Het congres danst MILIEUTEKENING w lANT>AG 28 AUGUSTUS 1972 Thomas Bus W erelddansprogramvma de rand van een eindeloze nsvloer, waarop de congnessis iwdjgiend en in dichte rijen en weer golfden teneinde Zuidamerikaaiis onder de te krijgen, porde de heer rel Wensink ons met een alende glimlach in de zij. ïnsink was zijn vader, zijn lotvader en zijn overgrootva- opgevolgd als de dansende ecteur van het befaamde Arn- dansinstituut Wensink iaig dansleraren overigens die a vader niet opvolgen en idjs ons ais een autoriteit aan- die wel zou kunnen dui- lijk maken waarom de dansle- van 1972 zijn dagen ook beetje als sociaal werker flanst. lila", knikte de leider van Ne- lands oudste dansschool, nsmeester is daarom zo'n fijn p omdat wij meewerken de levensvreugde van de 3l|ns. Ook ik ben nu aan be rden les gaan geven. Mijn 1ste leerling is 84. Maar Juist die categorie is beweging zo ingrijk. De slogan is: matig regelmatig. ir noemt u me nou eens een rt die Je tot de 85ste samen it doen. Natuurlijk: het dan- Omdat je op de vloer je n niet hoeft op te tillen, ie een een beetje labiel is - dt de ander hem overeind, kan toch nergens, ook bij Jassies llllllllllllllllllllllllllllillllllllllllllllllllillllllllllllllllllllllllllll ■icket niet. Ik leer oma ook mungo's walk, een lekker lansje, aangepast natuurlijk, kan ze ermee voor de dag of niet? Voila. En opa is de kanariefökvereiiiging opa kan op de feesta- met zijn kleindochter beat Opa hoort er nog bij", dansmeester van 1972 komt tot het volk zelf alweer gesloten huis van traditie en 1 dat zijn deuren heeft open- t, zodat ook opa en oma de mungo's walk kun- Nederland telt 400 jtide dansleraren en 180 dans- u tuten. De toeloop was tot ir geleden snel dalende heus geen toeval dat de tule- en corsage-lucht het gifgas - van hiet verleden de zalen verdreven werd en dansschoolwezen uit lehoud bij de polonaise van tijd aanhaakte, danscentrum van nu is er richtingaan wi J zers de algemene smaak en de ïzuohten van de modever- nselen oplettend volgt. De te verkoopstuntjes zijn te- de meest typerendehet a dat, geheel in de geest de Jeugdcultuur als levens- "jong maakt" en het "dans it" als slim lokkertje op de trim-markt. Met de scholen in Nederland gaat ïd. De enkele iabere gezichten die men in -d lem zag golden slechts de lange lesuren die het congres dagelijks voor zijn herhalingsoe feningen op de dansvloer moest doorbrengen. Maar laten we nu putten uit een lang gesprek dat we hadden met de twee voormannen van de Ne derlandse Bond van Dansleraren, de Haagse secretaris en oud- profdansen-kampioen Jan Molin en de 69-jarige voozitter Tho mas Bus, een kleine Groninger met het ^onopvallende uiterlijk van een dorpsonderwijzer geen Nederlander echter die de zaak van de Weense wals en de slow fox al zolang zo hartstoch telijk is toegedaan. De heer Bus, die toen het congres nog niet danste zijn leden kon meedelen dat de scholen vorig Jaar door 275.000 cursisten bezocht waren en dat de dans 44 maal ge noemd werd in de bijbel, bezit thuis meer dan 900 boeken die over het dansein bandelen; een wereldrecord. Molin: "Het zijn natuurlijk niet alleen de ouderen die nu komen. De meesten blijven meisjes en jongens van onder de twintig. Wat wij nu de laatste Jaren als leraren proberen is het aftasten van hun wensen. Dan is dit het typerende verschijnsel: -we doen natuurlijk ook de moderne dan sen, ze vinden het de eerste ke ren leuk, maar na vier keer zeg gen ze toch: laten we d'e Engelse wals doen". Bus: "Hetzelfde geldt voor de tango. Die is op het ogenblik in Amerika enorm populair. De grote rage op de colleges. Zolang zijn blijven we de de weken geleden congresseerden de professionele beentjes dag ln dag uit van de vloer de Nederlandse dans leraren, het glamour-gilde dat de laatste twee jaar zoveel aan klantenbinding is gaan doen dat het nu ook al hoogbejaarden ten dans leidt. De stille revolutie van de balzaal is er een die jong en oud en de eigen beurs ter wille wil zijn. Op het Arn hemse congres hoorde men eindelijk iets meer over het nieuwe leven van het vaderlandse dansinstituut, een woordje dat et telijke leraren al niet meer over de lippen wil komen. Het is