Arbeiderszelfbestuur
een droom
LEDO: onderwijsproject „leren door doen"
MADRID DREIGT BONN MET DE DDR
Laksheid en onvermogen
buiten eigen schuld
Door C. J. Rotteveel
PONDERDAG 15 JUNI 1972
Reeds geruime tijd wordt van
de zijde van radicale maatschap
pijhervormers kritiek geoefend op
de structuur van "de onderne
ming". Die kritiek pleegt zich dan
tevens te richten tegen de bestaan
de vakbeweging, die, zo zeggen de
critici, te veel met de huidige
maatschappijstructuur verstren
geld is om nog een beweeglijke en
bewegende organisatie te kunnen
zijn. Zij heeft zich bij de huidi
ge ondernemingsstructuur en het
sociaal-economische stelsel, waar
in deze onderneming werkt, neer
gelegd. Conclusie: die vakbeweging
kan daardoor haar voornaamste
taak, n.l. de belangenbehartiging
van de in die structuur werkende
mens. niet naar behoren vervul
len. Vandaar een tweezijdig plei
dooi: voor een "vrije" vakbeweging
én voor een "onderneming zonder
werkgevers".
Dit laatste, aldus het weekblad
"De Nederlandse Onderneming",
orgaan van het Verbond van Ned.
Ondernemers, is o.a. bepleit door
dr. P. H. van Gorkum, lid van de
Werkgroep voor een maatschap
pij-kritische vakbeweging en
voorzitter van de Ned. Chr. Ver
eniging van Hoger Personeel. Zijn
romantisch ideaal is een samenle
ving zonder werkgevers, waarin de
ondernemingen in handen zijn van
arbeiderszelfbestuur. Een nationale
uit vertegenwoordigers van vak
bonden en consumentenorganisa
ties, moet dan bepalen waar, hoe
en hoeveel geïnvesteerd zal wor
den. Ook de Ned. Kath. Bond van
kelijkheid is echter zeer complex.
Het is zeker niet zo, dat onze
maatschappelijke structuren op
een aantal punten niet voor ver
betering vatbaar zijn, maar het is
even zeker niet waar, dat zij al
leen maar een knevel op vrijheid
Vervoerspersoneel heeft dergelijke
denkbeelden geopperd en wel in
een discussienota over "Doelstel
lingen, middelen en strategie
voor een nieuwe vakbeweging".
Hoe nu reageert het blad van
het Verbond van Ondernemers op
deze voorstellen? In de eerste
plaats erkent het, dat "radicalis
me verstarring en onbeweeglijk
heid voorkomt, tot herbezinning
op de bestaande werkelijkheid
dwingt en tot nieuwe ontwikke
lingen aanspoort". Maar, zo gaat
het betoog voort, "vele radicale
ideeën bieden een eenvoudig lijken
de oplossing voor schijnbaar een
voudige problemen. De huidige
maatschappij wordt in het diepste
zwart afgeschilderd, waarna met
lichte toets de toekomstige maat
schappij wordt geschetst. De wer
en persoonlijke ontplooiing bete
kenen en uitsluitend geschikt zijn
voor machtsmisbruik van de lei
dinggevende organen"
De bezwaren van het onderne
mersblad tegen het "arbeiderszelf
bestuur" zijn o.m. de volgende: ar
beiderszelfbestuur kan niet voor
komen, dat er door een klein aan
tal bekwame deskundigen leiding
moet worden gegeven; het kan
evenmin voorkomen, dat werkne
mers zich over bepaalde punten
tegen die leiding zullen verzetten;
het is minder democratisch dan
het lijkt, omdat het consumenten
en kapitaalverschaffers niet in
staat stelt invloed op het onder
nemingsbeleid uit te oefenen; een
maatschappij zonder werkgevers
is niet wel denkbaar, wel een
maatschappij met andere werk-
Ik ben nog een antwoord
schuldig aan dr. A. Weiland te
Oegstgeest, die mij vorige week
(vrijdag 9 Juni) in een ingezon
den stuk enkele consequenties
onder ogen bracht van mijn ar
tikel "Afschuiven, leuzq_van een
slappe tijd" (donderdag 1 Juni).
