Revolutie heeft Joden verraden1 Reportage van Ann Salomonson ZATERDAG 1 ro£- ainds ruim een Jaar laat da eowjet-unle per maand twee drieduizend Joden naar Israel emigreren, de sowjet-leiders hopen op die manier de veront waardiging in het westen over het lot van de rusr sisohe Joden te kunnen sussen. in werkelijkheid blijkt da houding van het regime allerminst menselijker te sljn geworden, zelden krijgt een gezin in zijn geheel toestemming om te vertrekken, meestal moet een van de ouders of een van de kinderen achterblijven, grijsaards inva liden kleinhandelaars wordt het relatief makke lijk gemaakt, maar wetenschapsmensen technici al diegenen die voor de produktia nog van waarde zijn krijgen de kous op de kop.... De stemming onder de Russische Joden is desperaat. Uit tientallen steden in de Sowj et-Unie met Joodse minderhe den komen berichten over demonstraties en protestacties. Het regime slaat keihard terug. Maar het vuur schijnt niet meer te blussen. De Joden die onder het tsarisme veel te lijden hadden, hebben 50 jaar geleden in Rusland een belangrijk aandeel gehad in de revolutie. Die revolutie heeft hen verraden. Nu komen ze in verzet. Misschien is dat alleen maar een begin. Misschien steekt dat verzet al die andere onderdrukte minderheden aan, meer dan hon derd in getal. Dat zou de ondergang van het rode imperium betekenen. In Moskou had de 21-jarige Jood Victor Jachat op 23 mei, de tweede dag van Nixons bezoek, met drie vrienden een protestde monstratie willen houden. Kort geleden is hun aanvrage om emigratie afgewezen. Ze hebben een spandoek gemaakt met de leus: „Laat ons uitreizen naar Israël". De politie heeft Jachat naar een „psychiatrische inrich ting" gebracht, waar hij op de gebruikelijke manier werd „be handeld". Na twee dagen werd hij als „genezen", dat wil zeggen als een gebroken mens ontsla gen. Alle Joden in Moskou, die actief in het verzet zijn, zijn opgeroe pen om voor een militaire com missie te verschijnen. Ze werden „gekeurd" en kregen vervolgens bevel om op. te komen. Hoewel ze hun militaire dienst er al lang op hadden zitten, werden ze gemobiliseerd voor herhalings oefeningen ergens ver weg van de Russische hoofdstad. Het re gime hoefde zodoende geen relle tjes te duchten tijdens de top conferentie tussen Nixon en Breznjev. Begin mei zijn in twee Russische steden, Nikopol en Dneprope trovsk, de Joodse kerkhoven ver nield. Honderden grafstenen zijn daarbij kapotgeslagen. Deze be graafplaatsen waren na de oor log nieuw aangelegd, nadat ze door de nazi's met de grond ge lijk waren gemaakt. Sinds kort zijn er in Israël post zegels in omloop met het op schrift „laat mijn volk gaan". Brieven, die met deze postzegel zijn gefrankeerd, worden door de post in de Sowjet-Unie (en door die in alle Oosteuropese landen, uitgezonderd Roemenië) als on bestelbaar teruggestuurd. Incidenten Een ooggetuige vertelt, hoe in een tram in Moskou een oude gebrekkige Jood door zijn mede passagiers werd uitgescholden en bespuugd. Een enkele jonge Rus probeerde tussenbeide te komen: „Laat de man met rust. Hij staat al met een been in het graf". Daarop reageerde de hele tram met zo'n agressiviteit, dat de Rus hals over kop moest uit stappen om niet in elkaar te worden geslagen. Dat zijn enkele van talloze incidenten, sympto matisch voor de explosieve at mosfeer in het vaderland van de revolutie. In Riga, Leningrad en Kaunas zijn op 7, 8 en 9 mei 36 joodse intellectuelen drie dagen in hon gerstaking gegaan om te protes teren tegen de afwijzing van hun aanvrage om naar Israël te emigreren. De leider van deze groep is prof. Hermann Barano- wer (40), hoogleraar in de na tuurkunde