daarom maar danscentrum geworden: Zo klinkt het tenminste ook al wat minder conservatief dan het ooit geweest is in de jaren dat aan de ene wand de jongens in zondagse pakken en zeeplucht zaten en aan de overkant de meisjes in doodse stilte en nog meer zeeplucht. Die herinnering staat terwijl Malando speelt mee vooraan in de beeldengalerij van het jeugdsentiment. „Tegenwoordig zijn er al meisjes die gewoon de jongens pakken. We passen ons gezellig bij de nieuwe tijd aan", zeiden in Arn hem de dansleraren, de mannen die tussen alle exercities op de instructievloer door toch ook wel duidelijk wilden maken dat zij het Nederlandse volk wat meer te bieden hebben dan het quick-quiCk-slow-ritme. klassieke dansen houden. We kunnen er niet zonder". We praten over de tango en zijn image van kaarslicht en smo kings, de stervlsdans van de high society. Een voorbeeldje dat bewijst dat het. nieuwe gezicht van de dansscholen nog lang niet altijd even goed overkomt. Molin: "Dat kan wel zijn. Maar de tango is natuurlijk nog altijd een van de meest romantische dansen. Het gebeurt nog vaak genoeg dat de tango in gedempt licht wordt gedanst. Maar ver der: bij mij dansen ze hem evengoed in vrijetijdskleding" Bus: "Weet u waarom de tango vroeger in het donker werd ge danst? De mensen waren slecht in de tango. Hoe minder Licht hoe meer courage, hoe eerder ze op de vloer durfden". Molin: "Alle klassieke dansen blijven populair. Ook bij de jeugd. Weet u wat het is: de jongelui vinden het wel leuk om een half uur tegenover elkaar te staan, maar daarna willen ze el kaar toch ook wel eens vast houden". We wezen de beide heren op het als een orkaan om zich heen grijpende verschijnsel van de bar-danoings. Ooit iemand daar klassiek zien dansen, heet zoiets niet seksueel schuifelen? Molin: „Het schuifelen, wat Je daar ziet gebeuren, is een gevolg van de muziek, die meestal lang zaam is, en van het gebrek aan ruimte. We zien het niet meer als een probleem. Het typerende in mijn eigen centrum is alweer: zaterdagavond gaan ze naar Scheveningen om, zeg maar, po pulair te dansen, zondagavond komen ze naar mij om gewoon te tiansen. Maar ons programma is er nu ook op gericht hoor: Om iin de bar-dancing te kunnen schuifelen". Bus: "Er is geen dans, er kan geen ritme komen, of hij zit in ons werelddansprogramma. Het is tegenwoordig mogelijk om, als u het insigne heeft gehaald, over al in de wereld een partner te vinden. Onze speldjes gaan de hele wereld over. Het enige land waar ik niet zeker van ben is China. Maar ik heb pas bijv. weer een lading speldjes naar IJsland gestuurd. Een klein land, ik bedoel maar". De heer Bus had in zijn ope ningstoespraak tot het congres opgemerkt dat de dansleraren niet alleen een commercieel maar ook een ideëel doel dien den. De dansleraar nog steeds als pedagoog en etikette-profeet? Bus: "We zijn er niet alleen om dansen te leren. Wat we ook willen is het begeleiden van de omgang tussen jonge mensen. De ebikebte-dictaten van vroeger kunt u nu natuurlijk wel verge ten. Ook wij houden ons nu aan de menselijker omgangsvormen die er zijn gekomen. Maar het blijft wel onze taak de Jonge mensen te helpen. Als u bij ons voor het eerst die Jongens ziet komen staat u te kijken. On danks de driestheid op straat is er ineens een grote stunteligheid. Daarom zetten we heel an dere dan vroeger de meisjes en jongens kris kras door elkaar heen. Eén ding blijft dan wel voorop staan: het is geen schan de dat men wat correct is". Molin: "De verschillen tussen de dansschool van nu en die van 15 jaar geleden zijn in alle opzich ten enorm groot. Alles is veel gezelliger geworden. De etikette is lang niet meer zo. streng voor geschreven. Een meisje in een lange broek, dat mag overal. Een Jongen zonder stropdas? Natuurlijk. Het heeft voor ons geen enkele zin om de mode te verbieden. De dansschool is een dans- en ontmoetingscentrum ge worden. Overal zijn elke week discoavonden, in de meeste scho len vind je nu ook al een bar met vergunning". Zo is de Nederlandse dansschool zijn populadre klantenservice gaan bedrijven: wat 15 Jaar ge leden nog een bolwerk was van de standsverschillen en de Amy Groskamp-terreur wil