Afschuiven: leuze van een slappe Lezers schrijven Dr. L. de Jong: heilige koe Prachtig werk Leidse Gezinsverzorging Door C. J. Rotteveel (V~V> CPüóe et) Het hoogste woord van belegen studenten en opgeblazen academici compacta3 DNDERDAG 1 JUNI 1972 Eén van de meest snaakse voor stellen, die ooit in dit land ter ta fel zijn gebracht, bllijft voor mij nog altijd het z.g. witte-fietsenplan, dat enige jaren geleden in de hoofd- j stad nogal wat aanhang vond. Het kwam er op neer, dat de stedelijke overheid van Amsterdam, die daar blijkbaar als een verzameling on nozele kinderen wordt beschouwd, een groot aantal witgelakte fietsen ter beschikking moest stellen van alle burgers, die er dan naar har telust op konden rondraggen. Zou men zo'n tweewieler hlier of daar zien staan, dan zou men er 'n kor tere of langere rit op kunnen ma ken om het vervoermiddel na ge bruik ergens tegen een muur te rtsen ter beschikking van een willekeurige andere burger. 'u geef ik toe, dat de oorspron kelijke bedoeling niet van ideële motieven was ontbloot: men wilde op die manier het probleem van de door veel te veel auto's verpeste straten tegengaan. Op zichzelf een voortreffelijk denkbeeld, dat alle waardering verdiende en nog ver dient. Dat Amsterdam dezer dagen het gebruik van witte autootjes heeft ingevoerd, juich ik dan ook van harte toe. Misschien komt er op die manier nog eens een eind aan het parkeren en zelfs dubbel parkeren van een onvoorstelbare hoeveelheid blik langs de mooiste grachten ter wereld. Maar er is een wezenlijk verschil tussen de „witte fiets" en de „wit te auto". Voor die laatste moet men betalen, men is financieel be trokken bij de uitvoering van dit nuttige denkbeeld, terwijl daaren tegen de fietsen niet op slot moch ten worden gezet en zo maar door iedereen gebruikt moesten kunnen worden. Afgezien van het feit, dat op die manier de gehele fietsenhan- del getorpedeerd zou worden, lag het voornaamste bezwaar natuur lijk in de omstandigheid, dat jan en alleman zonder enige persoon lijke verantwoordelijkheid zou pro fiteren van een plannetje, voor de kosten waarvan de overheid zou mogen opdraaien. Gelukkig is zelfs de Amsterdamse overheid daar nog te nuchter voor geweest. Het kwam er immers op neer, dat van dit nut tige en zelfs originele denkbeeld van enige idealisten geprofiteerd zou worden door een groot aantal lie den, die in feite te beroerd zijn om hun eigen fiets te verzorgen en het wel prettig gevonden zouden heb ben als ze die zorg naar de over heid hadden kunnen overhevelen. Dit verschijnsel nu, overdracht van persoonlijke naar collectieve verantwoordelijkheid, bleek niet al leen uit dat terecht onder tafel ge werkte witte-fietsenplan, maar openbaart zich tegenwoordig, treu rig genoeg, ook op andere terrei nen. De voorbeelden liggen voor het grijpen. Men denke bijv. aan de bestrijding van tandbederf door maar stevig boerentarwe of volko ren. dat alles behoort een ieder op eigen verantwoordelijkheid stelsel matig in praktijk te brengen. En wie dat teveel moeite vindt, moet dan maar met de onaangename ge volgen geconfronteerd worden. In deze tijd klinkt overal de kreet, van „mondigheid" van „de moder ne mens". Welnu, een van de con sequenties daarvan is, dat men vol doende zorg besteedt aan zijn of haar gezondheid en zeker dus ook aan het gebit. Mondigheid en mondzorg Liggen niet alleen taal kundig vlak bij elkaar, maar ook in de praktijk