E VUILNISBELT VAN DE MIJNEN d de Braak: „Entertainment staat voorop" ongelukkigste dorp Nederland) Even ten oosten van Geleen verheft zich hoog en dreigend de mijn Maurits, een omvangrijke, nachtzwarte kolos die niet alleen hhet landschap beheerst maar ook de sombere gedachten van de in woners van Urmond. Wie tussen Schelde en Dollart een treuriger en ongelukkiger dorp weet mag het zeggen. „De mijnen hebben Urmond zwaar gestraft", zei de oudmijnwerker Maessen terwijl hij naar de berg wees bij deze eenvoudige verklaring stokte zijn stem van emotie. De sluiting van de mijnen heeft Zuid-Limburg, behalve met de op komst van een reusachtige chemi sche industrie, verrijkt met een stenen nalatenschap waar nie mand goed weg mee weet: de enorme steenbergen die als zwar te grasheuvels overal in het zo zwaar beproefde landschap oprij- Bij Geleen sloot de Mauris in 1967. Twee Jaar later vonden het provinciaal bestuur van Lim burg en de directie van de Staatsmijnen (DSM) de eensge zinde oplossing om het norse ge vaarte van de aardbodem te doen verdwijnen. De berg zou worden afgegraven. DSM was dan een stukje uitbreidingsgrond van ze ker 40 ha. rijker en de provincie kon met de 25 miljoen ton vrij komende mijnsteen talrijke grint gaten langs de Maas gaan dich ten. De Rotterdamse firma Ooster- wijk met 40 miljoen gulden de laagste inschrijver werd be last met de trage executie (het contract vermeldde zeven harde werk-Jaren); de uitverkoren af- voerroute liep via een railverbin ding met het druk ratelende trein verkeer naar de nieuwe overslag haven in het Julianakanaal. waar de grauwe lading in sche pen werd gekieperd. Pal aan de overkant lag het oude dorp Ur mond met frontaal aan het Ju lianakanaal zelf een wijk waarin afgevloeide en gepensioneerde mijnwerkers een eigen huisje had den gekocht om er de rust en de zegen van de oude dag te onder gaan. De gemeente Urmond telt nog geen 5000 zielen: veertig procent van de bevolking is ouder dan 55 jaar, liefst 35 procent mag op me dische indicatie niet meer werken voornamelijk die in de tientallen Jaren dat ze tot Lim burgs voorspoed onder de grond kolen loswrikten versteende lon gen opliepen geen dokter die daar iets tegen doet. De mijn spuugde ze. hoestend en kortademig, tenslotte weer naar boven toe, naar het zon licht, het zuurverdiende eigen huisje en het bronsgroen eiken hout dat er in Urmond al niet meer was: het plaatsje ligt weer loos aan de voeten van de als ijze ren kathedralen oprijzende che mische industrieën, de horizon vlamt en braakt roestbruine wol ken uit en sluipt als een dief in de nacht steeds dichterbij als helse wachters liggen dan ook nog eens de stinkende afvalpjaat- het chemische moeras dat het dorp, dat zich zijn groen nog her- l eindeloze treurig- muis die brulde. Het actiecomité za melde 1800 in. een advocaat snelde naar Den Haag en de Kroon gaf de gepensioneerde mijnwerkers gelijk: voor het werk in de overslaghaven was verzuimd op het gemeentehuis van Urmond een ontheffing van de hinderwet aan te vragen. Het Rotterdams bedrijf waarop Urmond geen kritiek laat horen, alle verbittering geldt provincie en staatsmijnen begaf zich. om be grijpelijke redenen, terstond naar het raadhuis. Nog geen maand gele den beslisten b. en w. echter dat de ontheffing niet wordt gegeven. De zoveel geestelijke nood en lichame lijke klachten uitzaaiende haven zou bovendien worden gesloten. En waarom ook niet? Vijfhonderd me ter verderop ligt immers, zwijgend en werkeloos in de kale en lege vel den, de overslaghaven van Stein. Maar voorlopig blijft de kleine we reld van Urmond nog wel even vol stof en lawaai: de uitspraak in het hoger beroep dat de firma tegen het oollegebesluit bij de Kroon aan spande zal nog wel een half jaartje op zich laten wachten: tot zolang in elk geval blijft het donderende lossen aan de overkant Urmond met schrik en beven vervullen. „Een geplaagde gemeente", knikte wethouder Jansen nogmaals, „hier achter het gemeentehuis is het Ju lianakanaal, driehonderd meter de andere kant op stroomt de, door de chemische industrie overigens totaal vergiftigde Maas .Urmond kan geen enkele kant op, we zijn helemaal opgesloten. Door de aanleg van de E-9 zitten we helemaal in de tang. De chemische