nu alles en iedereen ten dienste zijn, stropdas of niet. Een verplicht nummer natuurlijk. Anders was een conservatief instituut zelf als een muurbloempje van verleden aan de kant blijven zit ten. Maar de sociaal vaak aantrekke lijke koerswijziging (Molin bijv. zet zich nu in voor alleenstaande bejaarden) is er een waan het voor velen nog duister raden is. Aan de buitenkant van het fdanscentrum met zijn pilsjes zijn discoavondjes is nog m weinig van het nieuwe leven te Advertenties tonen nog lieden in avond kleding, de smaakmakertjes van een vorige eeuw. Bus: "Ik heb dat vier Jaar gele den ook allemaal zelf gemerkt. Ik heb op het congres van toen ge zegd de mensen weten nog steeds niet wat er aan de hand is, ze kijken ons voor ouderwets aan. Wat u over die advertenties zegt hoorde ik twee Jaar geleden ook van iemand. Ik heb de mij ne meteen veranderd". Molin: "Het is eigenlijk ook in derdaad zo: intern hebben we te weinig aan public relations ge daan. Het image van de ouder wetse vent met de witte hand schoenen is blijven hangen. Heel jammer". Is er na alle veranderingen ook reden tot teleurstelling over de eertijds zo bevredigende inkom sten, informeerden wij nog. De heer Molin, die voor 13 lessen en 10 oefenlessen f 80 berekent, glimlachte breed. "Als Je een goede dansleraar bent dan is er een hele goede boterham te ver dienen", beaamde hij. Op de dansvloer golfde het con gres nog steeds in diepe concen tratie heen en weer teneinde een nieuwe variant van de rumba in de heupen te krijgen. Sommige congressisten hadden hun vrouw meegebracht, de meesten een as sistente. Enkelen, die zonder partner waren, da-aaiden in ein deloze cirkels geheel alleen rond. "Is het geen prachtig vak", zei de Arnhemse maitre Wensink terwijl hij zijn Jasje uittrok en zich het zweet van het hoofd veegde. "U moet zich er maar niet aan storen dat wij geen smoking dragen. Dat is ons werkplunje. Op ons congTes dra gen we daarom iets anders. En morgen hebben we ons heerlijke avondje in kasteel Doornenburg. Fijn onder elkaar, kaarslicht, een koud buffet, bediening in middeleeuws kostuum, de op haalbrug omhoog, van alles het beste van het beste, borreltjes, een strijkje en natuurlijk ook heerlijk wat dansen samen". Zo danste het congres voort tot in de kleinsbe uurtjes. Overdag volgden de instructiebijeenkom sten, waarop een groot gezel schap zwijgend en tot in den treure heen en weer zwierde el kaar achter elkaar op. "We tan ken weer bij", glimlachte de lieer Carel Wensink, "wat u nu ziet dat is de bron waaraan wij ons moeten laven om ons heer lijke werk te kunnen blijven doen". Boudewijn van Houten. Zoveel lol. De Arbeiderspers. Amsterdam. "Bezinning is funest" schrijft de auteur op de eerste pagina van dit verslag van zijn corpsleven in de universiteitsstad Maasdam,, die mi. Utrecht is. Dit laat hij zijn hoofdpersoon. Egbert Nees, een ogenblik denken als deze onder de handen van de corps- kapper tot groen geschoren wordt. Gelukkig is deze overwe ging op dat gegeven ogenblik wel want andere zou het boek niet tot stand gekomen zijn en dat ware Jammer. De bezinning zal later evenwel met volle kracht terugkeren en deze Eg- bert laten omkeren op zijn dwaalweg. Op een manier die zowel zakelijk als onderhoudend is doet Boudewijn van Houten uit de doeken wat iemand die "aankomt" en lid van het stu dentencorps wil zijn, allemaal door moet maken om die geluk zalige toestand te bereiken. Blijkbaar heeft er tot voor kort een soort code v heid bestaan over de rithen van de ontgroening want er is nooit veel over naar buiten uitgelekt, althans niet. op deze wijze. Dit verslag is daarom interessant ge worden omdat de schrijver zich niet een slachtoffer als hoofdfi guur heeft gekozen dooh inte gendeel iemand die zich met vlag en wimpel de speciale men taliteit van de corpsstudent ei gen had kunnen maken als hij over iets minder natuurlijke in telligentie beschikt had en iets minder neiging tot zelfonderzoek bezeten had. Want deze Egbert Nees begint als een snob van de bovenste plank die, hoewel zeil rijk noch van goede familie, niets liever wenst dan zich aan te Sluiten bij hen die van ge boorte zowel het een ais het an der