In dat artikel we^s ik op de
tegenwoordige neiging de per
soonlijke naar de collectieve ver
antwoordelijkheid over te heve
len: men verwaarloost het gébit
en draagt de gevolgen over naar
overwerkte tandartsen of de
fluoriderende overheid; men
kraait over milieuvervuiling
maar laat in een prachtig re
creatieoord als Duinrell in Was
senaar de rommel achter zich
liggen zodat het personeel de
volgende ochtend uren lang be
zig is om orde op zaken te stel
len; men ageert voor spelling
"vereenvaudiging", omdat een
deel van de tegenwoordige „pe
dagogen" niet in staat blijkt te
zijn de spellingsregels aan de
kinderen duidelijk te maken.
Dr. Weiland wijst in zijn be
toog o.m. op subsidie aan on
derwijs. Mij dunkt, dat dit een
zaak is die geheel anders ligt.
Daar gaat het immers niet om
de gevolgen van lamlendigheid,
die naar de gemeenschap overge
heveld worden. Als mensen zich
hun leven lang ingespannen heb
ben om het hoofd boven water
te houden, maar op zeker ogen
blik niet langer in hun onder
houd kunnen voorzien, zal ieder
een het vanzelfsprekend achten,
dat de gemeenschap bijspringt.
Ik geef toe, dat er gebieden
zijn, waar, zoals dr. Weiland
terecht zegt, van een „uiterma
te delicate materie" gesproken
kan worden, zoals de kwestie van
de overbevolking die dr. Wei
land na aan 't hart ligt. Wan
neer men daarover 'n discussie
wil beginnen, zou dat hoogst in
teressant kunnen zijn.
Maai- in mijn artikel ging het
er niet om, dat "ieder de ge
volgen van zijn eigen daden
moet dragen", een formulering
die ik voor rekening van dr. Wei
land laat. Men dient zo moge
lijk een duidelijk verschil te ma
ken tussen de gevolgen van ver
regaande laksheid enerzijds en
onvermogen buiten eigen schuld
anderzijds.
C. J. ROTTEVEEL
gevers, maar ook hier behoeft ver
andering nog geen verbetering te
betekenen; een nationale investe-
ringsraad zou niet alleen dwin
gen tot een bepaalde produktie,
maar daarmee ook de keuze
vrijheid van de consumenten be
perken en daarmee de leefwijze
van de bevolking bepalen. Boven
dien, aldus nog steeds het blad,
vecht het radicalisme vaak tegen
situaties, die al door de feiten
zijn achterhaald: de meeste on
dernemingen voeren immers al een
beleid waarin naast de belangen
van de werknemers ook die van
kapitaalverschaffers, afnemers en
de samenleving verdisconteerd zijn.
En tenslotte: "De macht, die wij
mensen hebben om onze maat
schappij doelbewust en doelgericht
te veranderen, is uiterst gering. De
toekomstige maatschappij zal wel
het resultaat zijn van ons huidi
ge doen en laten, maar er zijn tal
van ontwikkelingen die wij niet
in de hand hebben. Het optreden
van v andere volken, het leefpatroon
en de voorkeuren van vrije men
sen, geheel nieuwe technische
ontwikkelingen zijn onvoorzien
baar en kunnen toch van bepa
lende invloed op de toekomstige
maatschappijstructuur zijn".