van het dagelijkse leven. Op die grond dus géén fluo ridering. Het is immers dwaas die het toevoegen van fluor aan het drinkwater. Allerlei chemische en medische deskundigen bestrijden elkaar te vuur en te zwaard met argumenten pro en contra. De een zegt, dat het nut de nadelen over treft; de ander betoogt, dat de na delen zo groot zijn, dat een derge lijke maatregel uit gezondheids overwegingen onder geen beding mag worden ingevoerd. De „gewo ne man" volgt die pennestrijd, die Zich ten dele reeds naar de recht banken heeft verplaatst, met -be langstelling zonder echter in staat te zijn tot een definitieve conclu sie. De deskundigen zijn het im mers zélf niet met elkaar eens. Toch ben ik persoonlijk een te genstander van fluoriderang, echter niet op grond van chemische of medische argumenten, maar om dat men de persoonlijke verant woordelijkheid niet naar de collec tiviteit moet afschuiven. En op dat „afschuiven" komt fluoridering toch neer. Tandenpoetsen met een eigen borstel (en niet met „fami lieborstels", zoals in sommige ge zinnen het onfrisse gebruik schijnt te zijn), sterke vermindering van de consumptie van tandbederven- de zoetigheid, geen slap wittebrood „mondige" mens een stuk verant woordelijkheid uit handen te ne men door een collectieve maatre gel, waarvan de gevolgen boven dien onvoldoende zijn te overzien. Er zijn nog meer van die ver schijnselen van overdracht van eigen naar gemeenschappelijke verantwoordelijkheid. Neem de zorg voor het milieu. Overal hoort men het geroep om een schonere omge ving. Prachtig! Maar kijk eens wat de moderne, mondige mens er zelf van terecht brengt. Eén van de landelijke dagbladen publiceer de dezer dagen een artikel over het Wassenaarse landgoed Duinrell, dat door de eigenaars, de familie Van Zuylen van Nijevelt, geëxploi teerd wordt voor massa-recreatie. Als twee handen elkaar wassen worden ze allebei schoon, zegt het spreekwoord. In dit geval kunnen de Van Zuylens ondanks zware be lastingen eigenaars blijven van hun familiebezit en beleven honderddui zenden jaarlijks genoegen aan de ontspanning op een terrein vol at tracties. Een klacht van mevrouw Van Zuylen: waarom moet er zo'n bende achterblijven, waardoor een groot deel van het personeel elke ochtend uren bezig is om de rom mel op te ruimen? De conclusie ligt voor de hand: als het gaat om acties tegen milieuvervuiling door fabrieken knikt iedere Nederlander instemmend en gaat zelfs met bor den vol protesten naar Den Haag. De overheid moet ingrijpen! Maar o wee als er verwacht wordt, dat men geen rommel achterlaat uit dank voor het aangenaam verpo- Zo liggen de feiten dus: over heidsingrijpen moet eigen laksheid maskeren. Of men zoekt de schuld buiten zichzelf. In allerlei publika- ties leest men tegenwoordig over de noodzakelijke verandering van „structuren". De „maatschappij structuur" moet „omgeturnd" wor den. Larie, er moeten geen struc turen gewijzigd worden, maar men sen moeten veranderd worden. Mondige mensen! Als die mensen veranderen, wijzigen de structuren zich vanzelf. Men denke in dit verband ook aan de actie tot spelvernieu- wing". Ook al zo'n symptoom van de omgekeerde methode. Onderwij zers, die blijkbaar niet in staat zijn de eenvoudige spellingregels aan hun kinderen in te prenten, dienen zich in te spannen om hun eigen onderwijsmethode te verbeteren, maar moeten het niet zoeken in verandering van „de omstandighe den". Want