en de hydromeohani- ca aan de universiteit van Riga. Sinds 1970 is hij lid van de Let landse Academie der Weten schappen. Met 30 wetenschappe lijke boeken en meer dan 200 artikelen op zijn naam is hij een in vakkringen wereldbekend specialist. Een jaar geleden dien de hij een aanvrage in om met zijn zoontje van acht naar Israël te emigreren. Daardoor verloor hij automatisch zijn baan aan de universiteit, maar zijn aan vrage werd geweigerd omdat hij „wetenschappelijk werkzaam" was. Baranower, die sindsdien zonder werk en zonder inkomsten ziek en verpauperd voort vegeteert, is aan het eind van zijn krachten en van zijn hoop. Zijn laatste strohalm-is de publieke opinie in het westen. Hij wil het lot van hemzelf en zijn 35 vrienden allemaal prominente Joden, die vroeger hoge functies hadden aan de wereld bekend maken in de hoop dat de Sowjets hen al len dan zullen afschuiven. Interview Een dag, een uur wordt afge sproken voor een telefonisch in terview. Om 17.00 uur meld ik het gesprek bij de centrale aan. Met twee technici en een tolk wacht ik in de studio van de Oostenrijkse radio om het inter view op band op te nemen. Vijf uur lang zitten we naar de tele foon te kijken. De Oostenrijkse telefooncentrale informeert enke le malen, maar er gebeurt niets. Om 20.00 uur zegt de telefoniste in Riga dat er bij prof. Barano wer niemand thuis is. Ik vraag het gesprek opnieuw aan, drin gend nu, met dubbel tarief. De telefoniste in Riga weigert het verder te proberen: „Het num mer geeft geen gehoor". Om middernaoht geven we het op en gaan naar huis. Om een uur 's nachts meld ik thuis het gesprek opnieuw aan. Een half uur later heb ik de professor aan de lijn. „Ik ben de hele avond thuis geweest", zegt hij. „Er is geen enkel telefoontje geweest". Zijn stem klinkt zwak door de knetterende telefoon. Het is de laatste avond van zijn hongerstaking'. Drie dagen lang heeft hij met zijn vrienden ge vast en gebeden, dat koning Da vid hen moge bijstaan in him strijd tegen de „macht" een uitdrukking, die in het daarop volgende relaas nog herhaalde lijk zou vallen. „Wij wachten al een eeuwigheid- De omstandigheden waarin wij moeten leven zijn onvoorstel baar. Iedere hoop is vervlogen". Waarom hij naar Israël wil emi greren, vraag ik. „Ik wil mijn kind terugbrengen naar het hei lige land. Hier kan ik hem geen Joodse opvoeding geven. Kans op een behoorlijke opleiding heeft een Jood hier niet meer. Ze hou den on in een totaal isolement gevangen". Al kort geleden is hij in conflict gekomen met de „macht", vertelt prof. Baranower. Met 20 andere Joodse intellectuelen wilde hij in Riga een studiekring oprichten om gezamenlijk de Thora te le zen. „Geen van ons heeft in zijn Jeugd ook maar iets van het Joods geloof leren kennen". Thans is de interesse, vooral on der de Jongeren, enorm. „Ik werd ontboden bij de leider van de staatsafdeling voor kerkelijke aangelegenheden van de repu bliek Letland. Hij dreigde me In Londen, New York, Parijs en tal van andere ste den over de gehele wereld hebben Joden op de een of andere wijze gedemonstreerd voor vrijlating van familie uit de Sowjet-Unie. met een proces wegens overtre ding van paragraaf 137 over de scheiding van kerk en staat. Daarop staat op z'n minst drie Jaar gevangenisstraf. Ik heb hem geantwoord, dat geen macht ter wereld mij kan verbieden te le zen en te studeren". Solidariteit Het grootste deel van de Russi sche Joden '-aldus Baranower wordt tegen zijn zin vastge houden in een land, dat ze niet langer als het hunne erkennen. Ze beschouwen zichzelf als Jo den en niet als burgers van de Sowjet-Unie. Velen van hen ple gen drie keer per dag te bidden om