industrie komt steeds dichterbij. Waar is de grens? Waarom wordt er niet aan de men sen van Urmond gedacht. Velen lij den aan verstening van de longen, als het slecht weer is krijgen ze haast geen lucht. Ze hebben hun gezondheid in de mijn gelaten, nu zijn ze eindelijk boven om te ont dekken hoe weinig er aan hen ge dacht wordt". Maessens strijdbare actiecomité-me destander P. Tholen roept even la ter uit: „Er is geen rekening met ons gehouden. Ik ben mijn hele le ven ondergronds geweest. Ik heb er stof longen aan overgehouden. Waarom mag ik eindelijk niet eens een beetje rust hebben? Waarom moeten ze ons gewone mensen van Urmond hebben. Mijn beste vriend is ook Eil uit het dorp vertrokken, hij kon niet meer tegen het lawaai op, hij sliep niet meer, hij werd er gek van, zenuwpatiënt dat was-ie toen hy weg ging". Zo beleeft een klein en onbekend dorp in Limburg de zeventiger Ja ren. Urmonds bittere tragedie is er al niet eens een van de allerjongste tijd. In de dertiger Jaren begon, langzaam maar zeker, de bodem te zakken de mijn deed zijn eerste, ondergrondse aanval op het toen pittoresk in het bronsgroen knikke bollende plaatsje. Urmond is inmid dels zeven meter gezakt, ettelijke huizen die vroeger over de weilan- Ze hebben ons zwaar gestraft; waarvoor weet niemand den uitzagen kijken nu tegen een dijk aan. „Bovendien", klaagde met treurige stem wethouder Janssen, „is het mooiste gedeelte van het dorp door die verzakkingen verdwenen. We hadden een prachtig klooster van de paters, er was een heel mooi re dershuis. maar alles is verdwenen. Afgebroken omdat Je er in de win terdag niet meer komen kon. Alles stond onder water, ik heb het zelf meegemaakt dat je zondags met een bootje naar de kerk voer". Janssen schudde gelaten het grijze hoofd. „Urmond is werkelijk een door de mijnen zeer geplaagde ge meente", zei hij nog eens. De verzakkingen die Urmond trof fen hebben meerdere trieste gevol gen dan alleen de sloop van het idyllische centrum de gepensio neerde mijnwerkers zijn er om dat smartelijk te bevestigen. „Ik ben 36 Jaar ondergronds ge weest", zei Maessen, terwijl de emo tie bijna zijn stem brak, 36 Jaar gruwelijk slavenwerk. Mijn longen zijn er versteend, ik ben voor 100 procent afgekeurd, daarom ben ik zeer kortademig. Nu is her en der de grond zeven meter gezakt. Ber gen en dalen zijn het geworden. Maar weet u wel wat dat voor mij en anderen betekent? Ik kan niet meer lopen, ik kom met de fiets te gen geen berg meer op, ik kan niet eens meer zelf naar het postkantoor gaan". Naar de in WV-folders en carna valsteksten zo verheerlijkte Lim burgse vrolijkheid is het in Urmond tevergeefs zoeken noch de kolen- winning noch de chemische indu strie hebben ooit enig meegevoel getoond met een kwijnende dorpje in hun overvloedige arbeidsveld. Zelfs Gods vrije natuur diep in het roomse zuiden roep de kille gevoe lens van afkeer en walging op. Bre de. witte mistslierten drijven als de koude adem van de chemische fa brieken over de wegen en de dor geslagen weilanden. Naast het dorp stroomt bruin en drabbig het beekje de Ur. Uit het water met zijn che mische afvalstoffen stijgt een weer zinwekkende stank op; ook deze hardvochtige vorm van milieubederf is het ongelukkige dorp niet be spaard gebleven. Zo mooi „Vroeger liepen we er vaak. het was er zo mooi. zó mooi", zei de vrouw van de oud-mijnwerker Stein, „nu komt er bijna niemand meer. Het is er verschrikkelijk. Je moet er een zakdoek voor Je neus houden". „Waar is hier de recreatie voor de gepensioneerde mijnwerker"? vroeg de heer Tholen zich af, „hij kan zich hier nergens meer ophouden. Hij moet naar een ander dorp voor een beetje frisse lucht". Tholen doelde ook op de vijvers die zich naar de kant van de Maas uit strekten. Het ontstaan van de vij vers had te maken met het in de grond wegzakken van Urmond: eens waren er recreatie-plannen geweest, maar de kuilen werden nu volge spoten met het afvalslik van een chemische wasserij. En du6 her haalde Maessen het nog eens: „Ons mooie dorp is de vuilnisbelt van de mijnen geworden. Ze hebben ons zwaar gestraft: Waarvoor weet nie mand". Misschien houdt de nabije toekomst nog ingrijpender veranderingen voor Urmond verborgen. Enige weken ge leden werd de gemeente