Met name het argument, dat ar
beiderszelfbestuur niet leidt tot een
maatschappij zonder werkgevers,
maar tot een maatschappij met
andere werkgevers lijkt mij het
sterkste in het bovenstaande be
toog. Want of men nu hoog of laag
springt, het is nu eenmaal een feit
waar niemand omheen kan, dat 'n
onderneming vakbekwame leiding
behoeft. Het is, zacht gezegd, wel
bijzonder naïef om te ontken
nen, dat de functie van de
werkgever kan vervallen. En dat
is toch de suggestie, die in het be
grip arbeiderszelfbestuur zit opge
sloten. De voorstanders wekken ir
hun woordkeuze de indruk, dat de
werknemers zélf de leiding in han
den kunnen nemen. Welnu, dil
is een primitieve denkfout, want de
werkgeversf u n o t i e als zodanig ia
onvervangbaar.
Een eenvoudig voorbeeld uit de
economische praktijk kan duidelijk
maken, dat men wel bepaalde ver
anderingen kan aanbrengen, maai
dat de functie als zodanig geen wij
ziging ondergaat. Toen voor de
Tweede Wereldoorlog de handel
drijvende middenstand steeds meer
bedreigd werd door het opkomende
grootwinkelbedrijf en de grossiers
(de tussenhandel) naar de mening
van hun cliënten (winkeliers) on
voldoende bijsprongen om hen in
hun strijd te steunen, ontstonden
er winkelierscoöperaties d.w.z. com
binaties van middenstanders, die
van 't denkbeeld uitgingen, dat zij
veel sterker zouden staan indien zij
zelf de tussenschakel van de gros
sier zouden overnemen. Met name
in de levensmiddelenbranche heb
ben die winkelierscoöperaties hier
en daar succes gehad, maar slechts
ten dele. Want de idealisten, die
dachten dat zij de grossier maar be
hoefden uit te schakelen om diens
winst in eigen zak te steken, kwa
men bedrogen uit.
De functie van de gros
sier (tussenhandelaar) was im
mers onvervangbaar en de samen
werkende winkeliers zagen zich
voor de noodzakelijkheid gesteld,
evenals de grossier voor een eigen
magazijn te zorgen en voor eigen
vervoer van dat magazijn naar de
aangesloten winkels. En natuurlijk
moesten zij ook magazijn- en ad
ministratief personeel aanstellen
en vooral een bekwame directeur/
inkoper.
Soms poogden die winkeliers in 't
personeelsvraagstuk te voorzien
door zelf een bijdrage te leveren,
maar aangezien zij dan ook nog
voor him eigen bedrijf moesten zor
gen, liep dat, zonder uitzondering,
op een mislukking uit. Het kwam
er, bij de geslaagde coöperaties,'op
neer, dat met het overnemen van
de functie van de grossier ook
diens lasten gedragen moesten wor
den, waardoor een groot deel van de
"grossierswinst" toch weer ver
dween. Men kan zo'n functie dus
wel overnemen, maar niet
uitschakel en.
Precies hetzelfde zal zich voordoen
in "de maatschappij zonder werk
gevers". Dit is een droom, zoals ook
de winkelier-zonder-grossier een
droom bleek te zijn. Men staat dan
ADVERTENTIE
cïebi
KANTOORINRICHTING BI
KANTOORMEUBELEN
DIREKTIEKAMERS
MAGAZIJNKASTEN
KANTINEMEUBELEN
TOONZALEN Geopend van 9-17u
ook stomverbaasd, dat er nog lie
den rondlopen, die zo weinig van de
praktijk van de economie weten,
dat zij toch nog met dergelijke
droombeelden op de proppen ko
men. De functie van de werkgever
is onvervangbaar. Het enige wat
bereikt kan worden, is dus vervan
ging van de ene werkgever door 'n
andere. De functie blijft en of die
nu door Jantje of Pietje wordt ver
vuld doet weinig terzake, zeker niet
in een sociaal-geëvolueerde maat
schappij als de Nederlandse.
Doorgaans wordt Joego-Slavië als
lichtend voorbeeld genoemd van 't
"arbeiderszelfbestuur". Maar wat
blijkt daar nu het geval te zijn? In
'n brochure van de Stichting Maat
schappij en Onderneming, die een
diepgaand onderzoek naar de prak
tijk in Joego-Slavië heeft laten in
stellen, wordt onthuld, dat daar ten
aanzien van de betekenis van de di
recteur voor het ondernemingsbe
leid een duidelijk verschil merk
baar is tussen theorie en praktijk.