daarop komt die ge vaarlijke tendens in de moderne samenleving toch neer. De tekor ten liggen zogenaamd niet bij de mens zelf, maar bij de „omstan digheden". Fluoridering ontheft de mens van een stuk persoonlijke verantwoordelijkheid; nieuwe spel ling ontheft de onderwijzers van een stuk inspanning dat al 'n eeuw lang wél opgebracht scheen te kun nen worden; bezuiniging op defen- siekosten ontheft Nederland van een stuk verantwoordelikjheid, dat dan maar naar anderen en in het bijzonder naar Amerika kan afge schoven worden; geroep om milieu verbetering maskeert de plicht van de mens, zelf orde op zaken te stel len als hij in de natuur vertoeft. Het wordt tijd, dat al dit collec- tieve gedoe eindelijk eens veran derd wordt in het wijzen van de mondige mens op zijn eigen aan sprakelijkheid. Want dat is immers het kenmerk van .mondigheid": dat men zelf voor zijn gebit zorgt en niet de last overhevelt naar de overwerkte tandarts of, nog gemak kelijker, naar de fluoriderende overheid; dat men zelf de rommel opruimt, die men achterlaat na een pcknick en niet de eigenaar van het bos daarvoor laat opdraaien; dat men niet met „structuurveran dering" schermt, maar de mens op zijn plichten wijst. Men sta voor zijn eigen daden. Het is een treuri ge paradox, dat de kreten over „mondigheid" en „nieuwe mens" gepaard gaan met allerlei voorstel len veelal uit dezelfde hoek die juist in tegenovergestelde rich ting wijzen. De trots van een waar lijk mondige mens is gelegen in het besef van zijn eigen verantwoor delijkheid. ADVERTENTIE Keulen 31 mei1972: Herr Doktor von Rütersdorf oefent de flikflak. Om nou eens op een an dere manier z'n vreugde te uiten dan met 'n kuitenflik ker, oefent Herr Doktor von Rütersdorf in 't geniep op de flikflak. Oftewel een achter waartse handstand overslag. Dat kost deze hiezondere man wel wat inspanning. Maar hij blijft fris en mon ter dankzij zijn eigen uitvin ding Deocologne Extra Dry. De nieuwe droge deodo rant van 4711. Die inmiddels ook hier in Nederland druk verkocht wordt in groene bussen van 3.7S en 5.50. Essentieel verschil tussen witte fiets" Schimmelpenninck en zijn witkar. en „witte auW. Luud Plaatsing van ingezonden stukken behoeft geen redactionele instemmlnf te betekenen. De redactie behoudt zich het recht voor, brieven te bekorten of eventueel terug te zenden. ADVERTENTIE Men moet niet tegen hooggeleerde heren opzien. De mens is een zeer beperkt wezen en zelfs de meest ontwikkelde intelligente figuur weet maar betrekkelijk weinig, ook van de zaken waarin hij is gespeciali seerd. Prof. dr. L. de Jong, geen genie l^laas, vormt daarop natuur lijk geen uitzondering, hiat beroerde is echter dat De Jong idoor velen volkomen serieus geno men wordt en wat hij schrijft door door velen als dogma's worden aanvaard. Dat vermoed ik tenminste. Ik- heb eens een artikeltje aan een tijdschrift gestuurd met de vraag of de redactie mij zo spoedig mo gelijk wilde laten weten of het geplaatst werd of niet. Dat artikel je een kritiek heette Puzze len met prof. dr. De Jong. Ken nelijk is de inzending daarvan als een heiligschennende daad be schouwd, want ik heb er nooit meer wat van gehoord. Natuurlijk kan De Jong wel iets. Er zijn stukken in zijn boeken die uitstekend en boeiend geschreven en goed doordacht zijn, maar er zijn ook stukken door hem samen gesteld die m.i. volkomen waardeloos zijn. Dat kunnen, of willen, vele mensen zich niet