genoemd als een van de twee plaatsen waar voor 1975 een Limburgse kerncen trale moet verrijzen. ,Jk kan er nog geen zinnig woord over zeggen', zuchtte wethouder Janssen, „maar hoe moet het met het koelwater? Zullen we onze visjes dan ook al kwijtraken?" lachsalvo's en open doekjes klinken minder hol dan men zou denken in zo'n situatie. Ik verveel me geen moment en het naar de voorste rij- Jen gedirigeerde publiek, blijkens de reacties, ook niet. '8 Middags hebben we een gesprek over theater en zijn show. Een Jaar geleden deden we hetzelfde, maar toen moest Téte k Ted H nog in première. Ondanks de wisselvalligheid in be zoek mag hij over publiek-reacties toch niet klagen. Ted legt het uit. „De teleurstelling is vooral, dat cri tici bepaalde zaken niet hebben ge zien in mijn programma. Over het algemeen waren de kritieken goed. We hadden er wat aan. Als er be zwaren waren tegen het program ma, dan was dat gericht tegen het deel na de pauze. Dat hebben we ook veranderd. Het is nu veel be ter". „Wat Je aan beroepsschrijvers niet uit kunt leggen is echter Je opvat ting over het werk dat ik daar sta te doen. Je kunt niet gaan uitleg gen van tevoren wat Je met een be paalde tekst bedoelt. Het publiek voelt het vaak wel aan. dat is voor mij de troost dat ik het toch wel op het toneel kan zetten. Misschien is het voor velen het lolbroek-etiket dat ik om de een of andere reden heb verdiend. Daardoor zoekt men, of wil men niets achter bepaalde teksten zoeken. Dingen die ik wel bedoel en ook meen. Dat kan aan mij liggen natuurlijk". Die verwarring over de diepere ach tergronden van die teksten kan na tuurlijk ontstaan, omdat Ted de Braak zoveel gezichten heeft in het publieke leven. „Dat kan ,maar voor mij zijn het rollen. Net als een toneelspeler, die iedere keer weer een andere rol beetpakt. De echte artiest De Braak staat toch echt in het theater. Maar Je weet zelf wel hoe moeilijk het is van theater alleen te leven* Het moet ook kunnen samen gaan. Het tv-publiek dat Je spontaan al lerlei dingen stuurt van geborduurde zakdoekjes tot een model openhaard en het theaterpubliek dat Je moet winnen voor applaus. Ik zou het een niet voor het ander willen la ten. Maar bij alles wat ik doe staat entertainment voorop. Ik ben niet onder de cabaretmensen te scha- Heeft Farce Majeure invloed op Je theaterwerk? „Uiteraard. Vooral van de mensen waarmee we het programma m«ic»n leer Je veel. Een Pola bijvoorbeeld is een geweldige leermeester. Alleen de taxatie van hoe iets overkomt is op tv natuurlijk heel anders dan in het theater. Als we dit gesprek door de telefoon zouden voeren, dan zou het heel anders verlopen. De directe confrontatie schept een ander< sfeer". /eede helft van 1969 rijden aan de overkant van het eerste steen-treinen voor; vanaf die dag is het leven Urmonders nog meer verziekt. Het door het water xtra weerkaatste kabaal van de stoppende, remmende pende treinen is nog niets vergeleken met het geknars, gedonder dat de langzame val van de mijnstenen in Dpen rivieraken begeleidt. Het tergende, onderbroken et aan de zenuwen van de mensen aan de overkant is er het somber en moedeloos stemmende besef dat van de mijn hen nu als de schaduw van de duivel, gronds achtervolgt. Hermans, Kan, Van Veen, Van Vliet en Gaaikema sinds zij gevestigde cabaretnamen zijn, een zaal. Zij hebben een harde kern onder het theater- komt, ook al is een programma wat minder. Als je heet dan heb je die zekerheid niet. Iedereen kent het beeld van De Braak loopt bij het publiek wat Aan de ene kant de geliefde presentator van volkse zoals „Met liedjes het land in" op tv en „Tussen twee" op de radio. Aan de andere kant de hechte, niet ^fcnken, man van het goedmoedige satirische programma Wat kan je van zo'n gespleten figuur verwachten waar hij aan geinkunst doet. Een door hem zelf kwalificatie van zijn „Tête a Ted "-programma's. gen, oude bomen plant men moei lijk over. Maar die mensen werden gek, die konden het niet meer uit houden. Als wij een huurhuis had den waren we ook al lang verdwe nen. Maar we hebben een eigen huis. dat nooit te verkopen is. Wie wil er nu in Urmond wonen?" Zulke deprimerende verhalen ver neemt men overal langs het Julia nakanaal huisvrouwen tonen met vermoeide