Veelal is de directie de belangrijk
ste bron van de voorstellen, die de
arbeidersraad aanvaardt. En dat
vaak, zonder slag of stoot, op gebie
den als "marketing" en investerin
gen. Gaat het om onderwerpen als
President Tito van Joego-
Slavië, als zodanig leider van
een experiment in „arbeiders-
reageerd.
personeelsbeleid, dan geeft de ar*
beidersraad vaak wèl tegenspel.
Ook in het Joegoslavische experi
ment blijft de eigenlijke bedrijfslei
ding dus in handen van de directie.
Tenslotte: nog altijd ligt, hier in
Nederland, het denkbeeld op tafel
van de Leidse hoogleraar in het ar
beidsrecht prof. dr. N. E. H. van
Esveld, die, zoals al eerder te de
zer plaatse werd vermeld, ge
pleit heeft voor een proefneming,
waarbij vakbonden, sociologen en
serieuze critici van de westerse on
derneming bedrijven opzetten naar
eigen inzicht, kapitaal aantrekken
op eigen voorwaarden, medewer
kers aanstellen op basis van zeg
genschap van onderaf en daarbij Je
gens de maatschappij en de
werknemers een openheid betrach
ten, die bij mondigheid en verant
woordelijkheidsbesef past. Bij mijn
weten is hierop nog steeds niet ge
reageerd.
Lezers schrijven:
milieuhygiëne
De heer Prins, voorzitter van de
Nederlandse Vereniging v. Wegen
bouwers, vindt het niet goed dat
we in regen en wind moeten wach
ten op de bus en op tochtige perrons
op de trein. We staan in volle trei
nen en bussen tegen elkaar aan te
proesten. Een auto waarin je al
léén zit is toch veel gezonder. (LD
8/6).
Met dergelijke argumenten gaat
ir. P. het openbaar vervoer te lijf.
Indien ir. P. als graadmeter voor
het verstandelijke peil der Neder
landse wegenbouwers mag gelden
dan behoeft er in discussies over mi
lieuhygiëne met genoemde vereni
ging en haar voorzitter verder geer
rekening gehouden te worden. In
dien de wegenbouwers echter als se
rieuze partij (pressiegroep?) ge
hoord willen worden, dan zal de
behartiging van hun belangen voor
alsnog aan anderen dan ir. P. moe
ten worden opgedragen.
DRS. H. F. M. TEN BENS EL,
Roomburgerweg 15,
Leiden.
Plaatsing van ingezonden stukken behoeft geen redactionele Instemming
te betekenen. De redactie behoudt zich het recht voor, brieven te bekorten
of eventueel terug te zenden.
Sinds augustus 1968 subsidieert
SVO (stichting voor onderzoek
van het onderwijs) het project so
ciale wereldoriëntatie van het In
stituut voor Onderwijskunde te
Groningen. Het project staat on
der supervisie van prof. dr. L. van
Gelder en onder de directe leiding
Door
een medewerker
van de initiatiefnemer, de histori-
drs. A. H. van den Berg. Deze
heeft de beschikking over tenmin
ste twee fulltime en ongeveer twin
tig part-time medewerkers (bin
nenkort zal drs. Van den Berg ove
rigens het project verlaten, zijn op
volger is nog niet bekend. Zo'n 70
leerkrachten aan 40 scholen in de
drie noordelijke provincies toetsen
in de praktijk de ook met hen door
gesproken doelstellingen en onder
wijsleerpakketten van het project,
dat de naam Ledo heeft gekregen,
„leren door te doen" betekent.
Ledo richt zich op kinderen in de
Jdsgroep van 10-14 Jaar en.
heeft Van SVO voor de duur van
het project tot en met 1973
een subsidie van 1,8 miljoen gulden
gekregen.
