Arbeiderszelfbestuur een droom LEDO: onderwijsproject „leren door doen" MADRID DREIGT BONN MET DE DDR Laksheid en onvermogen buiten eigen schuld Door C. J. Rotteveel PONDERDAG 15 JUNI 1972 Reeds geruime tijd wordt van de zijde van radicale maatschap pijhervormers kritiek geoefend op de structuur van "de onderne ming". Die kritiek pleegt zich dan tevens te richten tegen de bestaan de vakbeweging, die, zo zeggen de critici, te veel met de huidige maatschappijstructuur verstren geld is om nog een beweeglijke en bewegende organisatie te kunnen zijn. Zij heeft zich bij de huidi ge ondernemingsstructuur en het sociaal-economische stelsel, waar in deze onderneming werkt, neer gelegd. Conclusie: die vakbeweging kan daardoor haar voornaamste taak, n.l. de belangenbehartiging van de in die structuur werkende mens. niet naar behoren vervul len. Vandaar een tweezijdig plei dooi: voor een "vrije" vakbeweging én voor een "onderneming zonder werkgevers". Dit laatste, aldus het weekblad "De Nederlandse Onderneming", orgaan van het Verbond van Ned. Ondernemers, is o.a. bepleit door dr. P. H. van Gorkum, lid van de Werkgroep voor een maatschap pij-kritische vakbeweging en voorzitter van de Ned. Chr. Ver eniging van Hoger Personeel. Zijn romantisch ideaal is een samenle ving zonder werkgevers, waarin de ondernemingen in handen zijn van arbeiderszelfbestuur. Een nationale uit vertegenwoordigers van vak bonden en consumentenorganisa ties, moet dan bepalen waar, hoe en hoeveel geïnvesteerd zal wor den. Ook de Ned. Kath. Bond van kelijkheid is echter zeer complex. Het is zeker niet zo, dat onze maatschappelijke structuren op een aantal punten niet voor ver betering vatbaar zijn, maar het is even zeker niet waar, dat zij al leen maar een knevel op vrijheid Vervoerspersoneel heeft dergelijke denkbeelden geopperd en wel in een discussienota over "Doelstel lingen, middelen en strategie voor een nieuwe vakbeweging". Hoe nu reageert het blad van het Verbond van Ondernemers op deze voorstellen? In de eerste plaats erkent het, dat "radicalis me verstarring en onbeweeglijk heid voorkomt, tot herbezinning op de bestaande werkelijkheid dwingt en tot nieuwe ontwikke lingen aanspoort". Maar, zo gaat het betoog voort, "vele radicale ideeën bieden een eenvoudig lijken de oplossing voor schijnbaar een voudige problemen. De huidige maatschappij wordt in het diepste zwart afgeschilderd, waarna met lichte toets de toekomstige maat schappij wordt geschetst. De wer en persoonlijke ontplooiing bete kenen en uitsluitend geschikt zijn voor machtsmisbruik van de lei dinggevende organen" De bezwaren van het onderne mersblad tegen het "arbeiderszelf bestuur" zijn o.m. de volgende: ar beiderszelfbestuur kan niet voor komen, dat er door een klein aan tal bekwame deskundigen leiding moet worden gegeven; het kan evenmin voorkomen, dat werkne mers zich over bepaalde punten tegen die leiding zullen verzetten; het is minder democratisch dan het lijkt, omdat het consumenten en kapitaalverschaffers niet in staat stelt invloed op het onder nemingsbeleid uit te oefenen; een maatschappij zonder werkgevers is niet wel denkbaar, wel een maatschappij met andere werk- Ik ben nog een antwoord schuldig aan dr. A. Weiland te Oegstgeest, die mij vorige week (vrijdag 9 Juni) in een ingezon den stuk enkele consequenties onder ogen bracht van mijn ar tikel "Afschuiven, leuzq_van een slappe tijd" (donderdag 1 Juni). In dat artikel we^s ik op de tegenwoordige neiging de per soonlijke naar de collectieve ver antwoordelijkheid over te heve len: men verwaarloost het gébit en draagt de gevolgen over naar overwerkte tandartsen of de fluoriderende overheid; men kraait over milieuvervuiling maar laat in een prachtig re creatieoord als Duinrell in Was senaar de rommel achter zich liggen zodat het personeel de volgende ochtend uren lang be zig is om orde op zaken te stel len; men ageert voor