een uitreisvergunning. Er is onder deze Joden een sterke so lidariteit ontstaan. Voor het eerst in hun leven als Sowjet- burger derde klasse hebben ze zoiets als een identiteit ervaren, een besef dat ze ergens bij ho ren, dat ze in hun ellende toch door een ideële gemeenschap worden gedragen. Die ervaring geeft ze de kracht in verzet te komen. Alleen de stem van het wereldgeweten geloven ze kan hen nog hel pen. Ze weten weliswaar, dat Jo den in verschillende landen voor hen bidden om hen moreel te steunen. Maar het water staat hen tot de lippen. Of zijn situa tie door dit interview niet nog moeilijker wordt, wil ik weten. „Waar geen hoop meer is, daar is ook geen angst", luidt het antwoord. Het geknetter in de telefoon wordt gevaarlijk. Z'n stem zinkt weg. „Kan ik iets voor u doen?" roep ik nog. „Laat de hele wereld weten, wat wij doormaken. Vraag uw rege ring bij de Sowj et-macht te in tervenieren". Klik zegt de tele foon. Iemand heeft de verbin ding verbroken. Simon Enkele dagen later rijd ik over de Donaubrug naar het tweede stadsdistrict van Wenen. Het is vijf uur 's middags. Op de hoek van een zijstraat, midden in het spitsverkeer, staat de man te wachten. Een klein postuur, een bril. De beschrijving klopt. Hij kijkt naar mijn autonummer en stapt vlug in. Ik draai terug over de brug, de aanrijdende au to's temperen hun snelheid zodat ik nog net de file in kan glip pen. „Wat een hoffelijkheid in het kapitalisme", zegt de man in het jiddish. Hij is gisteren uit Moskou aangekomen op het sta tion Wenen-zuid, waar de Cho- pin-expres elke morgen om kwart over zeven de Joodse emi granten uit de Sowjet-Unie afle vert. De ene dag meer, de ande re dag minder. Vannacht vliegt hij door naar Israël met 100 an dere lotgenoten, voor wie de Joodse hulporganisaties enige malen per week chartervluchten organiseren. Simon ziet er afgejakkerd uit. Tien dagen geleden kreeg hij zijn emigratievergunning na maandenlang wachten. Z'n vrouw Soja en hun twee zoontjes wer de vergunning geweigerd. Hij be sloot te gaan, zijn gezin daarmee aan een- onzekere toekomst uitle verend. om van 'Israël uit hun overkomst misschien beter te kunnen organiseren en omdat iedere existentiemogelijkheid in Moskou hem onmogelijk was ge maakt. Het gesprek komt maar lang zaam op gang. Het wantrouwen zit diep. Sinds hij 15 jaar gele den van school kwam, heeft hij continu onder druk gezeten en dat heeft diepe voren getrokken. Eigenlijk had hij cameraman willen worden. Hij had daarvoor na de middelbare school een op leiding gevolgd. De afsluitende examens had hij schitterend af gelegd. Toch had hij geen vijf (het hoogste cijfer), maar slechts een vier gekregen. „Waarom", vroeg hij zijn exami nator. „bent u niet tevreden met mijn resultaten?" „De resultaten zijn uitstekend", luidde het ant woord, „maar ik kan u geen ho ger cijfer geven. U weet zelf wel waarom". En Simon werd als cameraman niet aangenomen. Drie studiege noten, die op het examen sleohts een drie hadden gehaald, maar geen Joden waren en uit arbei dersgezinnen kwamen, werden wel toegelaten. „Een cameraman, dat is in de Sowjet-Unie een vertrouwensfunctie. Ze moeten weten wat ze mogen opnemen en wat niet. Ze worden op alle mo gelijke gebeurtenissen afge stuurd. In een Jood, wiens vader bovendien arts was, wordt dat vertrouwen niet geïnvesteerd", zegt Slmon. Hij besloot toen een opleiding als anaesthesist te volgen. Om dat de meeste anaesthesisten in de Sowjet-Unie vrouwen zijn, nemen ze daar graag een man bij. Maar de ziekenhuizen mogen op tien anaesthesisten hoogstens één Jood opnemen. „Om een baan te krijgen moest ik de per soneelschef omkopen: 2.000 roe bel