voorstellen. De Jong is toch niet zo maar iemand, hij is professor doctor, directeur van het Rijksinstituut voor oorlogs documentaire en dè auteur van hét standaardwerk. De vakmand die het wel weten zal. die bovendien inedewerking en bijstand heeft van tal van geleerden en specialisten. Het is mij overkomen dat er twee door mij samengestelde en in een tijdschrift opgenomen artikelen als hoofdstuk in het boek van een ma rineofficier verschenen en daar als zijn werk werden voorgesteld. Ik had mijn werk en dat wat hij het zijne noemt graag eens naast, elkaar in een dagblad gepubliceerd gezien! Ik heb het uw rubriek Al- tona wel eens willen voorstellen, maar het gaat over dwergduikbo ten in de tweede wereldoorlog en ik vermoed dat het voorstel wel met de veronderstelling van „daar is geen belangstelling voor", zou zijn afgewezen. En daarmee is voor mij de mogelijkheid om deze marine officier aan de kaak te stellen (voor lopig) verkeken. De lezer zal begrijpen dat ik na deze ervaring er helemaal huiverig voor ben niet-gepubliceerd werk ter inzage te geven, omdat ik vrees dat er wel eens het een en ander zou kunnen worden gekopieerd. Zeker als het artikelen of aantekeningen zijn die tegen De Jong ingaan en over zaken handelen waar men tot dusver niet bij stil gestaan had. Ik heb met een geschiedenishoog leraar gecorrespondeerd en hem 'n bundel kritiek die ik op De Jong had laten lezen om te weten te komen hoe hij als collega van De ADVERTENTIE NEDERLANDSCHE MIDDENSTANDSBANK Een bank waar je mee op vakantie iaat Jong er over dacht. Deze hoogle raar stelde mij o.a. voor, de fou ten die ik in De Jongs boeken had ontdekt aan De Jong ter hand te stellen. Zo helpt de ene onderzoe ker de andere, zei hii, en u dient er de wetenschap mee. Dat heb ik niet gedaan. De kri tiek maakt deel uit van een boek over de meidagen, dat ik bezig ben samen te stellen. Alleen het op schrift stellen van die kritiek op De Jong vergt maanden en maan den werk. Voorlopig verdien ik er niets mee, waardoor mijn werk al gauw als hobby en liefhebberij wordt gezien, de kans dat het ooit wordt uitgegeven is klein en als 't verschijnt zal het voor mij ook al geen vetpot opleveren, 'n vrij uit zichtloze beweging dus. Is prof. De Jong, vraag ik mij dan af, net zo'n gedrevene als ik? De Jong kreeg sinds 1955 naast zijn inkomen als rijksambtenaar voor de werkzaamheden aan zijn standaardwerk een extra jaarlijkse vergoeding. Die jaarlijkse vergoe ding verviel in 1968 toen zijn boe ken gingen verschijnen. De popu laire editie werd op staatskosten, gedrukt. Van elk verkocht boek kreeg hij 5 pet (bij elkaar zo'n f 175000). Bij een particuliere uitgever ver scheen de wetenschappelijke editie. Wat daarvan is verkocht en wat dat De Jong heeft opgebracht is mij niet bekend. Omdat De Jong zijn tijd voor zijn standaardwerk nodig had kon hij natuurlijk geen andere werkzaam heden verrichten: zoals werkzaam heden voor de tv, film en De Ge- illustreerde Pers (Bericht van de Tweede Wereldoorlog)dat is logisch, maar niet logisch vind ik dat Veringa vond dat hij daarvoor compensatie verdiende. Nu krijgt, De Jong in plaats van een bedrag je voor elk verkocht boek van de populaire editie een „schadeloos stelling". Het bedrag wordt niet ge noemd. Een man met zo'n inkomen zie ik niet meer als dienaar van de wetenschap, en een man met zulke inkomens ga ik niet gratis van advies dienen. De medewerkers van De