gebaren dikke stoflagen op wasgoed en daags daarvoor ge poetste raamkozijnen; verhalen over stofwolken, schrikaanjagende knal len, oogirritaties, nog grotere adem halingsmoeilijkheden en leermoei lijkheden van de schoolgaande jeugd volgen elkaar in oeverloos ge tal op. Bij alle woede en verdriet komt de totale verbijstering over de vraag: waarom, in hemelsnaam, moest de helse overslaghaven precies tegen over de bebouwde kom van Urmond worden geprojecteerd, waarom, in hemelsnaam werd geen gebruik ge maakt van de al jaren gereed lig gende, werkloze en zich 500 meter zuidelijker bevindende overslagha ven van het dorp Stein? Staatsmij nen noch de provincie Limburg kunnen of willen het antwoord ge ven: hun zwijgen wakkert in het dorp alleen nog maar de onlustge voelens aan die willen dat „Urmond altijd al de vuilnisbelt van de mij nen is geweest." Actie comité De laatste vergelijking is van de al genoemde oud-mijnwerker Maessen, een op de dorpszaken somber reage rende Urmonder die vorig jaar met enkele andere gepensioneerden het actiecomité „Leefbaarheid Urmond" oprichtte. „Urmond is een geplaagde gemeente", klaagt ten stadhuize de bejaarde wethouder Janssen, „ge plaagd door de staatsmijnen waar we in feite niets tegen in te bren gen hebben. Als wij iets anders wil len krijg je gewoon een koninklijk besluit, wij worden van boven af gedirigeerd". De steeds gigantischer en spookach- tiger aan de nabije horizon oprij zende chemische industriën hebben het kleine en ongelukkige dorp ech ter nog niet helemaal geconfiskeerd. Vorig jaar sloeg Urmond terug, een dat het beeld verwar- peel rollen", zegt hij. dat hij in het licht- voor radio van presentator speelt, in het theater de ech- is, die ondanks de honderd voorstel- zijn tweede „Tête a teleurstellend Ted ook dit Jaar in nog niet helemaal tot !s gekomen. genoeg hoor. De vrije ïen in Rotterdam liepen m torlijk. Gemiddeld zo'n man in de Kleine Dat is zeker in Rot- »aar zoveel theaterpro- Ri iklopen, geen kleinigheid", lus, maar de teleurstelling beweegt zich in de richting van de erkenning door de vakgenoten en professionele theaterschrijvers. Dat maakt hem wat onzeker. „Ik moet mijzelf in bedwang hou den, want het liefst zou ik nu de kassa opbellen en vragen hoeveel kaarten er verkocht zijn voor van avond", zegt hij in zijn flat in Bui- tenveldert. Binnenkort vertrekt hij naar een rianter woonverblijf in de Betuwe. Het gaat hem goed, dat wel. Hij stond enkele weken in het Haagse Diligentia. Vrije voor stellingen. Altijd een gok natuurlijk. „De eerste dag was het matigjes en de tweede dag was het bijna vol". Deze avond zou het zeer matigjes zijn. Zestig mensen, die naar Mieke Bos en Ted de Braak komen kijken. Erg weinig voor zo'n riante zaal. Als ik hem dat in de pauze vertel schatert hij. Of een lege zaal wat aan zijn banksaldo zou verande ren. Daarvoor ligt hij te goed bij het tv-publiek. De voorstelling wordt ook met zestig mensen een succes. Dankzij Ted's aangeboren talent. De leegte is snel vergeten en de j hebben wij dit ver eg ons het echtpaar tras half twaalf en we is in de tuin waarin de Uizes vermoeid en zeer ;in spitwerk verrichtte, aar in de mijn gewerkt, en huis aan het Julia- Lirnnen kopen, maar nachtportier toch nog ik nu moeten sla- „ik kom om half ze- werk thuis. Precies op waarop de ellende aan begint. Het piepen van slaan van de bak- van de transfor- zo verschrik- ik vaak om elf uur Er is dan alléén is in je kop, slapen kun lote kwam naderbij ge- haar is het nog erger", 7e krijgen het wel alle le zenuwen, maar zij toch nog meer gede- ik". deze hele buurt van den dit nog moeten beaamde zijn vrouw, 's nachts niet van sla- in mijn bed en ik lig van het lawaai. Ik lig 'achten tot het weer be- het. En ik lig ook mijn man te denken, vind ik het het ergste. Jaar heeft hij onder re eten, nu gooien ze hem ijn kop". maar het doet geen afbreuk aan de sfeer. Achter mij fluistert iemand, dat hij Ted de Braak toch in een glanzende Porche heeft zien rijden. een zachte stem: „Ik lang in dat diepe Dat het boven de voor ons moest wor- sommigen al te veel. de buurt verlaten, ziek Omdat ze, als wij al- aan Urmond gehecht hier geboren en geto-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1972 | | pagina 15