spelling "vereenvaudiging", omdat een deel van de tegenwoordige „pe dagogen" niet in staat blijkt te zijn de spellingsregels aan de kinderen duidelijk te maken. Dr. Weiland wijst in zijn be toog o.m. op subsidie aan on derwijs. Mij dunkt, dat dit een zaak is die geheel anders ligt. Daar gaat het immers niet om de gevolgen van lamlendigheid, die naar de gemeenschap overge heveld worden. Als mensen zich hun leven lang ingespannen heb ben om het hoofd boven water te houden, maar op zeker ogen blik niet langer in hun onder houd kunnen voorzien, zal ieder een het vanzelfsprekend achten, dat de gemeenschap bijspringt. Ik geef toe, dat er gebieden zijn, waar, zoals dr. Weiland terecht zegt, van een „uiterma te delicate materie" gesproken kan worden, zoals de kwestie van de overbevolking die dr. Wei land na aan 't hart ligt. Wan neer men daarover 'n discussie wil beginnen, zou dat hoogst in teressant kunnen zijn. Maai- in mijn artikel ging het er niet om, dat "ieder de ge volgen van zijn eigen daden moet dragen", een formulering die ik voor rekening van dr. Wei land laat. Men dient zo moge lijk een duidelijk verschil te ma ken tussen de gevolgen van ver regaande laksheid enerzijds en onvermogen buiten eigen schuld anderzijds. C. J. ROTTEVEEL gevers, maar ook hier behoeft ver andering nog geen verbetering te betekenen; een nationale investe- ringsraad zou niet alleen dwin gen tot een bepaalde produktie, maar daarmee ook de keuze vrijheid van de consumenten be perken en daarmee de leefwijze van de bevolking bepalen. Boven dien, aldus nog steeds het blad, vecht het radicalisme vaak tegen situaties, die al door de feiten zijn achterhaald: de meeste on dernemingen voeren immers al een beleid waarin naast de belangen van de werknemers ook die van kapitaalverschaffers, afnemers en de samenleving verdisconteerd zijn. En tenslotte: "De macht, die wij mensen hebben om onze maat schappij doelbewust en doelgericht te veranderen, is uiterst gering. De toekomstige maatschappij zal wel het resultaat zijn van ons huidi ge doen en laten, maar er zijn tal van ontwikkelingen die wij niet in de hand hebben. Het optreden van v andere volken, het leefpatroon en de voorkeuren van vrije men sen, geheel nieuwe technische ontwikkelingen zijn onvoorzien baar en kunnen toch van bepa lende invloed op de toekomstige maatschappijstructuur zijn". Met name het argument, dat ar beiderszelfbestuur niet leidt tot een maatschappij zonder werkgevers, maar tot een maatschappij met andere werkgevers lijkt mij het sterkste in het bovenstaande be toog. Want of men nu hoog of laag springt, het is nu eenmaal een feit waar niemand omheen kan, dat 'n onderneming vakbekwame leiding behoeft. Het is, zacht gezegd, wel bijzonder naïef om te ontken nen, dat de functie van de werkgever kan vervallen. En dat is toch de suggestie, die in het be grip arbeiderszelfbestuur zit opge sloten. De voorstanders wekken ir hun woordkeuze de indruk, dat de werknemers zélf de leiding in han den kunnen nemen. Welnu, dil is een primitieve denkfout, want de werkgeversf u n o t i e als zodanig ia onvervangbaar. Een eenvoudig voorbeeld uit de economische praktijk kan duidelijk maken, dat men wel bepaalde ver anderingen kan aanbrengen, maai dat de functie als zodanig geen wij ziging ondergaat. Toen voor de Tweede Wereldoorlog de handel drijvende middenstand steeds meer bedreigd werd door het opkomende grootwinkelbedrijf en de grossiers (de tussenhandel) naar de mening van hun cliënten (winkeliers) on voldoende bijsprongen om hen in hun strijd te steunen, ontstonden er winkelierscoöperaties d.w.z. com binaties van middenstanders, die van 't denkbeeld uitgingen, dat zij veel sterker zouden staan indien zij zelf de tussenschakel van de gros sier zouden overnemen. Met name in de levensmiddelenbranche heb ben die winkelierscoöperaties hier en daar succes gehad, maar slechts ten dele. Want de