Jong schijnen niet in de opbrengst van boeken te delen; maar ja. De Jong heeft dan ook de verantwoorde lijkheid op zich genomen van alles wat hij in zijn boeken wereldkun dig maakt. Ik vraag me overigens af of De Jong onder die verantwoor delijkheid gebukt gaat en of het zin heeft hem op zijn fouten opmerk zaam te maken. In Ons Leger jaargang 1970 nr 8 schreef de majoor E. H. Brongers een kritiek op De Jong's Mei '40 Hij somt daarbij een aantal door de Jong gemaakte fouten op, een greep uit het totaal. De Jong gaat daar nauwelijks op in, waaruit ik concludeer dat het De Jong maar weinig interesseert. In De Volks krant van woensdag 29 april '70 had de polemoloog Tromp 't over blin de vlekken in 't zicht van historicus De Jong. Hierop is geen commen taar van De Jong verschenen en evenmin zover ik weet op een ar tikel van dr. N. Tj. Swierstra in Vrij Nederland van 8 nov. 1969, d>ie een paar blz. uit deel I onder de loep nam en sprak over een schoolvoor beeld van slordige geschiedschrij ving. Ik zou zeker een 50-tal van die artikelen als Swierstra kunnen schrijven, over de zaken die De Jong slecht heeft bestudeerd, zijn foutjes, onjuistheden, het niet deugen van vele details, zijn op pervlakkigheid en slordigheid, gro ve en stomme fouten en het vol komen er naast zitten, zijn ondes kundigheid waardoor hij niet in staat is bepaalde zaken te onder scheiden, belangrijke zaken voor bij gaat, verkeerde conclusies trekt, verkeerde informatie verschaft over zijn kruiswoordpuzzels en crypto grammen en de uitermate slechte correotie van de boeken. Kortom de Jong uitgebreid aan de kaak stel len. Maar wie zou ze publiceren? Nie mand! De Jong gaat dus, afgezien van een paar speldeprikken, vrijuit. Hij blijft de man die het allemaal zo goed weet. FRED VOS Zoals allen, die in de maatschap pelijke dienstverlening werkzaam zijn in Leiden, zijn ook wij van mening, dat de toestand in deze stad verre van rooskleurig is. Maar met de nota „Stand van de bejaar denzorg in Leiden" zijn wij niet erg gelukkig, omdat deze een té somber beeld tekent. De nota is niet juist in zijn cij fermateriaal wat betreft de hulp verlening aan de zelfstandig wo nende bejaarden. Hierin staat dat slechts 40 helpsters zouden werken bij de gefusioneerde stichting. Vóór de fusie, 1 juli 1971, was dit aantal ruim 100 en per 1 januari 1972 waren er 122 helpsters bij be jaarden in dienst. Dit aantal groeit nog steed's en binnenkort zal dit. behoudens goedkeuring van het mi nisterie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk werk, 150 zijn. In het afgelopen jaar kregen ruim 300 bejaarde gezinnerf teza men 52.315 uren hulp. Onze mede werksters. de bejaardenhelpsters, geven 2 a 3 ochtenden per week be jaardenzorg. Per week worden er 192 verschillende bejaarde gezin nen geholpen. Behalve dat onze bejaardenhelp sters voortreffelijk de oudere mens bijstaan in het huishoudelijke werk, hebben zij een open oog voor de andere noden waarmee d'e bejaarde kampt. Zij hebben hier voor ook een cursus gevolgd om de ze noden te signaleren en deze, sa men met de leidsters, te brengen bij de met ons samenwerkende tak ken van dienstverlening in de stad Leiden, zoals de Gemeentelijke Ge neeskundige en Gezondheidsdienst, de huisartsen, het Algemeen Maat schappelijk Werk, de Gemeentelij ke Sociale Dienst, het Diensten centrum en Tafeltje dekje, Ge meenschap Zuid-West en vele ande re. Wij betreuren het, dat in