoeken naar ijskastJes, stof- zuigertjes, bordenwasmachines, au tootjes. huizen zijn we nog niet aan toe, de mensen moeten t met kooi tjes doen. 't Wordt steeds meer kooi. Maar menselijk, nee." (Tegen de bandrecorder: „Loopt dat ding? Kan me niet schelen ook: we maken er een gezellige dag van.") Hein, opnieuw: „Als ik zeg dat tachtig procent van mijn familie niet deugt, dan nemen ze me dat hoogst kwalijk, maar ze vergeten dat twintig procent wèl deugt." „Ik word door de belasting geschat als een prostituée, want ik vul geen beroep en geen inkomen in. Ze schatten me hoger dan ik rijk ben en daarom krijg ik deurwaarders aan de deur. Deurwaarders die hun dwangbevelen op mijn bevel in en- veloppes doen, zoals het Intellectue le postbodes betaamt ha ha ha. Waar leeft Hein van willen de mensen weten. Ik zeg ze dit: Hein gebruikt z'n buustjes, die geen buustjes zijn, tot hij geen buustjes meer heeft. Op is op! Als een mus de wormpjes naast zich heeft lig gen, dan zou hij wel gek zijn om wormpjes te gaan vangen en de wormpjes naast zich te laten ver rotten. Maar Hein is nog gekker die geeft de wormpjes die hij naast zich heeft liggen nog weg ook. Ik ken wel vrouwen, mensen, die voor dikke buustjes doorgaan en op het laatst moeten gaan opvullen om te blijven wie ze waren. Ik niet. ik ga gewoon ten onder, 't GAK, de poli tie zeggen: u werkt toch in Neder land? Ik zeg: nee. Maar waar leeft u dan van? Ik zeg: ik maak 't op. Ik ben in wezen arm. omdat de mensen niet begrijpen dat ik voor iets geestelijks werk, dat mij rijk dom geeft. Maar Alice, mijn vrouw, gaat hier net zo makkelijk weg, weg uit dit huis. Zij zegt niet: ik wil houden wat ik heb. Dat is méér waard dan een verzekering. Alice, een vrouw zonder cosmetica." Hein: „ik geloof niet in een god, maar wel in een natuurlijk even wicht. AUes zal reg kom. Nergens, in de hele bijbel niet. staat dat we u tegen elkaar moeten zeggen. La ten we er daarom met z'n allen een gezellige boel van maken. Begrijp Je wat ik bedoel?" U was gewaarschuwd: 't zou hakke- takkerig worden. Nergens, in de hele bijbel niet, staat dat we u tegen elkaar moeten zeggen Le geen ouwe koeien uit de sloot halen, zelfs geen Zwit- RVe nemen u gewoon mee naar het Brabantse Helmond, bek bij „gekke Heintje". Henri Louis Fentener van Vlis- r Hein. ie toch geheugenopfrissertje nodig heeft: we hebben het sschien wel de meest verguisde en vereerde Nederlan- overigens geen Nederlander is. Over de in Aarle-Rixel uit Zwitserland gesmeten Amerikaan, schathemeltje- themien Heintje 't zwarte schaap van een zeer bekende, hem gênerende fabrikantenfamilie, taal over Hein is niet te schrijven; we zullen het dan probreren. Een boek misschien. Daar is hij zélf mee be- jaren. De titel is er in ieder geval: Tussen Soestdijk en Hein: „Als ik het haal, komt het uit". De uitgeverij ,„De Bij" helpt het hem hopen. Een voorschot betaalden ze aren terug. 1 jaar nu. is: een kasteel, ïdgoed: uitgestrekt. ouw: sophisticated mooi. Alice heet ze. ideren: tenminste 10. K>dschap voor 1973, exclusief voor onze lezers: bloed- 11 Hein: „Lieve mensen laten we er dondeju met z'n allen ellige boel van maken. Het leven is toch al zo kort. i rest volstaan we met flarden uit ons op de band opge- nogal uit de hand gelopen gesprek, dat we in en om d met hem hadden. •band zal men er niet tussen ontdekken. Misschien ook ien geen politie texort, isen. Daarom ben ik naar ilijl in Helmond gegaan en ik en d: hierbij verklaar ik mij- jolitieagent van Helmond t binnenkort met de eerste bij Jullie binnenstappen. Iik een ambtenaar in een zitten, die geen rupsen- ipt zoals in de crisistijd erkverschaffing, maar le- - t uitzaagt voor z'n open tje. Ik zeg: u bent onder lm eruit. Ik zeg: méé, t nog een borrel drinken." kleed hier; waarom zou >en pers van tien mille Dit heeft me 500 ge- mt uit Bangkok. Een wit- ha ha." ton Hermans? Het heeft ier Jaar geduurd vóór ik ocht zeggen, tegen z'n t vind ik een tekortko- Toon begrijp Je. Hij was luriijk, dat is hij nu nóg. een keer, een Jaar of n, aan de Hilton-bar in i. Ineens krijg ik een ge- ap op mijn schouder. Dag zeg: dag Toon. t Heeft uur geduurd, Toon en de bar, alle mensen en Toon zei: Hein donde- Jaren moeten werken als mieter om erkenning te clown en met deze er- s clown probeer ik rijk te laar jij..., jij bént een der erkenning en als Je erdorie oppast word Je zijn de woorden van mans. En toen Charlie wie ik mijn vrouw iesteld, toen Alice aan waarom heeft u zo- ren Charlie Chaplin, toen taak van een man eer dan zoveel kinderen vrouw wil, niet meer uder. Dat zijn de