idealisten, die dachten dat zij de grossier maar be hoefden uit te schakelen om diens winst in eigen zak te steken, kwa men bedrogen uit. De functie van de gros sier (tussenhandelaar) was im mers onvervangbaar en de samen werkende winkeliers zagen zich voor de noodzakelijkheid gesteld, evenals de grossier voor een eigen magazijn te zorgen en voor eigen vervoer van dat magazijn naar de aangesloten winkels. En natuurlijk moesten zij ook magazijn- en ad ministratief personeel aanstellen en vooral een bekwame directeur/ inkoper. Soms poogden die winkeliers in 't personeelsvraagstuk te voorzien door zelf een bijdrage te leveren, maar aangezien zij dan ook nog voor him eigen bedrijf moesten zor gen, liep dat, zonder uitzondering, op een mislukking uit. Het kwam er, bij de geslaagde coöperaties,'op neer, dat met het overnemen van de functie van de grossier ook diens lasten gedragen moesten wor den, waardoor een groot deel van de "grossierswinst" toch weer ver dween. Men kan zo'n functie dus wel overnemen, maar niet uitschakel en. Precies hetzelfde zal zich voordoen in "de maatschappij zonder werk gevers". Dit is een droom, zoals ook de winkelier-zonder-grossier een droom bleek te zijn. Men staat dan ADVERTENTIE cïebi KANTOORINRICHTING BI KANTOORMEUBELEN DIREKTIEKAMERS MAGAZIJNKASTEN KANTINEMEUBELEN TOONZALEN Geopend van 9-17u ook stomverbaasd, dat er nog lie den rondlopen, die zo weinig van de praktijk van de economie weten, dat zij toch nog met dergelijke droombeelden op de proppen ko men. De functie van de werkgever is onvervangbaar. Het enige wat bereikt kan worden, is dus vervan ging van de ene werkgever door 'n andere. De functie blijft en of die nu door Jantje of Pietje wordt ver vuld doet weinig terzake, zeker niet in een sociaal-geëvolueerde maat schappij als de Nederlandse. Doorgaans wordt Joego-Slavië als lichtend voorbeeld genoemd van 't "arbeiderszelfbestuur". Maar wat blijkt daar nu het geval te zijn? In 'n brochure van de Stichting Maat schappij en Onderneming, die een diepgaand onderzoek naar de prak tijk in Joego-Slavië heeft laten in stellen, wordt onthuld, dat daar ten aanzien van de betekenis van de di recteur voor het ondernemingsbe leid een duidelijk verschil merk baar is tussen theorie en praktijk. Veelal is de directie de belangrijk ste bron van de voorstellen, die de arbeidersraad aanvaardt. En dat vaak, zonder slag of stoot, op gebie den als "marketing" en investerin gen. Gaat het om onderwerpen als President Tito van Joego- Slavië, als zodanig leider van een experiment in „arbeiders- reageerd. personeelsbeleid, dan geeft de ar* beidersraad vaak wèl tegenspel. Ook in het Joegoslavische experi ment blijft de eigenlijke bedrijfslei ding dus in handen van de directie. Tenslotte: nog altijd ligt, hier in Nederland, het denkbeeld op tafel van de Leidse hoogleraar in het ar beidsrecht prof. dr. N. E. H. van Esveld, die, zoals al eerder te de zer plaatse werd vermeld, ge pleit heeft voor een proefneming, waarbij vakbonden, sociologen en serieuze critici van de westerse on derneming bedrijven opzetten naar eigen inzicht, kapitaal aantrekken op eigen voorwaarden, medewer kers aanstellen op basis van zeg genschap van onderaf en daarbij Je gens de maatschappij en de werknemers een openheid betrach ten, die bij mondigheid en verant woordelijkheidsbesef past. Bij mijn weten is hierop nog steeds niet ge reageerd. Lezers schrijven: milieuhygiëne De heer Prins, voorzitter van de Nederlandse Vereniging v. Wegen bouwers, vindt het niet goed dat we in regen en wind moeten wach ten op de bus en op tochtige perrons op de trein. We staan in volle trei nen en bussen tegen elkaar aan te proesten. Een auto waarin je al léén zit is toch veel gezonder. (LD 8/6). Met dergelijke argumenten gaat ir. P. het openbaar vervoer te lijf. Indien ir. P. als graadmeter voor het verstandelijke peil der Neder landse wegenbouwers mag gelden