kostte me dat, een kwart van de prijs voor een behoorlijke auto". Haat Simon heeft nooit veel aan het Joodse leven gedaan, en ging maar zelden naar de enige syna goge, die in Moskou nog open is. Maar ook zo liet men hem geen ogenblik vergeten dat hij een Jood was. „Al bij de kinderen op school noteert de onderwijzeres achter hun naam dat ze Jood zijn. Voor alle opleidingen, voor alle banen is het percentage Jo den dat in aanmerking mag ko men precies vastgesteld. De haat wordt kunstmatig opgezweept. Maar de jongeren onder ons Jo den nemen het niet langer". Al Jaren geleden wist Simon, dat hij nog maar één ding wilde: vrij zijn. Zodra de mogelijkheid bestond, diende hij een aanvrage tot emigratie in. „Toen begon de ellende pas goed. Ik moest van het ziekenhuis een getuigschrift hebben voor die aanvrage. In dat getuigschrift moet alle* staan over Je werk, Je karakter enz. Maar wekenlang wilde geen mens op de administratie van het ziekenhuis me zo'n getuig schrift geven, want daarin moest ook staan, dat ik bereid was verder mijn hele leven in Israël te wonen. Door die aanvrage werd ik automatisch ontslagen. Ik moest voor de emigratie ver gunning 900 roebel (ongeveer 1000 dollar) betalen mijn sla- ris bedroeg slechts 100 roebel per maand 400 roebel daarvan was voor mijn pas, 500 voor het opzeggen van de Russische na tionaliteit, want die verlies Je automatisch door de emigratie. Dan moest ik nog mijn treinreis betalen en 90 roebel inwisselen voor 100 dollar reisgeld. Van mijn bezittingen, boeken instru menten, kon ik niets meenemen. Alleen een koffer kleren". Maar ook als hij dan eindelijk In de trein naar Wenen stapt, is het getreiter nog niet uit. Alle Joodse reizigers krijgen een pamflet in de hand gedrukt: ,3edrogenen doen een boekje open document over de posi tie van immigranten in Israël". Daarin geven ontgoochelde Jo den, die uit Israël teruggekomen zouden zijn, een dramatische be schrijving over de ware toestand In Israël: geen huizen, geen werk, geen gratis medische ver zorging, maar wel een genadelo ze kapitalistische concurrentie. De zenuwen van de vluchtende Joden, die niet weten wat ze moeten geloven, staan op sprin gen. Nog in COP, het Russische grensstation, lopen ze kans uit de trein te worden gehaald. Ze worden tot op de huid gevisi teerd. De grenspolitie gaat daar bij met genadeloze willekeur te werk. Wat hen aanstaat wordt geconfisceerd. „In mijn wagon zaten Joden uit Kiew. Ze had den blijkbaar goud of Juwelen bij zich. Vlak voor het vertrek van de trein werden ze er met him bagage uitgehaald. We hoorden ze gillen. We waren machteloos". Troosteloos Die nacht verlaat Simon op het vliegveld Schwechat voorgoed Europa. Het is een troosteloze troep, die daar klaarstaat in de grote marmeren hal. Uitputting en wurgende onzekerheid teke nen de gezichten. Huilende kin deren op de arm van hun moe der. Goedgefklede intellectuelen uit de Baltische landen met fijnbesneden gezichten. Boeren uit Georgie met bundeltjes, waarin hun bezittingen, compleet met kippen, bijeengesnoerd. Glimlachende stewardessen, glanzend van top tot teen, hou den het zaakje bij elkaar. Er is geen controle. Al deze mensen reizen zonder documen ten. Oostenrijk is consiliant, wil deze compromitterende gasten er zo gauw mogelijk weer uit heb ben. Als de kudde door de ste wardessen de donkere nacht In wordt geloodst, waar de machine al ronkend staat te wachten, kijkt Simon om. Hij roept iets naar me. Hij schreeuwt om Soja, zijn vrouw in Moskou. Ik ben machteloos. Dan zie ik hem gaan. Simon heeft zijn vrijheid. Maar voor welke prijs.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1972 | | pagina 12