of althans een van beide zijn. Hij stelt zich via deze te maken connecties een carrière in de diplomatie voor. Om dit alles te bereiken heeft hij het er voor over zich de voorgeschreven ver nederingen te laten welgevallen. En niet alleen dat. HIJ stemt in den beginne van harte in met alle gesar, besmeur en gekwel dat hij sportlef en met manne- moed doorstaat. Want een corps lid te zijn met bovendien goede relaties, opgenomen te worden in kringen waar hij eerst geen toe gang had, lijkt hem de enige weg naar een succesrijk leven. Maar op de duur het stu dentzijn van Nees duurt maar een Jaar begint hij de voos heid te doorzien. Hij ontdekt de kinderachtigheid de onvolwas senheid van deze levensvorm en vooral de onwaarachtigheid van de z.g. lol. Een drama met een vrouw brengt hem dat nog dui delijker aan zijn verstand. Wat tendentieus is dit verslag na tuurlijk wel. Het is wat eenzij- lig, want het moet mogelijk, zijn het leven aan een universiteit, zelfs dat van laten we zeggen een jaar of tien geleden, van een andere kant te bekijken. Dit neemt evenwel niet weg dat dit llllllllllillllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll LITERAIRE KRONIEK EGGINK iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii' boek als milieutekening met ver stand en onderhoudend is neer gezet en zijn goede kwaliteit vooral ook heeft gekregen omdat de auteur zich nergens heeft la ten gaan in verontwaardiging ol erger nog, Jan van Gelder. Waar kan het beter zijn. Nijgh en Van Ditmar. Den Haag. "Ou peut-on etire mieux qu'au sein de safamilie?" aan deze befaamde uitspraak is de titel ontleend van deze korte roman die zich evenals het hierboven besproken boek, afspeelt in een besloten milieu. Het is ditmaal niet het studentenmilieu maar wel het milieu waar genoemde studenten uit voortgekomen zijn: de welgestelde bourgeoisie. Het milieu met dezelfde maatstaven van fatsoen, traditie, bezit, naam. Het is de roman van het leven van een jonge man, Joost van Aarden genaamd, die als zijn moeder sterft als hij twee Jaar oud is, "heen en weer (wordt* geschoven als een kleine pion op een schaakbord" tussen Frank rijk en Nederland. De intelligen te en tot wijsgerig denken en veel lezen geneigde Jongen groeit op in eenzelvigheid en eenzaam heid. Daardoor is hij als het ware voorbeschikt tot een onge lukkige liefde. Deze manifesteert zich dan ook al vroeg in de ge stalte van het meisje Elly d'Om- breuil die op een goede dag in zijn schoolklas verschijnt. De fa milie d'Ombreui! lijdt een wat zwervend bestaan daar deze lie den gewoonlijk hun intrek ne men in huizen van vrienden die voor langere tijd op reis zijn. Een beter soort huisbewaarders dus. Het gevolg van deze vreemde leefmethode is dat hun dochter Elly in de vervreemding opgroeit. En het gevolg daar weer van is dat deze Joost en deze Elly er eigenlijk niet veel van begrijpen en elkaar bijna mislopen terwijl ze toch bijzonder van elkaar houden. Elly verdwijnt uit Joosts gezichtsveld nadat zij even een vrhouding heeft gehad met de Franse leraar van de school. De militaire dienst brengt Joost op een gecompliceerde manier in contact met een vrouw uit een ander milieu om in de trant van het verhaal te spreken. Iets dat desastreuze gevolgen heeft. De korte samenvatting maakt wel de indruk van conventionali teit maar toch is deze korte ro man dat in wezen niet. Het on derwerp en de gang van zaken moge dat zijn, de manier waarop het wordt voorgedragen is dat zeker niet. Het geheel is met zachtmoedige ironie bekeken. Het is een terugblik op het leven van voor 1914 en als zodanig is het een goede en zuivere voor stelling van zaken. Verleden tijd, zeker, maar een verleden tijd die waarachtig niet dood en weg ia. Want wij kunnen ons op het moment wel verbeelden een ge heel nieuwe levensvorm en een geheel nieuw maatschappijbeeld geschapen te hebben; de beide milieus, zowel dat in "Zoveel Lol" als in "Waar kan het be ter zijn", de milieus van de tra ditie, leven taai verder bij wat we nu "de zwijgende meerder heid" plegen te noemen. Laten we niet vergeten dat het nog al tijd de meerderheid is.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1972 | | pagina 15