dan behoeft er in discussies over mi lieuhygiëne met genoemde vereni ging en haar voorzitter verder geer rekening gehouden te worden. In dien de wegenbouwers echter als se rieuze partij (pressiegroep?) ge hoord willen worden, dan zal de behartiging van hun belangen voor alsnog aan anderen dan ir. P. moe ten worden opgedragen. DRS. H. F. M. TEN BENS EL, Roomburgerweg 15, Leiden. Plaatsing van ingezonden stukken behoeft geen redactionele Instemming te betekenen. De redactie behoudt zich het recht voor, brieven te bekorten of eventueel terug te zenden. Sinds augustus 1968 subsidieert SVO (stichting voor onderzoek van het onderwijs) het project so ciale wereldoriëntatie van het In stituut voor Onderwijskunde te Groningen. Het project staat on der supervisie van prof. dr. L. van Gelder en onder de directe leiding Door een medewerker van de initiatiefnemer, de histori- drs. A. H. van den Berg. Deze heeft de beschikking over tenmin ste twee fulltime en ongeveer twin tig part-time medewerkers (bin nenkort zal drs. Van den Berg ove rigens het project verlaten, zijn op volger is nog niet bekend. Zo'n 70 leerkrachten aan 40 scholen in de drie noordelijke provincies toetsen in de praktijk de ook met hen door gesproken doelstellingen en onder wijsleerpakketten van het project, dat de naam Ledo heeft gekregen, „leren door te doen" betekent. Ledo richt zich op kinderen in de Jdsgroep van 10-14 Jaar en. heeft Van SVO voor de duur van het project tot en met 1973 een subsidie van 1,8 miljoen gulden gekregen. Ledo is een belangwekkend en ingrijpend, experiment, omdat het vanuit algemene didactische en niet vak-didactische doelstellingen pro hert het onderwijs te vernieuwen. Tevens is het belangrijk omdat door het kiezen van de leeftijdsgroep, van 10-14 jaar de scheidslijnen tus sen basisonderwijs en voortgezet onderwijs worden doorbroken en omdat het bovendien geen onder scheid maakt tussen de huidige ver schillende schooltypen bij het al gemeen voortgezet onderwijs. Het is duidelijk dat Ledo daarmee ook als een experiment van de door Van Gelder /zo gepropageerde midden school kan gelden. Op een onlangs in Groningen ge houden persbijeenkomst heeft Le do zijn doelstellingen en werk zaamheden uitvoerig toegelicht. Wat oorspronkelijk was opgezet als een geschiedenisproject, is uitge groeid tot iets wat men sociale we reldoriëntatie is gaan noemen. So ciale wereldoriëntatie is volgens drs Van den Berg géén integratie, van de vakken geschiedenis en aardrijkskunde zoals bij de „gewo ne" wereldoriëntatie op sommige basisscholen tegenwoordig plaats vindt. Nee, het is geen nieuw vak of com binatie van vakken, het is een doel. Een vak geeft leerstof, met als doel het beheersen van leerstof. Sociale wereldoriëntatie wil geen leerstof- beheersing, zij wil via de leerstof ('t middel) de leerlingen tot een be paald doel brengen. Dat doel valt in drie delen uiteen instrumentale vaardigheden d.w.z. het kind zal moeten leren in groepsverband te werken, zelf standig informatie moeten kunnen beoordelen en verwerken enz. het kind dient tot wereldoriën tatie te komen, wat inhoudt dat het zijn mening kan vormen over maatschappelijke problemen van de wereld waarin het leeft. het kind dient zich expressie- vaardigheden eigen te maken d.w.z. het kind moet zijn eigen mening onder woorden kunnen brengen, uit kunnen beelden enz. Al is Ledo lange tijd zeer karig geweest met mededelingen aan de buitenwacht, er is nu een dik in terimrapport verschenen over de periode 1968-1972. Het kost veel moeite enigszins wijs te worden uit het aparte jargon waarvan de schrijvers van het rapport zich be dienen. Wie zich door een brei van al dan niet logische redenerin gen heen worstelt, verlangt naar de expressievaardige didacticus die in Algemeen Duidelijk Nederlands kan uitleggen wat hij bedoelt. Het is wel daarbij zonneklaar dat men bij Ledo van het huidige ge schiedenisonderwijs