Ledo is een belangwekkend en
ingrijpend, experiment, omdat het
vanuit algemene didactische en niet
vak-didactische doelstellingen pro
hert het onderwijs te vernieuwen.
Tevens is het belangrijk omdat door
het kiezen van de leeftijdsgroep,
van 10-14 jaar de scheidslijnen tus
sen basisonderwijs en voortgezet
onderwijs worden doorbroken en
omdat het bovendien geen onder
scheid maakt tussen de huidige ver
schillende schooltypen bij het al
gemeen voortgezet onderwijs. Het
is duidelijk dat Ledo daarmee ook
als een experiment van de door Van
Gelder /zo gepropageerde midden
school kan gelden.
Op een onlangs in Groningen ge
houden persbijeenkomst heeft Le
do zijn doelstellingen en werk
zaamheden uitvoerig toegelicht.
Wat oorspronkelijk was opgezet als
een geschiedenisproject, is uitge
groeid tot iets wat men sociale we
reldoriëntatie is gaan noemen. So
ciale wereldoriëntatie is volgens drs
Van den Berg géén integratie,
van de vakken geschiedenis en
aardrijkskunde zoals bij de „gewo
ne" wereldoriëntatie op sommige
basisscholen tegenwoordig plaats
vindt.
Nee, het is geen nieuw vak of com
binatie van vakken, het is een doel.
Een vak geeft leerstof, met als doel
het beheersen van leerstof. Sociale
wereldoriëntatie wil geen leerstof-
beheersing, zij wil via de leerstof ('t
middel) de leerlingen tot een be
paald doel brengen.
Dat doel valt in drie delen uiteen
instrumentale vaardigheden
d.w.z. het kind zal moeten leren in
groepsverband te werken, zelf
standig informatie moeten kunnen
beoordelen en verwerken enz.
het kind dient tot wereldoriën
tatie te komen, wat inhoudt dat
het zijn mening kan vormen over
maatschappelijke problemen van
de wereld waarin het leeft.
het kind dient zich expressie-
vaardigheden eigen te maken d.w.z.
het kind moet zijn eigen mening
onder woorden kunnen brengen,
uit kunnen beelden enz.
Al is Ledo lange tijd zeer karig
geweest met mededelingen aan de
buitenwacht, er is nu een dik in
terimrapport verschenen over de
periode 1968-1972. Het kost veel
moeite enigszins wijs te worden uit
het aparte jargon waarvan de
schrijvers van het rapport zich be
dienen. Wie zich door een brei
van al dan niet logische redenerin
gen heen worstelt, verlangt naar de
expressievaardige didacticus die in
Algemeen Duidelijk Nederlands kan
uitleggen wat hij bedoelt.
Het is wel daarbij zonneklaar dat
men bij Ledo van het huidige ge
schiedenisonderwijs op basisscholen
en scholen voor voortgezet onder
wijs een zeer geringe dunk heeft.
(Over Aardrijkskunde wordt niet
gesproken, waarschijnlijk omdat in
het project het accent sterk op ge
schiedenis valt).
„Is het nog wel mogelijk, dat leer
lingen alle feiten en veldslagen, en
graven en kabinetten kennen van
het jaar nul tot het Jaar heden?"
Die letterlijk geciteerde vraag be
heerst het beeld van het vak ge
schiedenis zoals dat, althans vol
gens de medewerkers van prof. Van
Gelder, tegenwoordig wordt gegeven.
Die vraag roept vele andere vra
gen op. Zoals: „welk kabinet had
den we ook al weer in het jaar nul?'
maar. dat is verder niet zo belang
rijk. Veel essentiëler is het dat Van
den Berg door het op deze manier
voorstellen van wat de gemiddelde
onderwijzer of leraar in zijn uren
geschiedenis doet, volledig voor
bijgaat aan de didactische ver
nieuwingen die er pakweg de laat
ste vijftien jaar bij het lesgeven
in de geschiedenis zijn ingevoerd.