hlstori- den van Charlie Chaplin laak ik niet meer open. heb ik nog nooit uitge- telefoon neem ik alleen 'P. Ik weet toevallig dat (g maandag is, omdat het »m drie uur sloot in Hel- andere dagen om vier leb eens midden in de Wrgemeester van Eirndho- ,Jjieve mensen, laten we er dondeju met z'n allen een gezellige boel van maken. Het leven is toch al zo kort. maar begrijp me goed daar is heel het Nederlandse volk nog niet rijp voor om dót te begrijpen, als mijn kind door een auto-ongeluk zou ko men te overlijden en ik had niets te vreten, dan zou ik m'n eigen kind opeten, in plaats van een kip die geen kip kwaad doet te doden, maar begrijp me goed, dit begrijpen de mensen niet. Nog niet." Zijn vader „Mijn vader begreep me eerst ook niet. Tot hij een keer zei: Hein, ik wist dat jij iets trotseerde dat ik niet aan heb gekimd, maar Hein, zorg jij ervoor dat geen zwart Jas me aanraakt als ik dood ben. En toen het zover was, stond daar die hele Amsterdamse begrafenismaat schappij werkeloos. Met him han den over elkaar toe te kijken hoe ik vader in de kist legde. Ja, ik heb ze wel betaald hoor, maar het werk deed ik. In Westerveld liep ik voor- k ben de eerste man ter ie naast z'n wc een neu- kamer heeft gebouwd, t plasje ruikt niet, het )el, maar als er een vent eteren en iedereen zegt: wat ben je toch verkou- mijn kinderen aansteekt, atsji, hatsji, dan zijn we illemaal beroerd en daar- fe: Jan ga even naar m'n mitkamer en hatsji daar I hè. een neuzensnuitka- uj*er eens iets anders dan zonkamer". ven uit z'n bed gebeld, ik zeg: mon chèr Witte, waarom kan ik geen taxi krijgen? We hebben een lang gesprek gehad, lang. De volgende ochtend héb ik hem rozen gestuurd. Op het kaartje stond: menselijk be mind, maar helaas nog steeds feo daal benoemd. Luns heeft me staatsgevaarlijk genoemd. Gooi die vent eruit heeft hij gebruld. En waarom? Omdat ik naar een simpe le formule zoek, een formule om de maatschappij gezelliger te maken? Daar op die tafel staan rose rozen, gisteravond gekregen van de CPN, maar communist ben ik niet. Ik voel links, maar ik denk rechts. Mijn priesterschap staat boven de partijen. Ik had al lang wethouder van Eindhoven kunnen zijn, als ik Nederlander was. Maar wat is wet houder? Wat me wel hindert is dat ik me op de publieke tribune van de raadszaal koest moet houden, omdat ik me anders bemoei met de binnenlandse politiek van een vreemde mogendheid ha ha ha. Staatsgevaarlijk? Omdat ik van mensen hou. Omdat m'n huis 24 uur per dag vol zit met vogels van zeer uiteenlopende pluimage maoïs ten, Senegalezen, ontvluchte gevan genen, psychopaten, politie, onge huwde moeders, woonwagenbewo ners, bankdirecteuren, deurwaar ders en onderwereld. Omdat ik èn pater van K lisdonk èn Rod MoKuen ken? Of om mijn boek ha ha?" Verwaand „Wij mensen zijn zo vreselijk ver waand geworden dat een ambacht geen ambacht meer mag zijn. Lager technisch... ik kwam iemand tegen die lager technisch was. Ik zeg: jij bent lager... kijk, dat is wat ik bedoel, wij zijn helemaal gek ge worden. 't Naaistertje wordt modi- nette, de hoer wordt barjuffrouw, de bankdirecteur heeft een man chesterpak aan. Dót zijn we aan het doen en dan zeg ik: lieve men sen pas op. Pas op... Dan zeg ik dat het me niet interesseert of ik hier woon of meneer Pietersen. Als de musjes niet tevreden zijn met hun nestjes, bouwen ze andere nestjes. Maar als wij andere nestjes willen, dan kunnen we ze niet bouwen. En wij zijn ontevreden. Heus." „M'n moeder heeft zelfmoord ge pleegd in Zwitserland, om mijn zaak. Zoals ze een Journalist van De Waarheid vroeg: waarom moet m'n zoon altijd in de krant als multi-miljonair? Mevrouw, gelooft u mij, zei die Journalist, wij zijn mis schien rechtser dan een Journalist van De Telegraaf, maar een miljo nair blijft ook voor ons interessan ter dan een arme sodemieter, want Juist communisten willen graag zien dat een man met poen nog moei lijkheden heeft." „Of ik miljonair ben? Jamaar, Ja maar, Jamaar, ik heb altijd de pest gehad aan rekensommetjes, op school al. Ik weet neit wat ik heb. Ik teer in, dót in ieder geval. Als ze tegen me zeggen: Hein, waar leef JIJ van? Dan zeg ik: van de zon. Niet van m'n eigen kippetjes, maar van de kippetjes die de mensen mij verkopen. Ik zou nog liever dood gaan van de honger, ik ben expert op alle wapens, maar ik heb nog nooit gejaagd, zelfs op ratten niet, ik ben expert op de revolver, op de heup zelfs, maar ik schiet m'n ei gen kippetjes niet dood om ze op te vreten. Ik heb wel eens gezegd,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1973 | | pagina 13