op basisscholen en scholen voor voortgezet onder wijs een zeer geringe dunk heeft. (Over Aardrijkskunde wordt niet gesproken, waarschijnlijk omdat in het project het accent sterk op ge schiedenis valt). „Is het nog wel mogelijk, dat leer lingen alle feiten en veldslagen, en graven en kabinetten kennen van het jaar nul tot het Jaar heden?" Die letterlijk geciteerde vraag be heerst het beeld van het vak ge schiedenis zoals dat, althans vol gens de medewerkers van prof. Van Gelder, tegenwoordig wordt gegeven. Die vraag roept vele andere vra gen op. Zoals: „welk kabinet had den we ook al weer in het jaar nul?' maar. dat is verder niet zo belang rijk. Veel essentiëler is het dat Van den Berg door het op deze manier voorstellen van wat de gemiddelde onderwijzer of leraar in zijn uren geschiedenis doet, volledig voor bijgaat aan de didactische ver nieuwingen die er pakweg de laat ste vijftien jaar bij het lesgeven in de geschiedenis zijn ingevoerd. Niet in het minst door de acti viteiten van de vereniging van le raren in de geschiedenis en staats inrichting (VGN) is het momen teel niets bijzonders meer, als er samenwerking met andere vakken plaats vindt, als er projectonder wijs wordt toegepast of gewerkt wordt vanuit bronnen en teksten, als audiovisuele media worden ge bruikt, als de zelfwerkzaamheid van de leerlingen worden gestimuleerd. Zelfs de grootste leek kan dat aan de hand van een modern leerboek direct constateren. Kort om: het „leren door te doen" Is voor vele geschiedenisdocenten een gewone zaak. Van den Berg verwijt hen eohter dat ze nog ai- tijd de leerlingen voor hun met jaartallen beladen karretjes span nen. En na de leraren aldus van een klappertjespistool te hebben voorzien, verschaft hij zichzelf een machinegeweer, van het merk Le do, om het vak geschiedenis weg te maaien. Vatbaar voor kritische opmer kingen is zeker de tweede doelstel ling van het Ledoproject. Terecht wordtt gesteld dat het kind gewa pend moet worden tegen indoctri natie van de kant van de docent. Van geen leraar kan worden ver wacht dat hij volkomen objectief geschiedenis doceert, daarvoor leent zich dat vak niet. Maar hij dient uiteraard zijn eigen visie niet op te dringen. Er moet voldoende ruimte blijven voor tegenspel, voor pluriforme meningsvorming. Ledo stelt dat het objectieve in formatie geeft aan het kind en dat daardoor het gevaar van indoctrinatie wordt vermeden. Daarover zijn twee opmerkingen te maken. Wie zegt dat een kind van 1014 Jaar een maatschap pijvisie moet ontwikkelen, is da&r- meer al niet meer objectief. En wie de auto "een stinkend monster" noemt, vindt dat de school "ertoe kan bijdragen dat kinderen leren om meer te zien in het leven dan alleen maar diploma's en jaarlijks salarisverhogingen. Maar dit alles zal heel moeilijk worden voor ons allen, omdat wijzelf nog groten deels in een schaarste-cultuur zijn geboren en getogen en dus allen ook min_ of meer behept zijn met de daarbij behorende mentali teit", die verschaft geen objectie ve informatie. Integendeel, die wekt de indruk het kind in een bepaalde richting te stuwen, die lijkt onder politiseren van de leer ling niet te verstaan: het kind politiek bewust maken, maar het een bepaalde politieke mening suggereren, misschien zelfs wel indoctrineren. Deze indruk wordt nog versterkt door de grote beklemtoning door Ledo van de actualiteit. Overigens krijgt de actualiteit ook bij de huidige eindexamenprogramma's terecht zeer royale aandacht. Het wordt echter wel wat an ders, als koste wat kost de behan delde stof geactualiseerd moet worden. Zo heeft Ledo in een on derwijsleerpakket over Oorlog en Vrede ondergebracht: de Tachtig jarige Oorlog, de Eerste Wereld oorlog. de Cuba-crisis van 1962 en de problematiek van Zuidelijk Afri ka. Deze vier onderwerpen hebben zo weinig met elkaar te maken, zijn wezenlijk zo verschillend van tijd, oorzaken en gevolgen dat