ge noemd rapport niet tot uiting komt, dat aan alle gezinsverzorgingsin stellingen in Nederland een per soneelsstop is opgelegd. Dank zij onze fusie is het toch nog mogelijk om „mondjesmaat" bejaardenhelp sters aan te stellen. Ook is niet vermeld, dat de Gemeentelijke Sociale Dienst in bijzondere geval len voor huishoudelijke hulp bij kasteel KEUKENHOF LISSE Het Leidse KVP-raadslid Corne- lisse is op een openbare PvdA-ver- gadering boos geworden op PvdA- lid Adam Vondeling. Want Adam Vondeling had een motie ingediend En de hr. Cornelisse had die motie "onbeschoft" gevonden. De bij het „incident" aanwezige Journalist van het Leidsch Dagblad vond de woordenwisseling tussen Vondeling en Cornelisse niet belangrijk genoeg voor zijn verslag van de PvdA- avond, waar deze voor de plaatse lijke politiek niet belangrijke dis cussie plaats vond. Geen nood: Adam Vondeling grijpt zelf de pen en wendt zich per ingezonden brief tot de lezers van uw blad (d.d .29 mei j.l.) om hun eens precies te vertellen hoe alles zat. En inderdaad, nu ik de motie, die Adam Vondeling in zijn inge zonden brief integraal opneemt, thuis rustig overlees begrijp ik niet wat KVP-er Cornelisse er zo onbeschoft aan vond. Maar ik her inner me maar al te goed dat ik de motie het toppunt van arrogan te dwaasheid vond toen ik hem door Adam hoorde voorlezen. Zo op het gehoor was het een volslagen zinloos stukje "socialist'sche" ver bale agressie tegen de KVP, die de PvdA er in „de nacht van Schmelzer" zo lelijk tussen geno men heeft. Op schrift gesteld blijkt het nog minder te zijn: de motie-Vonde ling was een ouderwets nieuw» links verhaaltje zonder enige be tekenis, klanken zonder enige in houd. Dat is natuurlijk ontzettend aardig uit historisch oogpunt: in een tijd dat de PvdA landelijk allang weeii over samenwerking met de KVP denkt (André van der Louw bij Dé] Zeeuw enz.) wordt de Leidse PvdA steeds meer een reservaat van oudbakken linksheid: dezelfde stu denten onder wier leiding de Alge mene Leidse Studenten Vereniging, de Studentenvakbeweging enz. ophielden te bestaan, zijn nu aan de Leidse PvdA bezig. Leiden, dej enige stad met Corpsstudenten die nog vleten wat stijl is, en met tien de jaars Nieuw-Linksers die anti- KVP-motie's proberen in te die nen! Gelukkig heeft de PvdA zelf: niet over de motie van Vondeling gestemd. Maar het blijft ("voor dc Leidse bevolking") triest dat op een PvdA-vergadering het hoogst* woord wordt gevoerd door beleger studenten en opgeblazen academici en dat de verstandige taal van 'x man als PvdA-fractie-voorzittei Van Aken geen (of weinig) gehooi vindt. Want bedenk goed: met 2 in de raad heeft de PvdA een aan bod van 50% in het College gewei gerd. Wie geneest de PvdA? H. JAN SET Leiden ADVERTENTIE bejaarden grote bedragen uitgeeft. Het bestuur, dat zich veel ener gie en moeite heeft getroost, de in stellingen tot A-instelling, d.w.z. aangewezen instelling door het mi nisterie, om te bouwen en daardoor de mogelijkheid van groei van de bejaardenhulp open te houden, heeft zijn beleid ook op een ver dere krachtige uitbreiding van de ze tak van zorgverlening gericht. Leidsters gezinsverzorging en be jaardenverzorging van STICHTING GEZINSVERZOR GING LEIDEN, Morssingel 8, Leiden. van LEWENSTEIN klein, licht, handig, en ó-zo-kompleet L. WESTERDUIN MAARSMANS i EEG 8 LEIDEN TEL. 01710-20 685

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1972 | | pagina 11