Niet in het minst door de acti
viteiten van de vereniging van le
raren in de geschiedenis en staats
inrichting (VGN) is het momen
teel niets bijzonders meer, als er
samenwerking met andere vakken
plaats vindt, als er projectonder
wijs wordt toegepast of gewerkt
wordt vanuit bronnen en teksten,
als audiovisuele media worden ge
bruikt, als de zelfwerkzaamheid van
de leerlingen worden gestimuleerd.
Zelfs de grootste leek kan dat
aan de hand van een modern
leerboek direct constateren. Kort
om: het „leren door te doen" Is
voor vele geschiedenisdocenten
een gewone zaak. Van den Berg
verwijt hen eohter dat ze nog ai-
tijd de leerlingen voor hun met
jaartallen beladen karretjes span
nen. En na de leraren aldus van
een klappertjespistool te hebben
voorzien, verschaft hij zichzelf een
machinegeweer, van het merk Le
do, om het vak geschiedenis weg
te maaien.
Vatbaar voor kritische opmer
kingen is zeker de tweede doelstel
ling van het Ledoproject. Terecht
wordtt gesteld dat het kind gewa
pend moet worden tegen indoctri
natie van de kant van de docent.
Van geen leraar kan worden ver
wacht dat hij volkomen objectief
geschiedenis doceert, daarvoor
leent zich dat vak niet. Maar hij
dient uiteraard zijn eigen visie niet
op te dringen. Er moet voldoende
ruimte blijven voor tegenspel, voor
pluriforme meningsvorming.
Ledo stelt dat het objectieve in
formatie geeft aan het kind en
dat daardoor het gevaar van
indoctrinatie wordt vermeden.
Daarover zijn twee opmerkingen
te maken. Wie zegt dat een kind
van 1014 Jaar een maatschap
pijvisie moet ontwikkelen, is da&r-
meer al niet meer objectief. En wie
de auto "een stinkend monster"
noemt, vindt dat de school "ertoe
kan bijdragen dat kinderen leren
om meer te zien in het leven dan
alleen maar diploma's en jaarlijks
salarisverhogingen. Maar dit alles
zal heel moeilijk worden voor ons
allen, omdat wijzelf nog groten
deels in een schaarste-cultuur zijn
geboren en getogen en dus allen
ook min_ of meer behept zijn met
de daarbij behorende mentali
teit", die verschaft geen objectie
ve informatie. Integendeel, die
wekt de indruk het kind in een
bepaalde richting te stuwen, die
lijkt onder politiseren van de leer
ling niet te verstaan: het kind
politiek bewust maken, maar het
een bepaalde politieke mening
suggereren, misschien zelfs wel
indoctrineren.
Deze indruk wordt nog versterkt
door de grote beklemtoning door
Ledo van de actualiteit. Overigens
krijgt de actualiteit ook bij de
huidige eindexamenprogramma's
terecht zeer royale aandacht.
Het wordt echter wel wat an
ders, als koste wat kost de behan
delde stof geactualiseerd moet
worden. Zo heeft Ledo in een on
derwijsleerpakket over Oorlog en
Vrede ondergebracht: de Tachtig
jarige Oorlog, de Eerste Wereld
oorlog. de Cuba-crisis van 1962 en
de problematiek van Zuidelijk Afri
ka. Deze vier onderwerpen hebben
zo weinig met elkaar te maken,
zijn wezenlijk zo verschillend van
tijd, oorzaken en gevolgen dat Je
wel over geniale gaven moet be-
sohikken om op déze wijze kinde
ren begrip en inzicht bij te bren
gen over zulke ingewikkelde za
ken als oorlog en vrede.
Temeer omdat de chronologie zo
grondig wordt verstoord. Nu
is chronologie geen hobby van
historici die de zaken zo graag
op een rijtje willen zetten. Chro
nologie is in de geschiedenis essen
tieel om tot tijdsbesef en relativi
teit van het historisch gebeuren
te komen. Wie de chronologie zó
verstoort als men bij Ledo doet,
die lijkt op weg om kinderen
poespas bij te brengen In plaats
van een gefundeerd oordeel over
een problematiek.