Je wel over geniale gaven moet be- sohikken om op déze wijze kinde ren begrip en inzicht bij te bren gen over zulke ingewikkelde za ken als oorlog en vrede. Temeer omdat de chronologie zo grondig wordt verstoord. Nu is chronologie geen hobby van historici die de zaken zo graag op een rijtje willen zetten. Chro nologie is in de geschiedenis essen tieel om tot tijdsbesef en relativi teit van het historisch gebeuren te komen. Wie de chronologie zó verstoort als men bij Ledo doet, die lijkt op weg om kinderen poespas bij te brengen In plaats van een gefundeerd oordeel over een problematiek. Tenslotte: als kinderen van een Jaar of elf vragen stellen over een maatschappelijk probleem, en dat doen ze, dan lijkt een vak als ge schiedenis zeer geschikt om ze zich met dat vraagstux bezig te laten houden. Alleen dan wél op basis van een redelijke kennis van za ken en niet op minachting voor die kennis, wél op grond van een enigszins ontwikkeld tijdsbesef 'en niet op het door eenhaspelen van tijden, wél op grondslag van ac tualiteit voor zover die relevant is, en niet door krampachtige ac tualisering, wél door een duik in het diepe, niet door gespartel aan de oppervlakte. (Van onze correspondent) Madrid Herr Walter Scheel, vioe-kanselier en minister van Buitenlandse Zaken van Bonn. dobbert Bosschardt dinsdagmiddag in Madrid *an voor zijn tweede officiële be- in het kader van de regelma tige, jaarlijkse ontmoetingen die zijn voorganger met de Spaanse re gering had afgesproken. Scheel voelde zich eerst nogal opgescheept met deze erfenis en in april 1970 bracht hij generaal Franco's rege ring in verlegenheid door te eisen dat hij tijdens zijn verblijf in Ma drid een openlijk gesprek zou krijgen met een aantal leiders van de gematigde oppositie die eigenlijk Enkele dagen geleden werd het bekend dat Scheel plotseling twee dagen had vrijgemaakt voor een verblijf in Madrid, en uit welinge lichte bron vernam men dat er dit maal geen gesprek met de opposi tieleiders werd voorzien. Als mo gelijke uitleg van al deze nieuwig heden dook in diplomatieke krin gen het gerucht op dat Spanje nu ernstig overweegt onderhandelin gen te beginnen met Oost-Duits land. Ter gelegenheid van het bezoek bracht 't Spaanse staatspersagent- schap EFE dinsdag een voorberei dend interview met Scheel, dat met de deur in huis viel en begon met de vraag of het succes van de Oostpolitik de mogelijkheid niet vergrootte dat ook derde landen Oost-Duitsland nu officieel zouden erkennen. Het bijzonder diploma tieke (en dus voor meervoudige uit leg vatbare) antwoord van Scheel maakte de Spaanse vraag niet min der interessant. De huidige minister van Buiten landse Zaken, Senor Lopez Bravo, begon z'n ambtsperiode nogal spec taculair met een jprivé" bezoek aan Moskou en een versnelling van de Spaanse „Ostpolttik" die hij met economische argumenten verde digde. Madrid heeft nu consulaire en handelsbetrekkingen met Roe menië, Polen, Hongarije, Bulgarije en Tsjecho-Slowakije en enkele concrete uitwisselingsakkoorden met de Sowjet-ünie. Officiële contacten met Oost-Duitsland bleven nog ach terwege, naar men zegt op verzoek van Bonn. Spanje is één van de grote voor standers van de Europese veilig heidsconferentie (logisch, aangezien het op voet van gelijkheid met an dere Europese staten is uitgeno digd) die na Nixons verblijf te Mos kou wat naderbij is gekomen. Vooral Oost-Duitsland heeft groot belang bij die conferentie en het zou dus niet vreemd zijn als Madrid voordien al een officieel contact met Pankow opent. Economisch blijkt Spanje daar voorlopig wei nig voordeel van te kunnen ver wachten. De handel met Pankow valt geheel ln het niet naast de economische betrekkingen met Bonn, en de Oostduitsers hebben tot op dit moment alleen al een schuld van meer dan twee miljoen dollar in Madrid achtergelaten.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1972 | | pagina 11