Tenslotte: als kinderen van een
Jaar of elf vragen stellen over een
maatschappelijk probleem, en dat
doen ze, dan lijkt een vak als ge
schiedenis zeer geschikt om ze zich
met dat vraagstux bezig te laten
houden. Alleen dan wél op basis
van een redelijke kennis van za
ken en niet op minachting voor
die kennis, wél op grond van een
enigszins ontwikkeld tijdsbesef 'en
niet op het door eenhaspelen van
tijden, wél op grondslag van ac
tualiteit voor zover die relevant
is, en niet door krampachtige ac
tualisering, wél door een duik in
het diepe, niet door gespartel aan
de oppervlakte.
(Van onze correspondent)
Madrid Herr Walter Scheel,
vioe-kanselier en minister van
Buitenlandse Zaken van Bonn.
dobbert Bosschardt
dinsdagmiddag in Madrid
*an voor zijn tweede officiële be-
in het kader van de regelma
tige, jaarlijkse ontmoetingen die
zijn voorganger met de Spaanse re
gering had afgesproken. Scheel
voelde zich eerst nogal opgescheept
met deze erfenis en in april 1970
bracht hij generaal Franco's rege
ring in verlegenheid door te eisen
dat hij tijdens zijn verblijf in Ma
drid een openlijk gesprek zou
krijgen met een aantal leiders van
de gematigde oppositie die eigenlijk
Enkele dagen geleden werd het
bekend dat Scheel plotseling twee
dagen had vrijgemaakt voor een
verblijf in Madrid, en uit welinge
lichte bron vernam men dat er dit
maal geen gesprek met de opposi
tieleiders werd voorzien. Als mo
gelijke uitleg van al deze nieuwig
heden dook in diplomatieke krin
gen het gerucht op dat Spanje nu
ernstig overweegt onderhandelin
gen te beginnen met Oost-Duits
land.
Ter gelegenheid van het bezoek
bracht 't Spaanse staatspersagent-
schap EFE dinsdag een voorberei
dend interview met Scheel, dat met
de deur in huis viel en begon met
de vraag of het succes van de
Oostpolitik de mogelijkheid niet
vergrootte dat ook derde landen
Oost-Duitsland nu officieel zouden
erkennen. Het bijzonder diploma
tieke (en dus voor meervoudige uit
leg vatbare) antwoord van Scheel
maakte de Spaanse vraag niet min
der interessant.
De huidige minister van Buiten
landse Zaken, Senor Lopez Bravo,
begon z'n ambtsperiode nogal spec
taculair met een jprivé" bezoek
aan Moskou en een versnelling van
de Spaanse „Ostpolttik" die hij met
economische argumenten verde
digde. Madrid heeft nu consulaire
en handelsbetrekkingen met Roe
menië, Polen, Hongarije, Bulgarije
en Tsjecho-Slowakije en enkele
concrete uitwisselingsakkoorden met
de Sowjet-ünie. Officiële contacten
met Oost-Duitsland bleven nog ach
terwege, naar men zegt op verzoek
van Bonn.
Spanje is één van de grote voor
standers van de Europese veilig
heidsconferentie (logisch, aangezien
het op voet van gelijkheid met an
dere Europese staten is uitgeno
digd) die na Nixons verblijf te Mos
kou wat naderbij is gekomen.
Vooral Oost-Duitsland heeft groot
belang bij die conferentie en het
zou dus niet vreemd zijn als Madrid
voordien al een officieel contact
met Pankow opent. Economisch
blijkt Spanje daar voorlopig wei
nig voordeel van te kunnen ver
wachten. De handel met Pankow
valt geheel ln het niet naast de
economische betrekkingen met
Bonn, en de Oostduitsers hebben
tot op dit moment alleen al een
schuld van meer dan twee miljoen
dollar in Madrid achtergelaten.